2,063 results on '"Vestigia"'
Search Results
52. Verbeteren watersysteem langs de Afgedamde Maas-Zuid (Zandplaat en Doornwaard), gemeente Zaltbommel
- Author
-
Weerheijm, W.J., Brugman, B.A., Pierik, H.J., Amersfoort : Vestigia, and Vestigia BV
- Subjects
Archaeology ,Zaltbommel ,archeologie - Abstract
Met lit. opg
- Published
- 2012
53. Spoedpakket E, verbreding A2 Leenderheide-Valkenswaard, gemeenten Waalre, Valkenswaard en Heeze-Leende : ruimtelijk advies op basis van een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen
- Author
-
Flamman, J., Berkhout, M., Wilbers, A., J. Flamman, M. Berkhout, A. Wilbers, Amersfoort : Vestigia, and Vestigia
- Subjects
Waalre ,prospectie ,Archaeology ,Valkenswaard ,Heeze-Leende ,archeologie - Abstract
Met lit. opg
- Published
- 2010
54. Aux marges de l'ancienne agglomération antique du Camp de César: Saint-Jean de Todon alias Saint-Jean de Rousigue (Laudun-L'Ardoise, Gard)
- Author
-
Ardagna, Yann, Blanchard, Delphine, Pélaquier, Elie, Vidal, Laurent, Anthropologie bio-culturelle, Droit, Ethique et Santé (ADES), Aix Marseille Université (AMU)-EFS ALPES MEDITERRANEE-Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS), Vestigia Imago Atavorum (VIA), Association Vestigia Imago Atavorum, Centre de Recherches Interdisciplinaires en Sciences humaines et Sociales de Montpellier (CRISES), Université Paul-Valéry - Montpellier 3 (UPVM), Centre de recherches en histoire internationale et Atlantique - EA 1163 (CRHIA), Université de Nantes - UFR Histoire, Histoire de l'Art et Archéologie (UFR HHAA), Université de Nantes (UN)-Université de Nantes (UN)-Université de La Rochelle (ULR), Université de La Rochelle (ULR)-Université de Nantes - UFR Histoire, Histoire de l'Art et Archéologie (UFR HHAA), and Université de Nantes (UN)-Université de Nantes (UN)
- Subjects
dépôt secondaire ,cimetière médiéval ,insertion du lieu de culte dans le paysage bâti L'édifice de la commune de Laudun-L'Ardoise (Gard) ,anthropologie biologique ,anthropomorphic coffers ,rural Clunisian prieuré ,biological anthropology. CONTEXTES Cadre géographique ,[SHS.ANTHRO-BIO]Humanities and Social Sciences/Biological anthropology ,medleval cemetery ,secondary deposit ,recess tomb ,Prieuré ru ral clunisien ,prieuré church ,sarcophagus ,enfeu ,signalisation ,coffrage anthropomorphe. sarcophage ,église prieurale - Published
- 2010
55. Archeologische aspectrapportage MER/OTB verbreding A2 en A58 : tracédelen: A2 's-Hertogenbosch-Eindhoven, Eindhoven-Valkenswaard en A58 Oirschot-Ring Eindhoven
- Author
-
Eimermann, E., Schrijvers, R., E. Eimermann, R. Schrijvers, Amersfoort : Vestigia, and Vestigia
- Subjects
prospectie ,Archaeology ,Noord-Brabant ,archeologie - Abstract
Lit.opg., bijl.
- Published
- 2010
56. Quickscan oostflank Kloosterzande, gemeente Hulst
- Author
-
Verschoor, C., Oudhof, J.W., Redactie: C. Verschoor, samenstelling: J.W. Oudhof, C. Verschoor, Klerks, K., Vestigia b.v., and Vestigia
- Subjects
Archeologisch: bureauonderzoek ,prospectie ,Archaeology ,Kloosterzande ,archeologie - Abstract
Projectnummer: V07/1048.
- Published
- 2010
- Full Text
- View/download PDF
57. Vestigia V205
- Author
-
Hessing, W.A.M., Schrijvers, R, Vestigia b.v., Hessing, W.A.M., and Drs W.A.M. Hessing (Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie)
- Subjects
Archaeology ,Temporal coverage: late prehistorie ,inventariserend veldonderzoek - Published
- 2009
- Full Text
- View/download PDF
58. Vestigia V308
- Author
-
Diepeveen-Jansen, M., Klerks, K., Vestigia b.v., and Amersfoort : Vestigia
- Subjects
Archaeology ,bureauonderzoek ,inventariserend veldonderzoek ,boringen ,veldverkenning ,Wijk bij Duurstede ,archeologie - Abstract
Met lit. opg
- Published
- 2009
- Full Text
- View/download PDF
59. Vestigia V496
- Author
-
Oudhof, J.W., Louwe, E., Klerks, K., Vestigia b.v., and Vestigia
- Subjects
Horssen ,Archaeology ,inventariserend veldonderzoek ,boringen ,archeologie - Abstract
Met lit. opg
- Published
- 2009
- Full Text
- View/download PDF
60. Exemples de chaînes opératoires mises en place sur le terrain ou en laboratoire
- Author
-
Bonnissent, Dominique, Chapelain de Seréville-Niel, Cécile, Wermuth, Elodie, Deguilloux, Marie-France, Dupont, Hélène, Archéologie des Amériques (ArchAm), Université Paris 1 Panthéon-Sorbonne (UP1)-Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS), Centre Michel de Boüard - Centre de recherches archéologiques et historiques anciennes et médiévales (CRAHAM), Université de Caen Normandie (UNICAEN), Normandie Université (NU)-Normandie Université (NU)-Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS), Association Vestigia Imago Atavorum, UMR 6578 : Anthropologie Bio-Culturelle (UAABC), Université de la Méditerranée - Aix-Marseille 2-Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS), EVEHA (Etudes et valorisations archeologiques), De la Préhistoire à l'Actuel : Culture, Environnement et Anthropologie (PACEA), Université de Bordeaux (UB)-Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS), Institut national de recherches archéologiques préventives (Inrap), and Ministère de la Culture, Faculté des Sciences Médicales et Paramédicales de l'université de Marseille
- Subjects
[SHS.ANTHRO-BIO]Humanities and Social Sciences/Biological anthropology ,[SHS]Humanities and Social Sciences - Abstract
National audience
- Published
- 2022
61. Aanvullend archeologisch vooronderzoek in het kader van de herontwikkeling van plangebied Vondel en De Zwaan aan de Vondellaan te Leiden, gemeente Leiden Ruimtelijk advies op basis van inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase)
- Author
-
Weerheijm, W.J., Weerheijm, W.J., and W.J. Weerheijm (Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie)
- Subjects
Archaeology - Abstract
BO IVO
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
62. Archeologisch vooronderzoek in het kader van de nieuwbouw van woningen aan de Noorderlaan te Dongen, gemeente Dongen Ruimtelijk advies op basis van inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase)
- Author
-
Weerheijm, W.J., Weerheijm, W.J., and W.J. Weerheijm (Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie)
- Subjects
Archaeology - Abstract
IVO-O
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
63. Archeologisch vooronderzoek ten behoeve van de uitbreiding van een viertal flatgebouwen aan de Aalscholverlaan te Vlaardingen, gemeente Vlaardingen Ruimtelijk advies op basis van archeologisch bureauonderzoek
- Author
-
Weerheijm, W.J., Weerheijm, W.J., and W.J. Weerheijm (Vestigia Archeologie & cultuurhistorie)
- Subjects
Archaeology - Abstract
bureauonderzoek
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
64. Archeologische waarnemingen van het kanaal van Corbulo tussen Leiden en Rijswijk
- Author
-
Hessing, W.A.M., Schrijvers, R., and Vestigia
- Subjects
Archaeology ,Infrastructuur - Kanaal/vaarweg (IKAN) ,Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC (ROM) - Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
65. Archeologisch vooronderzoek plangebied Lange Vaart te Bleiswijk, gemeente Lansingerland
- Author
-
Weerheijm, W.J., Schoute, N., and Vestigia
- Subjects
Archaeology - Abstract
Vestigia Archeologie en Cultuurhistorie heeft een archeologisch inventariserend veldonderzoek uitgevoerd ten behoeve van de geplande herontwikkeling van een plangebied aan de Lange Vaart te Bleiswijk. (afbeelding 1, kaart 1 achterin het rapport). Het plangebied heeft een oppervlakte van ca. 7,7 hectare, en wordt aan de westzijde begrensd door de Hoefweg, en aan de noordzijde door de Lange Vaart. Het plangebied is aan de westzijde deels bebouwd; aan de oostzijde vrijwel geheel in gebruik als grasland. Binnen het plangebied is nieuwbouw van woningen voorzien. In 2020 is in het kader van dit project reeds een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd, op basis waarvan is geadviseerd binnen het plangebied een vervolgonderzoek door middel van verkennende boringen/karterende boringen uit te voeren, op een tweetal locaties waar een historische molen werd verwacht. Het betreft een locatie aan de westzijde van het plangebied bij een verharde oprit aan de Hoefweg (ca. 25 x 25 m), en een locatie aan de oostzijde van het plangebied langs de Lange Vaart (ca. 50 x 30 m), momenteel in gebruik als grasland. Binnen het westelijke deel van het plangebied werden de resten van (voorgangers van) de molen De Haas verwacht; aan de oostzijde werd eveneens een molen verwacht, de zogenaamde Groote Mole. Om dit verwachtingsmodel te toetsen is op 1 juni 2021 een inventariserend veldonderzoek door middel van karterende boringen uitgevoerd. Het westelijke plangebied kon door de ondoordringbare puinlaag niet tot in de natuurlijke afzettingen worden onderzocht. Ondanks meerdere pogingen en het gebruik van een pikhouweel kon niet door de puinlaag worden geboord. Tijdens het onderzoek kwam echter een buurtbewoner op het onderzoek af, dhr. Breugem. Dhr. Breugem vertelde dat hij geboren was in 1929, en zijn hele leven al aan de Hoefweg woont. Als kind had hij in de molen De Haas gespeeld. Hij bevestigde desgevraagd dat de molen vroeger op de locatie lag waar nu het huis aan de Hoefweg nr. 157 op gebouwd is. Dit betekent dat de ligging van de molen op de Kadasterkaart 1811-1832 inderdaad klopt (afbeelding 2), en de resten van de oude molen uit 1795 niet binnen het huidige plangebied liggen. De mogelijkheid bestaat nog dat een voorganger op een andere plek heeft gestaan, maar gezien het talud waarop de molen is afgebeeld, wordt de kans klein geacht dat er resten van een oudere molen binnen het huidige plangebied aanwezig zijn. Binnen het oostelijke plangebied is een bodemopbouw aangetroffen van ca. 20-50 cm, bestaande uit een dunne bouwvoor met daaronder een licht geroerde laag zwak tot siltige klei, naar onder doorlopend in matig siltige tot sterk zandige klei met schelpjes en rietresten. De klei was slap tot zeer slap en vertoonde geen kenmerken van bodemvorming of laklagen. De bodemopbouw in het oostelijke plangebied is betrekkelijk ongestoord; er zijn geen aanwijzingen voor grootschalige bodemroeringen of ophogingen aangetroffen. Op basis van het veldonderzoek kan de archeologische verwachting voor het aantreffen van een historische molenplaats binnen het oostelijke plangebied worden bijgesteld naar laag. Geconcludeerd moet worden dat de molen dusdanig licht gebouwd of gefundeerd was dat deze geen duidelijke sporen heeft nagelaten, danwel dat de locatie door de molendatabase verkeerd is geïnterpreteerd en elders moet worden gezocht. Omdat de molen niet is afgebeeld op enig kaartmateriaal zal dit waarschijnlijk ook niet worden opgehelderd. Op basis van de nieuwe informatie van een lokale bewoner, in combinatie met het geo-gerefereerde kaartmateriaal, wordt de kans op het aantreffen van een molenplaats in het westelijke plangebied eveneens als laag ingeschat. Advies Op basis van de uitkomsten van het veldonderzoek, in combinatie met het kaartmateriaal en de getuigenverklaring, adviseert Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie geen vervolgstappen in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ). Het is aan het bevoegd gezag, de gemeente Lansingerland, om een besluit te nemen ten aanzien van het al dan niet doorgaan of beëindigen van het onderzoeksproces (selectiebesluit). Ook wanneer het bevoegd gezag besluit dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is en het onderzochte gebied wordt vrijgegeven voor de voorgenomen ontwikkelingen, blijft de meldingsplicht archeologische toevalsvondst of waarneming van kracht (Erfgoedwet, artikel 5.10 Archeologische toevalsvondst). Aangezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een archeologische ‘toevalsvondst’ wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezag, de gemeente Lansingerland, en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Naschrift De adviseur van het bevoegd gezag, mevr. L. Bekkers van Erfgoed Delft, heeft per mail d.d. 17 juni 2021 aangegeven in te kunnen stemmen met het advies, d.w.z. dat er geen vervolgonderzoek noodzakelijk is. Op basis van vergelijking van de locatie van de oostelijke molen zoals aangegeven op de kaart van Schieland door J.J. Stampioen uit 1684 is de locatie zoals die in de molendatabase is opgenomen waarschijnlijk niet correct, en ligt de oostelijke molen waarschijnlijk net buiten het plangebied. De redenatie dat de molen aan de westelijke zijde net buiten het plangebied kan worden gevolgd. Op basis hiervan is geen verder vervolgonderzoek noodzakelijk. De meldingsplicht bij toevalsvondsten ex artikel 5.10 Erfgoedwet blijft wel van kracht.
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
66. Archeologisch vooronderzoek in het kader van de herontwikkeling van het plangebied Nieuw Kralingen, bouwblok A3 te Rotterdam, gemeente Rotterdam Ruimtelijk advies op basis van bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase)
- Author
-
Schrijvers, R., Schrijvers, R., and R. Schrijvers (Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie)
- Subjects
Archaeology - Abstract
IVO-O
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
67. Archeologisch vooronderzoek in het kader van de nieuwbouw van woningen aan de Vlietweg 2 te Santpoort-Noord, gemeente Velsen Ruimtelijk advies op basis van bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase)
- Author
-
Weerheijm, W.J., Weerheijm, W.J., and W.J. Weerheijm (Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie)
- Subjects
Archaeology - Abstract
BO IVO
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
68. Aanvullend archeologisch vooronderzoek ten behoeve van de uitbreiding van een viertal flatgebouwen aan de Aalscholverlaan te Vlaardingen, gemeente Vlaardingen
- Author
-
Weerheijm, W.J., Schrijvers, R., Puijenbroek, F.P.J. Van, and Vestigia
- Subjects
Archaeology - Abstract
Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie heeft een aanvullend archeologisch vooronderzoek uitgevoerd voor een plangebied aan de Aalscholverlaan te Vlaardingen, gemeente Vlaardingen (kaart 1). Het aanvullende onderzoek bestond uit een inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende/karterende boringen. Het plangebied heeft een bruto oppervlakte van ca. 1,6 ha, en is momenteel bebouwd met vier flatgebouwen met de namen Albatros (Aalscholverlaan 458-578), Arend (nrs. 308-428), Buizerd (nrs. 160-278) en Duif (nrs. 10-128). De flats blijven behouden maar worden gerenoveerd en op de begane grond gereconstrueerd. Per flat worden er 5 woningen extra gerealiseerd op de begane grond en wordt de oppervlakte vergroot om ruimte te bieden aan extra bergingen, fietsen en scootmobielen. Ook wordt de hoofdentree van de flats verruimd. De uitbreiding per flatgebouw bedraagt ca. 600 m2. Voorafgaand aan de ingrepen dient in het kader van het bestemmingsplan in kaart worden gebracht of er eventuele archeologische waarden in het geding zijn. Gezien de aard van de ingrepen (uitbreiding/nieuwbouw) zullen deze naar verwachting mogelijk tot in het archeologisch relevante niveau reiken. In het kader van dit project is in 2022 reeds een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Op basis van het bureauonderzoek is geadviseerd om een vervolgonderzoek uit te voeren in de vorm van een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (IVO-O). Om het archeologisch verwachtingsmodel te toetsen is op 3 februari 2021 een inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende/karterende boringen uitgevoerd. Binnen het plangebied zijn onder een ophogingspakket van 125- 250 cm -mv afwisselend komafzettingen en veenpakketten aangetroffen. Het ophogingspakket is aangebracht bij het bouwrijp maken van de wijk in de jaren 60 van de vorige eeuw. De onderliggende natuurlijke afzettingen bestaan uit een afwisseling van komklei en veen. In het oostelijk deel van het plangebied kwamen nog wat zandige afzettingen voor die in verband kunnen worden gebracht met een crevassestroom van de Vlaarding stroomgordel. De natuurlijke afzettingen waren echter niet ontwikkeld en de top was sterk verstoord. De archeologische verwachting kan op basis van het booronderzoek worden bijgesteld naar laag. Advies Op basis van de bevindingen van het booronderzoek kan de archeologische verwachting binnen het plangebied worden bijgesteld naar laag. De kans dat met de geplande werkzaamheden een behoudenswaardige archeologische vindplaats wordt geschaad moet als klein worden ingeschat. Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie adviseert daarom ook geen verdere stappen in het kader van de cyclus Archeologische Monumentenzorg (AMZ). Het is aan het bevoegd gezag, de archeologische dienst van de gemeente Vlaardingen (het VLAK), of het advies wordt opgevolgd. Wanneer het bevoegd gezag besluit dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is en het plangebied wordt vrijgegeven voor de voorgenomen ontwikkelingen, blijft de meldingsplicht archeologische toevalsvondst of waarneming van kracht (Erfgoedwet, artikel 5.10 Archeologische toevalsvondst). Aangezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een archeologische ‘toevalsvondst’ wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezag, de archeologische dienst van de gemeente Vlaardingen (het VLAK), en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
69. Archeologisch vooronderzoek in het kader van de herontwikkeling van het plangebied Geestdorp 30 D-E te Woerden, gemeente Woerden
- Author
-
Weerheijm, W.J., Schoute, N., Schrijvers, R., and Vestigia
- Subjects
Archaeology - Abstract
Vestigia Archeologie en Cultuurhistorie heeft een aanvullend/actualiserend archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (karterende fase) uitgevoerd ten behoeve van de geplande herontwikkeling van een plangebied aan de Geestdorp 30 D-E te Woerden, gemeente Woerden (afbeelding 1, kaart 1). Het plangebied was tot voor kort in gebruik als parkeergelegenheid bij een tuincentrum. Na de sluiting van het tuincentrum is aan de zuidzijde van het plangebied woningbouw gerealiseerd. Het huidige plangebied betreft een woonkavel, in aanvulling op de woonkavels waar in een eerdere fase al door Vestigia archeologisch onderzoek voor is uitgevoerd (afbeelding 2 en 3). Het nieuwe plangebied heeft een oppervlakte van ca. 584 m2, en is momenteel verhard met beton. Voorafgaand aan de ontwikkelingen dient in het kader van de bestemmingsplanwijziging in kaart gebracht te worden of zich binnen het plangebied behoudenswaardige archeologische waarden (zouden kunnen) bevinden, die tegen de achtergrond van de bodemingrepen gevaar lopen. Gezien de aard van de ingrepen (woningbouw) kunnen de geplande ingrepen mogelijk tot in het relevante archeologisch niveau reiken. Het plangebied heeft volgens de gemeentelijke archeologische beleidskaart een hoge archeologische verwachting voor sporen en vondsten uit de Romeinse tijd (in relatie tot de Limes), de Late Middeleeuwen (de ontginningsperiode) en de Nieuwe Tijd. In het kader van het project is eerst een kort aanvullend/actualiserend bureauonderzoek uitgevoerd conform de vigerende KNA versie 4.1. Om de archeologische verwachting te toetsen is vervolgens op 12 april 2021 een inventariserend veldonderzoek door middel van karterende boringen uitgevoerd. Onder een verstoorde toplaag, met de onderzijde op ongeveer 50 tot 60 cm onder maaiveld, zijn intacte rivierafzettingen aanwezig. Het materiaal is afgezet bij de verlanding van de restgeul van de Oude Rijn en is grotendeels jonger dan 1122 na Chr. Oudere afzettingen zijn in het opgeboorde materiaal binnen het plangebied niet aanwezig. Deze verlandende restgeul is gedurende lange tijd ongeschikt geweest voor bewoning vanwege de lage ligging en slechte ondergrond. Op de kaart van Dou uit 1647 is het plangebied buitendijks, onbebouwd gebied. Ontginning zal als een van de laatste gebieden hebben plaatsgevonden waardoor de verwachting op bewoningssporen uit de Middeleeuwen laag is. In het noordelijk deel van het plangebied is sprake van een archeologische verwachting die samenhangt met het gebruik van de oevers van de Rijn ten tijde van de Late Middeleeuwen; de verwachting hierop is echter laag. Advies Gezien de aangetroffen verstoringen binnen het plangebied, het ontbreken van archeologische indicatoren in de boringen, en de aangetroffen landschappelijke situatie kan worden gesteld dat de kans op het aantreffen van een (intacte) archeologische vindplaats klein is. Op basis van de resultaten van onderhavig onderzoek is de archeologische verwachting voor het plangebied daarom bijgesteld naar ‘laag’ en adviseert Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie dan ook geen vervolgstappen in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ). Het is aan het bevoegd gezag, de gemeente Woerden, om hierover een besluit te nemen. Ook wanneer het bevoegd gezag besluit dat het plangebied wordt vrijgegeven voor de voorgenomen ontwikkelingen, blijft de meldingsplicht archeologische toevalsvondst of waarneming van kracht (Erfgoedwet, artikel 5.10 Archeologische toevalsvondst). Aangezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een archeologische ‘toevalsvondst’ wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezag, de gemeente Woerden, en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Naschrift Het bevoegd gezag, dhr. A. Lacroix van de gemeente Woerden, heeft op basis van een ROM Integraal Advies van de Omgevingsdienst Regio Utrecht d.d. 20 mei 2021 (advies Z/20/162371/D-502640) aangegeven te kunnen instemmen met de bevindingen en advies van het conceptrapport d.d. 14 april 2021, behoudens enkele tekstuele opmerkingen die in deze definitieve versie zijn verwerkt.
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
70. Archeologisch vooronderzoek in het kader van de herontwikkeling van het plangebied Dorpsdijk 30 en 40 te Rhoon, gemeente Albrandswaard Ruimtelijk advies op basis van inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase)
- Author
-
Weerheijm, W.J. and Vestigia archeologie & cultuurhistorie
- Subjects
Archaeology ,archeologie - Abstract
IVO-O booronderzoek
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
71. Archeologisch vooronderzoek in het kader van de aanleg van een zwemvijver aan de Achterste Hoeve 2 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand Ruimtelijk advies op basis van bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende en karterende fase)
- Author
-
Satijn, O.P.N., Satijn, O.P.N., and O.P.N. Satijn (Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie)
- Subjects
Archaeology - Abstract
BO IVO
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
72. Le Minier. Rapport de fouilles programmées 2022
- Author
-
Minvielle Larousse, Nicolas, Brevet, Lucille, Denizeau, Clément, Tomczyk, Céline, Ecole française de Rome (EFR), Laboratoire d'Archéologie Médiévale et Moderne en Méditerranée (LA3M), Aix Marseille Université (AMU)-Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS), Association Vestigia Imago Atavorum, Université Paris 1 Panthéon-Sorbonne - UFR Histoire de l'art et archéologie (UP1 UFR03), Université Paris 1 Panthéon-Sorbonne (UP1), Archéologies et Sciences de l'Antiquité (ArScAn), Université Paris 1 Panthéon-Sorbonne (UP1)-Université Paris 8 Vincennes-Saint-Denis (UP8)-Université Paris Nanterre (UPN)-Ministère de la Culture et de la Communication (MCC)-Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS), Archéologies environnementales, Université Paris 1 Panthéon-Sorbonne (UP1)-Université Paris 8 Vincennes-Saint-Denis (UP8)-Université Paris Nanterre (UPN)-Ministère de la Culture et de la Communication (MCC)-Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS)-Université Paris 1 Panthéon-Sorbonne (UP1)-Université Paris 8 Vincennes-Saint-Denis (UP8)-Université Paris Nanterre (UPN)-Ministère de la Culture et de la Communication (MCC)-Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS), Archéologie et Philologie d'Orient et d'Occident (AOROC), École Pratique des Hautes Études (EPHE), Université Paris sciences et lettres (PSL)-Université Paris sciences et lettres (PSL)-Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS)-Département des Sciences de l'Antiquité - ENS Paris (DSA ENS-PSL), École normale supérieure - Paris (ENS-PSL), Université Paris sciences et lettres (PSL)-Université Paris sciences et lettres (PSL)-École normale supérieure - Paris (ENS-PSL), Université Paris sciences et lettres (PSL), TranSphères, Université Paris 1 Panthéon-Sorbonne - UFR Géographie (UP1 UFR08), Ministère de la Culture, Région Occitanie, Département de l'Aveyron, Laboratoire d'archéologie médiévale et moderne en Méditerranée, Ecole française de Rome, and Programme collectif de recherche « Le Minier : histoire et archéologie des entreprises argentifères médiévales »
- Subjects
Moyen âge central ,[SHS.ARCHEO]Humanities and Social Sciences/Archaeology and Prehistory ,[SDU.STU.GC]Sciences of the Universe [physics]/Earth Sciences/Geochemistry ,mines ,argent ,Rouergue ,[SHS.HIST]Humanities and Social Sciences/History ,[SDU.STU.MI]Sciences of the Universe [physics]/Earth Sciences/Mineralogy - Abstract
The 2022 archaeological campaign concerns the remains of the medieval silver production of Le Minier (Aveyron department, Viala-du-Tarn commune). This valley was subject to a long period of mining and metallurgical activity in the central Middle Ages (12th-15th centuries), based on the intense exploitation of several rich silver deposits, in particular that of Orzals in the second half of the 13th century. The works had a polarising effect in terms of land occupation with the creation of a dedicated permanent settlement, consecrated by a consulate, and stimulating in economic terms with the concentration of workshops and businesses. The archaeological survey, strictly speaking, is part of a collective interdisciplinary research project entitled Le Minier: histoire et archéologie des entreprises argentifères médiévales (coordination: Nicolas Minvielle Larousse). The 2022 excavation campaign extends the archaeological diagnosis carried out in 2021. The operations focused on the most relevant sectors, i.e. the Saliège mine and the Voltes mines and workshops.At Saliège, the excavations are underground and concern an abandoned logging site, filled in by alluvium and mining collapses. Progress was halted on a rising structure. At least part of the extracted material could be removed upwards and then started to be processed in the immediate vicinity of the work. Finally, other enrichment stages were probably carried out at the top of the mine, near the fields that yielded significant lead and zinc grades during prospecting. Questioned since 2019, the archaeological potential of the Saliège is no longer in doubt. In addition to the mine, processing areas or workshops are to be discovered at the bottom of the hill, and the halides need to be characterised and the overall chronology established. At Les Voltes, the mining works are gradually being revealed, for the moment in the form of open-cast workings: two filled-in trenches and a gallery departure. This campaign confirms the existence of mining workings on a long north-west/south-east oriented fault. These works were partly open-cast and partly underground. We do not know if they are continuous, but we are beginning to perceive their extent, considering the importance of the fillings and excavations. Completely erased on the surface, the pits covered a large part of the slope and explain the surface metal contamination identified during the surveys. The current topography of the slope is therefore late, which also explains the absence of mining anomalies on the Lidar survey. The main question remains unanswered, however: no obvious mine entrance has yet been identified.At Les Voltes, an ore preparation workshop was identified upstream of the mines during a survey in 2021. The survey was extended during the 2022 campaign, revealing at least five new workshops active in the second half of the 13th century. Two have masonry foundations and four are on posts. Although they have a relatively homogeneous architecture, are stratigraphically synchronous and chronologically contemporary, none of them are adjoining and no common facilities (drainage, etc.) were observed. All of them could therefore have been established independently of each other. The metal content of their soils distinguishes them, however, and reveals a process of ore preparation that may have been common: from the arrival of mixed materials to the gradual separation of galena and sphalerite, the former retained, the latter rejected. Just as their construction may have been contemporary, their abandonment also seems to have been common at the end of the 13th century, followed by an advanced recovery of materials and a process of levelling the site. The economic abandonment was probably linked to the abandonment of the mines, which prevents a fuller understanding of the activities that took place there due to the absence of furniture or other structures and tools that the workers took with them.Finally, two new dates were carried out on coals contained in the fillings of the Cantamerle mine, located near the village of Le Minier. They are consistent with the first half of the 14th century. The charcoal dated in 2021 to the late Middle Ages therefore probably comes from the remobilisation of an old wood. Without ruling out earlier phases, these two new dates place the last workings of this mine in the late Middle Ages.; La campagne archéologique 2022 concerne les vestiges de la production argentifère médiévale du Minier (département de l’Aveyron, commune du Viala-du-Tarn). Cette vallée a fait l’objet d’une longue activité minière et métallurgique au Moyen Âge central (XIIe-XVe siècles), fondée sur l’exploitation intense de quelques riches gisements argentifères, en particulier celui d’Orzals dans la seconde moitié du XIIIe siècle. Les travaux ont eu un effet polarisant en termes d’occupation du sol avec la création d’un habitat permanent dédié, consacré par un consulat, et stimulant en termes économique avec la concentration d’ateliers et d’entreprises. L’enquête archéologique, stricto sensu, s’inscrit dans une recherche collective interdisciplinaire formalisée dans un PCR intitulé Le Minier : histoire et archéologie des entreprises argentifères médiévales (coordination : Nicolas Minvielle Larousse). La campagne de fouille 2022 prolonge le diagnostic archéologique effectué en 2021. Les opérations se sont focalisées sur les secteurs les plus pertinents, soit la mine de la Saliège ainsi que les mines et ateliers des Voltes.À la Saliège, les fouilles sont souterraines et concernent un chantier d’abattage abandonné, comblé par des alluvions et des effondrements miniers. La progression s’est arrêtée sur un ouvrage montant. Une partie au moins des matériaux extraits a pu être évacuée vers le haut, puis commencée à être traitée à proximité immédiate des travaux. Enfin, d’autres étapes d’enrichissement ont vraisemblablement été menées en contre-haut de la mine, à proximité des champs qui ont livré d’importantes teneurs en plomb et zinc lors des prospections. Questionné depuis 2019, le potentiel archéologique de la Saliège ne fait donc plus de doute. En plus de la mine, des aires ou ateliers de traitement sont à découvrir en contre-haut, des haldes à caractériser et la chronologie d’ensemble à établir. Aux Voltes, les ouvrages miniers se dévoilent progressivement, pour le moment sous forme de travaux à ciel ouvert : deux tranchées comblées et un départ de galerie. Cette campagne confirme l’existence de travaux miniers sur une longue faille orientée nord-ouest/sud-est. Ces travaux étaient en partie à ciel ouvert et en partie en souterrain. Nous ignorons s’ils sont continus, mais commençons à percevoir leur envergure, considérant l’importance des comblements et déblais. Complètement effacées en surface, les haldes recouvraient une grande partie du versant et expliquent la contamination métallique de surface identifiée lors des prospections. La topographie actuelle du versant est donc tardive, expliquant aussi l’absence d’anomalies minières sur le relevé Lidar. La principale question reste néanmoins sans réponse : aucune entrée de mine évidente n’a encore été identifiée. Aux Voltes toujours, un atelier de préparation du minerai avait été identifié en amont des mines lors d’un sondage en 2021. Le sondage a été élargi lors de la campagne 2022, mettant au jour au moins cinq nouveaux ateliers au moins actifs dans la seconde moitié du XIIIe siècle. Deux ont des fondations maçonnées et quatre sont sur poteaux. Bien qu’ils bénéficient d’une architecture relativement homogène, qu’ils soient stratigraphiquement synchrone et chronologiquement contemporain, aucun n’est mitoyen et aucun aménagement commun (drainage…) n’a été observé. Tous ont donc pu être implantés indépendamment les uns des autres. Les teneurs métalliques de leurs sols les distinguent cependant et révèlent un processus de préparation des minerais qui a pu être commun : de l’arrivée de matériaux mixtes à la séparation progressive des galènes et sphalérites, les premières conservées, les secondes rejetées. De même que leur construction a pu être contemporaine, leur abandon semble aussi commun à la fin du XIIIe siècle, suivi par une récupération avancée des matériaux et un processus de nivellement des lieux. Abandon économique probablement, lié à celui des mines, qui empêche donc de saisir plus complètement les activités qui s’y déroulaient en raison de l’absence de mobilier ou d’autres structures et outils que les ouvriers ont remportés avec eux.Signalons enfin que deux nouvelles datations ont été effectuées sur des charbons contenus dans les remplissages de la mine de Cantamerle, située à proximité du village du Minier. Elles concordent avec la première moitié du XIVe siècle. Le charbon daté en 2021 de la fin du haut Moyen Âge provient donc vraisemblablement de la remobilisation d’un vieux bois. Sans exclure des phases antérieures, ces deux nouvelles datations placent les derniers travaux de cette mine à la fin du Moyen Âge.
- Published
- 2022
73. Archeologisch vooronderzoek in het kader van de geplande bedrijfsuitbreiding van Rijk Zwaan, locatie Burgemeester Crezeelaan 66A, te De Lier, gemeente Westland Ruimtelijk advies op basis van bureauonderzoek
- Author
-
Satijn, O.P.N. and Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie
- Subjects
Bureauonderzoek ,Archaeology - Abstract
Bureauonderzoek
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
74. Aanvullend archeologisch vooronderzoek in het kader van nieuwbouw op de hoek van de Kalverstraat en Tilburgseweg te Goirle, gemeente Goirle
- Author
-
Weerheijm, W.J., puijenbroek, F.P.J. van, and Vestigia
- Subjects
Archaeology - Abstract
Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie heeft een aanvullend archeologisch vooronderzoek uitgevoerd voor een plangebied op de hoek van de Kalverstraat/Tilburgseweg te Goirle, gemeente Goirle (afbeelding 1, kaart 1). Het aanvullende onderzoek bestond uit een inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende boringen. Het plangebied heeft een oppervlakte van ca. 2319 m2, en bestaat uit een braakliggende zone, momenteel ingericht als parkje. Binnen het plangebied wordt nieuwbouw gerealiseerd (afbeelding 2). Aan de Tilburgseweg zal het nieuwe gebouw een commerciële bestemming krijgen. Naast een deels commerciële invulling zullen binnen het gebouw aan de Kalverstraat ook appartementen worden gerealiseerd. Achter de twee gebouwen wordt een parkeerterrein aangelegd. In afbeelding 2 is een schetsontwerp van de geplande bebouwing opgenomen. Voor de gebouwen wordt een fundering van ca. 30 cm voorzien. De plannen worden nog nader uitgewerkt. Voorafgaand aan de ingrepen dient in het kader van het bestemmingsplan in kaart worden gebracht of er eventuele archeologische waarden in het geding zijn. Gezien de aard van de ingrepen (nieuwbouw) zullen deze naar verwachting mogelijk tot in het archeologisch relevante niveau reiken. In het kader van dit project is in 2021 reeds een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Aan de hand van de beschikbare landschappelijke en archeologische gegevens gold voor het gehele plangebied een middelhoge tot hoge archeologische verwachting. Deze verwachting werd met name versterkt door de mogelijke aanwezigheid binnen het plangebied van een esdek, waaronder eventuele archeologische resten goed geconserveerd zouden kunnen zijn. Derhalve is op basis van het bureauonderzoek geadviseerd om een vervolgonderzoek door middel van verkennende boringen uit te voeren om het verwachtingsmodel te toetsen en de aanwezigheid en dikte van een mogelijk esdek in kaart te brengen. Het veldonderzoek is vervolgens uitgevoerd op 25 januari 2022. De natuurlijke ondergrond binnen het plangebied bestaat uit dekzand; matig tot zeer fijn zwak siltig zand. Het dekzand bevindt zich op ca. 15,9 m +NAP, of dieper op de locaties die verder verstoord zijn. Er zijn geen aanwijzingen voor bodemvorming of podzolering aangetroffen in het dekzand. Boven het dekzand is sprake van een verstoord pakket, veelal met baksteen en betonpuin, afkomstig van de voorgaande bebouwing en sloop binnen het plangebied. Op basis van het bureauonderzoek werd rekening gehouden met de mogelijke aanwezigheid van een esdek binnen het plangebied. Aan de oostzijde is in één boring (boring 7) sprake van een humeuze laag die mogelijk als de onderkant van een esdek kan worden gekwalificeerd. Het betreft zoals gezegd een enkele boring, en ook de interpretatie als esdek is onzeker. Met de ligging op het voormalige achtererf kunnen we ook te maken hebben met het restant van een tuin- of moesbed. In deze boring was een scherpe overgang tussen de humeuze laag en het dekzand, op 15,6 m +NAP. In de boringen aan de straatzijde waar de voormalige bebouwing heeft gestaan, ging de door de bouw en sloop verstoorde puinhoudende laag op ca. 15,6 tot 15,9 m +NAP over in het dekzand (boring 1 t/m 4). Voor zover er sprake was van bodemvorming, is deze opgenomen in de verstoorde bovenlaag. In de boring met het mogelijke esdek of tuin- of moesbed lag deze overgang eveneens op ca. 15,6 m +NAP, waarbij er eveneens geen aanwijzingen waren voor bodemvorming. Omdat in de andere boringen de overgang van de verstoorde bovenlaag naar het dekzand dieper lag dan 15,6 m +NAP, kan er van worden uitgegaan dat de top van het dekzand daar ook is verdwenen. Dat betekent dat de kans op de aanwezigheid binnen het plangebied van een intacte archeologische vindplaats als laag moet worden ingeschat. Advies Gezien de aangetroffen bodemopbouw en de afwezigheid van primaire of secundaire archeologische indicatoren moet de kans dat bij de geplande ingrepen een intacte archeologische vindplaats wordt geschaad als laag worden ingeschat. De locatie waar de nieuwbouw zal plaatsvinden is reeds door de voorgaande bouw en sloop diepgaand tot in de top van het dekzand verstoord. In de rest van het plangebied zullen alleen ondiepe ingrepen plaatsvinden voor de aanleg van verharding voor parkeerplaatsen, maar hier is de bodem in ieder geval tot 130-140 cm -mv verstoord zodat deze ingrepen in het verstoorde pakket zullen plaatsvinden. Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie adviseert daarom ook geen verdere stappen in het kader van de cyclus Archeologische Monumentenzorg (AMZ). Het bevoegd gezag, de gemeente Goirle, dient eerst over het advies in dit rapport een besluit te nemen. Wanneer het bevoegd gezag besluit dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is en het plangebied wordt vrijgegeven voor de voorgenomen ontwikkelingen, blijft de meldingsplicht archeologische toevalsvondst of waarneming van kracht (Erfgoedwet, artikel 5.10 Archeologische toevalsvondst). Aangezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een archeologische ‘toevalsvondst’ wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezag, de gemeente Goirle, en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Naschrift Het bevoegd gezag, dhr. J. Ludwig van de gemeente Goirle heeft per e-mail d.d. 21 februari 2022 het conceptrapport akkoord bevonden, dit op basis van een beoordeling en advies d.d. 18 februari 2022 van mevr. K. Kersten van het Monumentenhuis Brabant. Dit advies luidde: “Met het door het onderzoeksbureau gegeven selectieadvies, geen vervolgonderzoek te doen uitvoeren en het plangebied vrij te geven, kan worden ingestemd. Monumentenhuis Brabant adviseert dat de (bouw)vergunning wordt verleend door de Gemeente Goirle onder voorwaarde, dat bij eventuele toevalsvondsten hiervan melding wordt gedaan conform art. 5.10 van de Erfgoedwet, die vanaf 1 juli 2016 van kracht is. Dit kan telefonisch bij het Meldpunt Provinciaal Depot Bodemvondsten Noord-Brabant (tel. 06-18303225). Voorliggend archeologisch concept-rapport kan door het onderzoeksbureau definitief worden gemaakt.”
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
75. Archeologisch vooronderzoek in het kader van de nieuwbouw van woningen aan de Burgemeester van Erpstraat 58 te Berghem, gemeente Oss Ruimtelijk advies op basis van bureauonderzoek
- Author
-
Weerheijm, W.J., Weerheijm, W.J., and W.J. Weerheijm (Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie)
- Subjects
Archaeology - Abstract
BO
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
76. Archeologisch vooronderzoek in het kader van de oeververvanging van het Kogerpolderkanaal (Oevertraject 8) nabij De Woude, gemeente Castricum Ruimtelijk advies op basis van inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase)
- Author
-
Weerheijm, W.J., Weerheijm, W.J., and W.J. Weerheijm (Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie)
- Subjects
Archaeology - Abstract
IVO-O
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
77. Aanvullend archeologisch vooronderzoek in het kader van de herontwikkeling van plangebied Costerweg te Wageningen, gemeente Wageningen Ruimtelijk advies op basis van inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase)
- Author
-
Weerheijm, W.J., Weerheijm, W.J., and W.J. Weerheijm (Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie)
- Subjects
Archaeology - Abstract
BO IVO
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
78. Archeologisch vooronderzoek in het kader van de nieuwbouw van een woning aan de Achterwillenseweg 146 te Gouda, gemeente Gouda Ruimtelijk advies op basis van bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende/karterende fase)
- Author
-
Weerheijm, W.J., Weerheijm, W.J., and W.J. Weerheijm (Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie)
- Subjects
Archaeology - Abstract
BO IVO
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
79. Archeologisch vooronderzoek ten behoeve van herontwikkeling in het kader van project Vondel en De Zwaan aan de Vondellaan te Leiden, gemeente Leiden
- Author
-
Satijn, O.P.N., Puijenbroek, F.P.J. van, Weerheijm, W.J., Picard, E., and Vestigia
- Subjects
Archaeology - Abstract
Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie heeft een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd voor een plangebied aan de Vondellaan 80 te Leiden, gemeente Leiden. Het gaat om de herontwikkeling Vondel en De Zwaan op de huidige zogenoemde ‘Motorhuislocatie’. In het plangebied is momenteel een autodealer gevestigd. Het voornemen bestaat om de bestaande bebouwing te slopen om plaats te maken voor nieuwbouw. De nieuwbouw krijgt primair een woonprogramma, aangevuld met commerciële voorzieningen (werken, horeca, detailhandel) in de plinten. Op dit moment wordt er gedacht aan hoogbouw met ruim 500 appartementen. Doel van het archeologisch bureauonderzoek was vast te stellen of er in het plangebied sprake is (of kan zijn) van archeologische resten die door de ingrepen verstoord dreigen te worden en, indien mogelijk, uitspraken te doen over de waarde hiervan in termen van fysieke en inhoudelijke kwaliteit zoals zeldzaamheid en gaafheid. Hiertoe is een bureauonderzoek verricht, waarbij voor het plangebied een specifiek archeologisch verwachtingsmodel is opgesteld. Vervolgens is een advies geformuleerd in het kader van de cyclus van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ). Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, versie 4.1), protocol 4002 Bureauonderzoek. Op basis van het bureauonderzoek geldt voor het gehele plangebied op basis van de landschappelijke ligging een hoge archeologische verwachting. In het plangebied worden rivier- en getijdeafzettingen of een voormalige stroomrug (na inklinking van de omgeving: rivier-inversierug) verwacht. Hier geldt een lage archeologische verwachting vanaf het Neolithicum en een hoge vanaf de Late IJzertijd. Er werd daarom geadviseerd om binnen het plangebied een vervolgonderzoek uit te voeren in de vorm van een inventariserend booronderzoek (verkennende fase). Aan de hand van het booronderzoek zijn voor zover mogelijk de volgende onderzoeksvragen beantwoord: - wat zijn de geo(morfo)logische en bodemkundige kenmerken van de ondergrond van het plangebied? - in hoeverre is de oorspronkelijke bodemopbouw intact met het oog op de eventuele aanwezigheid en gaafheid van archeologische vindplaatsen? - bevinden zich in de ondergrond van het plangebied archeologische indicatoren en zo ja, waaruit bestaan deze? - geven de resultaten van het veldonderzoek aanleiding tot vervolgstappen in het kader van de planontwikkeling in relatie tot de archeologische monumentenzorg? In tegenstelling tot het eerder onderzochte gebied aan de overzijde van de Vondellaan (zaakid. 2356877100), waarvan het maaiveld zich op dezelfde hoogte bevindt, zijn in het huidige booronderzoek geen restanten van een archeologische laag in de top van de getijdenafzettingen (top tussen 1,05 m-mv tot 1,85 m-mv aldaar) noch een laklaag (op 1,5 m-mv) aangetroffen. Ook niet op diepere niveaus. Onder de huidige bebouwing, die een groot deel van het plangebied beslaat, reikt de verstoring tot minimaal 2 m-mv. Eventuele archeologische waarden in de top van de getijdenafzettingen zullen binnen het gehele plangebied verstoord zijn geraakt bij de bouwwerkzaamheden (in verschillende fases) vanaf de jaren 70 van de vorige eeuw. In het kader van de voorgenomen ontwikkeling worden vervolgstappen in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) dan ook niet noodzakelijk geacht. Op basis van het booronderzoek kan de archeologische verwachting binnen het plangebied worden bijgesteld naar laag. Advies Vanwege de aangetroffen verstoringen kan de archeologische verwachting worden bijgesteld naar laag. De kans dat met de geplande werkzaamheden een behoudenswaardige archeologische vindplaats wordt geschaad moet als klein worden ingeschat. Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie adviseert daarom ook geen verdere stappen in het kader van de cyclus Archeologische Monumentenzorg (AMZ). Ook wanneer het plangebied op enig moment op basis van de resultaten van archeologisch onderzoek wordt vrijgegeven voor de voorgenomen ontwikkelingen, blijft de meldingsplicht archeologische toevalsvondst of waarneming van kracht (Erfgoedwet, artikel 5.10 Archeologische toevalsvondst). Aangezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een archeologische toevalsvondst wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezag, de gemeente Leiden, en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
80. Archeologisch vooronderzoek in het kader van de herontwikkeling plangebied Tamboerstraat te Rotterdam, gemeente Rotterdam
- Author
-
Weerheijm, W.J., Puijenbroek, F.P.J. Van, Picard, E.R.J.G., Satijn, O.P.N., and Vestigia
- Subjects
Archaeology - Abstract
Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie heeft een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase) uitgevoerd voor een plangebied aan de Tamboerstraat te Rotterdam, gemeente Rotterdam (kaart 1; afbeelding 1). De opdrachtgever is betrokken bij de herontwikkeling van het plangebied. Het project bestaat uit twee delen: in het westelijke gedeelte worden twee supermarkten ontwikkeld met daarbovenop woningen en een ondergrondse parkeerplaats (groen, afbeelding 2). Direct aangrenzend wordt het woningbezit van een woningcorporatie herontwikkeld (lichtgroen, afbeelding 2). Een deel van de panden aan de Tamboerstraat zijn beeldbepalend en blijven behouden. Voor het funderen van de nieuwbouw worden heipalen geslagen (lengte en diameter moeten worden bepaald). Het plangebied is momenteel bebouwd en heeft een totaaloppervlak van ca. 7600 m2. Het inrichtingsplan met de aard/diepte van de ingrepen staat nog niet vast (zie afbeelding 2 voor mogelijke verkavelingen). Wel is duidelijk dat de verstoring tot minimaal 3 m-mv zal reiken, gezien de aanleg van een ondergrondse parkeergarage. Zodoende zullen de ingrepen naar verwachting tot in de archeologisch relevante niveaus reiken. In eerste instantie is een bureauonderzoek uitgevoerd waarbij op grond van de verworven informatie over de historische situatie, de bodemopbouw ter plaatse, de bekende archeologische waarden in (de omgeving van) het plangebied een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied is opgesteld. Het plangebied had een onbekende verwachting voor resten uit het Mesolithicum en Neolithicum in de diepere ondergrond; eventuele resten uit deze perioden worden alleen door heipalen verstoord. In de top van de Formatie van Echteld (voorheen tot de afzettingen van Gorkum, gelegen op naar verwachting minimaal 7,0 m - mv) zijn op eventuele stroomgordelsedimenten mogelijk vindplaatsen uit het Neolithicum en/of de Bronstijd aan te treffen. Dit is een niveau dat niet door de gravende werkzaamheden bereikt zal worden. In de top van het Hollandveen (verwacht vanaf 4,0 m-mv) kunnen sporen uit de IJzertijd en Romeinse tijd (of Middeleeuwen) aanwezig zijn. Op latere afzettingen van de Formatie van Echteld (voorheen tot de Afzettingen van Tiel, vanaf 4,0 m -mv tot aan het maaiveld) kunnen sporen uit het begin van de Romeinse tijd tot Nieuwe tijd worden aangetroffen. Hiervoor geldt een middelhoge archeologische verwachting. Verder is er in algemene zin een middelhoge archeologische verwachting op resten uit de Late Middeleeuwen (1200-1500) en later. Op basis van deze resultaten heeft Vestigia B.V. geadviseerd voor het plangebied een vervolgonderzoek door middel van verkennende boringen uit te voeren. Het bevoegd gezag (de gemeente Rotterdam, namens deze Archeologie Rotterdam - BOOR) heeft dit advies overgenomen, en een PvE voor het booronderzoek opgesteld. Om het verwachtingsmodel te toetsen is op 16 maart 2021 een inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende boringen uitgevoerd. Tijdens het veldonderzoek zijn drie lagen aangetroffen. Onderin de boringen is Hollandveen aangetroffen met daarboven afzettingen van het Laagpakket van Duinkerke, en een verstoorde bouwvoor. De afzettingen van Wormer/Gorcum/Calais zijn niet aangetroffen onder het veen; het Hollandveen reikte namelijk tot verder dan de maximale boordiepte van 6 meter beneden maaiveld. Vanaf een diepte van 148 tot 168 centimeter beneden maaiveld is in de boringen Hollandveen aangetroffen. Het Hollandveen bestaat uit roodbruin tot grijsbruin rietveen met vanaf een diepte van 353 cm -mv bosveen. Beide rietsoorten komen voor in eutroof milieus in de nabijheid van een waterloop. Binnen het veen is bij de diepe boring 4316002 tussen 222 en 353 centimeter beneden maaiveld een licht veraarde laag aangetroffen. Deze veraarde laag is, gezien de beperkte mate van veraardheid, niet als indicatie van een loopvlak te interpreteren. Boven het Hollandveen zijn kleiafzettingen van het Laagpakket van Duinkerke aangetroffen. De onverstoorde afzettingen hiervan bestaan uit matig siltige blauwgrijze klei. De top van deze afzettingen is opgenomen in de verstoorde bovengrond. De verstoorde bovengrond binnen het plangebied bestaat voornamelijk uit een verstoord kleipakket met modern baksteen en puin, en lagen bouwzand. In boring 4316007 is een lege ruimte aangeboord van circa 70 centimeter, tussen ca. 30 en 100 cm -mv. Daaronder was een betonplaat aanwezig. Ook boringen 4316001, 4316005, 4316006 en 4316008 zijn gestaakt op een harde laag puin, waar ook met een puinboor niet verder geboord kon worden. In geval van de boringen 4316005, 4316006 en 4316008 kan worden aangenomen dat de aangetroffen verstoring minimaal tot in de top van het Hollandveen heeft gereikt; dit op basis van de diepte waarop het veen in de andere boringen werd aangetroffen, en vanwege de aanwezigheid van veenbrokken tussen het baksteenpuin in het onderste deel van de verstoorde laag. Waarschijnlijk is er aan het begin van de 20e eeuw bij het bouwrijp maken van het gebied een dikke puinlaag op het veen aangebracht ter versteviging. Er kan dus worden gesteld dat in deze boringen het volledige Laagpakket van Duinkerke verstoord is geraakt tot in het Hollandveen. In de boringen waar dit laagpakket niet verstoord is geraakt zijn geen humeuze lagen in de vorm van begraven bodems of laklagen aangetroffen. Concluderend kan er worden gesteld dat binnen het plangebied een lage archeologische verwachting geldt. Het Laagpakket van Duinkerke is sterk verstoord geraakt door bouwwerkzaamheden in het verleden, waarbij in veel gevallen ook de top van het Hollandveen verstoord is geraakt. In de intact gebleven sedimenten zijn geen kenmerken van bodemvorming, begraven bodems of laklagen aangetroffen. De archeologische verwachting voor het plangebied kan daarom worden bijgesteld naar laag. Advies Tijdens het veldonderzoek is geconstateerd dat er binnen het plangebied grootschalige verstoringen hebben plaatsgevonden. Hierbij zullen alle eventuele archeologische waarden in en op de afzettingen van Duinkerke verloren zijn gegaan. Ook is de verwachting in de top van het Hollandveen laag. Vestigia Cultuurhistorie & Archeologie adviseert dan ook geen vervolgstappen in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ). Het is aan het bevoegd gezag, de gemeente Rotterdam, om op basis van dit rapport en het hierin geformuleerde advies een besluit te nemen ten aanzien van eventueel vervolgonderzoek of het beëindigen van het archeologisch onderzoeksproces. Ook wanneer het plangebied op enig moment op basis van de resultaten van archeologisch onderzoek wordt vrijgegeven voor de voorgenomen ontwikkelingen, blijft de meldingsplicht archeologische toevalsvondst of waarneming van kracht (Erfgoedwet, artikel 5.10 Archeologische toevalsvondst). Aangezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een archeologische toevalsvondst wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezag, de gemeente Rotterdam, en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
81. Archeologisch vooronderzoek plangebied Hoogmadeseweg 55 te Leiderdorp, gemeente Leiderdorp Ruimtelijk advies op basis van inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende/karterende fase)
- Author
-
Weerheijm, W.J., Weerheijm, W.J., and W.J. Weerheijm (Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie)
- Subjects
Archaeology - Abstract
IVO-O
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
82. Archeologisch vooronderzoek in het kader van Zonnepark Kabeljauwbeek te Ossendrecht, gemeente Woensdrecht en Reimerswaal Ruimtelijk advies op basis van bureauonderzoek
- Author
-
Beukelaar - van Gulik, T, Schrijvers, R, and VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie
- Subjects
Bureauonderzoek ,Archaeology - Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
83. Aanvullend archeologisch vooronderzoek in het kader van nieuwbouw op de hoek van de Kalverstraat en Tilburgseweg te Goirle, gemeente Goirle Ruimtelijk advies op basis van inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase)
- Author
-
Weerheijm, W.J. and Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie
- Subjects
Archaeology ,Booronderzoek - Abstract
Booronderzoek
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
84. Archeologisch vooronderzoek in het kader van de geplande bedrijfsuitbreiding van Rijk Zwaan, locatie Burgemeester Crezeelaan 66A, te De Lier, gemeente Westland
- Author
-
Satijn, O.P.N., Schrijvers, R., Weerheijm, W.J., and Vestigia
- Subjects
Archaeology - Abstract
Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie heeft een inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende boringen uitgevoerd voor een plangebied aan de Burgemeester Crezeelaan 66A in De Lier, gemeente Westland. Binnen het plangebied is men op Burgemeester Crezeelaan 66A voornemens een nieuw glastuinbouwcomplex aan te leggen. Het plangebied heeft een oppervlakte van ca. 2,2 ha en was bebouwd met een woonhuis, bedrijfsruimtes/loodsen en een kassencomplex. De bebouwing is reeds gesloopt, met uitzondering van de woning aan de Burgemeester Crezeelaan 66a in het noordoosten van het plangebied, en bijbehorende kabels/leidingen zijn verwijderd. Voor de nieuw te bouwen kassencomplex kunnen de werkzaamheden als volgt worden samengevat: 1. Het terrein wordt met 0,40 meter opgehoogd, met uitzondering van het gebied rondom de woning Burgemeester Crezeelaan 66a; 2. Aanleg drainage (om de 4 meter) op een diepte van 0,5 meter onder het oude maaiveld; 3. Aanleg HWA tracé, leidingstraat WTR, DEMO, cv-leiding tot max. 0,80 meter onder het oude maaiveld; 4. Graafwerk silo’s tot 0,48 onder oude maaiveld; 5. Aanleg laadkuil vrachtverkeer: tot 1,10 meter onder het oude maaiveld. 6. Tevens zal het bouwwerk onderheid worden door palen van 29 x 29 cm in een raster van 9,6 x 4,8 m, tot 21,5 m-NAP onder de kassen, en 2,25 x 2,5 of 1,80 x 1,80 m bij het bedrijfsgebouw. 7. De heipalen die worden gebruikt voor de kassen voldoen aan de in Nederland gehanteerde normen voor archeologievriendelijk bouwen (conform de Handreiking Archeologievriendelijk Bouwen van de RCE): o de verstoringsgraad is minder dan de 2% van de totale bouwoppervlakte die als acceptabel wordt gezien vanuit het perspectief van de archeologische monumentenzorg. o De afstand tussen de palen(rijen) gerekend van rand tot rand bedraagt minimaal 4 m. Verder worden de heipalen op gemiddelde onderlinge afstand van minimaal 6 meter van elkaar worden geplaatst. Op basis van de richtlijnen uit het bestemmingsplan Glastuinbouwgebied Westland is het heiplan ter plaatse van de kassen als zodanig daarom niet onderzoeksplichtig – met uitzondering van de heipalen voor de betonpaden (zie 8.). 8. De heipalen die worden gebruikt voor de bedrijfsgebouwen aan de voorzijde (noordzijde) en voor de betonpaden centraal in de kassen met het bijbehorende heipalen plan voldoen niet aan de in Nederland gehanteerde normen voor archeologievriendelijk bouwen. De werkzaamheden in het uiterste zuiden van het plangebied krijgen in een later stadium een concretere invulling. Het plangebied kende op basis van het bureauonderzoek de volgende gespecificeerde archeologische verwachting: Van onder naar boven wordt de volgende bodemopbouw verwacht: kwelderafzettingen van het Laagpakket van Wormer (tot ongeveer 14,0 – (maximaal) 1,5 m-mv, 6000-1800 v. Chr.), en daarboven Hollandveen met Walcheren-afzettingen in de Bronstijd (mogelijk Hoekpolderfase, 1500-850 v.Chr.) en dekafzettingen van de Gantel Laag (300-50 v.Chr.). Daarboven bevinden zich mogelijk dekafzettingen van de Laag van Poeldijk (circa 1100-1300 na Chr.). In paleogeografische reconstructies is in de diepere ondergrond in het noordelijke deel van het plangebied de Delft stroomrug geprojecteerd (vanaf 9,0 m-mv); deze is echter in deze omgeving nog niet aangetoond. Als gevolg van relatief diepe grondbewerking ten behoeve van de ontwikkeling van de glastuinbouw in het gebied, is er een warmoezerijgrond ontstaan, die plaatselijk sterk verschillend van samenstelling is. De bovengrond bestaat uit een minimaal 0,50-0,80 cm dikke geroerde bouwvoor. Gezien de vondsten in de wijdere omgeving, en de verwachte bodemopbouw geldt er een hoge archeologische verwachting voor resten vanaf de Bronstijd tot de Vroege Middeleeuwen. In de (intacte) top van de Wormerlaag en de veraarde top(pen) van het Hollandveen Laagpakket kunnen archeologische vindplaatsen aanwezig zijn die dateren uit perioden vanaf de Bronstijd tot Romeinse tijd. Direct onder het maaiveld worden in de top van de Laag van Poeldijk archeologische resten verwacht uit perioden vanaf de Late Middeleeuwen. De kans op het voorkomen van nederzettingsresten in deze laag lijkt niet groot. Er zijn op basis van de historisch-cartografische gegevens geen aanwijzingen voor bewoning of andere intensieve menselijke activiteit binnen het plangebied. Op basis van het bureauonderzoek is daarom geadviseerd om binnen het plangebied een vervolgonderzoek uit te voeren in de vorm van een inventariserend booronderzoek (verkennende fase). Tijdens het veldonderzoek dat is uitgevoerd op 14 juni 2021 zijn in totaal 23 boringen gezet. De boringen zijn gezet in een verkennend grid van 10 boringen per hectare, doorgezet tot in de top van de afzettingen uit het Laagpakket van Wormer, of tot 2,40 m -mv. Conform de richtlijnen van de provincie Zuid-Holland zijn twee van de in totaal 23 geplaatste boringen doorgezet tot 4,00 m -mv. Op basis van het booronderzoek kan worden geconcludeerd dat er in het plangebied sprake is van een afzettingsmilieu in het achterland van krekenstelsels (zowel ten tijde van de vorming van het Laagpakket van Wormer als dat van Walcheren) waarbij het gebied zodanig lang onder water heeft gestaan dat van zichtbare sporen van rijping en bodemvorming geen sprake is. In het veen is geen veraard niveau aangetroffen. Op het veen heeft geen menselijke activiteit plaatsgevonden. In conclusie: Het plangebied was te nat om permanente bewoning mogelijk te maken. Advies Op basis van de resultaten van het uitgevoerde booronderzoek en in het licht van de geplande bodemverstorende werkzaamheden adviseert Vestigia Cultuurhistorie & Archeologie geen vervolgonderzoek in het kader van de AMZ-cyclus; de archeologische verwachting binnen het plangebied kan worden bijgesteld naar ‘laag’. Dit geldt ook voor het kleine deel van het plangebied dat niet toegankelijk was voor het booronderzoek, omdat de lage archeologische verwachting, gebaseerd op de uitgevoerde paleogeografische analyse, niet alleen voor het plangebied geldt maar ook voor de (directe) omgeving ervan. Het is aan het bevoegd gezag, de gemeente Westland, om op basis van dit rapport en het hierin geformuleerde advies een besluit te nemen ten aanzien van eventueel vervolgonderzoek of het beëindigen van het archeologisch onderzoeksproces. Ook wanneer het plangebied op enig moment op basis van de resultaten van archeologisch onderzoek wordt vrijgegeven voor de voorgenomen ontwikkelingen, blijft de meldingsplicht archeologische toevalsvondst of waarneming van kracht (Erfgoedwet, artikel 5.10 Archeologische toevalsvondst). Aangezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een archeologische toevalsvondst wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezag, de gemeente Westland, en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
85. Archeologisch vooronderzoek in het kader van de herontwikkeling van het Campinaterrein te Eindhoven, gemeente Eindhoven
- Author
-
Weerheijm, W.J., Beukelaar-Van Gulik, T., Puijenbroek, F.P.J. Van, Schrijvers, R., and Vestigia
- Subjects
Archaeology - Abstract
Archeologie & Cultuurhistorie heeft een archeologisch bureau- en een inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende boringen uitgevoerd voor een plangebied aan de Hugo van der Goeslaan te Eindhoven, gemeente Eindhoven (bekend als het Campinaterrein, afbeelding 1, kaart 1). Het Campinaterrein ligt binnen het bedrijventerrein de Kade. De locatie wordt begrensd door de Dirk Boutslaan (zuiden), het bestaand bedrijventerrein de Kade (westen), de Kanaaldijk Zuid (noorden) en de Ring (oosten). De locatie ligt in stadsdeel Stratum, in de wijk Oud-Stratum, in de Irisbuurt. Het plangebied heeft een oppervlakte van ca. 3,3 ha, en is momenteel vrijwel geheel bebouwd en verhard. Binnen het plangebied is nieuwbouw van woningen voorzien. Op afbeelding 2 is een impressie opgenomen van de toekomstige situatie. Zoals op de luchtfoto te zien is wordt voor de realisatie een groot deel van de bestaande bebouwing gesloopt. Op de afbeeldingen 3 en 4 is dit schematische weergegeven. Daarnaast zal ook binnen het plangebied nieuwe riolering worden aangelegd. Deze zijn weergegeven op afbeelding 5 met de huidige kabels en leidingen. Voorafgaand aan de ingrepen dient in kaart te worden gebracht of bij de voorgenomen ontwikkeling archeologische waarden in het geding kunnen raken. Gezien de aard van de ingrepen (nieuwbouw, aanleg infra etc. zullen de geplande ingrepen mogelijk tot in het relevante archeologische niveau reiken. Het plangebied had op basis van het bureauonderzoek in principe een hoge archeologische verwachting voor het aantreffen van resten vanaf de Steentijd tot aan de Late Middeleeuwen/Nieuwe tijd; gezien de verstoringen binnen het plangebied waarschijnlijk bij te stellen tot ‘middelhoge tot hoge archeologische verwachting’. Het plangebied ligt volgens de concept gemeentelijke archeologische beleidskaart binnen een buffer rond het historisch bebouwingslint van Poeijers waar mogelijk resten van bewoning voorkomen vanaf de Late Middeleeuwen/Nieuwe tijd. Er zijn op basis van historisch kaartmateriaal geen aanwijzingen aangetroffen voor bewoning van het plangebied in de Late Middeleeuwen/Nieuwe tijd, maar het kan gezien de aanwezigheid van historische wegen ook niet geheel worden uitgesloten (middelhoge archeologische verwachting). Om deze verwachting te toetsen is op 21 februari 2022 een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Tijdens dit veldonderzoek bleek het plangebied grotendeels verstoord. In het zuid/zuidwesten van het plangebied werden echter wel nog intacte profielen aangetroffen. Advies Op basis van de bevindingen van het booronderzoek bestaat voor een deel van het plangebied nog een hoge archeologische verwachting voor het aantreffen van archeologische resten uit alle perioden, met inbegrip van een historische weg. Dit is het gedeelte van het plangebied dat op de gemeentelijke beleidskaart binnen de buffer ligt voor historische bebouwing van het gehucht Poeijers. Hier adviseert Vestigia nog vervolgonderzoek uit te voeren (afbeelding 20). Het zetten van karterende of waarderende boringen is niet de meest geëigende prospectiemethode voor het opsporen van historische bebouwing of wegen uit de Late Middeleeuwen/Nieuwe tijd. Geadviseerd wordt vervolgonderzoek uit te voeren in de vorm van een archeologische begeleiding bij het uitgraven van de bouwkuip, of een profsleuvenonderzoek al dan niet met doorstart naar een opgraving. Hiervoor dient eerst een Programma van Eisen (PvE) te worden opgesteld dat de goedkeuring behoeft van het bevoegd gezag, de gemeente Eindhoven. Zonder een goedgekeurd en getekend PvE kan niet met de werkzaamheden worden begonnen. Op basis van het booronderzoek kan de archeologische verwachting binnen de rest van het plangebied worden bijgesteld naar laag. De kans dat daar met de geplande werkzaamheden een intacte archeologische vindplaats wordt geschaad moet als klein worden ingeschat. Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie adviseert daarom ook geen verdere stappen in het kader van de cyclus Archeologische Monumentenzorg (AMZ). Het bevoegd gezag, de Gemeente Eindhoven, dient eerst over het advies in dit rapport een besluit te nemen. Wanneer het bevoegd gezag besluit dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is en het plangebied wordt vrijgegeven voor de voorgenomen ontwikkelingen, blijft de meldingsplicht archeologische toevalsvondst of waarneming van kracht (Erfgoedwet, artikel 5.10 Archeologische toevalsvondst). Aangezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een archeologische ‘toevalsvondst’ wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezag, de Gemeente Eindhoven, en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Naschrift Het bevoegd gezag, dhr. P. de Boer, stadsarcheoloog van de gemeente Eindhoven, heeft per mail d.d. 10 maart 2022 aangegeven behoudens enkele kleine tekstuele aanpassingen, in te kunnen stemmen met de bevindingen en het advies.
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
86. Archeologisch vooronderzoek in het kader van de nieuwbouw van woningen aan de Moorsterweg 3 te Woudenberg, gemeente Woudenberg Ruimtelijk advies op basis van inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende/karterende fase)
- Author
-
Weerheijm, W.J., Weerheijm, W.J., and W.J. Weerheijm (Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie)
- Subjects
Archaeology - Abstract
IVO-O
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
87. Le Minier : histoire et archéologie des entreprises argentifères médiévales: Programme collectif de recherche. Rapport d’activité 2022
- Author
-
Minvielle Larousse, Nicolas, Belmon, Jérôme, Bernat, Alain, Brevet, Lucille, Denizeau, Clément, Galès, Françoise, Shah, Mehmet, Sarah, Guillaume, Tămaş, Călin Gabriel, Tomczyk, Céline, Vaissière, Marc, Ecole française de Rome (EFR), Laboratoire d'Archéologie Médiévale et Moderne en Méditerranée (LA3M), Aix Marseille Université (AMU)-Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS), Ministère de la Culture et de la Communication, Association pour la sauvegarde du patrimoine archéologique aveyronnais (ASPAA), Association Vestigia Imago Atavorum, Service de la connaissance et de l’inventaire des patrimoines de la région Occitanie, Archéologie des Sociétés Méditerranéennes (ASM), Université Paul-Valéry - Montpellier 3 (UPVM)-Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS)-Ministère de la Culture (MC), IRAMAT - Centre Ernest Babelon (IRAMAT-CEB), Institut de Recherches sur les Archéomatériaux (IRAMAT), Université de Technologie de Belfort-Montbeliard (UTBM)-Université d'Orléans (UO)-Université Bordeaux Montaigne (UBM)-Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS)-Université de Technologie de Belfort-Montbeliard (UTBM)-Université d'Orléans (UO)-Université Bordeaux Montaigne (UBM)-Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS), Travaux et recherches archéologiques sur les cultures, les espaces et les sociétés (TRACES), École des hautes études en sciences sociales (EHESS)-Université Toulouse - Jean Jaurès (UT2J), Université de Toulouse (UT)-Université de Toulouse (UT)-Ministère de la Culture et de la Communication (MCC)-Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS), Babes-Bolyai University [Cluj-Napoca] (UBB), Université Paris 1 Panthéon-Sorbonne - UFR Histoire de l'art et archéologie (UP1 UFR03), Université Paris 1 Panthéon-Sorbonne (UP1), Archéologies et Sciences de l'Antiquité (ArScAn), Université Paris 1 Panthéon-Sorbonne (UP1)-Université Paris 8 Vincennes-Saint-Denis (UP8)-Université Paris Nanterre (UPN)-Ministère de la Culture et de la Communication (MCC)-Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS), Archéologies environnementales, Université Paris 1 Panthéon-Sorbonne (UP1)-Université Paris 8 Vincennes-Saint-Denis (UP8)-Université Paris Nanterre (UPN)-Ministère de la Culture et de la Communication (MCC)-Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS)-Université Paris 1 Panthéon-Sorbonne (UP1)-Université Paris 8 Vincennes-Saint-Denis (UP8)-Université Paris Nanterre (UPN)-Ministère de la Culture et de la Communication (MCC)-Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS), Archéologie et Philologie d'Orient et d'Occident (AOROC), École Pratique des Hautes Études (EPHE), Université Paris sciences et lettres (PSL)-Université Paris sciences et lettres (PSL)-Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS)-Département des Sciences de l'Antiquité - ENS Paris (DSA ENS-PSL), École normale supérieure - Paris (ENS-PSL), Université Paris sciences et lettres (PSL)-Université Paris sciences et lettres (PSL)-École normale supérieure - Paris (ENS-PSL), Université Paris sciences et lettres (PSL), TranSphères, Ministère de la Culture, Région Occitanie, Département de l'Aveyron, Ecole française de Rome, Laboratoire d'archéologie médiévale et moderne en Méditerranée, Université de Technologie de Belfort-Montbeliard (UTBM)-Université d'Orléans (UO)-Université Bordeaux Montaigne-Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS)-Université de Technologie de Belfort-Montbeliard (UTBM)-Université d'Orléans (UO)-Université Bordeaux Montaigne-Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS), École des hautes études en sciences sociales (EHESS)-Université Toulouse - Jean Jaurès (UT2J)-Ministère de la Culture et de la Communication (MCC)-Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS), Université Paris 1 Panthéon-Sorbonne (UP1)-Université Paris 8 Vincennes-Saint-Denis (UP8)-Université Paris Nanterre (UPN)-Ministère de la Culture et de la Communication (MCC)-Institut national de recherches archéologiques préventives (Inrap)-Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS), Université Paris 1 Panthéon-Sorbonne (UP1)-Université Paris 8 Vincennes-Saint-Denis (UP8)-Université Paris Nanterre (UPN)-Ministère de la Culture et de la Communication (MCC)-Institut national de recherches archéologiques préventives (Inrap)-Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS)-Université Paris 1 Panthéon-Sorbonne (UP1)-Université Paris 8 Vincennes-Saint-Denis (UP8)-Université Paris Nanterre (UPN)-Ministère de la Culture et de la Communication (MCC)-Institut national de recherches archéologiques préventives (Inrap)-Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS), and École pratique des hautes études (EPHE)
- Subjects
Moyen âge central ,Minéralurgie ,[SHS.ARCHEO]Humanities and Social Sciences/Archaeology and Prehistory ,[SDU.STU.GC]Sciences of the Universe [physics]/Earth Sciences/Geochemistry ,Mines d'argent ,Monnaies -- Moyen Age ,Travail -- Histoire ,[SHS.HIST]Humanities and Social Sciences/History ,Languedoc -- France ,[SDU.STU.AG]Sciences of the Universe [physics]/Earth Sciences/Applied geology ,[SDU.STU.MI]Sciences of the Universe [physics]/Earth Sciences/Mineralogy - Abstract
This Collective Research Programme is an interdisciplinary investigation into the medieval silver mining enterprises of the Minier valley (Aveyron department, Viala-du-Tarn commune). Between the 12th and 15th centuries, at least, this valley was subject to discontinuous exploitation of polymetallic deposits (copper, lead, zinc, silver) - essentially to produce lead and silver. To explore their dynamics and remains, the RCP has brought together researchers from complementary disciplines and backgrounds since 2020: archaeologists, historians, art historians, geologists and geochemists. The 2022 campaign has extended the research begun in 2021, particularly in the field, and has made it possible to open new files. The editing of medieval texts concerning production having been completed, the research was directed towards land sources in order to identify the main lines of medieval occupation of the valley. The valley is largely occupied and cultivated, which shows that mining production was only a part of its economy. Finally, the existence of a land register drawn up in 1648 makes it possible to reconstitute the parcel of land of the village of Le Minier, which will make it possible to refine the more fragmentary information from the middle of the 14th century, as well as to draw up a consolidated map of the ancient toponyms of the valley. A first thematic study focused on the medieval mills has finally revealed 8 artifacts in the valley, 2 of which have a definite mineralurgical function and 1 of which is very probable. In the field, the geochemical survey of the valley was completed. The necessary additions were made and interpolations of Pb and Zn contents were proposed. The integration of the plots of land of the Rode mill into these surveys will also allow the 2022 results to be compared with those of the survey carried out during the 2020 campaign and thus develop a reflective view of the methods. Auger coring was also attempted in several of the concentrations identified in 2021, but the drought made the operation difficult. In parallel, the geological and geological study of the Cantamerle mine was completed, and archaeological excavations concerned two of the zones that had been surveyed in 2021: the Saliège mine (zone 4) and the Voltes fields and pits (zone 6). In the case of the Saliège mine, the excavation continued until it came across a rising site, which had probably been converted into a shaft. At Les Voltes, the sunken pit sounded in 2021 was widened until a trench towards the river appeared, while the second sunken pit was excavated, revealing what may have been a section of an open trench filled in by stope. The field where the workshops are located was excavated much more extensively: at least 6 new workshops were identified. Their soils have been geochemically recorded with pXrf determinations carried out in situ and samples taken for further analysis. Finally, the architectural studies continued, still focusing on the double houses in the centre of Le Minier, which are almost complete. With regard to the dissemination of production, a new corpus of several hundred coins from Cahors and Rodez preserved at the CCE in Toulouse was integrated into the study with preliminary pXrf analyses, while complementary LA-ICP-MS analyses were carried out on some fifteen coins from the BnF identified in 2021. The identification of trace elements is the first objective, in order to compare them with the minerals mined in the Minier valley. Finally, the results obtained have fed into a digital walk designed and built by the Parc des Grand Causses: https://play.google.com/store/apps/details?id=com.reoviz.parcgrandscausses Translated with www.DeepL.com/Translator (free version); Ce Programme Collectif de Recherche est une enquête interdisciplinaire portant sur les entreprises argentifères médiévales de la vallée du Minier (département de l’Aveyron, commune du Viala-du-Tarn). Entre le XIIe et le XVe siècle, au moins, cette vallée fit l’objet d’exploitations discontinues de gisements polymétalliques (cuivre, plomb, zinc, argent) – essentiellement pour produire du plomb et de l’argent. Pour explorer leurs dynamiques et leurs vestiges, le PCR regroupe depuis 2020 des chercheurs de disciplines et d’horizons complémentaires : archéologues, historiens, historiens de l’art, géologues et géochimistes. La campagne 2022 a prolongé les recherches ouvertes en 2021, en particulier sur le terrain, et a permis d’ouvrir de nouveaux dossiers. L’édition des textes médiévaux concernant la production étant achevée, le dépouillement s’est orientés vers les sources foncières afin d’identifier les grandes lignes de l’occupation médiévale de la vallée. Une vallée largement occupée et cultivée en ressort, ce qui montre que la production minière ne constituait qu’une part de son économie. Enfin, l’existence d’un cadastre établi en 1648 permet de reconstituer le parcellaire du village du Minier, ce qui permettra d’affiner celui de la moitié du XIVe siècle aux informations plus fragmentaires, comme d’établir une carte consolidée des toponymes anciens de la vallée. Une première étude thématique focalisée sur les moulins médiévaux a enfin mis en évidence 8 artifices dans la vallée, dont 2 avec une fonction minéralurgique assurée et 1 très probable. Sur le terrain, la prospection géochimique de la vallée a été achevée. Les compléments nécessaires ont été effectués et des interpolations des teneurs en Pb, Zn, proposées. L’intégration des parcelles du moulin de la Rode à ces relevés permet par ailleurs de confronter les résultats 2022 à ceux de la prospection réalisée durant la campagne 2020 et ainsi développer un regard réflexif sur les méthodes. Des carottages à la tarière ont aussi été tentés dans plusieurs des concentrations identifiées en 2021, mais la sécheresse a rendu l’opération difficile. En parallèle, l’étude géologique et gitologique de la mine de Cantamerle a pu être menée à bien, et les fouilles archéologiques ont concerné deux des zones qui avaient été sondées en 2021 : la mine de la Saliège (zone 4) ainsi que les champs et les fontis des Voltes (zone 6). S’agissant de la Saliège, la désobstruction s’est poursuivie jusqu’à la rencontre d’un chantier montant, vraisemblablement aménagé en puits. Aux Voltes, le fontis sondé en 2021 a été élargi jusqu’à voir apparaître une tranchée vers la rivière, tandis que le second fontis a été fouillé, mettant au jour ce qui pourrait être une section d’une tranchée à ciel ouvert comblée par des haldes. Le champ où se trouvent les ateliers a été fouillé bien plus largement : au moins 6 nouveaux ateliers ont été reconnus. Leurs sols ont fait l’objet d’un enregistrement géochimique avec des dosages pXrf réalisés in situ et des prélèvements qui feront l’objet d’analyses complémentaires. Les études architecturales se sont enfin poursuivies, toujours focalisées sur les maisons doubles au centre du Minier, presque achevées. S’agissant de la diffusion de la production, un nouveau corpus de plusieurs centaines de monnaies de cahors et de Rodez conservées au CCE de Toulouse a été intégré à la réflexion avec des analyses préliminaires au pXrf, tandis que des analyses complémentaires en LA-ICP-MS ont été effectuées sur une quinzaine de monnaies de la BnF identifiées en 2021. L’identification des éléments traces est le premier objectif, afin de les confronter avec les minerais exploités dans la vallée du Minier. Enfin, les résultats obtenus ont nourri une balade numérique conçue et construire par le parc des Grand Causses : https://play.google.com/store/apps/details?id=com.reoviz.parcgrandscausses
- Published
- 2022
88. Archeologisch vooronderzoek plangebied Alrijne Ziekenhuis aan de Simon Smitweg 1 te Leiderdorp, gemeente Leiderdorp Ruimtelijk advies op basis van inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende/karterende fase)
- Author
-
Weerheijm, W.J., Weerheijm, W.J., and W.J. Weerheijm (Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie)
- Subjects
Archaeology - Abstract
Booronderzoek
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
89. Archeologisch vooronderzoek ten behoeve van de herontwikkeling van het Heuff-terrein te Vuren, gemeente West Betuwe Ruimtelijk advies op basis van bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase)
- Author
-
Weerheijm, W.J., Weerheijm, W.J., and W.J. Weerheijm (Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie)
- Subjects
Archaeology - Abstract
BO IVO
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
90. Archeologisch vooronderzoek plangebied Duin en Bosch riolering ontsluitingsweg fase H en I te Castricum, gemeente Castricum Ruimtelijk advies op basis van een Inventariserend Veldonderzoek door middel van boringen (IVO-O), verkennende/karterende fase
- Author
-
Weerheijm, W.J., Weerheijm, W.J., and W.J. Weerheijm (Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie)
- Subjects
Archaeology ,Booronderzoek - Abstract
Booronderzoek
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
91. Archeologie en cultuurhistorie in het kader van het Oeverproject Flevoland Archeologisch bureauonderzoek en cultuurhistorische inventarisatie
- Author
-
Beukelaar-van Gulik, T, Picard, E.R.J.G., Puijenbroek, F.P.J. van, Schrijvers, R., and VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie
- Subjects
Archaeology - Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
92. Archeologisch vooronderzoek in het kader van de sloop en nieuwbouw van het Alfrink-college/Sprong-college aan de Burgemeester Roefslaan 11 te Deurne, gemeente Deurne Ruimtelijk advies op basis van archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase)
- Author
-
Weerheijm, W.J., Weerheijm, W.J., and W.J. Weerheijm (Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie)
- Subjects
Archaeology - Abstract
BO IVO
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
93. Archeologisch vooronderzoek in het kader van de voorgenomen natuurontwikkeling aan de Beukenlaan 61 te Odiliapeel, gemeente Uden
- Author
-
satijn, O. and Vestigia
- Subjects
Archaeology - Abstract
Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie heeft een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor een plangebied aan de Noordlaan te Odiliapeel, gemeente Uden (kaart 1; afbeelding 1). Het perceel in het plangebied is eigendom van het bedrijf Peka Kroef, gesitueerd aan de Beukenlaan 61. Bureau Verkuylen is betrokken bij de voorbereidingen voor de geplande natuurontwikkeling op het perceel aan de Beukenlaan 61 in Odiliapeel. Deze werkzaamheden zijn onderdeel van de geplande uitbreiding van het aangrenzend bedrijf en eigenaar van de grond Peka Kroef. Voor de natuurontwikkeling word het voormalig agrarisch perceel omgezet naar een ven van 1 tot 1,5 meter diepte omringd door heide en enkele bomen (afbeelding 2). Doel van het archeologisch onderzoek was vast te stellen of er in het plangebied sprake is (of kan zijn) van archeologische resten die door de ingrepen verstoord dreigen te worden en, indien mogelijk, uitspraken te doen over de waarde hiervan in termen van fysieke en inhoudelijke kwaliteit zoals zeldzaamheid en gaafheid. Hiertoe is eerst een bureauonderzoek verricht, waarbij voor het plangebied een specifiek archeologisch verwachtingsmodel is opgesteld. Vervolgens is er voor een deel van het plangebied een verkennend booronderzoek uitgevoerd, en is een advies geformuleerd in het kader van de cyclus van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ). Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, versie 4.0), protocol 4002 Bureauonderzoek en protocol 4003 Inventariserend Veldonderzoek. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek heeft het westelijke plangebied (dat op de beleids- en verwachtingskaart tot Archeologische Categorie 5 behoort) een middelhoge archeologische verwachting vanaf het Paleolithicum tot de Late Middeleeuwen, vanwege de ligging op een hoger gelegen (en drogere) dezkandrug. Vestigia Cultuurhistorie & Archeologie adviseerde daarom in het westelijk deelgebied een inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) uit te voeren om het archeologisch verwachtingsmodel te toetsen. Voor het oostelijke deel van het plangebied heeft op basis van het landschap (en de archeologische beleidskaart) een lage archeologische verwachting; hier adviseert Vestigia Cultuurhistorie & Archeologie geen vervolgstappen in het kader van de cyclus van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ). Wel heeft het bureauonderzoek uitgewezen dat er schaapskooien in de 2e helft van de 19e eeuw aanwezig waren in dit oostelijk deel; deze schaapskooien geven echter geen aanleiding tot vervolgonderzoek (zie Advies). Het verkennend booronderzoek heeft uitgewezen dat, met uitzondering van boring 4150008, in de uiterste zuidwesthoek van het onderzochte gebied, de bodemopbouw volledig verstoord is. Eventuele resten van het oorspronkelijke profiel zijn opgenomen in de bovengrond en/of vergraven. Alleen in boring 4150008 is een deel van het oorspronkelijke bodemprofiel nog aanwezig (in de vorm van een Bs- en BC-horizont). Advies Gezien de aangetroffen verstoringen in bijna het gehele onderzochte gebied kan worden gesteld dat de kans op het aantreffen van een (intacte) archeologische vindplaats in het grootste deel van het plangebied klein is, en kan de archeologische verwachting voor het plangebied daarom bijgesteld naar ‘laag’ en adviseert Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie dan ook geen vervolgstappen in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ). Voor het uiterste zuidwesten van het plangebied geldt dat er nog een deels intact bodemprofiel aanwezig, waardoor de archeologische verwachting gehandhaafd blijft. Voor dit deel van het plangebied adviseert Archeologie & Cultuurhistorie mitigerende maatregelen in de vorm van een aanpassing van het beplantings/inrichtingsplan. Dit kan door struiken of heide aan te planten in plaats van diepwortelende bomen en/of door het tot maximaal 1,5 m ophogen van dit deel van het plangebied, zodat de wortels van de geplande aan te planten bomen niet tot het mogelijk archeologisch relevante niveau (nu op 0,5 m -mv) reiken. Indien het niet mogelijk is om mitigerende maatregelen te treffen is het aan de gemeente Uden om te bepalen of er vervolgstappen in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) nodig zijn. Het oostelijke deel van het plangebied heeft op basis van het landschap zoals geformuleerd in het bureauonderzoek een lage archeologische verwachting; hier adviseert Vestigia Cultuurhistorie & Archeologie geen vervolgstappen in het kader van de cyclus van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ). Archeologisch vervolgonderzoek naar de schaapskooien, die zich hier in de 2e helft van de 19e eeuw hebben bevonden, wordt niet geadviseerd. De informatiewaarde van dergelijk archeologisch vervolgonderzoek is gering omdat schaapskooien historisch goed gedocumenteerd zijn en een zeer beperkt residu in de bodem hebben; er is hier sprake van stallocaties en niet van bewoning. Schaapskooien en bijbehorende activiteiten komen niet voor in de onderzoeksvragen van de NOaA/NOaA 2.0 en andere provinciale en lokale onderzoeksagenda’s. Het is aan het bevoegd gezag, de gemeente Uden, om op basis van dit rapport en het daarin geformuleerde advies een besluit te nemen ten aanzien van het voortzetten of beëindigen van het onderzoeksproces. Ook nadat het archeologisch onderzoek is afgerond, blijft de meldingsplicht archeologische toevalsvondst of waarneming van kracht (Erfgoedwet, artikel 5.10 Archeologische toevalsvondst). Aangezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een archeologische toevalsvondst wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezag, de gemeente Uden en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
- Published
- 2021
- Full Text
- View/download PDF
94. Aléria -Lamajone: Opération de sauvegarde par l’étude (2019)
- Author
-
Vidal, Laurent, Rigeade, Catherine, Biron, Marina, Écard, Philippe, Figueiral, Isabel, Forest, Vianney, Guerre, Josselyne, Haurillon, Roland, Lattard, Alexia, Manniez, Yves, Meirone, Coralie, Sacchetti, Federica, Raux, Stéphanie, Seguin, Maxime, Sivan, Olivier, Soula, Florian, Institut national de recherches archéologiques préventives (Inrap), Anthropologie bio-culturelle, Droit, Ethique et Santé (ADES), Aix Marseille Université (AMU)-EFS ALPES MEDITERRANEE-Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS), Laboratoire d'Archéologie Médiévale et Moderne en Méditerranée (LA3M), Aix Marseille Université (AMU)-Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS), Institut national de recherches archéologiques préventives - Centre de recherches archéologiques de Nîmes (Inrap, Nîmes), Travaux et recherches archéologiques sur les cultures, les espaces et les sociétés (TRACES), École des hautes études en sciences sociales (EHESS)-Université Toulouse - Jean Jaurès (UT2J), Université de Toulouse (UT)-Université de Toulouse (UT)-Ministère de la Culture et de la Communication (MCC)-Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS), Archéologie des Sociétés Méditerranéennes (ASM), Université Paul-Valéry - Montpellier 3 (UPVM)-Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS)-Ministère de la Culture (MC), Centre Camille Jullian - Histoire et archéologie de la Méditerranée et de l'Afrique du Nord de la protohistoire à la fin de l'Antiquité (CCJ), Aix Marseille Université (AMU)-Ministère de la Culture et de la Communication (MCC)-Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS), Service Régional de l'Archéologie - DRAC PACA (SRA PACA), Ministère de la Culture et de la Communication (MCC), Institut National de Recherche et d'Analyse Physico-Chimique (INRAP), Direction Régionale des Affaires Culturelles Corse (Drac Corse), Association Vestigia Imago Atavorum, Culture et Environnements, Préhistoire, Antiquité, Moyen-Age (CEPAM), Université Nice Sophia Antipolis (1965 - 2019) (UNS), COMUE Université Côte d'Azur (2015-2019) (COMUE UCA)-COMUE Université Côte d'Azur (2015-2019) (COMUE UCA)-Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS)-Université Côte d'Azur (UCA), Laboratoire méditerranéen de préhistoire Europe-Afrique (LAMPEA), and Aix Marseille Université (AMU)-Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS)-Ministère de la Culture (MC)
- Subjects
[SHS.ARCHEO]Humanities and Social Sciences/Archaeology and Prehistory ,[SHS]Humanities and Social Sciences - Abstract
International audience
- Published
- 2021
95. Archeologisch vooronderzoek in het kader van woningbouw aan het Zwaluwpad te Hardinxveld-Giessendam, gemeente Hardinxveld-Giessendam
- Author
-
Visser, C.A., Puijenbroek, F.P.J. van, and Vestigia
- Subjects
Archaeology - Published
- 2021
- Full Text
- View/download PDF
96. Archeologisch vooronderzoek plangebied De Groene Grens aan de Dragonderweg, gemeente Ede Ruimtelijk advies op basis van Inventariserend Veldonderzoek door middel van boringen (IVO-O), verkennende fase
- Author
-
Weerheijm, W.J., Weerheijm, W.J., and W.J. Weerheijm (Vestigia Archeologie en Cultuurhistorie)
- Subjects
Archaeology - Abstract
Vestigia Archeologie en Cultuurhistorie heeft in opdracht van de gemeente Veenendaal een inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende boringen uitgevoerd voor het plangebied Groene Grens. In het kader van dit project is door de adviseur archeologie van de gemeente Ede een quickscan archeologie uitgevoerd d.d. 8 maart 2021. Om het archeologisch verwachtingsmodel te toetsen is op 15 april 2021 een inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende boringen uitgevoerd. Het is aan het bevoegd gezag, de gemeente Ede, om op basis van dit rapport en het daarin geformuleerde advies een besluit te nemen ten aanzien van het voortzetten of beëindigen van het onderzoeksproces.
- Published
- 2021
- Full Text
- View/download PDF
97. Archeologisch bureauonderzoek ten behoeve van de geplande aanleg van een middenspanningstracé aan de Sandtlaan te Katwijk, gemeente Katwijk
- Author
-
Satijn, O.P.N., Puijenbroek, F.P.J. van, Picard, E.R.J.G., and Vestigia
- Subjects
Archaeology - Published
- 2021
- Full Text
- View/download PDF
98. Archeologisch vooronderzoek ten behoeve van de renovatie van de Spijkenisserbrug, gemeente Rotterdam / Nissewaard
- Author
-
Beukelaar - van Gulik, T., Puijenbroek, F.P.J. van, Weerheijm, W.J., and VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie
- Subjects
Archaeology ,bureauonderzoek - Published
- 2021
- Full Text
- View/download PDF
99. Archeologisch vooronderzoek plangebied Wilhelminaweg 8 (Gazellefabriek) te Dieren, gemeente Rheden Ruimtelijk advies op basis van een Inventariserend Veldonderzoek door middel van boringen (IVO-O), karterende fase
- Author
-
Weerheijm, W.J., Weerheijm, W.J., and W.J. Weerheijm (Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie)
- Subjects
IVO-O ,Archaeology - Published
- 2021
- Full Text
- View/download PDF
100. Archeologisch vooronderzoek in het kader van renovatiewerkzaamheden aan de Krammersluizen, gemeente Schouwen-Duiveland. Ruimtelijk advies op basis van bureauonderzoek
- Author
-
Hessing, W.A.M., Hessing, W.A.M., and drs. W.A.M. Hessing (Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie)
- Subjects
Archaeology ,BO - Abstract
BO
- Published
- 2021
- Full Text
- View/download PDF
Catalog
Discovery Service for Jio Institute Digital Library
For full access to our library's resources, please sign in.