164 results on '"Opsteegh M"'
Search Results
2. Toxoplasma gondii infections in chickens – performance of various antibody detection techniques in serum and meat juice relative to bioassay and DNA detection methods
- Author
-
Schares, G., Koethe, M., Bangoura, B., Geuthner, A.-C., Randau, F., Ludewig, M., Maksimov, P., Sens, M., Bärwald, A., Conraths, F.J., Villena, I., Aubert, D., Opsteegh, M., and Van der Giessen, J.
- Published
- 2018
- Full Text
- View/download PDF
3. High seroprevalence of Toxoplasma gondii and probability of detecting tissue cysts in backyard laying hens compared with hens from large free-range farms
- Author
-
Schares, G., Bangoura, B., Randau, F., Goroll, T., Ludewig, M., Maksimov, P., Matzkeit, B., Sens, M., Bärwald, A., Conraths, F.J., Opsteegh, M., and Van der Giessen, J.
- Published
- 2017
- Full Text
- View/download PDF
4. Surveillance zoönosen in vleeskalveren 2022
- Author
-
Cuperus, T., Wit, B., Wullings, B., Hoekstra, J., van Hoek, A., van Buuren, C., Dierikx, C., van Duijkeren, E., Hengeveld, P., Opsteegh, M., Cuperus, T., Wit, B., Wullings, B., Hoekstra, J., van Hoek, A., van Buuren, C., Dierikx, C., van Duijkeren, E., Hengeveld, P., and Opsteegh, M.
- Abstract
Dieren kunnen ziekteverwekkers bij zich dragen waarvan mensen ook ziek kunnen worden. De ziekten die hierdoor worden veroorzaakt, noemen we zoönosen. In 2022 is de mest en neus van vleeskalveren op180 Nederlandse bedrijven onderzocht. Ook is bij 55 kalverhouders,gezinsleden en medewerkers onderzocht of ze de ziekteverwekkers bij zich dragen. Het RIVM, de NVWA en WFSR (Wageningen Food Safety Research) hebben dit onderzoek gedaan.Het onderzoek richt zich op verschillende ziekteverwekkende bacteriën.De belangrijkste zijn Campylobacter, STEC, Listeria en Salmonella.Daarnaast is gekeken naar ESBL-producerende bacteriën, colistine-resistente bacteriën en MRSA. Deze laatste zijn belangrijk omdat veel soorten antibiotica daar niet tegen werken.De meeste van deze ziekteverwekkers kunnen bij mensen diarree veroorzaken, maar bij mensen met een kwetsbare gezondheid kunnen infecties ernstiger verlopen. De ziekteverwekkers zitten meestal in de darmen van de dieren en dus ook in de mest. Het vlees kan tijdens de slacht besmet raken. Het is daarom belangrijk om kalfsvlees goed gaar te eten.Campylobacter kwam het meeste voor en is op 96 procent van de bedrijven gevonden. Bij de veehouders en gezinsleden is deze bacterie bij 5 personen gevonden. Het waren wel andere typen Campylobacter-bacteriën dan die de dieren op de bijbehorende bedrijven bij zich droegen. Deze mensen kunnen op een andere manier met Campylobacterbesmet zijn geraakt, bijvoorbeeld via voedsel of andere dieren.STEC-bacteriën, Listeria en Salmonella kwamen wat minder vaak voor, namelijk op 66 procent (STEC), 20 procent (Listeria) en 15 procent (Salmonella) van de bedrijven. Deze drie bacteriën zijn vaker gevonden bij bedrijven met zogenoemde rosé kalveren dan bij bedrijven met blanke kalveren. Twee personen droegen STEC bij zich en één deelnemer Listeria. Salmonella is niet bij de deelnemers gevonden. ESBL-producerende bacteriën zijn op 27 procent van de bedrijven gevonden en bij 3 deelnemers. Het percentag
- Published
- 2023
5. Surveillance zoönosen in vleeskalveren 2022
- Author
-
Cuperus, T, Wullings, B, Hoekstra, J, van Hoek, A, Hengeveld, P, Dierikx, C, van Duijkeren, E, Opsteegh, M, Cuperus, T, Wullings, B, Hoekstra, J, van Hoek, A, Hengeveld, P, Dierikx, C, van Duijkeren, E, and Opsteegh, M
- Abstract
RIVM rapport:Dit rapport bevat een erratum d.d. 04-12-2023 op pagina 89. Dieren kunnen ziekteverwekkers bij zich dragen waarvan mensen ook ziek kunnen worden. De ziekten die hierdoor worden veroorzaakt, noemen we zoönosen. In 2022 is de mest en neus van vleeskalveren op 180 Nederlandse bedrijven onderzocht. Ook is bij 55 kalverhouders, gezinsleden en medewerkers onderzocht of ze de ziekteverwekkers bij zich dragen. Het RIVM, de NVWA(Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit) en WFSR(Wageningen Food Safety Research ) (Wageningen Food Safety Research) hebben dit onderzoek gedaan. Het onderzoek richt zich op verschillende ziekteverwekkende bacteriën. De belangrijkste zijn Campylobacter, STEC(Shigatoxineproducerende E. coli-stammen), Listeria en Salmonella. Daarnaast is gekeken naar ESBL(Extended spectrum beta-lactamases)-producerende bacteriën, colistineresistente bacteriën en MRSA(Methicilline-resistente Staphylococcus aureus ). Deze laatste zijn belangrijk omdat veel soorten antibiotica daar niet tegen werken. De meeste van deze ziekteverwekkers kunnen bij mensen diarree veroorzaken, maar bij mensen met een kwetsbare gezondheid kunnen infecties ernstiger verlopen. De ziekteverwekkers zitten meestal in de darmen van de dieren en dus ook in de mest. Het vlees kan tijdens de slacht besmet raken. Het is daarom belangrijk om kalfsvlees goed gaar te eten. Campylobacter kwam het meeste voor en is op 96 procent van de bedrijven gevonden. Bij de veehouders en gezinsleden is deze bacterie bij 5 personen gevonden. Het waren wel andere typen Campylobacterbacteriën dan die de dieren op de bijbehorende bedrijven bij zich droegen. Deze mensen kunnen op een andere manier met Campylobacter besmet zijn geraakt, bijvoorbeeld via voedsel of andere dieren. STEC-bacteriën, Listeria en Salmonella kwamen wat minder vaak voor, namelijk op 66 procent (STEC), 20 procent (Listeria) en 15 procent (Salmonella) van de bedrijven. Deze drie bacteriën zijn vaker gevonden bij bedrijven met zogenoemde rosé kalveren d, This report contains an erratum d.d. 04-12-2023 on page 89. Animals can carry pathogens that can also cause disease in humans. Such diseases are known as zoonoses. In 2022 manure and nose swabs of veal calves was investigated at 180 Dutch farms. In addition, 55 livestock farmers, family members and employees were also tested for these pathogens. The study was carried out by RIVM, the Netherlands Food and Consumer Product Safety Authority (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, NVWA) and WFSR (Wageningen Food Safety Research). The study focuses on multiple pathogenic bacteria. The most important are Campylobacter, STEC, Listeria and Salmonella. In addition ESBL-producing bacteria, colistin-resistent bacteria and MRSA are investigated. These bacteria are important because they are resistant to multiple groups of antibiotics. Most of these pathogens usually cause diarrhea in humans, but the infections can sometimes be more severe in vulnerable populations. The pathogens are usually present in the animal’s intestines and therefore end up in the manure as well. Meat can become contaminated during slaughter. It is therefore important to only eat veal that has been thoroughly cooked. Of the investigated pathogens, Campylobacter was found most frequently, namely at 96% of the farms. Among livestock farmers and family members, Campylobacter was found in 5 persons. The types of Campylobacter carried by the humans were different from the types found in the calves on their farms. These people could be infected by Campylobacter by other routes, for example via food or other animals. Shigatoxigenic Escherichia coli (STEC) bacteria, Listeria and Salmonella were found less, on 66% (STEC), 20% (Listeria) and 15% (Salmonella) of the farms. These three bacteria were found more often on farms with so called rosé calves then on farms with white calves. Two persons carried STEC and one person Listeria. Salmonella was not found in human participants. ESBL-producing bacteria were found o
- Published
- 2023
6. Risk factors for acute toxoplasmosis in the Netherlands
- Author
-
Friesema, IHM, Hofhuis, A, Hoek-van Deursen, D, van der Giessen, J, Kortbeek, LM, and Opsteegh, M
- Published
- 2023
7. Inactivation of Toxoplasma gondii in dry sausage and processed pork, and quantification of the pathogen in pig tissues prior to production
- Author
-
Damek, F, Fremaux, B, Aubert, D, Thoumire, S, Delsart, M, and Opsteegh, M
- Published
- 2023
8. Surveillance zoönosen in melkvee 2021
- Author
-
Cuperus, T., Opsteegh, M., van der Ark, K., Neppelenbroek, N., Wit, B., Wullings, B., Kool, J., Dierikx, C., van Duijkeren, E., van den Hoek, A., Hengeveld, P., Bos, M., Kuipers, E., Giessen, Cuperus, T., Opsteegh, M., van der Ark, K., Neppelenbroek, N., Wit, B., Wullings, B., Kool, J., Dierikx, C., van Duijkeren, E., van den Hoek, A., Hengeveld, P., Bos, M., Kuipers, E., and Giessen
- Abstract
Dieren kunnen ziekteverwekkers bij zich dragen waar mensen ook ziek van kunnen worden. De ziekten die hierdoor worden veroorzaakt, noemen we zoönosen. In 2021 onderzochten het RIVM, de NVWA en WFSR (Wageningen Food Safety Research) hoe vaak een aantal van deze ziekteverwekkers voorkwamen bij melkvee op 185 Nederlandse melkveebedrijven. Ook hebben 107 melkveehouders, gezinsleden en medewerkers aan dit onderzoek meegedaan om te kijken of zij deze ziekteverwekkers ook bij zich dragen. Bij de onderzochte koeien en kalveren komen een aantal ziekteverwekkers vaak voor. Ze zitten in de darmen van de dieren en dus ook in de mest. Melk kan tijdens het melken in aanraking komen met mest en op die manier besmet raken. Mensen kunnen de kans op een besmetting verkleinen door geen rauwe melk of rauwe melkproducten, zoals kaas, te consumeren. Het vlees kan tijdens de slacht besmet raken. Het is daarom belangrijk om rundvlees goed gaar te eten. Het RIVM heeft gekeken of dezelfde ziekteverwekkers in de ontlasting of in de neus van deze mensen voorkwamen. De meeste van deze ziekteverwekkers veroorzaken bij mensen diarree, maar soms kunnen infecties ernstiger verlopen. Daarnaast is er naar ESBL-producerende bacteriën en MRSA gekeken, omdat belangrijke groepen antibiotica daar niet tegen werken. Van de onderzochte ziekteverwekkers kwam Campylobacter het meest voor bij het melkvee: op 91 procent van de bedrijven. Bij de veehouders en gezinsleden werd Campylobacter bij 1 persoon gevonden. Het hoge percentage bij de dieren is dus niet direct terug te zien bij de veehouders. Daarnaast kwamen de Listeria en STEC-bacteriën regelmatig voor bij melkvee; namelijk op 34 procent (Listeria) en 21 procent (STEC) van de bedrijven. Twee deelnemers van de veehouders en gezinsleden droegen Listeria bij zich en één deelnemer STEC. ESBL-producerende bacteriën zijn op 8 procent van de bedrijven gevonden en bij 3 deelnemers. Het percentage bij de deelnemers is ongeveer hetzelfde als bij de Nederlands
- Published
- 2022
9. Surveillance zoönosen in melkvee 2021
- Author
-
Cuperus, T, Opsteegh, M, van der Ark, K, Neppelenbroek, N, Wit, B, Wullings, B, Kool, J, Dierikx, C, van Duijkeren, E, van der Hoek, A, Hengeveld, P, Bos, M, Kuijpers, E, van der Giessen, J, Cuperus, T, Opsteegh, M, van der Ark, K, Neppelenbroek, N, Wit, B, Wullings, B, Kool, J, Dierikx, C, van Duijkeren, E, van der Hoek, A, Hengeveld, P, Bos, M, Kuijpers, E, and van der Giessen, J
- Abstract
RIVM rapport:Dieren kunnen ziekteverwekkers bij zich dragen waar mensen ook ziek van kunnen worden. De ziekten die hierdoor worden veroorzaakt, noemen we zoönosen. In 2021 onderzochten het RIVM, de NVWA en WFSR (Wageningen Food Safety Research) hoe vaak een aantal van deze ziekteverwekkers voorkwamen bij melkvee op 185 Nederlandse melkveebedrijven. Ook hebben 107 melkveehouders, gezinsleden en medewerkers aan dit onderzoek meegedaan om te kijken of zij deze ziekteverwekkers ook bij zich dragen. Bij de onderzochte koeien en kalveren komen een aantal ziekteverwekkers vaak voor. Ze zitten in de darmen van de dieren en dus ook in de mest. Melk kan tijdens het melken in aanraking komen met mest en op die manier besmet raken. Mensen kunnen de kans op een besmetting verkleinen door geen rauwe melk of rauwe melkproducten, zoals kaas, te consumeren. Het vlees kan tijdens de slacht besmet raken. Het is daarom belangrijk om rundvlees goed gaar te eten. Het RIVM heeft gekeken of dezelfde ziekteverwekkers in de ontlasting of in de neus van deze mensen voorkwamen. De meeste van deze ziekteverwekkers veroorzaken bij mensen diarree, maar soms kunnen infecties ernstiger verlopen. Daarnaast is er naar ESBL-producerende bacteriën en MRSA gekeken, omdat belangrijke groepen antibiotica daar niet tegen werken. Van de onderzochte ziekteverwekkers kwam Campylobacter het meest voor bij het melkvee: op 91 procent van de bedrijven. Bij de veehouders en gezinsleden werd Campylobacter bij 1 persoon gevonden. Het hoge percentage bij de dieren is dus niet direct terug te zien bij de veehouders. Daarnaast kwamen de Listeria en STEC-bacteriën regelmatig voor bij melkvee; namelijk op 34 procent (Listeria) en 21 procent (STEC) van de bedrijven. Twee deelnemers van de veehouders en gezinsleden droegen Listeria bij zich en één deelnemer STEC. ESBL-producerende bacteriën zijn op 8 procent van de bedrijven gevonden en bij 3 deelnemers. Het percentage bij de deelnemers is ongeveer hetzelfde als bij de Nederlandse bevo, Animals can carry pathogens that can also cause disease in humans. Such diseases are known as zoonoses. In 2021, RIVM, the Netherlands Food and Consumer Product Safety Authority (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, NVWA) and WFSR (Wageningen Food Safety Research) investigated how regularly some of these pathogens occur in dairy cattle. This study involved dairy cattle at 185 Dutch dairy farms as well as 107 livestock farmers, family members and employees. A number of pathogens occur frequently on the investigated dairy cattle farms. They are present in the animals’ intestines and therefore end up in the manure as well. Dairy can become contaminated during milking when it comes into contact with manure. Humans can lower the risk of infection by not consuming raw milk or raw milk products, such as cheese. Meat can become contaminated during slaughter. It is therefore important to only eat beef that has been thoroughly cooked. RIVM assessed whether the same pathogens also occurred in the faeces or nose of the investigated persons. Most of these pathogens usually cause diarrhoea in humans, but the infections can sometimes be more severe. RIVM also tested for the presence of bacteria that produce extended-spectrum beta-lactamase (ESBL) and methicillin-resistant Staphylococcus aureus (MRSA), as these bacteria are resistant to important groups of antibiotics. Of the investigated pathogens, Campylobacter was found most frequently, namely in dairy cattle on 91% of the farms. Among livestock farmers and family members, Campylobacter was found in 1 person. The high percentage of Campylobacter in animals is not reflected in the farmers. In addition, Listeria and shigatoxigenic Escherichia coli (STEC) bacteria were found regularly in dairy cattle, namely on 34% (Listeria) and 21% (STEC) of the dairy cattle farms. Two human participants carried Listeria and one participant carried STEC. ESBL-producing bacteria were found on 8% of the dairy cattle farms and in 3 human partici
- Published
- 2022
10. Seroprevalence and risk factors for Toxoplasma gondii infection in domestic cats in The Netherlands
- Author
-
Opsteegh, M., Haveman, R., Swart, A.N., Mensink-Beerepoot, M.E., Hofhuis, A., Langelaar, M.F.M., and van der Giessen, J.W.B.
- Published
- 2012
- Full Text
- View/download PDF
11. Specific serum antibody responses following a Toxoplasma gondii and Trichinella spiralis co-infection in swine
- Author
-
Bokken, G.C.A.M., van Eerden, E., Opsteegh, M., Augustijn, M., Graat, E.A.M., Franssen, F.F.J., Görlich, K., Buschtöns, S., Tenter, A.M., van der Giessen, J.W.B., Bergwerff, A.A., and van Knapen, F.
- Published
- 2012
- Full Text
- View/download PDF
12. Surveillance van zoonoseverwekkers in de vleeskuikenhouderij
- Author
-
Cupertus, T, Opsteegh, M, Wit, B, Gijsbers, E, Dierikx, C, Hengeveld, P, Dam=Deisz, C, van Hoek, A, Rapalini, M, Wullings, B, and van der Giessen, J
- Published
- 2021
13. Microbiologische risicobeoordeling eierketens : Achtergrondstudie ten behoeve van een integrale risicobeoordeling van de eierketens door de NVWA
- Author
-
Bolder NM, van den End S, Bouwknegt M, Mughini Gras L, Swart AN, Opsteegh M, Rockx B, van Pelt W, Aarts HJM, van de Giessen AW, and I&V
- Subjects
voedselinfecties ,food infections ,RIVM rapport 2015-0122 ,pluimvee ,poultry ,salmonella ,eggs ,eieren - Abstract
Eieren en de producten waarin ze worden verwerkt, kunnen besmet zijn met ziekteverwekkers, vooral bacteriën, waardoor mensen er ziek van kunnen worden. Elke schakel in de keten, van boerderij tot bord, kan bijdragen aan dit risico. Het RIVM heeft daarom op een rij gezet hoeveel mensen er ziek van worden, welke risico's er per onderdeel van de keten zijn en welke maatregelen kunnen worden genomen om de risico's te verkleinen. Dit levert input voor een integrale risicobeoordeling van de eierketen door de NVWA. De eieren die in Nederland worden gegeten, worden grotendeels gelegd door Nederlandse kippen. Een deel wordt geïmporteerd, onder andere eieren die in de eiproductenindustrie worden verwerkt. De omvang van de sector is aanzienlijk: jaarlijks worden er ruim 10 miljard consumptieeieren geproduceerd en worden er ruim 3 miljard in Nederland geconsumeerd. Tweederde van de Nederlandse productie wordt geëxporteerd, vooral naar Duitsland. Het risico voor de consument wordt mede bepaald door de manier waarop hij met eieren omgaat. Een goede hygiëne bij het gebruik van eieren thuis verkleint dit risico aanzienlijk. Ook is het belangrijk om eieren en gerechten waarin ze rauw worden verwerkt, goed te verhitten. Ongeveer drie procent van het aantal mensen dat ziek wordt van ziekteverwekkers die ze via voedsel binnenkrijgen, kan worden toegeschreven aan de consumptie van besmette eieren en producten waarin ze zijn verwerkt. Voedselinfecties door eieren worden voornamelijk veroorzaakt door een besmetting met de Salmonellabacterie (vooral de Salmonella Enteritidis). Dankzij maatregelen die in de afgelopen jaren in de pluimveesector zijn genomen, is het aantal infecties door besmette eieren afgenomen. Desondanks vormen eieren samen met varkensvlees nog steeds de grootste bron van Salmonellainfecties bij de mens. In verschillende schakels van de eierketen zijn maatregelen mogelijk om de microbiologische risico's verder te beheersen. Zo kunnen bestaande maatregelen worden aangescherpt, zoals de Salmonella-monitoring en hygiënemaatregelen in de productieketen. Daarnaast is een goede opleiding van het management en kennis van regelgeving belangrijk. Om het risico van grotere besmettingsrisico's door schaalvergroting te beperken is het van belang dat deze samengaat met modernisering en beter opgeleide werknemers.
- Published
- 2020
14. Seoulvirus bij gehouden ratten in Nederland
- Author
-
Maas, M, Cuperus, T, de Vries, A, Fonville, MTM, Jaarsma, R, Hoornweg, TE, and Opsteegh, M
- Subjects
RIVM rapport 2019-0097 - Abstract
Ratten kunnen het seoulvirus bij zich dragen. Dit virus kan op mensen worden overdragen als zij in contact komen met urine, keutels of speeksel van besmette ratten. Het RIVM heeft daarom onderzoek gedaan bij 175 ratten van 29 particuliere eigenaren, 7 hobbyfokkers en 9 commerciële fokkers van (voeder)ratten in Nederland. Eén rat van een particuliere eigenaar droeg het virus bij zich. Bij 1 hobbyfokker was een kwart van de geteste ratten besmet. Bij 2 commerciële (voeder)rattenfokkers was dit ongeveer de helft van de geteste ratten. Hoeveel besmette ratten er in Nederland precies zijn, is moeilijk te bepalen. Het is niet bekend hoeveel ratten er in Nederland worden gehouden en gefokt. Ook blijken er veel ratten uit het buitenland te worden ingevoerd. Sinds 2016 is seoulvirus bij 5 patiënten in Nederland aangetoond. Ze hadden allemaal contact gehad met tamme huisdierratten of voederratten. Om te voorkomen dat meer mensen ziek worden is betere voorlichting voor particulieren en bedrijven belangrijk. Bijvoorbeeld over de mate waarin seoulvirus voorkomt, over ziekteverschijnselen en over hygiënemaatregelen. Een voorbeeld is handen wassen na contact met ratten. Of het nat maken van het strooisel bij het schoonmaken van de kooi om te voorkomen dat verzorgers besmette stofdeeltjes inademen. Om te voorkomen dat seoulvirus binnen en tussen bedrijven wordt verspreid, zijn maatregelen nodig. Welke maatregelen effectief en haalbaar zijn, moet nog worden onderzocht. Een klein deel van de mensen die geïnfecteerd raken met seoulvirus wordt ziek. Meestal krijgen ze milde klachten zoals grieperigheid. Soms ontstaan klachten zoals koorts, overgeven, diarree, algehele malaise, spierzwakte in de benen en lage rugpijn. Heel soms zijn de klachten ernstiger: zoals leverontsteking, nierfalen of inwendige bloedingen. Ratten worden zelf niet ziek van het virus.
- Published
- 2020
15. Staat van Zoönosen 2018
- Author
-
Vlaanderen, F, Uiterwijk, M, Cuperus, T, Keur, I, de Rosa, M, Rozendaal, H, Koene, M, Schreurs, H, Nijsse, R, Nielen, M, Friesema, I, van Pelt, W, Franz, E, Hogerwerf, L, Opsteegh, M, and Maassen, K
- Subjects
RIVM rapport 2019-0185 - Abstract
Zoönosen zijn infectieziekten die van dieren naar mensen kunnen worden overgedragen. Evenals in vorige jaren waren er in 2018 geen opmerkelijke veranderingen te zien in de mate waarin zoönosen voorkomen in Nederland. Ook in 2018 zorgden bacteriële infecties via voedsel, zoals Campylobacter, Listeria monocytogenes, Salmonella en STEC, voor de meeste infecties bij mensen. Het aantal mensen met een STEC-infectie is, na de daling van de afgelopen jaren, weer iets gestegen ten opzichte van 2017. In 2014 is het aantal gevallen van leptospirose sterk gestegen, waarna het aantal langzaam is afgenomen. De ziekte kan onder andere worden opgelopen door te zwemmen in oppervlaktewater dat met rattenurine is besmet. Ook in 2018 is het aantal gevallen weer lager, maar nog wel hoger dan voor 2014. Teken kunnen diverse zoönosen overbrengen. De ziekte van Lyme is de bekendste en komt het meest voor. Een minder bekende zoönose is een infectie met Borrelia miyamotoi. In 2018 is voor de tweede keer in Nederland bij iemand deze diagnose gesteld. Net als in de afgelopen drie jaar zijn de Nederlandse vogels (vooral merels) ook in 2018 hard getroffen door het Usutuvirus. Deze zoönose veroorzaakte nauwelijks ernstige ziekteverschijnselen bij mensen. Dit blijkt uit de Staat van Zoönosen 2018. Het RIVM geeft elk jaar een overzicht van de zoönosen die voor Nederland van belang zijn en welke ontwikkelingen daarin te zien zijn. Het gaat om de zoönosen die onder andere vanwege hun besmettelijkheid moeten worden gemeld bij de GGD (voor mensen) of de NVWA (voor dieren). Het themahoofdstuk van de Staat van Zoonosen gaat dit jaar over preventie van zoönosen, met de nadruk op de productieketen van dierlijk voedsel. Het hoofdstuk geeft onder andere een globaal overzicht van maatregelen in Nederland om zoönosen bij mensen te voorkomen. Zo worden melkgeiten gevaccineerd tegen q-koorts. Het personeel van slachterijen treft hygiënemaatregelen om te voorkomen dat zij zichzelf en het vlees besmetten. Voorbeelden daarvan zijn bedrijfskleding dragen, handen wassen en niet eten, roken of drinken tijdens de werkzaamheden. Ook kunnen consumenten thuis besmetting voorkomen, bijvoorbeeld door hun eten onder de juiste temperaturen te bewaren.
- Published
- 2020
16. Onderzoek zoönosen in de vleesveehouderij in 2017
- Author
-
Cuperus, T, Opsteegh, M, Wit, B, Dierikx, C, Hengeveld, P, Dam, C, Uiterwijk, M, Roelfsema, J, van Hoek, A, and van der Giessen, J
- Subjects
Salm ,ESBL-producerende E.coli ,prevalence ,Cryptosporidium ,Campylobacter ,runderen ,prevalentie ,zoonoses ,ESBL-producing E.coli ,STEC ,beef cattle ,RIVM rapport 2019-0081 ,Salmonella ,cattle ,vleesvee ,zoönosen - Abstract
Dieren kunnen ziekteverwekkers bij zich dragen waar mensen ook ziek van kunnen worden. De ziekten die ze veroorzaken heten ook wel zoönosen. In 2017 onderzochten het RIVM en de NVWA hoe vaak enkele van deze ziekteverwekkers voorkwamen bij runderen die gefokt worden voor hun vlees. Hiervoor zijn runderen op 196 bedrijven onderzocht. Daarnaast hebben 129 veehouders, gezinsleden en medewerkers meegedaan aan dit onderzoek. Het RIVM heeft gekeken of dezelfde ziekteverwekkers ook bij de deelnemers voorkwamen. De meeste van deze ziekteverwekkers veroorzaken diarree, maar soms kunnen infecties ernstiger verlopen. Er is ook naar ESBL-producerende bacteriën gekeken, omdat zij ongevoelig zijn voor een groep antibiotica. Bij de onderzochte runderen komen een aantal ziekteverwekkers vaak voor. Ze zitten in de darmen van de dieren en dus ook in de mest. Het vlees kan besmet raken in het slachthuis als er mest op het vlees komt. Mensen kunnen een besmetting voorkomen door alleen rundvlees te eten als het goed gaar is. Ook is het belangrijk te voorkomen dat ander voedsel in contact komt met rauw vlees. Vooral de bacterie Campylobacter kwam veel voor bij de runderen: op 86 procent van de bedrijven. Bij veehouders en gezinsleden kwam deze bacterie bij 2 procent van de deelnemers voor. STEC en ESBL-producerende bacteriën kwamen minder vaak voor bij de runderen; namelijk op 25 procent (STEC) en 15 procent (ESBL) van de bedrijven. Eén van de deelnemers droeg de STEC-bacterie bij zich. ESBL-producerende bacteriën zijn bij 7 procent van de deelnemers gevonden. Dit is ongeveer even vaak als bij de Nederlandse bevolking. Op 4 procent van de bedrijven kwam de salmonellabacterie voor bij de runderen. Meestal waren dit typen salmonellabacteriën die bij mensen diarree kunnen veroorzaken. Salmonella is niet gevonden bij de veehouders en gezinsleden die meededen.
- Published
- 2020
17. Surveillance zoönosen in vleeskuikens 2018-2019
- Author
-
Cuperus, T, Opsteegh, M, Wit, B, Gijsbers, E, Dierikx, C, Hengeveld, P, Dam, C, van Hoek, A, and van der Giessen, J
- Subjects
RIVM rapport 2020-0073 - Abstract
Dieren kunnen ziekteverwekkers bij zich dragen waar mensen ook ziek van kunnen worden. De ziekten die ze veroorzaken noemen we zoönosen. In 2018 en 2019 onderzochten het RIVM en de NVWA hoe vaak een aantal van deze ziekteverwekkers voorkwamen bij vleeskuikens. Hiervoor zijn vleeskuikens op 198 Nederlandse bedrijven onderzocht. Daarnaast hebben 132 veehouders, gezinsleden en medewerkers meegedaan aan dit onderzoek. Het RIVM heeft gekeken of dezelfde ziekteverwekkers ook bij deze mensen voorkwamen. De meeste van deze ziekteverwekkers veroorzaken diarree, maar soms kunnen infecties ernstiger verlopen. Er is ook naar ESBL-producerende bacteriën gekeken, omdat zij ongevoelig zijn voor een belangrijke groep antibiotica. Bij de onderzochte vleeskuikens komen een aantal ziekteverwekkers vaak voor. Ze zitten in de darmen van de dieren en dus ook in de mest. Vlees kan besmet raken in het slachthuis als er mest op komt. Mensen kunnen een besmetting voorkomen door alleen kip te eten als het goed gaar is. Ook is het belangrijk te voorkomen dat ander voedsel in contact komt met rauw vlees. Van de onderzochte ziekteverwekkers kwamen ESBL-producerende bacteriën het vaakst voor bij de vleeskuikens: op 36 procent van de bedrijven. Bij veehouders en gezinsleden kwam dit type bacterie bij 7 procent van de deelnemers voor. Dit is ongeveer even vaak als bij de hele Nederlandse bevolking. De bacterie Campylobacter is op 32 procent van de bedrijven gevonden. Dit is ongeveer even vaak als bij onderzoek naar Campylobacter tussen 1999-2002. Bij twee van de deelnemers is deze bacterie ook gevonden. Op vleeskuikenbedrijven wordt volgens Europese regels standaard Salmonella-onderzoek gedaan. Op 11 procent van de bedrijven kwam de salmonellabacterie voor bij de vleeskuikens. De typen salmonellabacteriën die zijn gevonden, kunnen bij mensen diarree veroorzaken. Salmonella is ook bij één deelnemer gevonden. STEC en Listeria kwamen heel weinig voor bij de vleeskuikens. Deze bacteriën zijn op 1 procent (Listeria) of minder (STEC) van de bedrijven gevonden.
- Published
- 2020
- Full Text
- View/download PDF
18. Surveillance en monitoring van Salmonella bij de mens, landbouwhuisdieren en in voedsel in Nederland, 2019
- Author
-
Franz, Eelco, Wit, Ben, Wullings, B.A., Veldman, K.T., Pijnacker, Roan, van den Beld, M.J.C., Opsteegh, M., van Hoek, Angela H.A.M., van der Giessen, Joke, Bosch, Thijs, and Mughini-Gras, L.
- Subjects
Team Bacteriologie, Moleculaire Biologie & AMR ,Team Bacteriology, Molecular Biology & AMR ,Epidemiologie, Bioinformatica & Diermodellen ,Epidemiology, Bio-informatics & Animal models - Abstract
Na een jarenlange continu dalende trend in Nederland van Salmonella-infecties bij de mens is het aantal sinds 2013 gestabiliseerd op ruim 1500 laboratoriumbevestigde patiënten per jaar met een geschatte 26.000 patiënten in de gehele bevolking. Deze stabilisatie komt overeen met het beeld dat wordt gezien in de monitoring van landbouwhuisdieren en levensmiddelen. Opvallend in 2019 was de stijging in humane gevallen met S. Enteritidis-infecties (meestal gerelateerd aan eieren) en de daling van infecties met S. Typhimurium (meestal gerelateerd aan varkensvlees). Tevens is vanaf 2012 een significante stijging te zien van het aandeel invasieve infecties ten opzichte van het totaal aantal infecties door Salmonella. Alhoewel er in 2019 6 clusters werden gedetecteerd, was het een relatief rustig jaar wat betreft uitbraken (de laatste grote uitbraak dateert van 2016/2017 met S. Enteritidis in Poolse eieren). Whole genome sequencing (WGS) speelt een steeds belangrijkere rol in de surveillance bij het aantonen van clusters en het relateren van bronnen aan uitbraken. Alhoewel redelijk stabiel, is de resistentie tegen fluoroquinolonen nog steeds een zorg, evenals multiresistentie en ESBL(Extended Spectrum Beta Lactamases)-producerende Salmonella-isolaten.
- Published
- 2020
19. Source attribution of human toxoplasmosis : A quantitative microbiological risk assessment approach
- Author
-
Heederik, D.J.J., Giessen, J.W.B. van der, Opsteegh, M., Deng, Huifang, Heederik, D.J.J., Giessen, J.W.B. van der, Opsteegh, M., and Deng, Huifang
- Published
- 2020
20. Methods to assess the effect of meat processing on viability of Toxoplasma gondii: towards replacement of mouse bioassay by in vitro testing
- Author
-
Opsteegh, M., Dam-Deisz, C., de Boer, Paulo, Decraeye, S., Faré, Andrea, Hengeveld, P., Luiten, R., Schares, Gereon, van Solt-Smits, C.B., Verhaegen, Bavo, Verkleij, T.J., van der Giessen, Joke, Wisselink, Henk J., Opsteegh, M., Dam-Deisz, C., de Boer, Paulo, Decraeye, S., Faré, Andrea, Hengeveld, P., Luiten, R., Schares, Gereon, van Solt-Smits, C.B., Verhaegen, Bavo, Verkleij, T.J., van der Giessen, Joke, and Wisselink, Henk J.
- Abstract
Consumption of meat containing viable tissue cysts is considered one of the main sources of human infection with Toxoplasma gondii. In contrast to fresh meat, raw meat products usually undergo processing, including salting and mixing with other additives such as sodium acetate and sodium lactate, which affects the viability of T. gondii. However, the experiments described in the literature are not always performed in line with the current processing methods applied in industry. It was our goal to study the effect of salting and additives according to the recipes used by industrial producers. Mouse or cat bioassay is the ‘gold standard’ to demonstrate the presence of viable T. gondii. However, it is costly, time consuming and for ethical reasons not preferred for large-scale studies. Therefore, we first aimed to develop an alternative for mouse bioassay that can be used to determine the effect of processing on the viability of T. gondii tissue cysts. The assays studied were (i) a cell culture method to determine the parasite’s ability to multiply, and (ii) a propidium monoazide (PMA) dye-based assay to selectively detect DNA from intact parasites. Processing experiments were performed with minced meat incubated for 20 h with low concentrations of NaCl, sodium lactate and sodium acetate. NaCl appeared to be the most effective ingredient with only one or two out of eight mice infected after inoculation with pepsin-digest of portions processed with 1.0, 1.2 and 1.6% NaCl. Results of preliminary experiments with the PMA-based method were inconsistent and did not sufficiently discriminate between live and dead parasites. In contrast, the cell culture method showed promising results, but further optimization is needed before it can replace or reduce the number of mouse bioassays needed. In future, standardised in vitro methods are necessary to allow more extensive testing of product-specific processing methods, thereby providing a better indication of the risk of T. gondii
- Published
- 2020
21. Toxoplasma gondii in retail beef, lamb, and pork in Canada: prevalence, quantification, and risk factors from a public health perspective
- Author
-
Lafrance-Girard, C, Arsenault, J, Opsteegh, M, Avery, B, and Quessy, S
- Published
- 2019
22. Onderzoek zoönosen in de vleesveehouderij in 2017
- Author
-
Cuperus, T, Opsteegh, M, Wit, B, Dierikx, C, Hengeveld, P, Dam, C, Uiterwijk, M, Roelfsema, J, van Hoek, A, van der Giessen, J, Cuperus, T, Opsteegh, M, Wit, B, Dierikx, C, Hengeveld, P, Dam, C, Uiterwijk, M, Roelfsema, J, van Hoek, A, and van der Giessen, J
- Abstract
RIVM rapport:Dieren kunnen ziekteverwekkers bij zich dragen waar mensen ook ziek van kunnen worden. De ziekten die ze veroorzaken heten ook wel zoönosen. In 2017 onderzochten het RIVM en de NVWA hoe vaak enkele van deze ziekteverwekkers voorkwamen bij runderen die gefokt worden voor hun vlees. Hiervoor zijn runderen op 196 bedrijven onderzocht. Daarnaast hebben 129 veehouders, gezinsleden en medewerkers meegedaan aan dit onderzoek. Het RIVM heeft gekeken of dezelfde ziekteverwekkers ook bij de deelnemers voorkwamen. De meeste van deze ziekteverwekkers veroorzaken diarree, maar soms kunnen infecties ernstiger verlopen. Er is ook naar ESBL-producerende bacteriën gekeken, omdat zij ongevoelig zijn voor een groep antibiotica. Bij de onderzochte runderen komen een aantal ziekteverwekkers vaak voor. Ze zitten in de darmen van de dieren en dus ook in de mest. Het vlees kan besmet raken in het slachthuis als er mest op het vlees komt. Mensen kunnen een besmetting voorkomen door alleen rundvlees te eten als het goed gaar is. Ook is het belangrijk te voorkomen dat ander voedsel in contact komt met rauw vlees. Vooral de bacterie Campylobacter kwam veel voor bij de runderen: op 86 procent van de bedrijven. Bij veehouders en gezinsleden kwam deze bacterie bij 2 procent van de deelnemers voor. STEC en ESBL-producerende bacteriën kwamen minder vaak voor bij de runderen; namelijk op 25 procent (STEC) en 15 procent (ESBL) van de bedrijven. Eén van de deelnemers droeg de STEC-bacterie bij zich. ESBL-producerende bacteriën zijn bij 7 procent van de deelnemers gevonden. Dit is ongeveer even vaak als bij de Nederlandse bevolking. Op 4 procent van de bedrijven kwam de salmonellabacterie voor bij de runderen. Meestal waren dit typen salmonellabacteriën die bij mensen diarree kunnen veroorzaken. Salmonella is niet gevonden bij de veehouders en gezinsleden die meededen., Animals can carry pathogens that can cause disease in humans. The diseases which they cause are also known as zoonoses. In 2017 the National Institute for Public Health and the Environment [Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu] (RIVM) and the Netherlands Food and Consumer Product Safety Authority [Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit] (NVWA) investigated how often some of these pathogens occurred in beef cattle. This study involved cattle at 196 farms as well as 129 livestock farmers, family members and employees. RIVM assessed whether the same pathogens also occurred in the participants. Most of these pathogens usually cause diarrhoea, but the infections can sometimes be more severe. ESBL-producing bacteria were also assessed, as they are resistant to a group of antibiotics. A number of pathogens occur frequently in the investigated cattle. They are present in the animals' intestines and therefore in the manure as well. The meat can become contaminated in the slaughterhouse if it comes in direct contact with the manure. People can prevent an infection by only eating beef that has been thoroughly cooked. It is also important to prevent other food coming into contact with raw meat. Campylobacter was particularly prevalent in the cattle, namely at 86 percent of the farms. In the case of livestock farmers and family members, the same bacterium was found in 2 percent of the participants. STEC and ESBL-producing bacteria were less prevalent in the cattle and were found at 25 percent (STEC) and 15 percent (ESBL) of the farms. One of the participants was a carrier of STEC. ESBL-producing bacteria were found in 7 percent of the participants. This is approximately the same as in the Dutch population. Salmonella was present in cattle at 4 percent of the farms. Mostly these were types of Salmonella bacteria which can cause diarrhoea in people. Salmonella was not found in the livestock farmers and family members who participated.
- Published
- 2019
23. Seoulvirus bij gehouden ratten in Nederland
- Author
-
Maas, M, Cuperus, T, de Vries, A, Fonville, MTM, Jaarsma, R, Hoornweg, TE, Opsteegh, M, Maas, M, Cuperus, T, de Vries, A, Fonville, MTM, Jaarsma, R, Hoornweg, TE, and Opsteegh, M
- Abstract
RIVM rapport:Ratten kunnen het seoulvirus bij zich dragen. Dit virus kan op mensen worden overdragen als zij in contact komen met urine, keutels of speeksel van besmette ratten. Het RIVM heeft daarom onderzoek gedaan bij 175 ratten van 29 particuliere eigenaren, 7 hobbyfokkers en 9 commerciële fokkers van (voeder)ratten in Nederland. Eén rat van een particuliere eigenaar droeg het virus bij zich. Bij 1 hobbyfokker was een kwart van de geteste ratten besmet. Bij 2 commerciële (voeder)rattenfokkers was dit ongeveer de helft van de geteste ratten. Hoeveel besmette ratten er in Nederland precies zijn, is moeilijk te bepalen. Het is niet bekend hoeveel ratten er in Nederland worden gehouden en gefokt. Ook blijken er veel ratten uit het buitenland te worden ingevoerd. Sinds 2016 is seoulvirus bij 5 patiënten in Nederland aangetoond. Ze hadden allemaal contact gehad met tamme huisdierratten of voederratten. Om te voorkomen dat meer mensen ziek worden is betere voorlichting voor particulieren en bedrijven belangrijk. Bijvoorbeeld over de mate waarin seoulvirus voorkomt, over ziekteverschijnselen en over hygiënemaatregelen. Een voorbeeld is handen wassen na contact met ratten. Of het nat maken van het strooisel bij het schoonmaken van de kooi om te voorkomen dat verzorgers besmette stofdeeltjes inademen. Om te voorkomen dat seoulvirus binnen en tussen bedrijven wordt verspreid, zijn maatregelen nodig. Welke maatregelen effectief en haalbaar zijn, moet nog worden onderzocht. Een klein deel van de mensen die geïnfecteerd raken met seoulvirus wordt ziek. Meestal krijgen ze milde klachten zoals grieperigheid. Soms ontstaan klachten zoals koorts, overgeven, diarree, algehele malaise, spierzwakte in de benen en lage rugpijn. Heel soms zijn de klachten ernstiger: zoals leverontsteking, nierfalen of inwendige bloedingen. Ratten worden zelf niet ziek van het virus., Rats can be reservoir of Seoul virus. Humans can be infected with Seoul virus when they come into contact with urine, faeces or saliva of infected rats. The RIVM performed a study on the presence of Seoul virus in 175 pet and feeder rats of 29 private owners, 7 hobby breeders and 9 commercial breeders in the Netherlands. One rat of a private owner tested positive. From 1 hobby breeder, 25% of the tested rats was positive. From 2 commercial breeders, about half of the tested rats had a positive result. The number of rats infected with Seoul virus in the Netherlands, is difficult to determine. The total number of pet rats and rats in commercial breeding farms in the Netherlands is unknown. There is also a high number of rats that are imported into the Netherlands. Since 2016, Seoul virus has been found in five patients in the Netherlands. These patients all had contact with pet rats or feeder rats. To prevent new human patients, public education about Seoul virus can be improved. For example regarding the presence of Seoul virus in the Netherlands, disease symptoms, and hygiene measures. An example of hygiene measures is washing of hands after contact with rats. Or wetting of the bedding material when cleaning cages to prevent inhalation of infected dust material. To prevent spread of Seoul virus within and between (commercial) breeders, measures need to be taken. Which measures are effective and realistic, needs to be further examined. A small part of the persons infected with Seoul virus become ill. The symptoms are usually mild, resembling flu. In some cases, additional symptoms develop such as fever, vomiting, diarrhoea, general malaise, leg muscle weakness and pain in the lower back. Infrequently, the symptoms are more severe, such as hepatitis, kidney failure or internal bleeding. Rats do not develop any disease symptoms themselves.
- Published
- 2019
24. Staat van Zoönosen 2018
- Author
-
Vlaanderen, F, Uiterwijk, M, Cuperus, T, Keur, I, de Rosa, M, Rozendaal, H, Koene, M, Schreurs, H, Nijsse, R, Nielen, M, Friesema, I, van Pelt, W, Franz, E, Hogerwerf, L, Opsteegh, M, Maassen, K, Vlaanderen, F, Uiterwijk, M, Cuperus, T, Keur, I, de Rosa, M, Rozendaal, H, Koene, M, Schreurs, H, Nijsse, R, Nielen, M, Friesema, I, van Pelt, W, Franz, E, Hogerwerf, L, Opsteegh, M, and Maassen, K
- Abstract
RIVM rapport:Zoönosen zijn infectieziekten die van dieren naar mensen kunnen worden overgedragen. Evenals in vorige jaren waren er in 2018 geen opmerkelijke veranderingen te zien in de mate waarin zoönosen voorkomen in Nederland. Ook in 2018 zorgden bacteriële infecties via voedsel, zoals Campylobacter, Listeria monocytogenes, Salmonella en STEC, voor de meeste infecties bij mensen. Het aantal mensen met een STEC-infectie is, na de daling van de afgelopen jaren, weer iets gestegen ten opzichte van 2017. In 2014 is het aantal gevallen van leptospirose sterk gestegen, waarna het aantal langzaam is afgenomen. De ziekte kan onder andere worden opgelopen door te zwemmen in oppervlaktewater dat met rattenurine is besmet. Ook in 2018 is het aantal gevallen weer lager, maar nog wel hoger dan voor 2014. Teken kunnen diverse zoönosen overbrengen. De ziekte van Lyme is de bekendste en komt het meest voor. Een minder bekende zoönose is een infectie met Borrelia miyamotoi. In 2018 is voor de tweede keer in Nederland bij iemand deze diagnose gesteld. Net als in de afgelopen drie jaar zijn de Nederlandse vogels (vooral merels) ook in 2018 hard getroffen door het Usutuvirus. Deze zoönose veroorzaakte nauwelijks ernstige ziekteverschijnselen bij mensen. Dit blijkt uit de Staat van Zoönosen 2018. Het RIVM geeft elk jaar een overzicht van de zoönosen die voor Nederland van belang zijn en welke ontwikkelingen daarin te zien zijn. Het gaat om de zoönosen die onder andere vanwege hun besmettelijkheid moeten worden gemeld bij de GGD (voor mensen) of de NVWA (voor dieren). Het themahoofdstuk van de Staat van Zoonosen gaat dit jaar over preventie van zoönosen, met de nadruk op de productieketen van dierlijk voedsel. Het hoofdstuk geeft onder andere een globaal overzicht van maatregelen in Nederland om zoönosen bij mensen te voorkomen. Zo worden melkgeiten gevaccineerd tegen q-koorts. Het personeel van slachterijen treft hygiënemaatregelen om te voorkomen dat zij zichzelf en het vlees besmetten. Voorbeel, Zoonoses are infectious diseases that can be transmitted to people from animals. As in previous years, there were no striking changes in the incidence of zoonoses in the Netherlands in 2018. In 2018 too, food-borne bacteria, such as Campylobacter, Listeria monocytogenes, Salmonella and Shiga toxin-producing E. coli (STEC), caused the most infections in people. After having fallen in recent years, the number of people with a STEC infection rose slightly compared with 2017.In 2014, the number of cases of leptospirosis increased steeply, after which it slowly decreased. The disease can be contracted in various ways, including by swimming in surface water that is contaminated with rat's urine. The number fell again in 2018 but is still higher than before 2014. Ticks are able to transmit various zoonoses, the best known and most common of which is Lyme disease. A lesser known zoonosis is the infection caused by Borrelia miyamotoi. The second case of this disease in the Netherlands was diagnosed in 2018. Dutch birds, primarily blackbirds, were badly hit by the Usutu virus in 2018, as was the case in the previous three years. This zoonosis rarely causes severe symptoms in peopleThis is according to the findings published in RIVM's State of Zoonoses 2018. Every year, RIVM publishes an overview of the zoonoses, and related developments, that are important for the Netherlands. The publication covers zoonoses of which cases among people must be reported to the Municipal Public Health Services (GGD) and cases among animals, to the Netherlands Food and Consumer Product Safety Authority (NVWA). This year, the focus chapter of the State of Zoonoses discusses prevention, with the emphasis on the production chains of foods of animal origin. It also gives an overall summary of the measures taken in the Netherlands to prevent zoonoses in people. For example, milk goats are vaccinated against Q fever. The personnel at abattoirs take hygiene measures to prevent themselves and the meat t
- Published
- 2019
25. Consumers' preferences for freezing of meat to prevent toxoplasmosis- A stated preference approach.
- Author
-
Lambooij, M.S. (Mattijs), Veldwijk, J., van Gils, P., Mangen, M.J., Over, E.A.B. (Eelco), Suijkerbuijk, A, Polder, J., Wit, G.A. (Ardine) de, Opsteegh, M., Lambooij, M.S. (Mattijs), Veldwijk, J., van Gils, P., Mangen, M.J., Over, E.A.B. (Eelco), Suijkerbuijk, A, Polder, J., Wit, G.A. (Ardine) de, and Opsteegh, M.
- Abstract
Consumption of raw or undercooked meat increases the risk of infection with Toxoplasma gondii. Freezing meat products can eliminate this risk. Freezing of meat may affect consumers' valuation of meat products in two different ways: it may be valued positively because of increased food safety or valued negatively because of (perceived) loss of quality. In a Discrete Choice Experiment on four different meat products we studied the difference in willingness to pay for frozen and non-frozen meat products in the Netherlands. Analyses revealed that most Dutch consumer groups prefer non-frozen meat. Price was important in consumer decisions, whereas the meat being frozen appeared to play a minor role in the decision to purchase meat products. Even though it may seem obvious that people would prefer safe food to unsafe food, in a context where consumers presume food being safe, many consumers appear unwilling to pay for freezing of meat as additional measure to reduce the risk of food borne infections such as toxoplasmosis.
- Published
- 2019
26. Consumers' preferences for freezing of meat to prevent toxoplasmosis- A stated preference approach.
- Author
-
Lambooij, MS (Mattijs), Veldwijk, Jorien, van Gils, P, Mangen, MJ, Over, EAB (Eelco), Suijkerbuijk, A, Polder, J, de WIt, GA, Opsteegh, M, Lambooij, MS (Mattijs), Veldwijk, Jorien, van Gils, P, Mangen, MJ, Over, EAB (Eelco), Suijkerbuijk, A, Polder, J, de WIt, GA, and Opsteegh, M
- Published
- 2019
27. A social cost-benefit analysis of two One Health interventions to prevent toxoplasmosis
- Author
-
Suijkerbuijk, A.W.M., Over, E.A.B., Opsteegh, M., Deng, H., van Gils, P.F., Bonačić Marinović,, A.A., Lambooij, M., Polder, J.J., Feenstra, T.L., van der Giessen, J.W.B., de Wit, G.A., Mangen, M-J, J., Suijkerbuijk, A.W.M., Over, E.A.B., Opsteegh, M., Deng, H., van Gils, P.F., Bonačić Marinović,, A.A., Lambooij, M., Polder, J.J., Feenstra, T.L., van der Giessen, J.W.B., de Wit, G.A., and Mangen, M-J, J.
- Abstract
In the Netherlands, toxoplasmosis ranks second in disease burden among foodborne pathogens with an estimated health loss of 1,900 Disability Adjusted Life Years and a cost-of-illness estimated at €45 million annually. Therefore, effective and preferably cost-effective preventive interventions are warranted. Freezing meat intended for raw or undercooked consumption and improving biosecurity in pig farms are promising interventions to prevent Toxoplasma gondii infections in humans. Putting these interventions into practice would expectedly reduce the number of infections; however, the net benefits for society are unknown. Stakeholders bearing the costs for these interventions will not necessary coincide with the ones having the benefits. We performed a Social Cost-Benefit Analysis to evaluate the net value of two potential interventions for the Dutch society. We assessed the costs and benefits of the two interventions and compared them with the current practice of education, especially during pregnancy. A ‘minimum scenario’ and a ‘maximum scenario’ was assumed, using input parameters with least benefits to society and input parameters with most benefits to society, respectively. For both interventions, we performed different scenario analyses. The freezing meat intervention was far more effective than the biosecurity intervention. Despite high freezing costs, freezing two meat products: steak tartare and mutton leg yielded net social benefits in both the minimum and maximum scenario, ranging from €10.6 million to €31 million for steak tartare and €0.6 million to €1.5 million for mutton leg. The biosecurity intervention would result in net costs in all scenarios ranging from €1 million to €2.5 million, due to high intervention costs and limited benefits. From a public health perspective (i.e. reducing the burden of toxoplasmosis) and the societal perspective (i.e. a net benefit for the Dutch society) freezing steak tartare and leg of mutton is to be considered.
- Published
- 2019
28. Surveillance zoönosen in de melkgeiten- en melkschapenhouderij in 2016
- Author
-
Opsteegh M, van Roon A, Wit B, Hagen-Lenselink R, van Duijkeren E, Dierikx C, Hengeveld P, Franz E, Bouw E, van der Meij A, van Hoek A, van der Giessen J, D&V, and Z&O
- Subjects
melkschapen ,dairy goats ,Listeria ,ESBL-producing E. coli ,prevalence ,Cryptosporidium ,Campylobacter ,zoonosen ,melkgeiten ,dairy sheep ,prevalentie ,zoonoses ,STEC ,RIVM rapport 2018-0059 ,Salmonella ,ESBL-producerende E. coli - Abstract
Dieren kunnen verwekkers van ziekten bij zich dragen die op mensen kunnen worden overgebracht (zoönosen). In 2016 hebben het RIVM en de NVWA onderzocht of melkgeiten en melkschapen zulke ziekteverwekkers bij zich dragen; soms is dat ook bij veehouders, gezinsleden en medewerkers gedaan. Deze ziekteverwekkers veroorzaken meestal diarree maar soms kunnen de infecties ook ernstiger verlopen. Uit het onderzoek blijkt dat een paar ziekteverwekkers vaak op melkgeiten- en melkschapenbedrijven voorkomen. De gevonden bacteriën zitten in de darmen van de dieren en komen zo in de mest terecht. Een kleine hoeveelheid mest kan rauw te drinken melk of rauwmelkse kaas al besmetten. Daarnaast kunnen bezoekers van deze bedrijven besmet raken als zij contact hebben met de dieren of hun omgeving. Een besmetting kan worden voorkomen door alle melk gepasteuriseerd te consumeren of te verwerken. Bezoekers kunnen de kans op ziekte verkleinen door hun handen te wassen als ze in contact zijn geweest met de dieren of hun omgeving. Vooral de bacteriën STEC en Campylobacter zijn in hoge mate aangetroffen. STEC kwam op vrijwel alle onderzochte bedrijven voor. Campylobacter is aangetoond op 33 procent van de geiten- en op 95,8 procent van de schapenbedrijven. Bij de veehouders en gezinsleden zijn deze bacteriën veel minder gevonden. Listeria kwam in mindere mate voor? op 8,8 procent van de geiten- en 16,7 procent van de schapenbedrijven, en niet bij de mensen. Het is wel een relevante ziekteverwekker omdat rauwmelkse zachte kaas hiervoor de belangrijkste infectiebron voor mensen is. Salmonella werd niet gevonden op melkgeitenbedrijven, maar wel op 12,5 procent van de melkschapenbedrijven. Op de meeste bedrijven werd alleen een type Salmonella gevonden dat niet overgedragen wordt op de mens. ESBL-producerende bacteriën, die ongevoelig zijn voor veel antibiotica, werden aangetoond op 1,7 procent van de geitenbedrijven en 4,2 procent van de schapenbedrijven. Daarnaast werd hij bij 6,8 procent van de mensen aangetroffen. Dit percentage is niet hoger dan bij de algemene bevolking.
- Published
- 2018
29. A social cost-benefit analysis of two One Health interventions to prevent toxoplasmosis
- Author
-
Suijkerbuijk, A W M, primary, Over, E A B, primary, Opsteegh, M, primary, Deng, H, primary, van Gils, P F, primary, Marinovic, AA Bonacic, primary, Lambooij, M, primary, Polder, J J, primary, Feenstra, T L, primary, van der Giessen, J W B, primary, de Wit, G A, primary, and Mangen, M J, primary
- Published
- 2019
- Full Text
- View/download PDF
30. The design of a Social Cost-Benefit Analysis of preventive interventions for toxoplasmosis : An example of the One Health approach
- Author
-
Suijkerbuijk, Anita W M, van Gils, P.F., Bonačić Marinović, Axel, Feenstra, T L, Kortbeek, Laetitia M., Mangen, M-J J, Opsteegh, M, de Wit, G A, van der Giessen, J W B, Suijkerbuijk, Anita W M, van Gils, P.F., Bonačić Marinović, Axel, Feenstra, T L, Kortbeek, Laetitia M., Mangen, M-J J, Opsteegh, M, de Wit, G A, and van der Giessen, J W B
- Published
- 2018
31. Surveillance zoönosen in de melkgeiten- en melkschapenhouderij in 2016
- Author
-
D&V, Z&O, Opsteegh M, van Roon A, Wit B, Hagen-Lenselink R, van Duijkeren E, Dierikx C, Hengeveld P, Franz E, Bouw E, van der Meij A, van Hoek A, van der Giessen J, D&V, Z&O, Opsteegh M, van Roon A, Wit B, Hagen-Lenselink R, van Duijkeren E, Dierikx C, Hengeveld P, Franz E, Bouw E, van der Meij A, van Hoek A, and van der Giessen J
- Abstract
RIVM rapport:Dieren kunnen verwekkers van ziekten bij zich dragen die op mensen kunnen worden overgebracht (zoönosen). In 2016 hebben het RIVM en de NVWA onderzocht of melkgeiten en melkschapen zulke ziekteverwekkers bij zich dragen; soms is dat ook bij veehouders, gezinsleden en medewerkers gedaan. Deze ziekteverwekkers veroorzaken meestal diarree maar soms kunnen de infecties ook ernstiger verlopen. Uit het onderzoek blijkt dat een paar ziekteverwekkers vaak op melkgeiten- en melkschapenbedrijven voorkomen. De gevonden bacteriën zitten in de darmen van de dieren en komen zo in de mest terecht. Een kleine hoeveelheid mest kan rauw te drinken melk of rauwmelkse kaas al besmetten. Daarnaast kunnen bezoekers van deze bedrijven besmet raken als zij contact hebben met de dieren of hun omgeving. Een besmetting kan worden voorkomen door alle melk gepasteuriseerd te consumeren of te verwerken. Bezoekers kunnen de kans op ziekte verkleinen door hun handen te wassen als ze in contact zijn geweest met de dieren of hun omgeving. Vooral de bacteriën STEC en Campylobacter zijn in hoge mate aangetroffen. STEC kwam op vrijwel alle onderzochte bedrijven voor. Campylobacter is aangetoond op 33 procent van de geiten- en op 95,8 procent van de schapenbedrijven. Bij de veehouders en gezinsleden zijn deze bacteriën veel minder gevonden. Listeria kwam in mindere mate voor? op 8,8 procent van de geiten- en 16,7 procent van de schapenbedrijven, en niet bij de mensen. Het is wel een relevante ziekteverwekker omdat rauwmelkse zachte kaas hiervoor de belangrijkste infectiebron voor mensen is. Salmonella werd niet gevonden op melkgeitenbedrijven, maar wel op 12,5 procent van de melkschapenbedrijven. Op de meeste bedrijven werd alleen een type Salmonella gevonden dat niet overgedragen wordt op de mens. ESBL-producerende bacteriën, die ongevoelig zijn voor veel antibiotica, werden aangetoond op 1,7 procent van de geitenbedrijven en 4,2 procent van de schapenbedrijven. Daarnaast werd hij bij 6,8 procent van d, Animals can carry pathogens that can cause disease in humans (zoonoses). In 2016, the RIVM and the NVWA investigated whether dairy goats and dairy sheep carry such pathogens; sometimes this is also done for livestock farmers, their family members and employees. These pathogens usually cause diarrhoea but sometimes the infections are more severe. Research shows that a few pathogens occur often on dairy goat and dairy sheep farms. These bacteria reside in the intestines of the animals, and are excreted in manure. A small amount of manure is enough to contaminate raw milk or unpasteurised cheese. Visitors to these farms can also become infected if they come into contact with the animals or their environment. Contamination can be prevented by consuming or processing all milk pasteurized. Visitors can reduce the risk of disease by washing their hands if they have been in contact with the animals or their environment. STEC and Campylobacter bacteria, in particular, were frequently found. STEC was detected at virtually all the farms that were investigated. Campylobacter was detected at 33 percent of the goat farms and 95.8 percent of the sheep farms. These bacteria were found much less often among the farmers and their family members. Listeria was detected less often: at 8.8 percent of the goat farms and 16.7 percent of the sheep farms, and not among people. However, it is a relevant pathogen since unpasteurised soft cheese is the most important source of Listeria infection in humans. Salmonella was not found at dairy goat farms but was found at 12.5 percent of the dairy sheep farms. On most farms, only a type of Salmonella that is not transmitted to humans was found. ESBL-producing bacteria, which are insensitive to many antibiotics, were detected at 1.7 percent of the goat farms and 4.2 percent of the sheep farms. They were also found in 6.8 percent of the people. This percentage is not higher than for the general population.
- Published
- 2018
32. Microbiologische risicobeoordeling eierketens : Achtergrondstudie ten behoeve van een integrale risicobeoordeling van de eierketens door de NVWA
- Author
-
I&V, Bolder NM, van den End S, Bouwknegt M, Mughini Gras L, Swart AN, Opsteegh M, Rockx B, van Pelt W, Aarts HJM, van de Giessen AW, I&V, Bolder NM, van den End S, Bouwknegt M, Mughini Gras L, Swart AN, Opsteegh M, Rockx B, van Pelt W, Aarts HJM, and van de Giessen AW
- Abstract
RIVM rapport:Eieren en de producten waarin ze worden verwerkt, kunnen besmet zijn met ziekteverwekkers, vooral bacteriën, waardoor mensen er ziek van kunnen worden. Elke schakel in de keten, van boerderij tot bord, kan bijdragen aan dit risico. Het RIVM heeft daarom op een rij gezet hoeveel mensen er ziek van worden, welke risico's er per onderdeel van de keten zijn en welke maatregelen kunnen worden genomen om de risico's te verkleinen. Dit levert input voor een integrale risicobeoordeling van de eierketen door de NVWA. De eieren die in Nederland worden gegeten, worden grotendeels gelegd door Nederlandse kippen. Een deel wordt geïmporteerd, onder andere eieren die in de eiproductenindustrie worden verwerkt. De omvang van de sector is aanzienlijk: jaarlijks worden er ruim 10 miljard consumptieeieren geproduceerd en worden er ruim 3 miljard in Nederland geconsumeerd. Tweederde van de Nederlandse productie wordt geëxporteerd, vooral naar Duitsland. Het risico voor de consument wordt mede bepaald door de manier waarop hij met eieren omgaat. Een goede hygiëne bij het gebruik van eieren thuis verkleint dit risico aanzienlijk. Ook is het belangrijk om eieren en gerechten waarin ze rauw worden verwerkt, goed te verhitten. Ongeveer drie procent van het aantal mensen dat ziek wordt van ziekteverwekkers die ze via voedsel binnenkrijgen, kan worden toegeschreven aan de consumptie van besmette eieren en producten waarin ze zijn verwerkt. Voedselinfecties door eieren worden voornamelijk veroorzaakt door een besmetting met de Salmonellabacterie (vooral de Salmonella Enteritidis). Dankzij maatregelen die in de afgelopen jaren in de pluimveesector zijn genomen, is het aantal infecties door besmette eieren afgenomen. Desondanks vormen eieren samen met varkensvlees nog steeds de grootste bron van Salmonellainfecties bij de mens. In verschillende schakels van de eierketen zijn maatregelen mogelijk om de microbiologische risico's verder te beheersen. Zo kunnen bestaande ma, Both eggs and products containing egg are susceptible to contamination with pathogens, mainly bacteria, which can cause disease in humans. Each link in the production and supply chain, from farm to fork, can contribute to this risk. RIVM has therefore estimated how many people become ill due to the contamination of eggs or products containing egg, which risks affect each part of the chain, and what measures can be taken to reduce those risks. This will provide input for a comprehensive risk assessment of the egg production chain by the NVWA. The eggs that are consumed in the Netherlands are laid mainly by Dutch chickens. A part is imported, including eggs that are processed in the egg products industry. The size of the sector is considerable: every year more than 10 billion eggs are produced for consumption and more than 3 billion are consumed in the Netherlands. Two-thirds of the eggs produced in the Netherlands are exported, mainly to Germany. The risks to consumers are partly determined by the way the eggs are handled. Good hygiene when using eggs at home significantly reduces these risks. It is also important to heat eggs and food containing raw egg. About three percent of cases of illness due to pathogens ingested from food can be attributed to the consumption of contaminated eggs or products that contain eggs. Food infections caused by eggs are mainly caused by infection with Salmonella bacteria (especially Salmonella Enteritidis). Thanks to measures implemented in the poultry sector in the past years, the number of infections due to contaminated eggs has been reduced. Nonetheless, eggs and pork remain the main source of Salmonella infections in humans. Throughout the various links of the egg production chain, measures could be taken to further control the microbiological risks. For example, existing measures could be tightened, such as Salmonella monitoring and hygiene measures in the production chain. Good management training and k
- Published
- 2018
33. The design of a Social Cost-Benefit Analysis of preventive interventions for toxoplasmosis: An example of the One Health approach
- Author
-
HEE, Circulatory Health, JC onderzoeksprogramma Methodologie, Suijkerbuijk, Anita W M, van Gils, P.F., Bonačić Marinović, Axel, Feenstra, T L, Kortbeek, Laetitia M., Mangen, M-J J, Opsteegh, M, de Wit, G A, van der Giessen, J W B, HEE, Circulatory Health, JC onderzoeksprogramma Methodologie, Suijkerbuijk, Anita W M, van Gils, P.F., Bonačić Marinović, Axel, Feenstra, T L, Kortbeek, Laetitia M., Mangen, M-J J, Opsteegh, M, de Wit, G A, and van der Giessen, J W B
- Published
- 2018
34. Detection and dissemination of Toxoplasma gondii in experimentally infected calves, a single test does not tell the whole story
- Author
-
European Food Safety Authority, Food Standards Agency (UK), Scottish Government's Rural and Environment Science and Analytical Services, Benavides, Julio [0000-0001-9706-100X], Burrells, A., Taroda, A., Opsteegh, M., Schares, G., Benavides, Julio, Dam-Deisz, C., Bartley, Paul M., Chianini, F., Villena, I., Van Der Giessen, J., Innes, L., Katzer, Frank, European Food Safety Authority, Food Standards Agency (UK), Scottish Government's Rural and Environment Science and Analytical Services, Benavides, Julio [0000-0001-9706-100X], Burrells, A., Taroda, A., Opsteegh, M., Schares, G., Benavides, Julio, Dam-Deisz, C., Bartley, Paul M., Chianini, F., Villena, I., Van Der Giessen, J., Innes, L., and Katzer, Frank
- Abstract
Although the detection of Toxoplasma gondii in bovine tissues is rare, beef might be an important source of human infection. The use of molecular techniques, such as magnetic capture qPCR (MC-qPCR), in combination with the gold standard method for isolating the parasite (mouse bioassay), may increase the sensitivity of T. gondii detection in infected cattle. The risk of transmission of the parasite to humans from undercooked/raw beef is not fully known and further knowledge about the predilection sites of T. gondii within cattle is needed. In the current study, six Holstein Friesian calves (Bos taurus) were experimentally infected with 106 T. gondii oocysts of the M4 strain and, following euthanasia (42 dpi), pooled tissues were tested for presence of the parasite by mouse bioassay and MC-qPCR
- Published
- 2018
35. Relationship between seroprevalence in the main livestock species and presence of Toxoplasma gondii in meat
- Author
-
Opsteegh, M., Maas, Miriam, Schares, Gereon, van der Giessena, Joke, Conraths, F., Bangoura, Berit, Blaga, Radu, Boireau, Pascal, Vallee, Isabelle, Djokic, Vitomir, Le Roux, Delphine, Perret-Duménil, Catherine, Ducry, Tamara, Wisselink, H.J., Cornelissen, J.B.W.J., Villena, Isabelle, Aubert, Dominique, Györke, Adriana, Cozma, Vasile, Mircean, Viorica, Pastiu, Anamaria Ioana, Balea, Anamaria, Kalmar, Zsuzsa, Barburas, Diana, Pozio, Edoardo, Spano, Furio, Limon, Georgina, Georgiev, Milen, Blake, Damer, Guitian, Javier, Dominguez, Javier, Katzer, Frank, Burrells, Alison, Innes, Lee, Djurkovic-Djakovic, Olgica, and Klunl, Ivana
- Subjects
Bacteriologie, Host Pathogen Interactie & Diagnostiek ,Life Science ,Bacteriology, Host Pathogen Interaction & Diagnostics - Published
- 2016
36. Knaagdieren & Zoönosen: Toxoplasma gondii
- Author
-
Opsteegh, M., van der Giessen, J.W.B., and Meerburg, B.G.
- Subjects
Emissie & Mestverwaarding ,Life Science ,Emissions & Manure Valorisation - Published
- 2016
37. Direct detection and genotyping of Toxoplasma gondii in meat samples using magnetic capture and PCR
- Author
-
Opsteegh, M., Langelaar, M., Sprong, H., den Hartog, L., De Craeye, S., Bokken, G.C.A.M., Ajzenberg, D., Kijlstra, A., van der Giessen, J., Risk Assessment of Toxic and Immunomodulatory Agents, Dep IRAS, Neuroépidémiologie Tropicale et Comparée (NETEC), Génomique, Environnement, Immunité, Santé, Thérapeutique (GEIST FR CNRS 3503)-Institut d'Epidémiologie Neurologique et de Neurologie Tropicale-Université de Limoges (UNILIM), Université de Limoges (UNILIM), Centre National de Référence (CNR) Toxoplasmose/Toxoplasma Biological Resource Center (BRC) (CNR Toxoplasmose-Toxoplasma BRC), CHU Limoges, MUMC+: MA UECM Oogartsen MUMC (9), Oogheelkunde, RS: FHML non-thematic output, Risk Assessment of Toxic and Immunomodulatory Agents, and Dep IRAS
- Subjects
Swine ,diagnosis ,MESH: Food Parasitology ,dna ,Polymerase Chain Reaction ,030308 mycology & parasitology ,law.invention ,MESH: Genotype ,0403 veterinary science ,Quantitative PCR ,Food Parasitology ,Limit of Detection ,law ,Magnetic capture ,Genotype ,Bioassay ,MESH: Animals ,MESH: Swine ,Polymerase chain reaction ,MESH: Meat ,0303 health sciences ,Source attribution ,biology ,MESH: Toxoplasma ,pigs ,04 agricultural and veterinary sciences ,General Medicine ,Detection ,Real-time polymerase chain reaction ,bioassay ,congenital toxoplasmosis ,histopathology ,Microsatellite ,Toxoplasma ,Genotyping ,sheep ,Meat ,040301 veterinary sciences ,Toxoplasma gondii ,MESH: DNA, Protozoan ,MESH: Limit of Detection ,MESH: Sheep ,Food Contamination ,polymerase-chain-reaction ,Microbiology ,Magnetics ,03 medical and health sciences ,parasitic diseases ,Animals ,MESH: Magnetics ,Typing ,Research ,MESH: Polymerase Chain Reaction ,tissue cysts ,MESH: Food Contamination ,DNA, Protozoan ,biology.organism_classification ,Virology ,infection ,[SDV.SPEE]Life Sciences [q-bio]/Santé publique et épidémiologie ,Onderzoek ,Food Science - Abstract
International audience; Different transmission routes, including the ingestion of undercooked meat, can result in Toxoplasma gondii infection in humans. The development of effective prevention strategies is hampered by a lack of quantitative information on the contamination level of different types of meat. Therefore, we developed a method for detection and quantification of T. gondii. The method involved preparation of crude DNA extract from hundred gram samples of meat, magnetic capture of T. gondii DNA and, quantitative real-time PCR targeting the T. gondii 529-bp repeat element. The detection limit of this assay was approximately 230 tachyzoites per 100 g of meat sample. There was a linear relation between the number of parasites added to the samples and Cp-values. Results obtained with the PCR method were comparable to bioassay results for experimentally infected pigs, and to serological findings for sheep. In addition, the T. gondii in 50% of the positive sheep samples could be genotyped by sequencing of the GRA6 gene, after isolation of the gene by magnetic capture. Two subtypes of GRA6 type II were identified in the 16 samples from sheep. For seven samples, the identification of T. gondii as type II was confirmed by microsatellite typing. The PCR method can be used as an alternative to bioassay for detection and genotyping of T. gondii, and to quantify the organism in meat samples of various sources.
- Published
- 2010
- Full Text
- View/download PDF
38. Food-borne diseases — The challenges of 20 years ago still persist while new ones continue to emerge
- Author
-
Newell, D.G., Koopmans, M., Verhoef, L., Duizer, E., Aidara-Kane, A., Sprong, H., Opsteegh, M., Langelaar, M., Threfall, J., Scheutz, F., van der Giessen, J., Kruse, H., Risk Assessment of Toxic and Immunomodulatory Agents, and Dep IRAS
- Subjects
Food-borne diseases ,Disease ,Biology ,Antimicrobial resistance ,Microbiology ,Article ,Foodborne Diseases ,Food chain ,Food-borne parasites ,Food Parasitology ,Salmonella ,Environmental health ,Food microbiology ,Humans ,Food security ,business.industry ,Transmission (medicine) ,Food-borne bacteria ,digestive, oral, and skin physiology ,E. coli ,Campylobacter ,General Medicine ,Food safety ,Biotechnology ,Consumer Product Safety ,Food processing ,Food Microbiology ,Food-borne viruses ,business ,Food Science - Abstract
The burden of diseases caused by food-borne pathogens remains largely unknown. Importantly data indicating trends in food-borne infectious intestinal disease is limited to a few industrialised countries, and even fewer pathogens. It has been predicted that the importance of diarrhoeal disease, mainly due to contaminated food and water, as a cause of death will decline worldwide. Evidence for such a downward trend is limited. This prediction presumes that improvements in the production and retail of microbiologically safe food will be sustained in the developed world and, moreover, will be rolled out to those countries of the developing world increasingly producing food for a global market. In this review evidence is presented to indicate that the microbiological safety of food remains a dynamic situation heavily influenced by multiple factors along the food chain from farm to fork. Sustaining food safety standards will depend on constant vigilance maintained by monitoring and surveillance but, with the rising importance of other food-related issues, such as food security, obesity and climate change, competition for resources in the future to enable this may be fierce. In addition the pathogen populations relevant to food safety are not static. Food is an excellent vehicle by which many pathogens (bacteria, viruses/prions and parasites) can reach an appropriate colonisation site in a new host. Although food production practices change, the well-recognised food-borne pathogens, such as Salmonella spp. and Escherichia coli, seem able to evolve to exploit novel opportunities, for example fresh produce, and even generate new public health challenges, for example antimicrobial resistance. In addition, previously unknown food-borne pathogens, many of which are zoonotic, are constantly emerging. Current understanding of the trends in food-borne diseases for bacterial, viral and parasitic pathogens has been reviewed. The bacterial pathogens are exemplified by those well-recognized by policy makers; i.e. Salmonella, Campylobacter, E. coli and Listeria monocytogenes. Antimicrobial resistance in several bacterial food-borne pathogens (Salmonella, Campylobacter, Shigella and Vibrio spp., methicillin resistant Staphylcoccus aureas, E. coli and Enterococci) has been discussed as a separate topic because of its relative importance to policy issues. Awareness and surveillance of viral food-borne pathogens is generally poor but emphasis is placed on Norovirus, Hepatitis A, rotaviruses and newly emerging viruses such as SARS. Many food-borne parasitic pathogens are known (for example Ascaris, Cryptosporidia and Trichinella) but few of these are effectively monitored in foods, livestock and wildlife and their epidemiology through the food-chain is poorly understood. The lessons learned and future challenges in each topic are debated. It is clear that one overall challenge is the generation and maintenance of constructive dialogue and collaboration between public health, veterinary and food safety experts, bringing together multidisciplinary skills and multi-pathogen expertise. Such collaboration is essential to monitor changing trends in the well-recognised diseases and detect emerging pathogens. It will also be necessary understand the multiple interactions these pathogens have with their environments during transmission along the food chain in order to develop effective prevention and control strategies.
- Published
- 2010
39. The design of a Social Cost‐Benefit Analysis of preventive interventions for toxoplasmosis: An example of the One Health approach
- Author
-
Suijkerbuijk, A. W. M., primary, van Gils, P. F., additional, Bonačić Marinović, A. A., additional, Feenstra, T. L., additional, Kortbeek, L. M., additional, Mangen, M.‐J. J., additional, Opsteegh, M., additional, de Wit, G. A., additional, and van der Giessen, J. W. B., additional
- Published
- 2017
- Full Text
- View/download PDF
40. Characterization of Puumala hantavirus in bank voles from two regions in the Netherlands where human cases occurred
- Author
-
de Vries, A., primary, Vennema, H., additional, Bekker, D. L., additional, Maas, M., additional, Adema, J., additional, Opsteegh, M., additional, van der Giessen, J. W. B., additional, and Reusken, C. B. E. M., additional
- Published
- 2016
- Full Text
- View/download PDF
41. The design of a Social Cost‐Benefit Analysis of preventive interventions for toxoplasmosis: An example of the One Health approach.
- Author
-
Suijkerbuijk, A. W. M., van Gils, P. F., Bonačić Marinović, A. A., Feenstra, T. L., Kortbeek, L. M., Mangen, M.‐J. J., Opsteegh, M., de Wit, G. A., and van der Giessen, J. W. B.
- Subjects
TOXOPLASMOSIS ,CAT vaccination ,EPIDEMIOLOGY ,BIOSECURITY ,EXTERNALITIES ,PREVENTION - Abstract
Summary:
Toxoplasma gondii infections cause a large disease burden in the Netherlands, with an estimated health loss of 1,900 Disability Adjusted Life Years and a cost‐of‐illness estimated at €44 million annually. Infections in humans occur via exposure to oocysts in the environment and after eating undercooked meat containing tissue cysts, leading to asymptomatic or mild symptoms, but potentially leading to the development of ocular toxoplasmosis. Infection in pregnant women can lead to stillbirth and disorders in newborns. At present, prevention is only targeted at pregnant women. Cat vaccination, freezing of meat destined for undercooked consumption and enhancing biosecurity in pig husbandries are possible interventions to prevent toxoplasmosis. As these interventions bear costs for sectors in society that differ from those profiting from the benefits, we perform a social cost‐benefit analysis (SCBA). In an SCBA, costs and benefits of societal domains affected by the interventions are identified, making explicit which stakeholder pays and who benefits. Using an epidemiological model, we consider transmission ofT. gondii after vaccination of all owned cats or cats at livestock farms. To identify relevant high‐risk meat products that will be eaten undercooked, a quantitative microbial risk assessment model developed to attribute predictedT. gondii infections to specific meat products will be used. In addition, we evaluate serological monitoring of pigs at slaughter followed by an audit and tailor made advice for farmers in case positive results were found. The benefits will be modelled stochastically as reduction in DALYs and monetized in Euro's following reference prices for DALYs. If the balance of total costs and benefits is positive, this will lend support to implementation of these preventive interventions at the societal level. Ultimately, the SCBA will provide guidance to policy makers on the most optimal intervention measures to reduce the disease burden ofT. gondii in the Netherlands. [ABSTRACT FROM AUTHOR]- Published
- 2018
- Full Text
- View/download PDF
42. Control of Neospora caninum and Toxoplasma gondii in farm livestock
- Author
-
Innes, Elisabeth A., Bartley, Paul M., Rocchi, Mara S., Benavides, Julio, Burrells, A., Opsteegh, M., Chianini, F., Cantón, Germán J., and Katzer, Frank
- Subjects
parasitic diseases - Abstract
Conferencia invitada. International meeting Apicowplexa. Apicomplexa in farm animals. 25 al 28 de octubre del 2012. Lisboa (Portugal)., Neospora caninum and Toxoplasma gondii are important causes of reproductive failure and production losses in farm livestock worldwide. In addition, consumption of undercooked meat containing T. gondii cysts is an important route of transmission to people. T. gondii is currently recognized as one of the most important food borne pathogens with one in five people worldwide thought to be infected. Our research approach has involved establishing experimental models of infection in livestock species to enable the study of the host parasite interaction in a relevant host. This has improved our understanding of how the parasites establish infection in the host and how the innate and adaptive immune responses are induced in response to the parasite and the outcomes of this critical interaction. This paper will highlight and discuss how knowledge of the host-pathogen interaction in livestock species has helped in the development of disease prevention and control strategies for N. caninum and T. gondii involving biosecurity, diagnostics and vaccination approaches.
- Published
- 2012
43. Experimental inoculation with Coxiella burnetii in male rats: successful infection, but no transmission to cage-mates
- Author
-
Opsteegh, M., Hogerwerf, L., Nooijen, S., Dam-Deisz, C., de Heer, L., Reusken, C., Bouma, A., Roest, H.I.J., Nielen, M., and van der Giessen, J.
- Subjects
animals ,model ,q-fever outbreak ,Epidemiologie, Bioinformatica & Diermodellen ,bacteria ,Epidemiology, Bio-informatics & Animal models ,netherlands ,rattus-norvegicus ,bacterial infections and mycoses ,farms - Abstract
Beginning in 2007, the largest human Q fever outbreak ever described occurred in the Netherlands. Dairy goats from intensive farms were identified as the source, amplifying Coxiella burnetii during gestation and shedding large quantities during abortions. It has been postulated that wild rodents are reservoir hosts from which C. burnetii can be transmitted to domestic animals and humans. However, little is known about the infection dynamics of C. burnetii in wild rodents. The aim of this study was to investigate whether brown rats (Rattus norvegicus) can be experimentally infected with C. burnetii and whether transmission to a cage mates occurs. Fourteen male brown rats (wild type) were intratracheally or intranasally inoculated with a Dutch C. burnetii isolate obtained from a goat. At 3 days postinoculation, a contact rat was placed with each inoculated rat. The pairs were monitored using blood samples and rectal and throat swabs for 8 weeks, and after euthanasia the spleens were collected. Rats became infected by both inoculation routes, and detection of C. burnetii DNA in swabs suggests that excretion occurred. However, based on the negative spleens in PCR and the lack of seroconversion, none of the contact animals was considered infected; thus, no transmission was observed. The reproduction ratio R(0) was estimated to be 0 (95% confidence interval = 0 to 0.6), indicating that it is unlikely that rats act as reservoir host of C. burnetii through sustained transmission between male rats. Future research should focus on other transmission routes, such as vertical transmission or bacterial shedding during parturition.
- Published
- 2012
44. Toxoplasma gondii in animal reservoirs and the environment
- Author
-
Opsteegh, M., Risk Assessment of Toxic and Immunomodulatory Agents, Dep IRAS, van Knapen, Frans, and van der Giessen, J.W.B.
- Abstract
Toxoplasma gondii is an important zoonotic parasite that is best known as a cause of abortion and abnormalities in newborns if a woman is primary infected during pregnancy, although ocular toxoplasmosis from acquired infection may contribute substantially to the disease burden. Infectious parasites are present as tissue cysts in undercooked meat, and as oocysts in cat faeces, contaminated soil, or water. In The Netherlands prevention focuses on educating pregnant women about the risks for infection. However, inclusion of other measures that also target the total population may be more effective. To set up effective prevention strategies the importance of the different sources needs to be known. Therefore this thesis focuses on the prevalence of infection in various animal reservoirs. First a method for sensitive PCR-based detection of tissue cysts (MC-PCR) was developed. There was a strong correlation between detection of antibodies by ELISA and parasites by MC-PCR in sheep. Therefore the high seroprevalence in sheep (27.8%) indicates that the consumption of undercooked mutton or lamb poses a risk of infection. It was difficult to develop a sufficiently discriminatory serological assay for cattle, and only two cattle, which were negative by ELISA, tested positive by PCR. This demonstrates that the seroprevalence in cattle does not give an indication of the risk of infection from beef. Whether the PCR prevalence gives an indication remains to be studied, as dead or non-infective parasites may have been detected. The seroprevalence in sheep, PCR prevalence in cattle, previously published seroprevalence data for pigs, meat consumption and preparation data, and literature data on T. gondii survival during processing were integrated in a quantitative microbial risk assessment (QMRA) model. Although the predicted number of infections was too high, the results demonstrate that beef can be an important source of infection even if the prevalence is low, and raw products contributed 40% of the total number of predicted infections. This thesis also includes a study on the seroprevalence of T. gondii in wild boar, and based on fitting compartmental infection models to the observed age-seroprevalence relation, we hypothesized that antibodies, and possibly the infection itself, do not persist lifelong in wild boar. Unfortunately no specific consumption data for wild boar were available; therefore these data could not be included in the QMRA. The last study focuses on T. gondii infection in the definitive host, the cat. Because domestic cats are the only definitive host of importance in The Netherlands, prevention of infection in cats (and thereby prevention of oocyst shedding) can be highly effective in decreasing both oocyst- and tissue cyst acquired infections in humans. In this study risk factors were identified by logistic regression analysis on serological results and questionnaire data. Hunting and feeding of raw meat were identified as risk factors that could be targeted by prevention measures. Finally, an overview of the various options for intervention in T. gondii transmission to humans is given and it is discussed how the presented results and the QMRA model can aid deciding between those options.
- Published
- 2011
45. Evaluation of ELISA test characteristics and estimation of Toxoplasma gondii seroprevalence in Dutch sheep using mixture models
- Author
-
Opsteegh, M., Teunis, P., Mensink, M., Zuchner, L., Titilincu, A., Langelaar, M., van der Giessen, J., Risk Assessment of Toxic and Immunomodulatory Agents, Dep IRAS, Risk Assessment of Toxic and Immunomodulatory Agents, and Dep IRAS
- Subjects
Male ,Veterinary medicine ,Antibodies, Protozoan ,Sheep Diseases ,Enzyme-Linked Immunosorbent Assay ,Food Contamination ,Sensitivity and Specificity ,Discriminatory power ,Food Animals ,Food Parasitology ,Reference Values ,Seroepidemiologic Studies ,Zoonoses ,parasitic diseases ,medicine ,Seroprevalence ,Animals ,Humans ,Netherlands ,Sheep ,biology ,Incidence (epidemiology) ,Serological assay ,Toxoplasma gondii ,Bayes Theorem ,biology.organism_classification ,medicine.disease ,Toxoplasmosis ,Toxoplasmosis, Animal ,ROC Curve ,Elisa test ,biology.protein ,Animal Science and Zoology ,Female ,Antibody ,Toxoplasma - Abstract
Lamb and mutton are considered important sources of human Toxoplasma gondii infections, but actual data on the prevalence of T. gondii in sheep in The Netherlands is lacking. The aim of this study was to investigate the prevalence of T. gondii in slaughtered sheep to get more insight in the importance of sheep as a source of human infection. In addition, regional variation in prevalence was studied, as this may indicate differences in environmental contamination. An in-house ELISA that detects antibodies against T. gondii was developed and used to test 1179 sera collected from sheep presented at 11 Dutch slaughterhouses between October and December 2007. Since validation of the serological assay was hampered by a lack of appropriate reference sera, the diagnostic performance and seroprevalence were estimated by fitting a binormal mixture model. ROC-curve analysis on the fitted distributions showed high discriminatory power (AUC=0.995), and high sensitivity and specificity of the ELISA. The overall prevalence was estimated at 27.8% (25.6-29.9%), but was significantly higher in sheep over 1 year old, and in sheep from the central provinces. The high sensitivity and specificity of the in-house ELISA were confirmed by Bayesian analysis together with three commercially available assays: Toxo-Screen DA (bioMérieux), Chekit Toxotest Antibody ELISA (IDEXX), and Toxoplasmosis serum screening ELISA (Institut Pourquier). In conclusion, the binormal mixture model proved a useful method to obtain estimates of diagnostic performance and seroprevalence without use of reference sera. The seroprevalence in sheep was high, and as sheep with antibodies usually carry tissue cysts, this indicates that undercooked lamb and mutton may indeed be important sources of human toxoplasmosis in The Netherlands.
- Published
- 2010
46. Intervention Strategies to Reduce Human Toxoplasma gondii Disease Burden
- Author
-
Opsteegh, M., primary, Kortbeek, T. M., additional, Havelaar, A. H., additional, and van der Giessen, J. W. B., additional
- Published
- 2014
- Full Text
- View/download PDF
47. Seroprevalence and risk factors for Toxoplasma gondii infection in domestic cats in The Netherlands
- Author
-
Risk Assessment of Toxic and Immunomodulatory Agents, Dep IRAS, Opsteegh, M., Haveman, R., Swart, A., Mensink-Beerepoot, M.E., Hofhuis, A., Langelaar, M.F.M., van der Giessen, J.W.B., Risk Assessment of Toxic and Immunomodulatory Agents, Dep IRAS, Opsteegh, M., Haveman, R., Swart, A., Mensink-Beerepoot, M.E., Hofhuis, A., Langelaar, M.F.M., and van der Giessen, J.W.B.
- Published
- 2012
48. Specific serum antibody responses following a Toxoplasma gondii and Trichinella spiralis co-infection in swine
- Author
-
Advances in Veterinary Medicine, Risk Assessment of Toxic and Immunomodulatory Agents, Dep IRAS, Bokken, G.C.A.M., van Eerden, E., Opsteegh, M., Augustijn, M., Graat, E.A.M., Franssen, F.F.J., Gorlich, K., Buschtöns, S., Tenter, A.M., van der Giessen, J.W.B., Bergwerff, A.A., van Knapen, F., Advances in Veterinary Medicine, Risk Assessment of Toxic and Immunomodulatory Agents, Dep IRAS, Bokken, G.C.A.M., van Eerden, E., Opsteegh, M., Augustijn, M., Graat, E.A.M., Franssen, F.F.J., Gorlich, K., Buschtöns, S., Tenter, A.M., van der Giessen, J.W.B., Bergwerff, A.A., and van Knapen, F.
- Published
- 2012
49. Toxoplasma gondii in animal reservoirs and the environment
- Author
-
Risk Assessment of Toxic and Immunomodulatory Agents, Dep IRAS, van Knapen, Frans, van der Giessen, J.W.B., Opsteegh, M., Risk Assessment of Toxic and Immunomodulatory Agents, Dep IRAS, van Knapen, Frans, van der Giessen, J.W.B., and Opsteegh, M.
- Published
- 2011
50. Food-borne diseases - the challenges of 20 years ago still persist while new ones continue to emerge.
- Author
-
Risk Assessment of Toxic and Immunomodulatory Agents, Dep IRAS, Newell, D.G., Koopmans, M., Verhoef, L., Duizer, E., Aidara-Kane, A., Sprong, H., Opsteegh, M., Langelaar, M., Threfall, J., Scheutz, F., van der Giessen, J., Kruse, H., Risk Assessment of Toxic and Immunomodulatory Agents, Dep IRAS, Newell, D.G., Koopmans, M., Verhoef, L., Duizer, E., Aidara-Kane, A., Sprong, H., Opsteegh, M., Langelaar, M., Threfall, J., Scheutz, F., van der Giessen, J., and Kruse, H.
- Published
- 2010
Catalog
Discovery Service for Jio Institute Digital Library
For full access to our library's resources, please sign in.