Les fortifications médiévales de la ville du Quesnoy

If amateurs know quite well the high brick bastions of Le Quesnoy, a little city south of the Nord «département», on the other hand the anterior states of the fortifications had remained up to now totally ignored ; it is then the attempt at evoking and restituting them that one will find here. The study of the city walls throws a multiple light on the economical and social history both of the city and of its geo-political environment. Yet a single aspect of this vast field of research has been emphasized here : the architectural meaning of the mediaeval fortifications of Le Quesnoy and their place among the Hainault achievements. Two main campaigns of fortifications could be made out in the Hainault province : the first in the second half of the Xllth century undertaken through the ambitious policy of the Counts Baudouin IV and Baudouin V, covered their country with a series of strongholds, castles and walled cities, holding the low country. In the course of the Hundred Years War, a second campaign of fortifications resulted in amplifying and modernizing the Xllth century achievements. Le Quesnoy, concerned with both campaigns, was then totally representative of the military architecture of the Hainault and of the innovations its work-masters attempted here.
Si, du Quesnoy, petite cité du sud du département du Nord, les amateurs connaissent bien les hauts bastions de brique, par contre les états antérieurs de la fortification étaient restés jusqu'à ce jour totalement ignorés ; c'est donc l'évocation et la restitution de ceux-ci qui a été tentée. L'étude des enceintes urbaines apporte un éclairage à multiples facettes sur l'histoire économique et sociale tant de la cité que de l'entité géo-politique dans laquelle elle s'inscrit. Cependant un seul aspect de ce vaste programme de recherche a été ici retenu : la signification architecturale des fortifications médiévales du Quesnoy et leur place parmi les autres réalisations hainuyères. Deux grandes campagnes de fortification ont pu être isolées en Hainaut : la première due, dans la seconde moitié du XIIe siècle, à la politique ambitieuse des comtes Baudouin IV et Baudouin V, dota leur comté d'une série de points forts, châteaux et villes emmurées, tenant le plat- pays. Dans le cadre de la guerre de Cent-Ans, une seconde campagne de fortifications vint au XIVe siècle amplifier et moderniser les données établies dès le XIIe siècle. Le Quesnoy, pour sa part, ayant participé aux deux était tout à fait représentatif de l'architecture militaire hainuyère et des innovations que ses maîtres-d'œuvre y tentèrent.
Wie in Le Quesnoy al eens rondgewandeld heeft kent de bakstenen bastions die dit kleine stadje in het zuiden van het département van het Noorden sieren. De oorspronkelijke staat van de versterkingen is tot nu totaal onbekend gebleven. In dit artikel wordt gepoogd deze staat te recons- trueren. De studie van de omwalling van de stad brengt allerlei facetten aan het licht van de ekono- mische en sociale geschiedenis van de stad zelf en de omgeving. De aandacht gaat hier vooral uit naar een enkel aspect ervan : de architectonische betekenis van de middeleeuwse versterkingen van Le Quesnoy en in het kader van de Henegouwse verwezenlijkingen op dit gebied. Er zijn in Henegouwen twee grote bouwperioden geweest voor de aanleg van versterkingen. De eerste kan men situeren in de tweede helf van de Xllde eeuw. De ambitieuze politiek van de graven Boudewijn de vierde en de vijfde voerde in het graafschap tot het aanleggen van een reeks vers- terkinen, zowel kastelen als versterkte steden, die het lage land beheersten. Tijdens de honderdja- rige oorlog, in de XlVde eeuw, werden de versterkingen van de twaalfde eeuw uitgebreid en gemo- derniseerd. In Le Quesnoy vindt men sporen van de twee bouwperioden en dus een mooi voorbeeld van de Henegouwse militaie architectuur en van de vernieuwingen die de plaatselijke bouwmeesters er hebben aangebracht.
Salamagne Alain. Les fortifications médiévales de la ville du Quesnoy. In: Revue du Nord, tome 63, n°251, Octobre-décembre 1981. pp. 997-1008.