Back to Search Start Over

Microbiologisch onderzoek destructoren 1997

Authors :
MGB
Tilburg JJHC
van de Giessen AW
MGB
Tilburg JJHC
van de Giessen AW
Publication Year :
1998

Abstract

RIVM rapport:Bij de twee Nederlandse destructiebedrijven werd in 1997 onderzoek uitgevoerd naar de effectiviteit van de autoclaveringsprocessen en de microbiologische gesteldheid van eindproducten. Daartoe werden monsters halfproduct, genomen direct na autoclaveren, onderzocht op sporen van Clostridium perfringens. Monsters eindproduct werden onderzocht op Salmonella, terwijl in vijf deelmonsters van ieder eindproductmonster het Enterobacteriaceae-kiemgetal werd bepaald. Bij bedrijf N werden sporen van sulfiet reducerende clostridia aangetoond in 1 (4,8 %) van de 21 monsters halfproduct. Bij bedrijf C werden sporen van sulfiet reducerende clostridia aangetoond in 5 (20,0 %) van de 25 monsters halfproduct. Bij geen van beide bedrijven werden sporen van C. perfringens aangetoond. Conform EU-Richtlijn 90/425/EEG dienen monsters halfproduct (als het verwerking van hoog-risicomateriaal betreft), die onmiddelijk na autoclavering worden genomen, vrij te zijn van sporen van C. perfringens. In geen van de monsters eindproduct werd Salmonella aangetoond. In alle deelmonsters was het Enterobacteriaceae-kiemgetal lager dan 10 kiemen per gram. Conform EU-Richtlijn 90/425/EEG dienen monsters eindproduct (hoog- en laag-risicomateriaal) vrij te zijn van Salmonella en dient het Enterobacteriaceae-kiemgetal in geen van de 5 deelmonsters > 300 en in maximaal 2 van de 5 deelmonsters > 10 en < 300 te zijn . Naast het onderzoek van half- en eindproducten werd door het RIVM in 1997 tweemaal een microbiologisch controle-onderzoek uitgevoerd met de twee laboratoria (lab. A t.b.v. bedrijf N en lab. C t.b.v. bedrijf C) die het 'eigen' microbiologische onderzoek van de destructoren verrichten. Daarbij werd gebruik gemaakt van referentiematerialen die dienden te worden onderzocht op Salmonella, C. perfringens of Enterobacteriaceae. Wat Salmonella betreft voldeden de bevindingen van geen van beide laboratoria aan de verwachtingen. Wat de Enterobacteriaceae-kiemtelling betreft voldeden de resultaten van lab.<br />At two rendering plants for dead animals and animal wastes in The Netherlands studies were carried out in 1997 on the efficacy of autoclaving processes and the microbiological condition of final products. For this, samples of half-products were examined for the presence of spores of Clostridium perfringens. Samples of final products were examined for the presence of Salmonella, while the Enterobacteriaceae-count was determined in 5 sub-samples of each sample of final product. At plant N spores of sulfite reducing clostridia were detected in 1 (4,8 %) of 21 samples taken directly after autoclaving. At plant C spores of sulfite reducing clostridia were detected in 5 (20,0 %) of 25 samples taken directly after autoclaving. At neither of the two plants spores of C. perfringens were detected. In accordance with EU-Directive 90/425/EEC samples taken directly after autoclaving (as far as processing of high risk material is concerned) should be free of spores of C. perfringens. No Salmonella could be detected in samples of final product of both plants, while the Enterobacteriaceae-count in all subsamples of final product was < 10 colony forming units per gram. In accordance with EU-Directive 90/425/EEC samples of final products (from both high risk and low risk materials) should be free of Salmonella, while the Enterobacteriaceae-count should not be > 300 in any of the subsamples and may be ò 10 en < 300 in 2 of the 5 sub-samples, at maximum.

Details

Database :
OAIster
Notes :
http://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/285859005.html, Dutch
Publication Type :
Electronic Resource
Accession number :
edsoai.on1298228069
Document Type :
Electronic Resource