258 results on '"Vries, S. de"'
Search Results
2. Automotive industry in Europe: delivering on the Green Deal
- Author
-
Vries, S. de, primary
- Published
- 2020
- Full Text
- View/download PDF
3. Development and Validation of Risk Prediction Models for Coronary Heart Disease and Heart Failure After Treatment for Hodgkin Lymphoma
- Author
-
Vries, S. de, Haaksma, Miriam L., Jozwiak, K., Schaapveld, M., Hodgson, D., Lugtenburg, Pieternella J., Spronsen, D.J. van, Aleman, Berthe M. P., Leeuwen, F.E. van, Vries, S. de, Haaksma, Miriam L., Jozwiak, K., Schaapveld, M., Hodgson, D., Lugtenburg, Pieternella J., Spronsen, D.J. van, Aleman, Berthe M. P., and Leeuwen, F.E. van
- Abstract
Item does not contain fulltext
- Published
- 2023
4. Prevalence of inflicted and neglectful femur shaft fractures in young children in national level I trauma centers
- Author
-
Loos, M.H.J., Bakx, R., Allema, J.H., Bloemers, F.W., Bosch, J.A., Edwards, M.J.R., Hulscher, J.B., Keyzer-Dekker, C.M.G., Krug, E., Ridder, V.A. de, Spanjersberg, W.R., Teeuw, A.H., Theeuwes, H.P., Vries, S. de, Wit, R. de, Rijn, R.R. van, Loos, M.H.J., Bakx, R., Allema, J.H., Bloemers, F.W., Bosch, J.A., Edwards, M.J.R., Hulscher, J.B., Keyzer-Dekker, C.M.G., Krug, E., Ridder, V.A. de, Spanjersberg, W.R., Teeuw, A.H., Theeuwes, H.P., Vries, S. de, Wit, R. de, and Rijn, R.R. van
- Abstract
Item does not contain fulltext, BACKGROUND: The prevalence of inflicted femur fractures in young children varies (1.5-35.2%), but these data are based on small retrospective studies with high heterogeneity. Age and mobility of the child seem to be indicators of inflicted trauma. OBJECTIVE: This study describes other factors associated with inflicted and neglectful trauma that can be used to distinguish inflicted and neglectful from accidental femur fractures. MATERIALS AND METHODS: This retrospective study included children (0-6 years) who presented with an isolated femur fracture at 1 of the 11 level I trauma centers in the Netherlands between January 2010 and January 2016. Outcomes were classified based on the conclusions of the Child Abuse and Neglect teams or the court. Cases in which conclusions were unavailable and there was no clear accidental cause were reviewed by an expert panel. RESULTS: The study included 328 children; 295 (89.9%) cases were classified as accidental trauma. Inflicted trauma was found in 14 (4.3%), while 19 (5.8%) were cases of neglect. Indicators of inflicted trauma were age 0-5 months (29%, positive likelihood ratio [LR +] 8.35), 6-12 months (18%, LR + 5.98) and 18-23 months (14%, LR + 3.74). Indicators of neglect were age 6-11 months (18%, LR + 4.41) and age 18-23 months (8%, LR + 1.65). There was no difference in fracture morphology among groups. CONCLUSION: It is unlikely that an isolated femur fracture in ambulatory children age > 24 months is caused by inflicted trauma/neglect. Caution is advised in children younger than 24 months because that age is the main factor associated with inflicted trauma/neglect and inflicted femur fractures.
- Published
- 2022
5. The prevalence of non-accidental trauma among children with polytrauma: A nationwide level-I trauma centre study
- Author
-
Loos, M.H.J., Rijn, R.R. van, Krug, E., Bloemers, F.W., Bosch, J.A., Bossuyt, P.M., Edwards, M.J.R., Greeven, A.P.A., Hulscher, J.B., Keyzer-Dekker, C.M.G., Ridder, V.A. de, Spanjersberg, W.R., Teeuw, A.H., Theeuwes, H.P., Vries, S. de, Wit, R. de, Bakx, R., Loos, M.H.J., Rijn, R.R. van, Krug, E., Bloemers, F.W., Bosch, J.A., Bossuyt, P.M., Edwards, M.J.R., Greeven, A.P.A., Hulscher, J.B., Keyzer-Dekker, C.M.G., Ridder, V.A. de, Spanjersberg, W.R., Teeuw, A.H., Theeuwes, H.P., Vries, S. de, Wit, R. de, and Bakx, R.
- Abstract
Item does not contain fulltext, OBJECTIVE: We aimed to investigate the prevalence and characteristics of non-accidental trauma (NAT) in children with polytrauma treated at level-I trauma centres (TC). SUMMARY OF BACKGROUND: Data 6-10% Of children who present at the emergency department with injuries, sustain polytrauma. Polytrauma may result from either accidental (AT) or NAT, i.e. inflicted or neglect. The prevalence of NAT among children with polytrauma is currently unclear. METHODS: This is a retrospective study that included children (0-18 years) with an Injury Severity Score >15, who presented at one of the 11 Level-I trauma centers (TC) in the Netherlands between January 1, 2010 and January 1, 2016. Outcomes were classified based on the conclusions of the Child Abuse and Neglect-team. Cases in which conclusions were unavailable and there was no clear accidental cause of injuries were reviewed by an expert panel. RESULTS: The study included 1623 children, 1452 (89%) were classified as AT, 171 (11%) as NAT; 39 (2,4%) inflicted and 132 (8,1%) neglect. Of pre-school aged children (<5 years) 41% sustained NAT (OR26.73, 95%CI 17.70-40.35), 35/342 (10%) inflicted and 104/342 (31%) neglect. Admission due to 'cardiopulmonary arrest' was the result of inflicted trauma (30% vs 0%,p < 0.001). NAT had a higher mortality rate (16% vs 10%, p = 0.006). Indicators of NAT were: (near-)drowning (OR10.74, 95%CI 5.94-19.41), burn (OR8.62, 95%CI 4.08-18.19) and fall from height (OR2.18, 95%CI 1.56-3.02). CONCLUSIONS: NAT was the cause of polytrauma in 11% of children in our nationwide level-I TC study; 41% of these polytrauma were the result of NAT experienced by preschool-aged children. Our data show the importance of awareness for NAT.
- Published
- 2022
6. Single-cell profiling of transcriptome and histone modifications with EpiDamID
- Author
-
Rang, Franka J., Luca, K.L. de, Vries, S. de, Valdes-Quezada, Christian, Boele, Ellen, Nguyen, P., Bakkers, J., Kind, Jop, Rang, Franka J., Luca, K.L. de, Vries, S. de, Valdes-Quezada, Christian, Boele, Ellen, Nguyen, P., Bakkers, J., and Kind, Jop
- Abstract
Contains fulltext : 282403.pdf (Publisher’s version ) (Open Access)
- Published
- 2022
7. Flexibele drinkwaterwinningen : Ontwerp Oplossingsconcepten/(deel)oplossingen - Tussenrapport
- Author
-
Maring, L., Meiracker, R. van den, Jansen, S., Kloosterman, R., Niesten, M., Passier, H., Postma, M., Scheltinga, R.T. van, Vries, S. de, Welkers, J., Maring, L., Meiracker, R. van den, Jansen, S., Kloosterman, R., Niesten, M., Passier, H., Postma, M., Scheltinga, R.T. van, Vries, S. de, and Welkers, J.
- Abstract
In 2020 zijn Vitens, Deltares en Ruimtevolk begonnen aan het driejarige project Flexibiliteit in toekomstige winningen – inspelen op de uitdagingen van de toekomst. Het doel van dit project is het inrichten van bestaande winningen zodat ze flexibel zijn. Onder flexibel verstaan we dat ze schokken vanuit de omgeving kunnen opvangen en geen schokken veroorzaken op de omgeving op het gebied van kwaliteit en kwantiteit.
- Published
- 2022
8. Meer muizen, broedvogels en insecten op natuurrijke slaperdijken in Groningen
- Author
-
Roelofs, Y., Vries, S. de, Bos, J., Roelofs, Y., Vries, S. de, and Bos, J.
- Abstract
Aangepast beheer van dijken biedt kansen om natuurwaarden in agrarisch gebied te vergroten. Slaperdijken die tot 1 juli rusten, vormen samen met aangeplant struweel, veilige broed- en foerageergelegenheid voor boerenlandvogels. Ook muizen- en insectenpopulaties kunnen zich er ontwikkelen. Dit blijkt uit resultaten van het pilotproject ‘Natuurrijke Slaperdijken Groningen’.
- Published
- 2022
9. Groen en wonen : de meerwaarde van groen in de stedelijke omgeving
- Author
-
Hiemstra, J.A., Vries, S. de, Spijker, J.H., Ravesloot, M.B.M., Hiemstra, J.A., Vries, S. de, Spijker, J.H., and Ravesloot, M.B.M.
- Abstract
Groen in en rondom woonhuizen en appartementen is goed voor het (leef)klimaat binnen en buiten de woning. Het heeft een positief effect op de gezondheid en het algehele welbevinden van bewoners en bezoekers en verhoogt de waarde van het vastgoed. Dit document biedt meer inzicht in de voordelen van groen in relatie tot wonen en welbevinden, inclusief verwijzingen naar de wetenschappelijke onderbouwing. Afsluitend vindt u enige tips die helpen om groen succesvol en volwaardig toe te passen.
- Published
- 2022
10. Groen en zorg : de meerwaarde van groen in de stedelijke omgeving
- Author
-
Hiemstra, J.A., Vries, S. de, Spijker, J.H., Ravesloot, M.B.M., Hiemstra, J.A., Vries, S. de, Spijker, J.H., and Ravesloot, M.B.M.
- Abstract
Groen in en rondom verzorgingshuizen, ziekenhuizen en overige klinieken is goed voor het klimaat binnen en buiten de instelling en heeft een positief effect op het herstellend vermogen en de gemoedstoestand van patiënten, en het algehele welbevinden van patiënten, medewerkers en bezoekers. Dit document biedt meer inzicht in de voordelen van groen in relatie tot herstellen en welbevinden, inclusief verwijzingen naar de wetenschappelijke onderbouwing. Afsluitend vindt u enige tips die helpen om groen succesvol en volwaardig toe te passen.
- Published
- 2022
11. Groen: meer dan mooi en gezond : de meerwaarde van groen in de stedelijke omgeving
- Author
-
Hiemstra, J.A., Vries, S. de, Spijker, J.H., Ravesloot, M.B.M., Voeten, J.W.G.F., Hiemstra, J.A., Vries, S. de, Spijker, J.H., Ravesloot, M.B.M., and Voeten, J.W.G.F.
- Abstract
Groen heeft meer positieve effecten op onze leefomgeving dan op gezondheid en welbevinden alleen. Groen kan ook een goede rol vervullen voor de waterhuishouding en biodiversiteit in de bebouwde omgeving. En het kan helpen de effecten van geluidsoverlast te beperken. Voorts kan groen een positief effect hebben op de vastgoedwaarde van woningen en kantoren. Dit document biedt meer inzicht in de algemene voordelen van groen en is daarmee een aanvulling op de factsheets die specifiek ingaan op de meerwaarde van groen in relatie tot gezondheid en welbevinden bij Wonen, Werken, Leren en Zorg.
- Published
- 2022
12. Groen en leren : de meerwaarde van groen in de stedelijke omgeving
- Author
-
Hiemstra, J.A., Vries, S. de, Spijker, J.H., Ravesloot, M.B.M., Hiemstra, J.A., Vries, S. de, Spijker, J.H., and Ravesloot, M.B.M.
- Abstract
Groen in en rondom scholen, kinderdagverblijven en op campussen is goed voor het klimaat binnen en buiten de onderwijsinstelling. Het heeft een positief effect op de gezondheid en het algehele welbevinden van leerlingen, studenten en personeelsleden. Het verbetert het concentratievermogen en de prestaties van leerlingen en het verbetert het sociale klimaat. Dit document biedt meer inzicht in de voordelen van groen in relatie tot leren en welbevinden, inclusief verwijzingen naar de wetenschappelijke onderbouwing. Afsluitend vindt u enige tips die helpen om groen succesvol en volwaardig toe te passen
- Published
- 2022
13. Gebiedsgerichte aanpak voor toekomstbestendige landbouw : Kartering als zoektocht naar een haalbaar wensbeeld
- Author
-
Bakker, M.M., Vries, W. de, Ros, G.H., Kros, J., Kuhlman, J.W., Vries, S. de, Lauw, P. de, Witte, J.-P., Bakker, M.M., Vries, W. de, Ros, G.H., Kros, J., Kuhlman, J.W., Vries, S. de, Lauw, P. de, and Witte, J.-P.
- Abstract
Herinrichting van het landelijk gebied wordt steeds vaker genoemd als de weg uit de stikstofcrisis en als oplossing voor andere ruimtelijke problemen, zoals vervuiling van grond- en oppervlaktewater, droogteschade aan huizen en natuur, verlies aan biodiversiteit en bodemorganische stof, en de uitstoot van broeikasgassen.
- Published
- 2022
14. Verder op weg met loopbaanchecks
- Author
-
Nijman, D.J.J.M., Schrijver, I, and Vries, S. de
- Published
- 2022
15. Geoarcheologische bureaustudie ten behoeve van het Yangtzehavenproject (1e onderzoeksfase in het verkennend inventariserend veldonderzoek)
- Author
-
Vos, P.C., Berg, M. van den, Maljers, D., Vries, S. de, and Deltares
- Subjects
Temporal coverage: Holoceen ,Archaeology ,geogenese ,Geodesy, physical geography ,vroeg holocene afzettingen - Abstract
Voor de aanleg van een toegang tot de 2e Maasvlakte zal de Yangtzehaven worden aangelegd door de gemeente Rotterdam. In het kader van de op te stellen milieueffectrapportage (M.E.R.) en het bestemmingsplan voor dit grote infrastructurele project is aan Deltares, afdeling Bodem en Grondwatersystemen gevraagd (tot 1 januari 2008 onderdeel van TNO BenO) een geo-archeologisch vooronderzoek uit te voeren naar de archeologische verwachting van de ondergrond die door het werk verstoord zal gaan worden. Het vooronderzoek reconstrueert begraven landschappen op basis van geologische gegevens, dit is een geogenetische benadering. Van de ondergrond van het Yangtzehavengebied zal een geologisch lagenmodel worden gemaakt. Per laag wordt op basis van het afzettingsmilieu (paleolandschap) de archeologische verwachting vastgesteld. Op basis van dit verwachtingsmodel zullen de archeologische waarden in het archeologisch vervolgonderzoek worden opgespoord.
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
16. Geofysisch onderzoek in de zandwinput Markerwadden
- Author
-
Vos, P.C., Frantsen, P., Karaoulis, M., Kleine, M. de, Vries, S. de, and Deltares
- Subjects
Electric Resistivity Tomography (ERT) ,top van het Pleistocene oppervlak ,Archaeology ,Chirp Sub Bottom Profiler ,Geodesy, physical geography ,sparker meetsysteem ,Temporal coverage: Pleistoceen - Abstract
Voor het natuurontwikkelingsproject Markerwadden', dat thans wordt uitgevoerd in het Markermeer, zal grootschalig grondverzet plaatsvinden (o.a aanleg van een zandwinput). Bij dit grondverzet kunnen eventueel voorkomende archeologische waarden in de ondergrond worden aangetast. Om inzicht te krijgen in de aanwezigheid van archeologische waarden in de onderwaterbodem van het plangebied is een Inventariserend Veldonderzoek uitgevoerd in de vorm van boringen (Huizer, 2016). Om met name het reliëf van het Pleistocene zandoppervlak vlak dekkend en efficiënt in beeld te krijgen voor de steentijdverwachting (voorkomen 'rivierduinen), zijn aanvullend op het booronderzoek geofysische metingen uitgevoerd. Drie meetsystemen zijn getest, die van de Chirp Sub Bottom Profiler (Chirp), die van de sparker systeem (Sparker) en die van de Electric Resistivity Tomography (ERT). Uit het onderzoek bleek dat de Chirp systeem geen informatie opleverde met betrekking tot de diepteligging van het Pleistocene oppervlak. De meetresultaten van de Sparker konden alleen geïnterpreteerd worden met behulp van de aanwezige boringen omdat de reflectiepatronen in de meetprofielen niet eenduidig waren. De ERT metingen leverde de beste geologische contrasten op, echter het diepte bereik van de uitgevoerde metingen (ca. 14 m onder het wateroppervlak) was net iets te weinig om de bovenkant van de Pleistocene afzettingen goed in beeld te krijgen. Aanbevolen wordt om in toekomstig onderzoek naar het reliëf van het Pleistocene oppervlak in de onderwaterbodem van het Markermeer het ERT te gebruiken in combinatie met het Boomer systeem zodat onderlinge vergelijking/ controle tussen de systemen mogelijk is en daardoor een beter resultaat wordt verkregen. Voor het ERT systeem moeten - ten opzichte van de in dit onderzoek uitgevoerde metingen - een aantal aanpassingen gepleegd worden wat betreft meetinstellingen en uitgevoerde meetprotocol zodat ook de ondergrond tot 20 m-NAP goed wordt waargenomen.
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
17. Geologisch onderzoek naar de heterogeniteit van de ondergrond onder de Markermeerdijk tussen Hoorn en Amsterdam
- Author
-
Vos, P.C., Vries, S. De, and Deltares
- Subjects
Archaeology ,sonderingen ,stabiliteits- en faalkansberekeningen dijken ,Geodesy, physical geography ,archeologisch en historisch dijkonderzoek ,geologie ,lithologische samenstelling - Abstract
Om meer inzicht te verkrijgen in de variatie van de lithologische samenstelling van de ondergrond onder het dijklichaam van de Markermeerdijk Hoorn-Amsterdam, is door Deltares in opdracht van het Hoogheemraadschap Hollands NoorderKwartier (HHNK) een geologische studie uitgevoerd. De studie is van belang voor stabiliteits-/faalkansberekeningen voor deze dijk. Met een vergroot inzicht in lithologische opbouw onder de dijk, kan de dijkversterking worden geoptimaliseerd van het in 2006 afgekeurde dijktracé. Ook voor de andere dijkgedeeltes – die in 2011 zijn afgekeurd en waarvoor reeds in dit onderzoek op basis van oudere bestaande gegevens geologische profielen zijn opgesteld – kan deze studie leiden tot optimalisaties. Het geologisch onderzoek is uitgevoerd op basis van boringen en sonderingen (laboratoriumbeschrijvingen en metingen) zowel die eerder in het Markermeerdijkonderzoek verzameld waren, aangevuld met beschrijvingen uit de nationale database DINO (TNO Geologische Dienst van Nederland). De totale lengte van de Markermeerdijk tussen Hoorn-centrum en Amsterdam-Oranjesluizen is bijna 48 km. Per 2 km dijktracé is een profielblad samengesteld (profielbladen 1 t/m 24). Daarop staan steeds het geologisch lengteprofiel op de dijk, vier dwarsprofielen over de dijk (waar voldoende data aanwezig was) en een topografische kaart, AHN-hoogtebeeld en brakenkaart met daarop de gebruikte geologische puntgegevens. Pleistocene afzettingen zijn in het onderzoek steeds als het substraat beschouwd. De top van deze afzettingen (waar niet geërodeerd door Holocene getijdengeulen) helt van zuid naar noord. Het ligt bij Hoorn het laagst (rond 18 m –NAP) en loopt in zuidelijke richting naar Amsterdam op naar ca. 12 m –NAP. De hoogste Pleistocene zandopduiking binnen het dijktracé ligt bij Uitdam (profieldeel 19) en reikt tot ca. 10 m –NAP. Op het Pleistocene oppervlak heeft zich (waar niet geërodeerd door Holocene getijdengeulen) een laag Basisveen ontwikkeld dat met een dik pakket getijdenafzettingen (Wormer Laagpakket) bedekt is. Het Wormer laagpakket is heterogeen opgebouwd en bestaat deels uit zandige en deels uit kleiige facies. Er boven heeft zich vervolgens het Hollandveen als een Laag ontwikkeld. Door het gewicht van het dijklichaam is de veenlaag onder de kruin van de dijk sterk ingeklonken (‘gecompacteerd’) en is de geconsolideerde veenlaag er 0,5 tot 1 m diep weggedrukt in het onderliggende Wormer kleipakket. In het zuidelijk deel van het dijktracé – bij Katwoude (profieldelen 14 t/m 16) en tussen Uitdam en Durgerdam (profieldelen 18 t/m 23) – hebben zich tijdens de vorming van het Hollandveen getuige afwijkende lacustriene afzettingen (sterk gelaagd afgezet verslagen organisch materiaal) ook westelijke uitlopers van het toenmalige Flevomeer uitgestrekt. Op het Hollandveen (profieldelen 1 t/m 17 en 24), respectievelijk op de Flevomeer-afzettingen profieldelen 18 t/m 23), is in de Middeleeuwen de eerste verschijniingsvormen van de huidige Markermeerdijk aangelegd. De basis van het dijklichaam bestaat veelal uit organisch rijke (venige) zoden. Vanwege het hoger organische stofgehalte zijn uit sondeergrafieken en boorbeschrijvingen van minder goede kwaliteit (die alleen veen en klei benoemen) de exacte diepteligging en gesteldheid van laagovergangen tussen het dijklichaam, het Hollandveen en Flevomeer afzettingen lastig vast te stellen. Ter verificatie van de geologische profiel-interpretaties in deze studie, wordt aanbevolen op vier locaties met een verschillende geologische ondergrond (geologisch profiel 5, 10, 14 en 21) nog aanvullend steekboor- en sondeeronderzoek (inclusief geotechnische bodembemonsteringen) uit te voeren. Deze locaties zijn geschikt als 'geologisch/ geotechnische standaard' voor het omliggende deel van het dijktracé en kunnen een 'sleutel voor een eventuele bijstelling van de profiel-interpretaties voor dat stuk dijktrace.
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
18. Geoarcheologisch vooronderzoek Middensluiseiland
- Author
-
Vos, P.C., Vries, S. de, and TNO
- Subjects
Archaeology ,Geochemistry, geophysics - Abstract
Vanwege aanpassingen aan de sluis van IJmuiden is een geoarcheologisch onderzoek (bureau-onderzoek) uitgevoerd waarbij bestaande geologische informatie is benut om een geoarcheologisch verwachtingmodel op te stellen voor de ondergrond van het sluizencomplex. naast boorgegevens uit het DINOloket zijn ook boringen benut die in kader van geotechnisch onderzoek door Royal Haskoning zijn gezet.
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
19. Samenstelling van de verwachtingskaart voor de gemeenten Sneek en Wymbritseradiel, betreffende het gebied gelegen tussen de RD-coördinaten 165/560 en 180/570
- Author
-
Vos, P.C., Vries, S. De, and Deltares
- Subjects
Archaeology ,Geodesy, physical geography - Abstract
Voor de verdiepingsslag van de bestaande archeologische beleidsadvieskaarten van de gemeenten Sneek en Wymbritseradiel wordt voor het gebied tussen de RD-coördinaten 165/560 en 180/570 een nieuwe verwachtingskaart (plus toelichting) samengesteld. De nieuwe verwachtingskaart wordt in 2 onderzoeksfasen vervaardigd. Tijdens de 1e fase van het onderzoek wordt in een bureaustudie de verwachtingskaart ('versie 1.0') samengesteld op basis van bestaande geologische en archeologische gegevens. In de vervolgfase worden met een beperkt booronderzoek bepaalde paleolandschappelijke kaartpatronen (bijvoorbeeld geulsystemen) en archeologisch relevante terreinverhogingen (mogelijk overslibde terpen) gecontroleerd in het veld. Tijdens de bureaustudie (dit rapport) worden aan de hand van de bestaande geologische gegevens, maaiveldhoogtegegevens (Actueel Hoogtebestand Nederland: AHN) en (geo)-archeologische basisgegevens (archeologische puntdata) geologische en geolandschappelijke kaarten en profielen opgesteld. Aan de hand van deze kaarten, profielen en kennis over de landschapsgeschiedenis op geologisch laagniveau (mede verkregen uit geoarcheologische 'sleutelsites') is de verwachtingskaart voor het studiegebied opgesteld. De verwachtingskaart betreft de verwachting voor de periode van de IJzertijd tot en met de Vroege Middeleeuwen. Voor de verwachting van oudere archeologische resten in de steentijd is de top Pleistoceenkaart van belang. Deze kaart geeft aan hoe diep het Pleistocene oppervlak ten opzichte van NAP ligt, en waar de top van het Pleistocene oppervlak gerodeerd is door jongere Holocene getijdegeulen (gebied met lage steentijdverwachting). Tijdens het nog uit te voeren vervolgonderzoek zullen de geologische/geolandschappelijke basiskaarten en de verwachtingskaart van deze bureaustudie geverifieerd met een beperkt veldonderzoek. Aanbevelingen voor het uitvoeren van deze vervolgstudie worden gedaan in hoofdstuk 6.
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
20. Geologisch onderzoek naar de afzettingen van de Ges binnen het plangebied Houkepoort
- Author
-
Vos, P.C., Bunnik, F., Cremer, H., Vries, S. De, and Deltares
- Subjects
geoarcheologie ,Temporal coverage: Holoceen ,Archaeology ,Geodesy, physical geography ,geologie ,laaglandgenese ,kustafzettingen - Abstract
In het gebied ten noorden van de Houkesloot is ten behoeve van de recreatie de afgelopen jaren een nieuw meer gegraven (het plangebied Houkepoort). In het plangebied kwam tussen de Groenedijk en het voormalige Voetveer aan de Houkesloot, een kromme sloot voor waarvan gedacht werd dat het een laatste restant van een oude loop van de Ges. veenrivier was. De Ges is een oude veenrivier die thans loopt tussen Oppenhuizen en Uitwellingerga en die uitmondt in de Houkesloot. Voorafgaande aan de ontgraving van het nieuwe meer is in het voorjaar van 2007 een geologisch onderzoek uitgevoerd naar de afzettingen van het Ges riviersysteem. Doel van het onderzoek was de dimensie van het Ges-riviersysteem en de bibehorende sedimentfacies (afzettingsmilieus) te leren kennen. Dit is van belang was voor paleolandschappelijke en geoarcheologische studies die uitgevoerd worden binnen de gemeenten Sneek en Wymbritseradiel. Het geologisch onderzoek naar het Ges-systeem heeft een nieuw licht heeft geworpen op de landschapsgeschiedenis van deze veenrivier. De resultaten wijzen uit dat de opvattingen over de Ges-rivier in het plangebied - zoals die voorafgaande aan de studie opgang deden. bijgesteld moeten worden. Het Ges-systeem bleek in dit gebied niet zo zeer een rivier te zijn geweest maar een veenmeer dat zich rond 2200 v. Chr had gevormd en dat rond 1000 n. Chr definitief verlandde. In het verlandende meer ontwikkelde zich rond 1000 v. Chr. een stroombaan die de onderliggende oudere meerafzettingen deels opruimde. De kromme sloot werd gegraven nadat de stroombaan volledig was ca 1000 n. Chr. De sloot heeft wel min of meer de richting van de voormalige stroombaan waarschijnlijk heeft men bij het graven van de sloot rekening gehouden met de natuurlijke laagte die toen nog in het terrein aanwezig was. De fotobijlage (Bijlage A) geeft een 'beeldverslag van het geologisch onderzoek naar de Ges-afzettingen, zoals dat uitgevoerd is van 23 t/m 25 april 2007 in het plangebied Houkepoort. De foto's laten de afzettingen zien zoals die ontsloten waren in de noordwand van de profielsleuf. Het fotoverslag gaat in volgorde van Oost naar west (Foto's 1 t/m 36; 96 naar 0 m in het geologisch profiel: Bijlage B).
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
21. Geo-archeologisch vooronderzoek teokomstige gastransportleiding A-653 (Ijsselmeertracé tussen Workum en Medemblik)
- Author
-
Vos, P.C., Mietes, E.K., Vries, S. de, Gessel, S. van, Rijst, M. van der, and TNO
- Subjects
Archaeology ,Geodesy, physical geography - Abstract
In kader van de aanleg van een gasleiding in het IJsselmeer tussen workum en Medemblik is een geo-archeologisch vooronderzoek uitgevoerd (TNO ism Vestigia). Tijdens het onderzoek is op basis van literatuurstudie en analyse van geotechnische data (waaronder seismische data, side scan sonar)) een verwachtingmodel opgesteld op basis van bekende archeologische en ondergrondgegevens, met aandacht voor zowel maritieme archeologie als resten uit de prehistorie in de ondergrond van het IJsselmeer). Rapport bevat geheel geologisch profiel langs het tracé).
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
22. Geofysische opnamen ten behoeve van het geoarcheologisch vooronderzoek in de Winput Zuid (plangebied Marker Wadden)
- Author
-
Vos, P.C., Frantsen, P., Mesdag, C., Karaoulis, M., Vries, S. De, and Deltares
- Subjects
Electric Resistivity Tomography (ERT) ,top van het Pleistocene oppervlak ,Archaeology ,sonderingen ,Geodesy, physical geography ,Boomer meetsysteem ,Temporal coverage: Pleistoceen - Abstract
Voor het natuurontwikkelingsproject Marker Wadden', dat thans wordt uitgevoerd in het Markermeer, vindt grootschalig grondverzet plaats waaronder de aanleg van zandwinputten voor het werk. Bij dit grondverzet kunnen eventueel voorkomende archeologische waarden in de ondergrond van het plangebied Marker Wadden worden aangetast. In dit rapport is ten behoeve van het prospectief archeologisch vooronderzoek van de Winput Zuid de onderwaterbodem van dit gebied onderzocht. De aandacht lag specifiek op de top van het begraven Pleistocene oppervlak. Met name de hoge delen van het oppervlak zijn er archeologisch gezien kansrijk voor bewaard gebleven erfgoed uit de steentijd. Het onderzoek is uitgevoerd als een combinatie van geofysische opnamemethoden, te weten: sonderingen (CPT's), het Boomer seismisch meetsysteem, en het Electrical Resistivity Tomography meetsysteem (ERT). Met CPT's en Boomer seismiek werden eerst 4 geologische raaien over het zandwingebied gezet. Met het verworven inzicht in de profielopbouw werd vervolgens een kaart van de top van het Pleistocene oppervlak vervaardigd, waarbij een erosiegebied van Holocene getijdengeulinsnijdingen (lage archeologische verwachting) en een niet-erosief gebied aan Pleistocene oppervlakte gekarteerd is. Het Pleistocene oppervlak heeft haar hoogste ligging in het oostelijk deel van de Winput Zuid, op een diepte rond de 12 m -NAP. De ERT meetresultaten bevestigen de ligging van de Holocene geulinsnijdingen maar in het niet-erosieve Pleistocene gebied fluctueren de ERT weerstand metingen (te) sterk. De ERT grote meetuitslagen worden daar niet bevestigd door de CPT en Boomer metingen en zijn om die reden niet gebruikt voor het Pleistocene hoogtelijnen patroon voor het Pleistocene niet-erosieve top zandgebied.
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
23. Verder op weg met loopbaanchecks. Inzicht in de effecten van loopbaanchecks
- Author
-
Post, J., Jong, J. de, Triest, C. van, Vries, S. de, Corporaal, S., Nijman, D.J.J.M., Sanders, J.M.A.F., Schrijver, I, and Stoffers, J.M.M.
- Published
- 2022
24. Bona Fide Journals - Creating a predatory-free academic publishing environment
- Author
-
Waaijers, L., Waltman, L., Vries, S. de, Leeuwen, T.N. van, and Eck, N.J. van
- Abstract
Predatory journals pose a significant problem to academic publishing. In the past, a number of attempts have been made to identify them. This blog post presents a novel approach towards a predatory-free academic publishing landscape: Bona Fide Journals.
- Published
- 2021
25. Long-Term Cause-Specific Mortality in Hodgkin Lymphoma Patients
- Author
-
Vries, S. de, Schaapveld, M., Janus, C.P., Daniëls, L.A., Petersen, E.J., Maazen, R.W.M. van der, Zijlstra, J.M., Beijert, M., Nijziel, M.R., Verschueren, K.M., Kremer, L.C., Eggermond, A.M. van, Lugtenburg, P.J., Krol, A.D., Roesink, J.M., Plattel, W.J., Spronsen, D.J. van, Imhoff, G.W. van, Boer, J.P. de, Aleman, B.M.P., Leeuwen, F.E. van, Vries, S. de, Schaapveld, M., Janus, C.P., Daniëls, L.A., Petersen, E.J., Maazen, R.W.M. van der, Zijlstra, J.M., Beijert, M., Nijziel, M.R., Verschueren, K.M., Kremer, L.C., Eggermond, A.M. van, Lugtenburg, P.J., Krol, A.D., Roesink, J.M., Plattel, W.J., Spronsen, D.J. van, Imhoff, G.W. van, Boer, J.P. de, Aleman, B.M.P., and Leeuwen, F.E. van
- Abstract
Item does not contain fulltext, BACKGROUND: Few studies have examined the impact of treatment-related morbidity on long-term, cause-specific mortality in Hodgkin lymphoma (HL) patients. METHODS: This multicenter cohort included 4919 HL patients, treated before age 51 years between 1965 and 2000, with a median follow-up of 20.2 years. Standardized mortality ratios, absolute excess mortality (AEM) per 10 000 person-years, and cause-specific cumulative mortality by stage and primary treatment, accounting for competing risks, were calculated. RESULTS: HL patients experienced a 5.1-fold (AEM = 123 excess deaths per 10 000 person-years) higher risk of death due to causes other than HL. This risk remained increased in 40-year survivors (standardized mortality ratio = 5.2, 95% confidence interval [CI] = 4.2 to 6.5, AEM = 619). At age 54 years, HL survivors experienced similar cumulative mortality (20.0%) from causes other than HL to 71-year-old individuals from the general population. Whereas HL mortality statistically significantly decreased over the calendar period (P < .001), solid tumor mortality did not change in the most recent treatment era. Patients treated in 1989-2000 had lower 25-year cardiovascular disease mortality than patients treated in 1965-1976 (4.3% vs 5.7%; subdistribution hazard ratio = 0.65, 95% CI = 0.46 to 0.93). Infectious disease mortality was not only increased after splenectomy but also after spleen irradiation (hazard ratio = 2.81, 95% CI = 1.55 to 5.07). For stage I-II, primary treatment with chemotherapy (CT) alone was associated with statistically significantly higher HL mortality (P < .001 for CT vs radiotherapy [RT]; P = .04 for CT vs RT+CT) but lower 30-year mortality from causes other than HL (15.8%, 95% CI = 9.7% to 23.3%) compared with RT alone (36.9%, 95% CI = 34.0% to 39.8%, P = .001) and RT and CT combined (29.8%, 95% CI = 26.8% to 32.9%, P = .02). CONCLUSIONS: Compared with the general population, HL survivors have a substantially reduced life expectancy. Optimal
- Published
- 2021
26. High prevalence of non-accidental trauma among deceased children presenting at Level I trauma centers in the Netherlands
- Author
-
Loos, M.H.J., Bakx, R., Duijst, W., Aarts, F., Blaauw, I. de, Bloemers, F.W., Bosch, J.A., Evers, M, Greeven, A.P.A., Hondius, M.J., Hooren, R. van, Huisman, E., Hulscher, J.B., Keyzer-Dekker, C.M.G., Krug, E., Menke, J., Naujocks, T., Reijnders, U.J.L., Ridder, V.A. de, Spanjersberg, W.R., Teeuw, A.H., Theeuwes, H.P., Vervoort-Steenbakkers, W., Vries, S. de, Wit, R. de, Rijn, R.R. van, Loos, M.H.J., Bakx, R., Duijst, W., Aarts, F., Blaauw, I. de, Bloemers, F.W., Bosch, J.A., Evers, M, Greeven, A.P.A., Hondius, M.J., Hooren, R. van, Huisman, E., Hulscher, J.B., Keyzer-Dekker, C.M.G., Krug, E., Menke, J., Naujocks, T., Reijnders, U.J.L., Ridder, V.A. de, Spanjersberg, W.R., Teeuw, A.H., Theeuwes, H.P., Vervoort-Steenbakkers, W., Vries, S. de, Wit, R. de, and Rijn, R.R. van
- Abstract
Contains fulltext : 245451.pdf (Publisher’s version ) (Open Access), PURPOSE: Between 0.1-3% of injured children who present at a hospital emergency department ultimately die as a result of their injuries. These events are typically reported as unnatural causes of death and may result from either accidental or non-accidental trauma (NAT). Examples of the latter include trauma that is inflicted directly or resulting from neglect. Although consultation with a forensic physician is mandatory for all deceased children, the prevalence of fatal inflicted trauma or neglect among children is currently unclear. METHODS: This is a retrospective study that included children (0-18 years) who presented and died at one of the 11 Level I trauma centers in the Netherlands between January 1, 2014, and January 1, 2019. Outcomes were classified based on the conclusions of the Child Abuse and Neglect team or those of forensic pathologists and/or the court in cases referred for legally mandated autopsies. Cases in which conclusions were unavailable and there was no clear accidental cause of death were reviewed by an expert panel. RESULTS: The study included 175 cases of childhood death. Seventeen (9.7%) of these children died due to inflicted trauma (9.7%), 18 (10.3%) due to neglect, and 140 (80%) due to accidents. Preschool children (< 5 years old) were significantly more likely to present with injuries due to inflicted trauma and neglect compared to older children (44% versus 6%, p < 0.001, odds ratio [OR] 5.80, 95% confidence interval [CI] 2.66-12.65). Drowning accounted for 14 of the 18 (78%) pediatric deaths due to neglect, representing 8% of the total cases. Postmortem radiological studies and autopsies were performed on 37 (21%) of all cases of childhood death. CONCLUSION: One of every five pediatric deaths in our nationwide Level I trauma center study was attributed to NAT; 44% of these deaths were the result of trauma experienced by preschool-aged children. A remarkable number of fatal drownings were due to neglect. Postmortem radiological studi
- Published
- 2021
27. Zoneren biedt landbouw toekomstperspectief
- Author
-
Bakker, M., Vries, W. de, Ros, G., Kros, H., Kuhlman, T., Mashhoodi, B., Vries, S. de, Witte, J.P., Bakker, M., Vries, W. de, Ros, G., Kros, H., Kuhlman, T., Mashhoodi, B., Vries, S. de, and Witte, J.P.
- Abstract
De landbouw heeft in ons land grote verworvenheden gebracht, maar is in zijn huidige vorm niet langer houdbaar. Het jaren ‘90 idee dat marktwerking tot een gezonde agrarische sector leidt, is een illusie gebleken en heeft de sector speelbal gemaakt van stuurloosheid en hindermacht. Het landschap, de natuur en de dieren hebben hiervoor de prijs betaald, evenals alle boeren die voortijdig de ‘race to the bottom’ hebben moeten verlaten. Het is tijd voor een radicale transformatie. Een ruimtelijk plan voor een radicaal andere koers die een doorbraak uit de huidige impasse kan betekenen.
- Published
- 2021
28. Wadvogels van Allure: blauwe kiekendief en velduil : Onderzoeks- en monitoringsrapport
- Author
-
Schlaich, A., Klaassen, R., Schaub, T., Postma, M., Wiersma, P., Westerhuis, G., Hakkert, J., Vries, S. de, Bos, J., Schlaich, A., Klaassen, R., Schaub, T., Postma, M., Wiersma, P., Westerhuis, G., Hakkert, J., Vries, S. de, and Bos, J.
- Abstract
Blauwe kiekendief Circus cyaneus en velduil Asio flammeus zijn twee iconische vogelsoorten van het Waddengebied. Talrijk zijn ze nooit geweest, maar nu dreigen beide soorten als broedvogel uit Nederland te verdwijnen. Terwijl in de eerste helft van de jaren negentig van de vorige eeuw nog ruim honderd paar blauwe kiekendieven in het Waddengebied broedden, gaat het de laatste jaren nog maar om een handvol broedparen. Ook de velduil is met minder dan 10 broedparen op de eilanden een zeer schaarse broedvogel geworden. De achteruitgang van blauwe kiekendief en velduil wordt veroorzaakt door een scala aan factoren met deels internationale dimensies. Eén van de specifieke problemen in Nederland is de verslechtering van de voedselsituatie voor blauwe kiekendief en velduil in zowel duingebied als agrarisch gebied. Wadvogels van Allure voorzag in de uitrol van een relatief nieuwe maatregel voor blauwe kiekendief en velduil in het Waddengebied: de vogelakker. De vogelakker is een meerjarige maatregel waarin zich een muizenpopulatie kan ontwikkelen. Deze muizen zijn het hele jaar door bejaagbaar voor blauwe kiekendief en velduil. Vogelakkers beogen zo bij te dragen aan een verbetering van het voedselaanbod voor muizeneters. In het kader van Wadvogels van Allure zijn verspreid in het Waddengebied 150 ha vogelakkers aangelegd. Deze vogelakkers waren met name geclusterd bij agrariërs en Natuurmonumenten op Texel en bij akkerbouwers in de Oost-Groningse Dollardpolders. De aanleg van vogelakkers ging gepaard met uitgebreide monitoring en aanvullend onderzoek. Dit bestond onder meer uit tellingen van (veld)muizen en vogels in vogelakkers, voedselonderzoek en onderzoek naar habitatgebruik door middel van zenderonderzoek.
- Published
- 2021
29. Dynamics of calcium and phosphorus metabolism in laying hens.
- Author
-
Vries, S. de, primary, Kwakkel, R. P., additional, and Dijkstra, J., additional
- Published
- 2010
- Full Text
- View/download PDF
30. Epilogue: towards a European civil rights mo(ve)ment?
- Author
-
Granger, M., Waele, H.C.F.J.A. de, Vries, S. de, Waele, H.C.F.J.A., Vries, S. de, Waele, H.C.F.J.A., and Granger, M.
- Subjects
Grondslagen van het publiekrecht ,Civil rights ,Principles of Public Law ,Political science ,Law - Abstract
Contains fulltext : 198063.pdf (Publisher’s version ) (Open Access)
- Published
- 2018
- Full Text
- View/download PDF
31. Geofysische opnamen ten behoeve van het geoarcheologisch vooronderzoek met betrekking tot de zandwinputten 3 en 4 in het plangebied Marker Wadden
- Author
-
Vos, P.C., Karaoulis, M., Kleine, M. de, Vries, S. de, Visser, C.A., Vos, P.C., Visser, C.A., P.C. Vos (Deltares), and C.A. Visser (Vestigia BV Archeologie & Cultuurhistorie)
- Subjects
Archaeology - Published
- 2020
- Full Text
- View/download PDF
32. The importance of the peak-end rule for repeated visits to Augmented Play Spaces
- Author
-
Mast, D., Vries, S. de, Broekens, D.J., and Verbeek, F.J.
- Subjects
Augmented Play Spaces ,Experience Design ,Peak-End Rule - Abstract
We propose a research direction into the role of the peak-end rule to engage people into Augmented Play Spaces (APS). The peak(s) and ending of an experience are defining moments for how an experience is remembered afterwards. An important factor contributing to the likelihood of engagement in an APS is a positive previous experience (with the same or a similar system).
- Published
- 2020
33. Morbidity is related to a green living environment
- Author
-
Maas, J., Verheij, R.A., Vries, S. de, Spreeuwenberg, P., Schellevis, F.G., and Groenewegen, P.P.
- Subjects
Urbanization -- Health aspects ,Environmental health -- Research ,Morbidity -- Research ,Morbidity -- Environmental aspects ,Health ,Social sciences - Published
- 2009
34. Intestinal epithelium integrity after delayed onset of nutrition in broiler chickens
- Author
-
Hollemans, M.S., Baal, J., van, Vries Reilingh, G., de, Kemp, B., Lammers, A., Vries, S., de, Hollemans, M.S., Baal, J., van, Vries Reilingh, G., de, Kemp, B., Lammers, A., and Vries, S., de
- Abstract
Fasting older broiler chickens (>7 d of age) enlarges the intestinal tight junction (TJ) pore size, resulting in high paracellular intestinal permeability. Broiler chickens often do not receive feed and water (nutrition) directly after hatch, which may result in fasting up to 72 h of age. Whether perinatal fasting affects intestinal permeability is minimally studied. We therefore investigated whether delayed access to nutrition after hatch increases intestinal permeability, compared with broilers receiving early access to nutrition. Therefore, 432 hatched broilers received nutrition 72 h after hatch (delayed nutrition [DN]) or directly after hatch (early nutrition [EN]) and were reared under similar conditions until 14 d of age. Two hours after application of an oral pulse dose (3.85 mg) of fluorescein isothiocyanate-dextran (4000 Da) at 4, 10, and 14 d of age, blood plasma concentrations of the marker were measured in 24 to 36 broilers per treatment and time point. Marker concentration in plasma did not differ between DN and EN broilers at any age. The villus width measured in at least 8 broilers per treatment was smaller in DN than in EN broilers at 4 d for both the ileum (92 ± 3 μm vs. 121 ± 4; P < 0.001) and colon (100 ± 3 vs. 120 ± 4; P < 0.01). Real-time quantitative PCR revealed that the expression of TJ protein claudin 3 in the ceca was elevated in DN, compared with EN broilers at 4 d of age, whereas that of zonula occludens 1 in the ileum was reduced. Expression of host defense-related genes was reduced in DN, compared with EN broilers, in the ileum (cyclo-oxygenase 2, mucin 2) and ceca (interleukin 1β, cyclo-oxygenase 2). We conclude that 72-hour DN reduced the BW up to 14 d of age, coinciding with transient effects on the villus width in the ileum and colon, and divergent expression of genes involved in TJ formation and host defense. These effects likely reflect the delayed onset of intestinal and immune development in DN, compared with EN broilers, wh
- Published
- 2020
35. Effects of Early Nutrition and Sanitary Conditions on Oral Tolerance and Antibody Responses in Broiler Chickens
- Author
-
Hollemans, M.S., Vries Reilingh, G., de, Vries, S., de, Parmentier, H.K., Lammers, A., Hollemans, M.S., Vries Reilingh, G., de, Vries, S., de, Parmentier, H.K., and Lammers, A.
- Abstract
Greater antigenic exposure might accelerate activation and maturation of the humoral immune system. After hatch, commercial broiler chickens can have early (EN) or delayed (DN) access to nutrition, up to 72 h after hatch. The immune system of EN versus DN broilers is likely more exposed to antigens after hatch. This might contribute to activation and maturation of the immune system, but might also influence the development of oral tolerance, thereby altering later life antibody responses. We studied antibody (IgM, IgY, IgA) responses between 21 and 42 d of age in fast-growing EN and DN broilers, kept under low (LSC) or high sanitary conditions (HSC). In a first experiment (n = 51 broilers), we tested whether early oral exposure to bovine serum albumin (BSA) affected later life antibody responses towards BSA and a novel antigen—rabbit γ-globulin (RGG), under HSC. In a second experiment, a total of 480 EN and DN broilers were housed under either LSC or HSC, and we studied antibody responses against both BSA and RGG (n = 48 broilers per treatment) and growth performance. Broilers kept under LSC versus HSC, had higher antibody levels and their growth performance was severely depressed. Interactions between feeding strategy (EN versus DN) and sanitary conditions, or main effects of feeding strategy, on natural and specific antibody levels, and growth performance were not observed. Levels of IgA were elevated in EN versus DN broilers, in experiment I and in batch 2 of experiment II, but not in the other batches of experiment II. We concluded that EN versus DN contributes minimally to the regulation of antibody responses, irrespective of antigenic pressure in the rearing environment. View Full-Text
- Published
- 2020
36. De samenhang tussen delinquent gedrag van een adolescent en zijn of haar beste vriend(in) en de invloed van positieve en negatieve kenmerken van de kwaliteit van de relatie
- Author
-
Vries, S. de, Meerkerk, G. (Thesis Advisor), Vries, S. de, and Meerkerk, G. (Thesis Advisor)
- Abstract
Het doel van dit onderzoek is om te meten of er een samenhang is tussen delinquent gedrag van adolescent en zijn of haar beste vriend(in). Daarnaast is onderzocht of positieve en negatieve kenmerken van de kwaliteit van relaties invloed hebben op deze samenhang. Wanneer hier meer duidelijkheid over ontstaat, kunnen preventieve maatregelen getroffen worden ter voorkoming van delinquent gedrag. Er werd een samenhang tussen het delinquent gedrag van adolescent en zijn of haar beste vriend(in) verwacht. Daarnaast werd verwacht dat negatieve kenmerken meer invloed hebben op de samenhang van het delinquente gedrag dan positieve kenmerken. In het onderzoek participeren 497 adolescenten samen met hun beste vriend(in). Participanten zijn gevolgd van hun 12e tot 18e levensjaar. Om het delinquente gedrag te meten hebben de adolescenten en hun beste vriend(in) drie keer per jaar de zelfrapportage delinquent gedrag vragenlijst ingevuld. Om de kwaliteit van relaties te meten hebben zij elk jaar de Nederlandse versie van ‘The Network of Relationships Inventory’ ingevuld. Om de samenhang van delinquent gedrag tussen adolescent en zijn of haar beste vriend(in) te meten is een Spearman’s Rho correlatieanalyse uitgevoerd. Met een meervoudige regressieanalyse is de invloed van kwaliteit van relaties op de samenhang van het delinquente gedrag gemeten. Uit het onderzoek blijkt dat er een samenhang is tussen delinquent gedrag van adolescent en beste vriend(in). Daarnaast is geen moderatie-effect van support en negatieve interactie gevonden. Verder onderzoek naar de invloed van kwaliteit van relaties op delinquent gedrag wordt aangeraden.
- Published
- 2020
37. Webinar Nature Based Solutions 8 december 2020
- Author
-
Vries, S. de, Spijker, J., Sneb, R, Vries, S. de, Spijker, J., and Sneb, R
- Abstract
Webinar met presentaties van 3 onderzoekers van Wageningen Environmental Research: Sjerp de Vries “Houdt groen de geest gezond?”, Joop Spijker “De zinderende stad; het belang van koelte in de stad”, Robbert Snep “Biodiversiteit in de stad”. Presentatie Gerry Kouwenhoven (Hogeschool Inholland) van het OnderwijsVernieuwingsprogramma. Dit webinar is mogelijk gemaakt door: Ministerie van Landbouw, Natuur & Voedselkwaliteit en Kennis op Maat, De Groene Agenda en Stichting De Groene Stad.
- Published
- 2020
38. succesfactoren voor citizen science
- Author
-
Vries, S. de, Klop, T., Bogert, M., Hurk, B. van den, Mateboer, S., Anema, K., Giller, O., Vries, S. de, Klop, T., Bogert, M., Hurk, B. van den, Mateboer, S., Anema, K., and Giller, O.
- Abstract
Citizen Science (CS) wordt ook bij watermanagement populairder. Bij het opzetten van een succesvol CS-project komt veel kijken. Wordt er een aspect over het hoofd gezien, dan ontstaat de kans dat het project averechts werkt en de burgerwetenschappers niet gemotiveerd blijven, tot grote ontevredenheid bij alle betrokken partijen. In Delft is het WaterLab ontwikkeld om organisaties en individuen met interesse in wateronderzoek te ondersteunen en faciliteren in het opstarten van CS-projecten.
- Published
- 2020
39. numbers tell the tale : In search of meaningful data for national water management implementation
- Author
-
Vries, S. de, Berendsen, M., Broek, E., Horst, A. van der, Timmerman, J., Dokkum, R. van, Vries, S. de, Berendsen, M., Broek, E., Horst, A. van der, Timmerman, J., and Dokkum, R. van
- Abstract
Door de introductie van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen met een specifiek doel gericht op water (SDG 6), is er internationaal meer aandacht gekomen voor duurzaam waterbeheer van de gehele watercyclus. UN-Water is de coördinerende instantie voor VN-organisaties betrokken bij de verschillende water onderwerpen. Om recht te doen aan het integrale karakter van water in de 2030 Agenda, lanceerde UN-Water een Integraal Monitoring Initiatief. Dit artikel beschrijft hoe de Nederlandse ervaringen zijn gedeeld met andere landen en met UN-Water in dit internationale proces. Het integrale waterdoel met zijn deeldoelen en indicatoren (SDG 6) is belangrijk om de mondiale voortgang van landen te kunnen meten, maar geeft de landen onvoldoende informatie om de benodigde maatregelen op nationaal niveau te kunnen bepalen. Om het waterdoel te halen: duurzaam waterbeheer en sanitaire voorzieningen voor allen, is het essentieel dat landen een doorvertaling maken naar nationale doelen en indicatoren om zo de benodigde maatregelen te kunnen nemen., With the introduction of the Sustainable Development Goals (SDGs), attention increased towards water with its own goal number 6, and a more comprehensive focus on sustainably managing the entire water cycle in an equitable manner. To meet the needs of the 2030 Agenda, an Integrated Monitoring Initiative for SDG 6 was launched by UNWater. This article explains the role of the Netherlands in this international process, and how Dutch experiences were shared with other countries as well as with UN-Water. It demonstrates how the established SDG 6 targets and its indicators are useful for a global comparison and analysis of trends but does not suffice for national and local implementation of the SDG targets. Localizing the SDG 6 targets and indicators, or perhaps changing or improving them while considering local circumstances, is essential to receive meaningful data that can enable SDG 6 implementation: sustainable water management and sanitation for all.
- Published
- 2020
40. EU citizenship and civil rights: an underexplored nexus
- Author
-
Waele, H.C.F.J.A. de, Granger, M., Vries, S. de, Waele, H.C.F.J.A., Vries, S. de, Waele, H.C.F.J.A., and Granger, M.
- Subjects
Grondslagen van het publiekrecht ,Civil rights ,Principles of Public Law ,Political science ,media_common.quotation_subject ,Political economy ,Citizenship ,Nexus (standard) ,Law ,media_common - Abstract
Contains fulltext : 198062.pdf (Publisher’s version ) (Open Access)
- Published
- 2018
41. Het gebruik van natuur voor gezondheid in de praktijk : Gebruik, beleving en gezondheid voorafgaand aan de herinrichting van een wijkpark in Breda
- Author
-
Broek I van den, Dop T van den, Vries S de, Wendel-Vos GC, Berg A van den, IRV, and DMG
- Subjects
urban park ,restructuring ,evaluation ,gebruik ,nulmeting ,health ,RIVM rapport 2017-0204 ,groen ,perception ,baseline measurement ,park ,green space ,gezondheid ,herinrichting ,beleving ,evaluatie ,use - Abstract
Natuur kan positieve effecten hebben op de (mentale) gezondheid en het welbevinden, doordat het mensen stimuleert elkaar te ontmoeten, te ontspannen en te bewegen. Om beter te begrijpen wat 'groenprojecten' in gemeenten concreet opleveren voor de gezondheid is het van belang de effecten te evalueren. Dit kan alleen als voorafgaand aan de verandering het gebruik van een locatie en de lokale gezondheid in beeld worden gebracht (nulmeting). Het RIVM heeft met het onderzoeksinstituut Alterra (tegenwoordige Wageningen Environmental Research) een dergelijke nulmeting uitgevoerd voor een groenproject in Breda. Daar is een park met bewoners van de buurt Geeren-Zuid opnieuw ingericht om het aantrekkelijk te maken voor ontmoetingen, ontspanning en bewegen. In Geeren-Zuid wonen veel mensen met een lage sociaaleconomische status, bij wie naar verwachting het effect van natuur op gezondheid het grootst is. In de nulmeting is het gebruik en de beleving van groen en de gezondheid van bewoners in kaart gebracht voordat het park opnieuw werd ingericht. Daarnaast zijn de betrokken professionals uit de wijk en gemeente geïnterviewd over hun verwachtingen van het effect van de herinrichting van het wijkpark. De bewoners bleken het wijkpark nog maar beperkt te gebruiken, voornamelijk voor korte bezoeken. Zij waren vooral niet tevreden over de inrichting van het groen en de beperkte mogelijkheden om het te gebruiken. Wel dacht de meerderheid dat ze het park meer zouden gaan gebruiken na de herinrichting, vooral om er te zitten, te zonnen en te kletsen, maar ook voor een wandelingetje of om de hond uit te laten. De mentale en ervaren gezondheid van de bewoners van Geeren-Zuid was slechter dan van de gemiddelde Nederlandse bevolking. De betrokken professionals uit de wijk en gemeente verwachtten dat het park door de herinrichting meer zal worden gebruikt. Inmiddels is het wijkpark heringericht en vinden er activiteiten door en met bewoners plaats. Vervolgonderzoek is nodig om te kunnen vaststellen welk effect de herinrichting en deze activiteiten op de gezondheid en het welbevinden hebben.
- Published
- 2018
42. The content validity of social and spiritual items of the Utrecht Symptom Diary – 4 Dimensional for patients in palliative care: A qualitative study
- Author
-
Vries, S. de, de Graaf, E. (Thesis Advisor), Vries, S. de, and de Graaf, E. (Thesis Advisor)
- Abstract
Background: Palliative care aims to optimise the quality of life of patients with life-threatening illnesses by diminishing multidimensional suffering. The social and spiritual dimensions still seem underrepresented in Dutch palliative care, as caregivers lack words to describe and discuss the patients’ associated needs. The ars moriendi model centres on five tension fields that may be pivotal in one’s process of dying. They should facilitate communication about needs in the social and spiritual dimension. Recently, these tension fields were integrated into the Utrecht Symptom Diary – 4 Dimensional (USD-4D), a Patient-Reported Outcome Measure (PROM). Aim: This study’s aim was to assess the content validity of social and spiritual items of the USD-4D, in accordance with the Consensus-Based Standards for Selection of Health Measurement Instruments (COSMIN) methodology. Method: A generic qualitative study was conducted using semi-structured interviews from February 2019 to July 2019. Data were analysed independently by two researchers using thematic analysis. Results: A total of 12 participants (male N = 7, age range 53–87 years) possessing a life-limiting illness participated. The instructions and response options were clear for almost all participants. The meaning that the participants provided to the items was expressed in themes: maintaining personal identity and autonomy, resilience, letting go, perceived balance in one’s life, and death and life after death. This corresponded with the items’ intended meaning. Most of the participants found the items relevant and comprehensive. Conclusion: The USD-4D constitutes a content-valid PROM from the patient’s perspective. The items seem to aid in exploring needs from the social and spiritual dimension and appears supportive in the conversation to further explore these needs. Recommendations: Further research is required for the USD-4D’s successful integration in Dutch palliative care.
- Published
- 2019
43. Nieuwe Perspectieven in Onderzoek
- Author
-
Oord, S. van den, Vries, S. de (Thesis Advisor), Koper, N., Veugen, M.P.P., Oord, S. van den, Vries, S. de (Thesis Advisor), Koper, N., and Veugen, M.P.P.
- Abstract
Youth delinquency is a serious problem concerning both youth and the society. New Perspectives (NP) is an intervention aiming to reduce delinquent behavior among at-risk youth aged 12 to 23 years old. The present study investigated the long term effects of NP on the relationships with friends and whether the effects were influenced by gender. The participants were randomly assigned to the intervention group (NP, n = 12) and care as usual (CAU, n = 7). Data of the participants were retrieved through self-reports. Multivariate analyses (MANOVA) were conducted to examine the main intervention effects and moderator effects. The NP group and CAU group did not differ regarding to deviant and prosocial friends. Furthermore, gender did not moderate the effects of NP on friend relationships. There remains a need for further well-designed research containing a larger sample in order to draw valid conclusions regarding the effectiveness of NP.
- Published
- 2019
44. Greenery and residential : the positive effects of greenery in urban environments
- Author
-
Hiemstra, J.A., Vries, S. de, Spijker, J.H., Hiemstra, J.A., Vries, S. de, and Spijker, J.H.
- Abstract
Greenery in and around houses and apartments is good for the (living) environment in and around the buildings. It has a positive effect on the health and general well-being of residents and visitors. This document provides information on how homes and well-being can benefit from greenery, including references to scientific literature. It concludes with some tips on how to ensure the successful and beneficial inclusion of greenery.
- Published
- 2019
45. Green and healthcare : the positive effects of greenery in urban environments
- Author
-
Hiemstra, J.A., Vries, S. de, Spijker, J.H., Hiemstra, J.A., Vries, S. de, and Spijker, J.H.
- Abstract
Greenery in and around nursing homes, hospitals and other clinics is good for the climate inside and outside the building, and has a positive effect on patient’s state of mind and ability to recover, as well as the general well-being of patients, staff and visitors. This document provides information on the benefits of greenery for recovery and well-being, including references to scientific literature. It concludes with some tips on how to ensure the successful and beneficial inclusion of greenery.
- Published
- 2019
46. Greenery: more than beauty and health : the positive effects of greenery in urban environments
- Author
-
Hiemstra, J.A., Vries, S. de, Spijker, J.H., Hiemstra, J.A., Vries, S. de, and Spijker, J.H.
- Abstract
Greenery in our living environment is beneficial for more than just our health and well-being. It facilitates water management and stimulates biodiversity in built-up areas, and it can also reduce the effects of noise pollution. Greenery also has a positive impact on the property value of homes and offices. This document provides general information on the benefits of greenery, supplementary to the detailed fact sheets on how greenery can improve health and well-being in Residential, Professional, Educational and Healthcare contexts.
- Published
- 2019
47. Greenery and work : the positive effects of greenery in urban environments
- Author
-
Hiemstra, J.A., Vries, S. de, Spijker, J.H., Hiemstra, J.A., Vries, S. de, and Spijker, J.H.
- Abstract
Greenery in and around offices and other working environments is good for the climate, and has a positive effect on the health and general well-being of employees and visitors. It aids concentration, helps reduce stress and increases productivity. This document provides information on the benefits of greenery for work and well-being, including references to scientific literature. It concludes with some tips on how to ensure the successful and beneficial inclusion of greenery.
- Published
- 2019
48. Greenery and education : the positive effects of greenery in urban environments
- Author
-
Hiemstra, J.A., Vries, S. de, Spijker, J.H., Hiemstra, J.A., Vries, S. de, and Spijker, J.H.
- Abstract
Greenery in and around schools and nurseries and on campuses enhances the ambience of educational institutions, both inside and out. It has a positive effect on the health and general well-being of students and staff alike, improving student’s performance and their ability to concentrate, as well as enhancing the social climate. This document provides insights into the benefits of greenery for learning and well-being, including references to scientific literature. It concludes with some tips on how to ensure the successful and beneficial inclusion of greenery.
- Published
- 2019
49. Zonneparken : kansen voor biodiversiteit en andere landschapsfuncties? : themanummer klimaatopgave, energietransitie en landschap
- Author
-
Zee, F.F. van der, Bloem, J., Galema, P.J., Gollenbeek, L.R., Os, J. van, Schotman, A.G.M., Vries, S. de, Zee, F.F. van der, Bloem, J., Galema, P.J., Gollenbeek, L.R., Os, J. van, Schotman, A.G.M., and Vries, S. de
- Abstract
Er ligt een grote opgave om met duurzame energiebronnen aan onze energiebehoefte te voldoen en er worden daarom steeds meer zonneparken aangelegd. Dit levert discussie op over het benutten van de schaarse ruimte. Het is daarom belangrijk om inzicht te hebben in de effecten van zonneparken op landbouw, biodiversiteit en beleving van het landschap, én in de kansen voor combinaties. Dit artikel is gebaseerd op een literatuuronderzoek (Van der Zee et al., 2019).
- Published
- 2019
50. Rapport n.v.t
- Author
-
Vos, P., Paap, B., Vries, S. de, and Vestigia BV
- Subjects
Archaeology - Published
- 2018
- Full Text
- View/download PDF
Catalog
Discovery Service for Jio Institute Digital Library
For full access to our library's resources, please sign in.