Back to Search
Start Over
Archeologisch vooronderzoek plangebied Lange Vaart te Bleiswijk, gemeente Lansingerland
- Publication Year :
- 2022
- Publisher :
- Data Archiving and Networked Services (DANS), 2022.
-
Abstract
- Vestigia Archeologie en Cultuurhistorie heeft een archeologisch inventariserend veldonderzoek uitgevoerd ten behoeve van de geplande herontwikkeling van een plangebied aan de Lange Vaart te Bleiswijk. (afbeelding 1, kaart 1 achterin het rapport). Het plangebied heeft een oppervlakte van ca. 7,7 hectare, en wordt aan de westzijde begrensd door de Hoefweg, en aan de noordzijde door de Lange Vaart. Het plangebied is aan de westzijde deels bebouwd; aan de oostzijde vrijwel geheel in gebruik als grasland. Binnen het plangebied is nieuwbouw van woningen voorzien. In 2020 is in het kader van dit project reeds een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd, op basis waarvan is geadviseerd binnen het plangebied een vervolgonderzoek door middel van verkennende boringen/karterende boringen uit te voeren, op een tweetal locaties waar een historische molen werd verwacht. Het betreft een locatie aan de westzijde van het plangebied bij een verharde oprit aan de Hoefweg (ca. 25 x 25 m), en een locatie aan de oostzijde van het plangebied langs de Lange Vaart (ca. 50 x 30 m), momenteel in gebruik als grasland. Binnen het westelijke deel van het plangebied werden de resten van (voorgangers van) de molen De Haas verwacht; aan de oostzijde werd eveneens een molen verwacht, de zogenaamde Groote Mole. Om dit verwachtingsmodel te toetsen is op 1 juni 2021 een inventariserend veldonderzoek door middel van karterende boringen uitgevoerd. Het westelijke plangebied kon door de ondoordringbare puinlaag niet tot in de natuurlijke afzettingen worden onderzocht. Ondanks meerdere pogingen en het gebruik van een pikhouweel kon niet door de puinlaag worden geboord. Tijdens het onderzoek kwam echter een buurtbewoner op het onderzoek af, dhr. Breugem. Dhr. Breugem vertelde dat hij geboren was in 1929, en zijn hele leven al aan de Hoefweg woont. Als kind had hij in de molen De Haas gespeeld. Hij bevestigde desgevraagd dat de molen vroeger op de locatie lag waar nu het huis aan de Hoefweg nr. 157 op gebouwd is. Dit betekent dat de ligging van de molen op de Kadasterkaart 1811-1832 inderdaad klopt (afbeelding 2), en de resten van de oude molen uit 1795 niet binnen het huidige plangebied liggen. De mogelijkheid bestaat nog dat een voorganger op een andere plek heeft gestaan, maar gezien het talud waarop de molen is afgebeeld, wordt de kans klein geacht dat er resten van een oudere molen binnen het huidige plangebied aanwezig zijn. Binnen het oostelijke plangebied is een bodemopbouw aangetroffen van ca. 20-50 cm, bestaande uit een dunne bouwvoor met daaronder een licht geroerde laag zwak tot siltige klei, naar onder doorlopend in matig siltige tot sterk zandige klei met schelpjes en rietresten. De klei was slap tot zeer slap en vertoonde geen kenmerken van bodemvorming of laklagen. De bodemopbouw in het oostelijke plangebied is betrekkelijk ongestoord; er zijn geen aanwijzingen voor grootschalige bodemroeringen of ophogingen aangetroffen. Op basis van het veldonderzoek kan de archeologische verwachting voor het aantreffen van een historische molenplaats binnen het oostelijke plangebied worden bijgesteld naar laag. Geconcludeerd moet worden dat de molen dusdanig licht gebouwd of gefundeerd was dat deze geen duidelijke sporen heeft nagelaten, danwel dat de locatie door de molendatabase verkeerd is geïnterpreteerd en elders moet worden gezocht. Omdat de molen niet is afgebeeld op enig kaartmateriaal zal dit waarschijnlijk ook niet worden opgehelderd. Op basis van de nieuwe informatie van een lokale bewoner, in combinatie met het geo-gerefereerde kaartmateriaal, wordt de kans op het aantreffen van een molenplaats in het westelijke plangebied eveneens als laag ingeschat. Advies Op basis van de uitkomsten van het veldonderzoek, in combinatie met het kaartmateriaal en de getuigenverklaring, adviseert Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie geen vervolgstappen in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ). Het is aan het bevoegd gezag, de gemeente Lansingerland, om een besluit te nemen ten aanzien van het al dan niet doorgaan of beëindigen van het onderzoeksproces (selectiebesluit). Ook wanneer het bevoegd gezag besluit dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is en het onderzochte gebied wordt vrijgegeven voor de voorgenomen ontwikkelingen, blijft de meldingsplicht archeologische toevalsvondst of waarneming van kracht (Erfgoedwet, artikel 5.10 Archeologische toevalsvondst). Aangezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een archeologische ‘toevalsvondst’ wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezag, de gemeente Lansingerland, en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Naschrift De adviseur van het bevoegd gezag, mevr. L. Bekkers van Erfgoed Delft, heeft per mail d.d. 17 juni 2021 aangegeven in te kunnen stemmen met het advies, d.w.z. dat er geen vervolgonderzoek noodzakelijk is. Op basis van vergelijking van de locatie van de oostelijke molen zoals aangegeven op de kaart van Schieland door J.J. Stampioen uit 1684 is de locatie zoals die in de molendatabase is opgenomen waarschijnlijk niet correct, en ligt de oostelijke molen waarschijnlijk net buiten het plangebied. De redenatie dat de molen aan de westelijke zijde net buiten het plangebied kan worden gevolgd. Op basis hiervan is geen verder vervolgonderzoek noodzakelijk. De meldingsplicht bij toevalsvondsten ex artikel 5.10 Erfgoedwet blijft wel van kracht.
- Subjects :
- Archaeology
Subjects
Details
- Language :
- Dutch; Flemish
- Database :
- OpenAIRE
- Accession number :
- edsair.doi.dedup.....ee200146f1f0646086cb49576a63f837
- Full Text :
- https://doi.org/10.17026/dans-xs3-j5m5