De sterke stijging van de energieprijzen zal alle ondernemingen in alle sectoren van de economie treffen. Niet alle ondernemingen bevinden zich echter in een vergelijkbare situatie. Het aandeel van energie in de totale bedrijfsaankopen verschilt immers sterk tussen de verschillende bedrijfstakken en varieert van minder dan 1% tot meer dan 50%. De meest energie-intensieve sectoren zijn uiteraard het meest blootgesteld. Het gaat hierbij niet enkel over de industrie (basischemie, verdelgingsmiddelen, bakstenen, ...), maar ook over de visserij, de bosbouw, het vervoer of de datacentra. De uiteindelijke impact van deze schok op de ondernemingen hangt af van de mate waarin zij de kostenstijging kunnen doorrekenen in hun verkoopsprijzen. Indien ze daarin slagen, wordt de stijging van de productiekosten doorgerekend aan de eindklant. Het zijn dan de gezinnen maar ook de buitenlandse afnemers die de prijsstijgingen uiteindelijk moeten dragen. Op basis van bedrijfsgegevens uit het verleden zien we dat ondernemingen er in zekere mate in slagen kostenstijgingen door te rekenen. Wij stellen vast dat de bedrijven gemiddeld 60% van kostenstijgingen konden doorschuiven naar hun klanten. Deze ‘passthrough’ verschilt per bedrijfstak en is hoger voor grote dan voor kleine ondernemingen. Voor de energieintensieve industrie is de pass-through in het algemeen hoger dan gemiddeld, waardoor het effect van de energiecrisis op de bedrijven enigszins wordt afgezwakt. Vermits de kosten echter niet volledig kunnen worden doorgerekend, verwachten we wel dat de bedrijfsmarges zullen krimpen en een deel van de schok zullen opvangen. Via de automatische indexering heeft deze prijsstijging ook een effect op de lonen. Arbeidsintensieve bedrijfstakken, grotendeels in de dienstensector, worden nu getroffen. In het algemeen hebben arbeidsintensieve bedrijfstakken een lage energie-intensiteit en vice versa. Dit betekent dat slechts weinig sectoren zowel een sterke energieschok als een aanzienlijke loonschok ondervinden. De omvang van de gecombineerde schok is voor sommige bedrijfstakken in historisch opzicht wel substantieel. Over het algemeen zijn de marges van de ondernemingen in de loop van 2021 echter gestegen, waardoor ze sterker staan om de directe en indirecte gevolgen van de energieprijsstijging te kunnen opvangen. Ook hier blijven er sectorale verschillen en komen sommige bedrijfstakken die in 2021 al kwetsbaar waren, verder onder druk te staan (lucht- en scheepsvaart, groenten en fruit, diensten in verband met gebouwen). The sharp rise in energy prices affects all firms, in all branches of the economy. However, not all companies are in a comparable situation, because the share of energy in input purchases can vary from less than 1% to more than 50% from one branch to another. Most energy consumers are naturally more exposed. Among these, we find not only industry (chemical basic materials, pesticides, bricks, etc.), but also fishing, forestry, transport or even the centers of data. To measure the repercussions of this shock on firms, the question is to know in what proportions these can pass on the increase in their production costs to their selling prices. If they there arrive, the shock is then transmitted to end consumers, households or foreign customers, who have to bear price increases. Historical data and the first current data available indicate a certain transmission capacity. We estimate that, on average, companies are able to pass on 60% of cost increases to their customers. This transmission capacity differs according to the branches of activity and it is more important for large firms than for small ones. For energy-intensive industry, the transmission is generally above average, which should mitigate somewhat the effect of the energy shock on firms. The transmission capacity not being complete, corporate margins will nevertheless fall and absorb part of the shock. Under the effect of indexation mechanisms, the rise in prices also has an impact in Belgium on wages. Labour-intensive branches of activity, largely in services, are in turn affected. Generally, labor-intensive sectors have low energy intensity, and vice versa. This implies that few sectors experience both a marked energy shock coupled with a significant wage shock. However, the magnitude of the combined shock is historic for certain branches of activity. Generally speaking, corporate margins have increased in 2021. A year likely difficult would therefore follow a good year. Here again, sectoral disparities exist, and some branches of activity whose situation was already fragile in 2021 are even more under pressure (transport air and river, fruit and vegetables, building support).