110 results on '"van der Werff S."'
Search Results
2. Social functioning in patients with depressive and anxiety disorders
- Author
-
Saris, I. M. J., Aghajani, M., van der Werff, S. J. A., van der Wee, N. J. A., and Penninx, B. W. J. H.
- Published
- 2017
- Full Text
- View/download PDF
3. Long-term effects of Cushing’s Disease on visuospatial planning and executive functioning
- Author
-
Bauduin, S., primary, Van Haalen, F., additional, Giltay, E., additional, Meijer, O., additional, Pereira, A., additional, Van Der Wee, N., additional, and Van Der Werff, S., additional
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
4. The accuracy of fully automated algorithms for surveillance of healthcare-onset Clostridioides difficile infections in hospitalized patients
- Author
-
Van Der Werff, S. D., Fritzing, M., Tanushi, H., Henriksson, Aron, Dalianis, Hercules, Ternhag, A., Färnert, A., Nauclér, P., Van Der Werff, S. D., Fritzing, M., Tanushi, H., Henriksson, Aron, Dalianis, Hercules, Ternhag, A., Färnert, A., and Nauclér, P.
- Abstract
We developed and validated a set of fully automated surveillance algorithms for healthcare-onset CDI using electronic health records. In a validation data set of 750 manually annotated admissions, the algorithm based on International Classification of Disease, Tenth Revision (ICD-10) code A04.7 had insufficient sensitivity. Algorithms based on microbiological test results with or without addition of symptoms performed well.
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
5. Aberrant resting-state functional connectivity in limbic and salience networks in treatment-naïve clinically depressed adolescents
- Author
-
Pannekoek, Justine Nienke, van der Werff, S. J.A., Meens, Paul H.F., van den Bulk, Bianca G., Jolles, Dietsje D., Veer, Ilya M., van Lang, Natasja D.J., Rombouts, Serge A.R.B., van der Wee, Nic J.A., and Vermeiren, Robert R.J.M.
- Published
- 2014
- Full Text
- View/download PDF
6. The accuracy of fully automated algorithms for surveillance of healthcare-associated urinary tract infections in hospitalized patients
- Author
-
van der Werff, S. D., Thiman, Emil, Tanushi, Hideyuki, Karlsson Valik, John, Henriksson, Aron, Alam, Mahbub Ul, Dalianis, Hercules, Ternhag, Anders, Nauclér, Pontus, van der Werff, S. D., Thiman, Emil, Tanushi, Hideyuki, Karlsson Valik, John, Henriksson, Aron, Alam, Mahbub Ul, Dalianis, Hercules, Ternhag, Anders, and Nauclér, Pontus
- Abstract
Background: Surveillance for healthcare-associated infections such as healthcareassociated urinary tract infections (HA-UTI) is important for directing resources and evaluating interventions. However, traditional surveillance methods are resourceintensive and subject to bias. Aim: To develop and validate a fully automated surveillance algorithm for HA-UTI using electronic health record (EHR) data. Methods: Five algorithms were developed using EHR data from 2979 admissions at Karolinska University Hospital from 2010 to 2011: (1) positive urine culture (UCx); (2) positive UCx + UTI codes (International Statistical Classification of Diseases and Related Health Problems, 10th revision); (3) positive UCx + UTI-specific antibiotics; (4) positive UCx + fever and/or UTI symptoms; (5) algorithm 4 with negation for fever without UTI symptoms. Natural language processing (NLP) was used for processing free-text medical notes. The algorithms were validated in 1258 potential UTI episodes from January to March 2012 and results extrapolated to all UTI episodes within this period (N 1/4 16,712). The reference standard for HA-UTIs was manual record review according to the European Centre for Disease Prevention and Control (and US Centers for Disease Control and Prevention) definitions by trained healthcare personnel. Findings: Of the 1258 UTI episodes, 163 fulfilled the ECDC HA-UTI definition and the algorithms classified 391, 150, 189, 194, and 153 UTI episodes, respectively, as HA-UTI. Algorithms 1, 2, and 3 had insufficient performances. Algorithm 4 achieved better performance and algorithm 5 performed best for surveillance purposes with sensitivity 0.667 (95% confidence interval: 0.594-0.733), specificity 0.997 (0.996-0.998), positive predictive value 0.719 (0.624-0.807) and negative predictive value 0.997 (0.996-0.997). Conclusion: A fully automated surveillance algorithm based on NLP to find UTI symptoms in free-text had acceptable performance to detect HA-UTI compared to manua
- Published
- 2021
- Full Text
- View/download PDF
7. Salivary markers of stress system activation and social withdrawal in humans
- Author
-
Bauduin, S., primary, Giltay, E., additional, Noorden, M. Van, additional, Van Der Werff, S., additional, Leeuw, M., additional, Hemert, A. Van, additional, and Van Der Wee, N., additional
- Published
- 2021
- Full Text
- View/download PDF
8. Cortical thickness abnormalities in long-term remitted cushing’s disease
- Author
-
Bauduin, S., primary, Van Der Pal, Z., additional, Pereira, A., additional, Meijer, O., additional, Giltay, E., additional, Van Der Wee, N., additional, and Van Der Werff, S., additional
- Published
- 2021
- Full Text
- View/download PDF
9. Resting-state functional connectivity in adults with childhood emotional maltreatment
- Author
-
van der Werff, S. J. A., Pannekoek, J. N., Veer, I. M., van Tol, M.-J., Aleman, A., Veltman, D. J., Zitman, F. G., Rombouts, S. A. R. B., Elzinga, B. M., and van der Wee, N. J. A.
- Published
- 2013
10. Deworming is not a risk factor for the development of atopic diseases: a longitudinal study in Cuban school children
- Author
-
van der Werff, S. D., Twisk, J. W. R., Wördemann, M., Ponce, Campos M., Díaz, Junco R., Núñez, F. A., Rivero, Rojas L., Gorbea, Bonet M., and Polman, K.
- Published
- 2013
- Full Text
- View/download PDF
11. Grote verschillen in arbeidsmarktpositie academici
- Author
-
van Smoorenburg, M., van der Werff, S., Zwetsloot, J., and SEO Economisch Onderzoek
- Published
- 2018
12. Tussenevaluatie sectorplannen 2018
- Author
-
van der Werff, S., Kans, K., Wagemakers, S., Zwetsloot, J., Bijman, D, Heyma, A., Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
Resultaten De tot en met augustus 2017 afgeronde sectorplannen hebben ruim 296 duizend deelnemers ondersteund. Dit is 69 procent van het oorspronkelijk beoogde aantal deelnemers. Over alle maatregelen heen zijn verreweg de meeste deelnemers na afloop van de maatregelen in mei 2018 als werknemer aan de slag. Voor deelnemers aan de 37 eerste afgeronde plannen, geldt daarnaast dat hun arbeidsmarktpositie in mei 2018 over het algemeen beter was dan die in mei 2017. Het subsidie-instrument heeft volgens betrokkenen in brede zin tot ondersteuning van de arbeidsmarkt in en na de crisistijd geleid. De effecten hebben zich vooral voorgedaan op individueel niveau voor de deelnemende werknemers die bijvoorbeeld scholing hebben gehad of begeleid zijn naar een nieuwe baan. Zonder overheidssubsidie zouden veel maatregelen naar verluid niet hebben bestaan of op kleinere schaal uitgevoerd. De sectorplannen hebben slechts in beperkte mate kunnen bijdrage aan het overbruggen van de crisis. Wel hebben de sectorplannen volgens betrokkenen gezorgd voor financiering van maatregelen waar vanwege de crisis bij werkgevers en sectorfondsen minder geld voor beschikbaar was. Aan de andere kant is er veel vertraging opgetreden in de uitvoering van plannen, waardoor veel maatregelen pas na afloop van de crisis zijn uitgevoerd. Het onderzoek Eind 2013 is de Regeling cofinanciering sectorplannen in werking getreden. De sectorplannen zijn een resultaat van het Sociaal Akkoord uit 2013. Ze hebben twee hoofddoelen: de crisis overbruggen en de arbeidsmarkt beter laten functioneren. De sectorplannen worden opgesteld en uitgevoerd door de partners in een sector of een regio: werkgevers, werknemers, sectorfondsen en eventueel andere partners zoals het beroepsonderwijs. Bij de sectorplannen is sprake van cofinanciering: de rijksoverheid betaalt een gedeelte van de kosten van de plannen en de rest wordt betaald vanuit een eigen bijdrage door de partners in de sectorplannen. Deze tussenevaluatie behandelt het proces, het bereiken van de doelen, het effect op de betrokkenheid en samenwerking bij de sociale partners en de vorm van de subsidie en richt zich op de 75 afgeronde sectorplannen uit de eerste twee tranches. In de eindevaluatie zal ook worden gekeken naar de plannen uit de derde tranche van de regeling. Het bepalen van de netto-effectiviteit van individuele maatregelen, sectorplannen of de gehele regeling is geen onderdeel van deze evaluatie. Gebruikte methode De belangrijkste bronnen in dit onderzoek zijn de registratiegegevens van Uitvoering van Beleid (SZW), de gegevens over de arbeidsmarktpositie van deelnemers (UWV), de interviews met projectleiders van afgeronde plannen en met partners in de sectorplannen en de informatie uit de eerder uitgebrachte quickscans over de voortgang van de sectorplannen. Hierop zijn vervolgens beschrijvende analyses uitgevoerd.
- Published
- 2018
13. De waarde van een economiestudie op de arbeidsmarkt
- Author
-
Bisschop, P., van der Werff, S., Zwetsloot, J., SEO Economisch Onderzoek, and Faculteit Economie en Bedrijfskunde
- Abstract
Wat verdienen afgestudeerde economen? En maakt het daarbij uit welke master ze gedaan hebben aan welke universiteit? SEO Economisch onderzoek zocht het uit op basis van CBS-microdata.
- Published
- 2018
14. Economische effecten 'wegwerkzaamheden': Doorrekening van ideeën voor de wereld van werk
- Author
-
ter Weel, B., van der Werff, S., Hers, J., SEO Economisch Onderzoek, Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and Microeconomics (ASE, FEB)
- Abstract
Resultaten Minder complexe re-integratieregels hebben op de langere termijn een positief effect op de werkgelegenheid. Zekerheden voor werkgevers en werknemers in combinatie met het beperken van fiscale voorzieningen kunnen de werkgelegenheid verhogen op een kostenneutrale manier. Het succes van het invoeren van een competentiepaspoort hangt af van de acceptatie en het gebruik ervan. De WerknaarwerkWet – waarbij werkloosheid wordt voorkomen en mensen van werk naar werk stromen – zal waarschijnlijk efficientere stromen op de arbeidsmarkt tot gevolg hebben. Het onderzoek In de publicatie Wegwerkzaamheden: 10 ideeën voor de wereld van werk schetst AWVN een nieuwe inrichting voor de sociale zekerheid en de arbeidsmarkt in Nederland. De aanleiding is het ver-anderende speelveld als gevolg van globalisering en technologische ontwikkeling, een flexibelere manier van werken en ondernemen en een samenleving met heterogene voorkeuren voor werk en vrije tijd. Deze veranderingen zetten druk op de institutionele vormgeving en leiden steeds vaker tot ongewenste scheidslijnen en ongelijkheid die moeilijk zijn uit te leggen. De AWVN-agenda kent drie speerpunten: Meedoen: ieder individu in Nederland moet de kans krijgen naar vermogen te participeren;Presteren: gerichtere investeringen in mensen en hun kennis en vaardigheden;Organiseren: nieuwe principes voor arbeidscontracten, zekerheden ongeacht de arbeidsrelatie en collectieve afspraken die recht doen aan pluriformiteit. Dit onderzoek beoordeelt vier maatregelen die horen bij deze speerpunten. De beoordeling vindt plaats door kosten en effecten zoveel mogelijk te beschrijven in termen van werkgelegenheid en gevolgen voor de overheidsfinanciën. Gebruikte methode Het onderzoek is gebaseerd op wetenschappelijke literatuur, informatie uit beleidsonderzoek en informatie uit eerdere doorrekeningen van vergelijkbare voorstellingen.
- Published
- 2018
15. Studie & Werk 2018: De arbeidsmarktpositie van hbo- en wo-alumni
- Author
-
Bisschop, P., Zwetsloot, J., van der Werff, S., SEO Economisch Onderzoek, and Faculteit Economie en Bedrijfskunde
- Abstract
Resultaten Startende hbo- en wo-alumni zijn weer vaker aan het werk, vinden sneller een baan van substantiële omvang en salaris en doen er minder lang over om een vast contract te bemachtigen. Aan de andere kant neemt hun startsalaris vrijwel niet toe, terwijl dit voor de afgelopen twee afstudeercohorten wel het geval was. De ontwikkeling van de arbeidsmarktpositie van hbo- en wo-opgeleide starters sluit aan bij de groei van de economie en de ontwikkelingen op de Nederlandse arbeidsmarkt. Ook daar is sprake van meer werk- en baanzekerheid, maar blijft de loongroei beperkt. Ten slotte hadden alumni die voor de economische crisis afstudeerden nog altijd een hoger startsalaris, sneller een substantiële baan en een vast contract dan de afgestudeerden die in 2015-2016 de arbeidsmarkt betraden. Het onderzoek Deze editie van Studie & Werk neemt de arbeidsmarktpositie van afgestudeerden aan hogescholen en universiteiten die in 2015-2016 zijn afgestudeerd onder de loep. Het gaat daarnaast in op de generatie die in 2006-2007 is afgestudeerd hoe hun arbeidsmarktpositie tien jaar na afstuderen eruit ziet. In het onderzoek wordt duidelijk of de positieve ontwikkeling in de arbeidsmarktpositie van hbo- en wo-starters van de afgelopen jaren zich heeft doorgezet. In overeenstemming met eerdere jaargangen is de arbeidsmarktpositie bepaald aan de hand van drie pijlers: het salaris, de kans op een vast contract en de duur tot de eerste substantiële baan. Naast de ontwikkeling van de arbeidsmarktpositie van starters gaat het onderzoek dieper in op de positie van het cohort 2015-2016 en de arbeidsmarktpositie tien jaar na afstuderen van het cohort 2006-2007. Specifiek kijkt dit onderzoek in hoeverre de arbeidsmarktpositie wordt beïnvloed door de gekozen opleiding, de instelling waaraan de opleiding is gevolgd en de kenmerken van afgestudeerden. Gebruikte methode Sinds vorig jaar gebruikt dit onderzoek integrale gegevens over afgestudeerden aan hbo- en wo-opleidingen via de Microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Door het integrale karakter van de CBS Microdata geeft Studie & Werk een compleet beeld van de arbeidsmarktpositie van alle afgestudeerden. Vervolgens worden hier statistische en econometrische analyses op uitgevoerd. Bij dit rapport horen twee statistische bijlagen, met per opleiding informatie over de (arbeidsmarktpositie van) afgestudeerden. Deze zijn te vinden op www.studiewerk.info.
- Published
- 2018
16. Quickscan 6 – Evaluatie Sectorplannen
- Author
-
van der Werff, S., Biesenbeek, C., Wagenmakers, S., Kans, K., and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
Resultaten In de eerste twee tranches zijn 76 sectorplannen in uitvoering met een beoogd aantal deelnemers van in totaal 330.332 personen. In totaal is € 302 miljoen aan cofinanciering toegekend, daarnaast is er een eigen financiering vanuit de sectoren van € 706 miljoen. Van de 330.322 geplande deelnemers zijn er tot nog toe 311.430 gerealiseerd. De meeste plannen uit de eerste twee tranches zijn dan ook inmiddels afgerond. In de derde tranche zijn 26 24 in uitvoering. Hierin wordt beoogd om 16.060 trajecten aan gericht op een overgang naar nieuw werk aan te bieden. In totaal is € 52 miljoen aan cofinanciering toegekend, daarnaast is er een eigen financiering vanuit de sectoren van € 52 miljoen. Van de 16.060 geplande trajecten zijn er tot nog toe 10.276 gestart. Deze quickscan bevat meer gegevens over de sectorplannen en de in de plannen opgenomen maatregelen en de voortgang daarvan. Deze plannen zijn niet nog afgerond. Bij deze plannen betrokken werkgevers zijn over het algemeen tevreden over de opbrengst van de plannen voor werknemers, maar minder tevreden over de administratieve belasting die bij hen ligt. Het onderzoek SEO Economisch Onderzoek en ecbo voeren de monitoring en evaluatie van de Regeling Cofinanciering Sectorplannen uit. Als deel van deze evaluatie wordt zes maal een quickscan gepubliceerd. De zes quickscans geven een overzicht van de stand van zaken. Deze zesde quickscan inventariseert de inhoud van de sectorplannen, de voorgenomen maatregelen en de voortgang (per eind maart 2018) van de maatregelen. Gebruikte methode De gegevens in deze quickscan zijn gebaseerd op enquêtes onder de projectleiders van de verschillende sectorplannen. Daarnaast zijn enquêtes uitgevoerd onder werkgevers die met maatregelen uit de sectorplannen te maken hebben. Ook zijn gegevens met betrekking tot de verschillende sectorplannen die verzameld zijn door Agentschap SZW verwerkt.
- Published
- 2018
17. Notitie Bijstandsduur Syriërs end Eritreeërs
- Author
-
Vriend, S., van der Werff, S., and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
Het onderzoek: De vragen van de gemeente Eindhoven, Valkenswaard en Veldhoven aan SEO Economisch Onderzoek zijn de volgende: Is een inschatting te maken van de uitkeringsduur van Syrische en Eritrese statushouders?Zo ja, wat zijn dan de (gemiddelde) uitkeringsduren voor deze groepen?Verschilt dit naar specifieke subgroepen (op basis van geslacht en/of leeftijd)? Gegevens over deze statushouders met een bijstandsuitkering waren namelijk niet bekend . Gebruikte methoden: Het onderzoek bestaat uit een analyse op microdata van het CBS. Daarbij is een duurmodel gebruikt om de uitstroom uit uitkeringen in te schatten. Resultaten: De verwachte mediane uitkeringsduur van Syriërs en Eritreeërs verschilt sterk naar leeftijd en geslacht. Deze verschillen zijn zo omvangrijk dat het niet zo informatief is om de uitkeringsduur voor de hele groep Syriërs en Eritreeërs te bepalen. De verschillen in uitkeringsduur van mannen en vrouwen zijn aanzienlijk. Ook zijn er belangrijke verschillen naar leeftijdscategorieën. De schattingsresultaten laten zien dat vrouwen, gegeven alle andere kenmerken, minder snel uit de bijstand stromen dan mannen. De doorrekening van de uitstroomkansen laat zien dat deze verschillen oplopen met de duur van de bijstandsuitkering. Het verschil kan oplopen tot meer dan 10 procentpunt. Uitstroomkansen uit de bijstand verschillen tevens naar leeftijd. De uitstroomkans van personen jonger dan 30 is aanzienlijk hoger dan die voor personen in de leeftijd van 30 jaar en ouder. Dit geldt zowel voor Syriërs als voor Eritreeërs. Voor Syrische statushouders van 40 tot 50 jaar is eveneens sprake van een hogere uitstroomkans dan voor 30- tot 35-jarigen. Onder Eritreeërs is de uitstroomkans van ouderen niet betrouwbaar in te schatten vanwege het beperkte aantal waarnemingen in deze leeftijdscategorie.
- Published
- 2018
18. De positie op de arbeidsmarkt van verschillende groepen personen met een niet-westerse migratieachtergrond
- Author
-
van der Werff, S., Biesenbeek, C., Zwetsloot, J., Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
Resultaten Dit onderzoek brengt in beeld hoe divers de groep personen met een niet-westerse migratieachtergrond is. Op basis van cijfers over hun arbeidsmarktpositie probeert dit tot clusters te komen van subgroepen die een vergelijkbare positie hebben. Er is echter een enorme diversiteit aan arbeidsmarktposities te zien tussen jongeren, nieuwkomers en oudkomers met een migratieachtergrond, ook binnen verschillende herkomstgroepen. De achtergrondkenmerken die het meeste samenhangen met de arbeidsmarktpositie van personen met een niet-westerse migratieachtergrond, verschillen tussen jongeren, nieuwkomers en oudkomers. Het herkomstland is vooral van invloed op de arbeidsmarktpositie van personen met een niet-westerse migratieachtergrond die kort in Nederland verblijven. Bij nieuwkomers zijn de verschillen in de arbeidsmarktpositie tussen personen met verschillende niet-westerse migratieachtergronden het grootst. Ook het geslacht lijkt van invloed te zijn op de arbeidsmarktpositie van personen die waarschijnlijk geen, of slechts kort onderwijs in Nederland hebben gevolgd. Bij personen met een niet-westerse migratieachtergrond die waarschijnlijk in Nederland onderwijs hebben gevolgd, hangt de participatie vooral samen met het opleidingsniveau. Dit zijn zowel personen die op jonge leeftijd naar Nederland zijn gekomen als personen die in Nederland zijn geboren. Hoogopgeleiden in deze groep hebben een betere arbeidsmarktpositie. Dit patroon geldt uiteraard ook voor personen zonder migratieachtergrond. De arbeidsmarktpositie van personen met een migratieachtergrond is in vrijwel alle gevallen slechter dan die van personen met een zelfde opleidingsniveau zonder migratieachtergrond. Geslacht lijkt voor deze subgroepen minder van belang voor de arbeidsmarktpositie. Het onderzoek Dit onderzoek brengt de arbeidsmarktpositie van personen met een niet-westerse migratieachtergrond in beeld en vergelijkt dit met degenen zonder migratieachtergrond. Daarnaast kijkt het onderzoek naar de uitkeringssituatie van specifieke subgroepen met een niet-westerse migratieachtergrond. Het onderzoek kijkt ook naar de ontwikkeling van de arbeidsmarkt- en uitkeringssituatie van deze subgroepen tussen 2007 en 2016. Gebruikte methode Het onderzoek maakt gebruik van CBS Microdata. Dit onderzoek kijkt naar verschillende types uitkomstmaten. Als eerste kijkt het naar indicatoren die betrekking hebben op de arbeidsparticipatie. Als tweede kijkt het naar indicatoren die betrekking hebben op de baan- en inkomenskenmerken van werkenden. Als laatste kijkt het naar het uitkeringsgebruik. De cijfers in dit rapport zijn in alle gevallen gebaseerd op basis van reguliere beschrijvende statistieken. Er is geen sprake van regressie- of significantieanalyses. Dat betekent ook dat uit dit rapport geen verklaringen over eventuele gevonden verschillen kunnen worden gedestilleerd.
- Published
- 2018
19. De opkomst en groei van de kluseconomie Nederland
- Author
-
ter Weel, B., van der Werff, S., Bennaars, H., Scholte, R., Fijnje, J., Westerveld, M., Mertens, T., SEO Economisch Onderzoek, Faculteit Economie en Bedrijfskunde, Microeconomics (ASE, FEB), and HSI (FdR)
- Abstract
Resultaten De omvang van de kluseconomie in Nederland is klein: 0,4 procent van de beroepsbevolking (34.000 werkers) is actief. De groei is stevig geweest. De potentie is afhankelijk van de mogelijkheden om de huidige activiteiten op te schalen en nieuwe activiteiten te ontwikkelen. Daarnaast lijkt er ruimte voor toetreders die nieuwe diensten aanbieden. De organisatie van werk vindt op verschillende manieren plaats, waarbij het meest wordt gewerkt met zelfstandige ondernemers. De toegang tot werk via een platform is laagdrempelig, waarbij de werker voor werk en inkomen relatief afhankelijk is van het platform. In de kluseconomie wordt gebruikgemaakt van de huidige juridische context om de arbeidsrelaties zoveel mogelijk vorm te geven als opdrachtovereenkomst. Voor de bemiddelende positie van platforms geldt dat dit zou kunnen vallen onder de regels voor arbeidsbemiddeling of terbeschikkingstelling. Net als in de reguliere economie kan ook in de kluseconomie sprake zijn van kwetsbaar werk. De kluseconomie kan soms ook juist kwetsbaarheid verminderen. Het onderzoek De opkomst en groei van de kluseconomie roept de vraag op in hoeverre het werk dat wordt verricht nieuw of anders is in vergelijking met traditioneel werk. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft SEO gevraagd om de opkomst en omvang van de kluseconomie in Nederland in beeld te brengen. Bedrijven en overheden zien kansen wanneer consumenten en bedrijven elkaar op een nieuwe manier diensten verlenen en wanneer onbenutte capaciteit wordt benut. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om maaltijdbezorging, personenvervoer en professionele en huishoudelijke dienstverlening via platforms. In de kluseconomie is sprake van het efficiënter bij elkaar brengen van vraag en aanbod met innovatieve technologie door relatief jonge bedrijven. Tegelijkertijd zijn er vragen over wat de kluseconomie nu precies is, hoe groot het fenomeen is en in potentie kan worden en in hoeverre we te maken hebben met nieuwe vormen van werk. Ook is het niet altijd duidelijk hoe het werk geduid moet worden in arbeidsrechtelijke, sociaalzekerheidsrechtelijke en fiscaalrechtelijke zin. Deze studie definieert en inventariseert de stand van zaken met betrekking tot de omvang en potentie van de kluseconomie in Nederland, de werkpraktijk en de gevolgen in arbeidsrechtelijke, sociaalzekerheidsrechtelijke en fiscaalrechtelijke zin. Het onderzoek is een nulmeting waarin wordt beschreven hoe bestaande en nieuwe platforms kunnen worden geduid en wat de implicaties zijn voor beleid. Hierbij gaan we uit van een relatief smalle definitie van de kluseconomie, waarbij het gaat om werkenden die fysieke arbeid verrichten in Nederland en die primair via een internetplatform (een app of website) aan opdrachten komen. Gebruikte methode Op basis van literatuuronderzoek, interviews en focusgroepgesprekken met platforms, klussers en bonden van werkgevers en werknemers, en een online enquete onder een representatief deel van de Nederlandse beroepsbevolking is een beeld gevormd over de kluseconomie in Nederland.
- Published
- 2018
20. Eindelijk een realistische methode: Het meten van arbeidsmarktperspectief met integrale data
- Author
-
Bisschop, P., van der Werff, S., and SEO Economisch Onderzoek
- Published
- 2018
21. Beleidsevaluatie Energie-innovatieregelingen
- Author
-
Janssen, M., de Boer, P.J, Jelicic, N., Hof, B., in 't Veld, D., van der Werff, S., van den Berg, E., and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
De energie-innovatieregelingen Topsector Energieregelingen (TSE), Hernieuwbare Energieregeling (HER) en Demonstratieregeling Energie-innovatie (DEI) van het Ministerie van Economische Zaken zijn geïntroduceerd om bij te dragen aan het verdienvermogen en het verduurzamen van het energiesysteem in Nederland. De voorliggende evaluatie van de regelingen is uitgevoerd door Dialogic en SEO Economisch Onderzoek. De nadruk bij de werkzaamheden van SEO lag op econometrische microdata-analyse. Daarbij is gekeken naar het effect van deelname aan een regeling op de mate van innovatieve activiteit, op de omvang van omzet en export en op het aantal werkzame personen in de periode 2011 tot en met 2016. De uitgevoerde analyses geven geen indicaties voor positieve effecten van de HER op de mate van innovatieve activiteit, nauwelijks indicaties voor positieve effecten van TSE en geen robuuste indicaties van positieve effecten van DEI. De analyses geven geen indicaties van positieve effecten op omzet, export en aantal werkzame personen. Deze effecten doen zich waarschijnlijk op langere termijn voor dan effecten op innovatieve activiteit. Deze uitkomsten suggereren dat project- of subsidietoekenning geen bepalende factor is voor de mate van innovatieve activiteit van aanvragers. Hierbij passen de volgende kanttekeningen. Ten eerste is de DEI specifiek gericht op vermarkting en commercialisering, terwijl ontwikkelingen met een commerciële of productieve betekenis juist zijn uitgesloten van de gebruikte maatstaf voor innovatieve activiteit. Deze maatstaf betreft investeringen in onderzoek, ontwikkeling en demonstratie zoals geregistreerd onder de regeling Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO-regeling). Eventuele effecten van de energie-innovatieregelingen op innovatieve activiteiten die zich niet uiten in toenames van WBSO-activiteit zijn niet onderzocht. Ten tweede zou het doen van een aanvraag (ook als dat niet tot projecttoekenning leidt) op zichzelf al kunnen leiden tot meer innovatie, omzet, export of werkgelegenheid, of zou er door de regelingen een verschuiving kunnen optreden van andersoortige innovatie naar specifiek energie-innovatie. Voor de analyses zijn bedrijven die een projecttoekenning of subsidie hebben gehad vergeleken met bedrijven die een aanvraag hebben gedaan, maar geen projecttoekenning of subsidie hebben gehad. De robuustheid van de econometrische resultaten is onderzocht middels verschillende specificaties en gevoeligheidsanalyses. Meer resultaten en aanbevelingen zijn te vinden in het rapport.
- Published
- 2017
22. Wat verdient een overheids- of onderwijswerknemer ten opzichte van de marktsector?: Verschillen in loonontwikkeling en –niveaus tussen overheid en onderwijs en de marktsector, 2006-2016
- Author
-
van der Werff, S., Biesenbeek, C., Heyma, A., Megens, L., Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
Uit het onderzoek blijkt dat werknemers bij de overheid en in het onderwijs in 2016 gemiddeld genomen een vergelijkbaar gemiddeld bruto uurloon met de best vergelijkbare werknemers in de marktsector hadden. Er zijn een paar uitzonderingen. Werknemers in het primair onderwijs en burgerpersoneel van defensie hebben een lager bruto uurloon dan de best vergelijkbare werknemers in de marktsector. Aan de andere kant hebben werknemers bij de provincies, rechterlijke macht, politie en militairen gemiddeld genomen een hoger bruto uurloon dan de best vergelijkbare werknemers in de marktsector. In de meeste sectoren hebben lager- en mbo-opgeleide werknemers bij de overheids- en onderwijssectoren een hoger gemiddeld bruto uurloon dan vergelijkbare werknemers in de marktsector. Aan de andere kant is het gemiddelde bruto uurloon van hoger opgeleide werknemers in de meeste overheids- en onderwijssectoren juist lager dan dat van vergelijkbare werknemers in de marktsector. De resultaten van de analyse met maatmensen wijzen erop dat binnen elk beroepsniveau jonge werknemers vaker een hoger relatief bruto uurloon hebben ten opzichte van vergelijkbare werknemers in de marktsector dan oudere werknemers in de publieke sector. Dit geldt voor vrijwel alle overheids- en onderwijssectoren. Het blijkt dat mannen bij de overheid en in het onderwijs relatief vaak een lager uurloon hebben dan vergelijkbare werknemers in de marktsector. Vrouwelijke werknemers met een deeltijdbaan hebben meestal juist een hoger gemiddeld bruto uurloon dan de best vergelijkbare werknemers in de marktsector. Om vergelijkbare werknemers te bepalen wordt in dit onderzoek voor elke werknemer bij de overheid en in het onderwijs de best vergelijkbare werknemer in de marktsector gezocht op basis van kenmerken als opleidingsniveau, beroepsniveau, woonregio, geslacht, leeftijd en aantal wekelijkse contracturen. Zachte kenmerken als verschillen in motivatie, interesses en mogelijke voorkeuren voor secundaire arbeidsvoorwaarden tussen werknemers in de overheids- en onderwijssectoren en werknemers in de marktsector spelen in de vergelijking geen rol.
- Published
- 2017
23. Comparing the remuneration at international organisations with that at national governments
- Author
-
van der Werff, S., van Spijker, V., Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
Dit rapport vergelijkt de beloning van werknemers van zes internationale organisaties met die van werknemers van drie landelijke overheden. Hierbij gaat het om de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO), de Verenigde Naties (VN), de Raad van Europa (RvE) en de Europese Commissie (EC). De beloning van hun werknemers wordt vergeleken met die van Nederlandse, Duitse en Franse ambtenaren. Hierbij gebruikt het onderzoek de maatmensenmethode, waarbij voor 11 verschillende referentiewerknemers de beloning wordt vergeleken. Deze maatmensen verschillen naar functie(niveau), leeftijd en gezinssituatie. De vergelijking kijkt naar de netto beloning per uur, waarbij rekening wordt gehouden met (vormen van) inkomstenbelasting, pensioenen (zowel premies als toekomstige uitkeringen) en toeslagen. Als gekeken wordt naar de nettobeloning (exclusief pensioenuitkeringen), dan blijkt dat de beloning voor alle 11 referentiepersonen bij alle onderzochte internationale organisaties hoger is dan de gemiddelde beloning van de ambtenaren van de drie landen waarmee zij worden vergeleken. Gemiddeld genomen hebben de werknemers van de OESO en de RvE een beloning die respectievelijk 38 en 40 procent hoger is dan het gemiddelde van de ambtenaren van de drie landen. Voor de NAVO, EC en de VN is het verschil respectievelijk 52, 38 en 44 procent. Daarbij zijn er de afgelopen jaren verschillende hervormingen (vaak versoberingen) geweest in de arbeidsvoorwoorden van zowel werknemers van internationale organisaties als van die van de landelijke overheden. Hierbij valt op dat deze hervormingen voor de werknemers van de landelijke overheden meestal voor het hele (inclusief het zittende) personeel hebben gegolden, terwijl voor internationale organisaties de zittende werknemers zijn uitgezonderd van de hervormingen. Hierdoor hebben de oudere referentiepersonen bij de internationale organisaties vaak een hoger loonverschil ten opzichte van de werknemers van de landelijke overheden dan de jongere referentiepersonen.
- Published
- 2017
24. Wat een leraar in het voortgezet onderwijs verdient: Vergelijking van het loon van leraren en schoolleiders in het voortgezet onderwijs met de marktsector, 2006-2016
- Author
-
van der Werff, S., Biesenbeek, C., Heyma, A., Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
Dit onderzoek vergelijkt de lonen van leraren en schoolleiders in het voortgezet onderwijs met dat van de meest vergelijkbare werknemers in de marktsector. Het onderzoek kijkt naar het loonverschil tussen leraren in het voortgezet onderwijs en qua achtergrondkenmerken vergelijkbare werknemers in de markt. Voor de loonvergelijking wordt gebruik gemaakt van de matchingmethode, waarbij voor elke werknemer in het onderwijs de meest vergelijkbare werknemer in de markt wordt gezocht en het loon van de werknemer in het voorgezet onderwijs wordt vergeleken met dat van de meest vergelijkbare werknemer in de marktsector. Die vergelijkbaarheid wordt gebaseerd op kenmerken van de werknemer, waaronder leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, beroepsniveau, woonregio en of een werknemer voltijd of deeltijd werkt. Leraren in het voortgezet onderwijs hadden in 2016 een 1 procent lager gemiddeld bruto uurloon dan vergelijkbare werknemers in de marktsector. In de jaren vóór 2016 was het loonverschil van leraren in het voortgezet onderwijs ten opzichte van de marktsector groter. Het gemiddelde bruto uurloon van schoolleiders in het voortgezet onderwijs was in 2016 juist ongeveer 6 procent hoger dan dat van vergelijkbare werknemers in de marktsector. Uit de loonvergelijking voor specifieke groepen leraren in het voortgezet onderwijs, blijkt dat vooral eerstegraads leraren, leraren in bètavakken, mannen en ouderen minder verdienen dan vergelijke werknemers in de marktsector. Aan de andere kant verdienen tweedegraads leraren, vrouwen en jongeren in veel gevallen meer dan vergelijke werknemers in de marktsector.
- Published
- 2017
25. Studie & Werk 2017: De arbeidsmarktpositie van hbo- en wo-alumni
- Author
-
Bisschop, P., Zwetsloot, J., van der Werff, S., Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
Dit is de 21ste editie van het SEO/Elsevier-onderzoek ‘Studie & Werk’. Studie & Werk 2017 analyseert de arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van hbo- en wo-opleidingen. Het meest recente cohort betreft afgestudeerden van hogescholen en universiteiten die in 2014/2015 zijn afgestudeerd. Dit onderzoek analyseert de ontwikkeling van de arbeidsmarktpositie van hoger opgeleide starters sinds 2005. Voor het eerst maakt het onderzoek gebruik van CBS Microdata. Dit zijn registratiedata die alle afgestudeerden in Nederland omvatten, waarmee de resultaten een compleet beeld geven. De positieve ontwikkeling van de Nederlandse economie in de laatste jaren is grotendeels terug te zien in de resultaten van Studie & Werk 2017. Het aandeel woonachtige hbo- en wo-afgestudeerden dat vrijwel direct na afstuderen als werknemer of zelfstandige aan de slag is gegaan is na jaren van daling weer licht toegenomen. Ook hebben afgestudeerden sneller een vast contract en zijn de maandsalarissen van starters voor het tweede jaar op rij gestegen. Tegelijkertijd zijn werkzame afgestudeerden meer (contract)uren gaan werken, waardoor het gemiddelde uurloon op een gelijk niveau blijft. Dit geldt met name voor hbo-afgestudeerden. De duur tot de eerste substantiële baan neemt na jaren van stijging weer af, voor zowel hbo- als wo-afgestudeerden. Concluderend is er sprake van een positieve ontwikkeling van de arbeidsmarktpositie van hbo- en wo-afgestudeerden, maar het niveau van voor de crisis in termen van salaris, baanzekerheid en duur tussen afstuderen en een eerste substantiële baan lijkt nog ver weg. De vergelijking van de salarissen van starters tussen opleidingen levert een positief beeld op voor bèta-opleidingen (hbo en wo), lerarenopleidingen voortgezet onderwijs (hbo), medische opleidingen (wo) en economische opleidingen (wo). Deze opleidingen hebben ook vaak een korte duur tot het vinden van een substantiële baan. Aan de andere kant leveren de vergelijkingen een negatief beeld op voor kunst- en toerismeopleidingen (hbo) en verschillende alfaopleidingen (wo).
- Published
- 2017
26. Quickscan 5 – Evaluatie Sectorplannen
- Author
-
Bisschop, P., Megens, L., van der Werff, S., Cuppen, J., Kans, K., SEO Economisch Onderzoek, and Faculteit Economie en Bedrijfskunde
- Abstract
SEO Economisch Onderzoek en ecbo voeren de monitoring en evaluatie van de Regeling Cofinanciering Sectorplannen uit. Als deel van deze evaluatie wordt zes maal een quickscan gepubliceerd. De zes quickscans geven een overzicht van de stand van zaken. Deze vijfde quickscan inventariseert de inhoud van de sectorplannen, de voorgenomen maatregelen en de voortgang (per eind augustus 2016) van de maatregelen. Daarnaast wordt ingegaan op de werkgeverstevredenheid en het aanvraagproces binnen de plannen. In de eerste twee tranches zijn 76 sectorplannen in uitvoering met een beoogd aantal deelnemers van in totaal 352.923 personen. In totaal is € 308 miljoen aan cofinanciering toegekend, daarnaast is er een eigen financiering vanuit de sectoren van € 718 miljoen. Van de 352.923 geplande deelnemers zijn er tot nog toe 310.947 gerealiseerd. In de derde tranche zijn 26 sectorplannen in uitvoering. Hierin wordt beoogd om 18.403 trajecten aan gericht op een overgang naar nieuw werk aan te bieden. In totaal is € 65 miljoen aan cofinanciering toegekend, daarnaast is er een eigen financiering vanuit de sectoren van € 65 miljoen. Van de 18.403 geplande trajecten zijn er tot nog toe 5.422 gestart. Deze quickscan bevat meer gegevens over de sectorplannen en de in de plannen opgenomen maatregelen en de voortgang daarvan.
- Published
- 2017
27. Evaluatie MKB Innovatiestimuleringsregeling Topsectoren (MIT), 2013-2016
- Author
-
Zuijdam, F., Ploeg, M., Schipper, J., Vermeer, J., van der Werff, S., Zwetsloot, J., Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
Specifiek voor het mkb heeft de overheid in 2013 de MKB Innovatiestimuleringsregeling Topsectoren (MIT) gelanceerd. De doelstelling van de MIT is het bevorderen van innovatie bij het mkb en om het mkb beter te laten aansluiten bij de door de Topsectoren opgestelde innovatie-agenda's. De MIT omvat verschillende subsidie-instrumenten, waarvan kennisvouchers, R&D-samenwerkingsprojecten en haalbaarheidsprojecten de omvangrijkste zijn. De MIT-regeling formeel per 1 maart 2018. In het kader van de Rijksbrede regeling voor Periodiek Evaluatieonderzoek en met het oog op een eventuele verlenging van de regeling heeft het ministerie van EZ Technopolis Group en SEO Economisch Onderzoek opdracht gegeven om een onafhankelijke evaluatie van de MIT-regeling voor de periode 2013 – 2016 uit te voeren. SEO heeft hierbij de econometrische analyse op basis van de adviezen van de commissie-Theeuwes uitgevoerd. Uit deze evaluatie blijkt dat er in het algemeen geen grote knelpunten zijn. De doelgroep van de MIT blijken in de ruim de helft van de gevallen zeer kleine bedrijven te zijn, dit zijn zowel starters als langer bestaande bedrijven. Het is nog te vroeg om iets te kunnen zeggen over de harde economische resultaten, omdat nog niet alle MIT-projecten zijn afgelopen en het soms ook enige tijd duurt voordat economische resultaten optreden. Wel wijzen de resultaten op additionele investeringen in innovatie van deelnemers als gevolg van deelname aan de MIT. Aanbevolen in het rapport wordt om de MIT-regeling voort te zetten na 2018.
- Published
- 2017
28. Diurnal salivary alpha-amylase and not cortisol differentiates major depressive disorder in out-patients
- Author
-
Bauduin, S., primary, Van Noorden, M., additional, Van der Werff, S., additional, Van Hemert, B., additional, Van der Wee, N., additional, and Giltay, E., additional
- Published
- 2018
- Full Text
- View/download PDF
29. Social brain, social dysfunction and social withdrawal
- Author
-
Porcelli, S. (Stefano), Wee, N.J. (Nic) van der, van der Werff, S. (Steven), Aghajani, M. (Moji), Glennon, J.C. (Jeffrey C.), van Heukelum, S. (Sabrina), Mogavero, F. (Floriana), Lobo, A. (Antonio), Olivera, F.J. (Francisco Javier), Lobo, E. (Elena), Posadas, M. (Mar), Dukart, J. (Juergen), Kozak, R. (Rouba), Arce, E. (Estibaliz), Ikram, M.A. (Arfan), Vorstman, J.A.S., Bilderbeck, A. (Amy), Saris, I. (Ilja), Kas, M.J.H. (Martien), Serretti, A. (Alessandro), Porcelli, S. (Stefano), Wee, N.J. (Nic) van der, van der Werff, S. (Steven), Aghajani, M. (Moji), Glennon, J.C. (Jeffrey C.), van Heukelum, S. (Sabrina), Mogavero, F. (Floriana), Lobo, A. (Antonio), Olivera, F.J. (Francisco Javier), Lobo, E. (Elena), Posadas, M. (Mar), Dukart, J. (Juergen), Kozak, R. (Rouba), Arce, E. (Estibaliz), Ikram, M.A. (Arfan), Vorstman, J.A.S., Bilderbeck, A. (Amy), Saris, I. (Ilja), Kas, M.J.H. (Martien), and Serretti, A. (Alessandro)
- Abstract
The human social brain is complex. Current knowledge fails to define the neurobiological processes underlying social behaviour involving the (patho-) physiological mechanisms that link system-level phenomena to the multiple hierarchies of brain function. Unfortunately, such a high complexity may also be associated with a high susceptibility to several pathogenic interventions. Consistently, social deficits sometimes represent the first signs of a number of neuropsychiatric disorders including schizophrenia (SCZ), Alzheimer's disease (AD) and major depressive disorder (MDD) which leads to a progressive social dysfunction. In the present review we summarize present knowledge linking neurobiological substrates sustaining social functioning, social dysfunction and social withdrawal in major psychiatric disorders. Interestingly, AD, SCZ, and MDD affect the social brain in similar ways. Thus, social dysfunction and its most evident clinical expression (i.e., social withdrawal) may represent an innovative transdiagnostic domain, with the potential of being an independent entity in terms of biological roots, with the perspective of targeted interventions.
- Published
- 2018
- Full Text
- View/download PDF
30. Flexibele werknemers leggen relatief groot beslag op sociale zekerheid
- Author
-
van der Werff, S., Kroon, L., Heyma, A., Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
Het beslag op de sociale zekerheid is voor flexibele werknemers hoger dan voor vaste werknemers, ondanks de gemiddeld kortere uitkeringsduur en lagere uitkeringshoogte. Dit geldt specifiek voor het beslag op werkloosheids- en bijstandsuitkeringen. De oorzaak is een relatief hoge instroomkans van flexibele werknemers in deze uitkeringen.
- Published
- 2016
31. Quickscan 4 - Evaluatie Sectorplannen
- Author
-
Heyma, A., van der Werff, S., Brekelmans, J., Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
SEO Economisch Onderzoek en ecbo voeren de monitoring en evaluatie van de Regeling Cofinanciering Sectorplannen uit. Als deel van deze evaluatie wordt zes maal een quickscan gepubliceerd. De zes quickscans geven een overzicht van de stand van zaken. Deze vierde quickscan inventariseert de inhoud van de sectorplannen, de voorgenomen maatregelen en de voortgang (per eind augustus 2016) van de maatregelen. Daarnaast wordt ingegaan op de werkgeverstevredenheid en het aanvraagproces binnen de plannen. In de eerste twee tranches zijn 76 sectorplannen in uitvoering met een beoogd aantal deelnemers van in totaal 382.231 personen. In totaal is € 325 miljoen aan cofinanciering toegekend, daarnaast is er een eigen financiering vanuit de sectoren van € 716 miljoen. Van de 382.231 geplande deelnemers zijn er tot nog toe 268.413 gerealiseerd. In de nieuwe derde tranche zijn 26 sectorplannen in uitvoering. Hierin wordt beoogd om 18.588 trajecten aan gericht op een overgang naar nieuw werk aan te bieden. In totaal is € 65 miljoen aan cofinanciering toegekend, daarnaast is er een eigen financiering vanuit de sectoren van € 65 miljoen. Van de 18.588 geplande trajecten zijn er tot nog toe 3.503 gestart. Deze quickscan bevat meer gegevens over de sectorplannen en de in de plannen opgenomen maatregelen en de voortgang daarvan
- Published
- 2016
32. Beslag uitkeringen personen met flexibele schil 2006-2014
- Author
-
van der Werff, S., Kroon, L., Heyma, A., Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
Deze notitie presenteert een geactualiseerd overzicht van het beslag op de sociale zekerheid door flexibele werknemers in vergelijking tot vaste werknemers. Hiermee is het een vervolg op eerder onderzoek van SEO. Daaruit bleek dat werknemers in de flexibele schil van de arbeidsmarkt een hoger beroep op de sociale zekerheid doen. Het gaat hierbij om een hoger beslag op de WW, op de bijstand en op de ziektewet. Aan de andere kant doen deze werknemers wel minder een beslag op arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. Destijds bevatte het onderzoek gegevens tot en met 2010. Inmiddels is dezelfde data beschikbaar voor de periode tot en met 2014. Deze notitie kijkt naar de instroom, de duur en het bedrag van uitkeringen in de WW, AO, WWB en overige uitkeringen. Uit het onderzoek blijkt dat het totale beslag op de WW hoger is voor flexibele werknemers dan voor vaste werknemers. Het totale beslag op de WW is voor langdurig flexibele werknemers weer hoger dan voor kortdurend flexibele werknemers. Deze verschillen worden voor een groot deel veroorzaakt doordat flexibele werknemers veel vaker de WW instromen. De instroom in de AO en de uitkeringsduur is vergelijkbaar voor de drie groepen werknemers, terwijl de hoogte van een AO-uitkering voor zowel vaste als langdurige flexibele werknemers hoger is dan voor kortdurend flexibele werknemers. Het totale beslag op AO-uitkeringen is dan ook lager voor kortdurend flexibele werknemers. Kortdurend flexibele werknemers hebben een relatief hoge instroom in de bijstand en bovendien ontvangen zij relatief een hoge bijstandsuitkering. Deze groep doet dan ook een relatief groot beroep op de bijstand. Zowel de instroom in de bijstand als de hoogte van de gemiddelde bijstandsuitkering is voor vaste werknemers relatief laag. Wel is de duur van een bijstandsuitkering voor vaste werknemers hoger dan voor flexibele werknemers. Desondanks is het totale beslag op de bijstand voor vaste werknemers relatief laag.
- Published
- 2016
33. Studie & Werk 2016: De arbeidsmarktpositie van hbo’ers en academici uit het afstudeerjaar 2013/2014
- Author
-
van der Werff, S., Bisschop, P., Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
Dit is de twintigste editie van het SEO/Elsevier-onderzoek ‘Studie & Werk’. Studie & Werk 2016 analyseert de huidige arbeidsmarktpositie van afgestudeerden en de arbeidsmarktrelevantie van hbo- en wo-opleidingen op basis van gegevens over de jaren 1999-2016. Het meest recente cohort betreft afgestudeerden van hogescholen en universiteiten die tijdens het studiejaar 2013/2014 de arbeidsmarkt hebben betreden en in de eerste twee maanden van 2016 zijn ondervraagd. Dit onderzoek vergelijkt de ontwikkeling van de arbeidsmarktpositie van hoger opgeleide starters sinds 1999. De arbeidsmarktpositie van hoogopgeleide starters in 2016 geeft een gemengd beeld, maar de crisis lijkt in grote lijnen wel voorbij. De vaste baan, anderhalf jaar na afstuderen, begint weer wat terug te komen. De kans voor afgestudeerde hbo’ers en academici op een vaste aanstelling is ongeveer 30 procent, een jaar geleden was dat nog 25 procent. Ook vinden afgestudeerden sneller een baan. Hbo’ers zoeken gemiddeld ruim drie maanden, academici ruim vier maanden. Afgestudeerden van het jongste cohort zijn dan ook veel minder vaak werkloos dan vorige afstudeercohorten. De salarissen van hoger opgeleiden blijven in vergelijking met eerdere jaren nog wel achter. Recent gestarte alumni verdienen 10 procent minder dan alumni die eind 2010 met hun baan zijn gestart. De werkloosheid van hbo’ers en academici is in 2016 fors afgenomen. Beiden liggen nu ongeveer op hetzelfde niveau van 3,5 procent, terwijl dit in afgelopen jaren ruim boven 5 procent was. Na een jarenlange stijging hebben afgestudeerden voor het eerst minder sollicitaties nodig om aan een baan te komen. Vooral afgestudeerden van bètastudies doen het goed op de arbeidsmarkt. Zij vinden over het algemeen snel een baan met vaak goede arbeidsvoorwaarden en kijken zonder spijt terug op hun studiekeuze. Voor hen is de crisis op de arbeidsmarkt duidelijk voorbij. Voor afgestudeerden van diverse andere opleidingen blijft de situatie relatief slecht. Dit geldt met name voor opleidingen op cultureel gebied. Zij vinden moeilijk een passende baan en kijken (daardoor) vaak ontevreden terug op hun studiekeuze. Afgestudeerden van opleidingen met een traditioneel lage arbeidsmarktrelevantie vangen de klappen op, terwijl werkgevers voor andere afgestudeerden in de rij staan. Afgestudeerde hbo’ers hebben vaker spijt van hun opleidingskeuze dan academici. Alumni van technische en andere bètaopleidingen kijken vaak tevreden terug op hun opleidingskeuze. Relatief veel spijt hebben afgestudeerden van opleidingen als media & entertainment management en cultuurstudies. Ook alumni van andere opleidingen met minder goede arbeidsmarktperspectieven hebben relatief vaak spijt van hun opleidingskeuze. Het aandeel afgestudeerden dat spijt heeft van de opleiding én instelling is de afgelopen jaren wel afgenomen. Dit kan samenhangen met de betere arbeidsmarktpositie van recent afgestudeerden. Tussen instellingen is er een goot verschil in de mate van spijt van de instellingskeuze. Hogeschool Inholland en de Universiteit Twente hebben het hoogste aandeel afgestudeerden met spijt van hun instellingskeuze, terwijl de afgestudeerden van de TU Delft en Saxion daar gemiddeld juist tevreden over zijn. Bij dit rapport horen twee statistische bijlagen, met per opleiding informatie over de (arbeidsmarktpositie van) afgestudeerden. Deze zijn te vinden op www.studiewerk.info. Voor het onderzoek zijn begin dit jaar 2.714 hbo’ers en 2.759 academici ondervraagd door middel van een online vragenlijst, dit is een respons van 13 procent voor de hbo’ers en 20 procent voor de academici. Dit rapport presenteert gegevens over 62 hbo-bachelor en 54 wo-master opleidingen.
- Published
- 2016
34. Werkende perspectieven voor oudere werknemers: De aantrekkelijkheid van oudere werknemers volgens werkgevers; een economische en arbeidspsychologische benadering
- Author
-
Heyma, A., Nauta, A., van der Werff, S., van Sloten, G., Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
Waar de arbeidsparticipatie van 55-plussers de afgelopen twee decennia spectaculair is toegenomen, is de kans om als oudere werkzoekende aangenomen te worden op een vacature eerder verslechterd dan verbeterd. Die aannamekans wordt in de eerste plaats bepaald door de verhouding tussen de arbeidsproductiviteit en de arbeidskosten van kandidaten. Personeelsbeleid, percepties, vooroordelen, leeftijdsdiscriminatie, psychologische processen bij de vacaturehouder en de manier van werving en selectie spelen allemaal een veel minder grote rol.
- Published
- 2016
35. Kan arbeidsmarktbeleid de positie van ouderen veranderen?
- Author
-
Erken, H., Klokkenburg, L., van der Werff, S., and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
Dit artikel onderzoekt met een vignettenanalyse wat doorslaggevende factoren zijn om ouderen aan te nemen. Ook is gekeken naar de invloed van beleid op deze beslissing. Uit het onderzoek blijkt dat de mobiliteitsbonus voor oudere uitkeringsgerechtigden een statistisch significant effect heeft op de aannamekansen van ouderen. Als werkgevers drie jaar lang 7000 euro ontvangen als zij een uitkeringsgerechtigde aannemen van 50 jaar of ouder, dan vinden jaarlijks zesduizend extra uitkeringsgerechtigde 50-plussers een baan. Ook een verlengde proeftijd en proefplaatsingen hebben positieve effecten op de aannamekans van ouderen. Maatregelen gericht op het verlagen van financiële risico's bij ziekte of arbeidsongeschiktheid verbeteren de kansen van ouderen niet.
- Published
- 2015
36. Uitkeringen bij ontslag van topfunctionarissen in de (semi-)publieke sector: Evaluatie WNT-bepalingen over uitkeringen bij beëindiging dienstverband
- Author
-
van der Werff, S., Imandt, M., Bennaars, H., Knegt, R., SEO Economisch Onderzoek, and Overig Onderzoek HSI (FdR)
- Published
- 2015
37. Quickscan 2: evaluatie sectorplannen
- Author
-
Heyma, A., van der Werff, S., Volkerink, M., Brekelmans, J., Smulders, H., and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
SEO Economisch Onderzoek en ecbo voeren de monitoring en evaluatie van de Regeling Cofinanciering Sectorplannen uit. Als deel van deze evaluatie wordt tot en met het voorjaar van 2016 elk half jaar een quickscan gepubliceerd. De vier quickscans geven een overzicht van de stand van zaken. Daarbij leveren deze quickscans ook input voor de evaluatie in 2016 en 2018. Deze tweede quickscan inventariseert de inhoud van de sectorplannen, de voorgenomen maatregelen en de voortgang (per eind maart 2015) van de maatregelen. Daarnaast wordt ingegaan op de mening over het aanvraag- en monitoringproces en bevat het een korte versie van het beleidstheoretisch kader dat zal worden gebruikt voor de brede evaluatie in 2016 waarin zal worden gekeken of doelstellingen van de Regeling Cofinanciering Sectorplannen bereikt zijn. In de eerste twee tranches zijn 77 sectorplannen in uitvoering waaraan in totaal 429.894 personen werden beoogd deel te nemen. In totaal is € 423 miljoen aan cofinanciering toegekend, daarnaast is er een eigen financiering vanuit de sectoren van € 776 miljoen. Van de 429.894 geplande deelnemers zijn er tot nog toe 80.807 gerealiseerd. Daarbij lopen bijna 60 procent van de maatregelen achter op schema. De voortgang bij ongeveer een derde van de maatregelen ligt op schema en 41 maatregelen (9 procent) lopen voor op schema. Deze quickscan bevat meer gegevens over de sectorplannen en de in de plannen opgenomen maatregelen en de voortgang daarvan.
- Published
- 2015
38. Quickscan 3: evaluatie sectorplannen
- Author
-
Heyma, A., van der Werff, S., Vriend, S., Smulders, H., Cuppen, J., Brekelmans, J., and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
SEO Economisch Onderzoek en ecbo voeren de monitoring en evaluatie van de Regeling Cofinanciering Sectorplannen uit. Als deel van deze evaluatie wordt tot en met 2018 zes maal een quickscan gepubliceerd. De zes quickscans geven een overzicht van de stand van zaken. Daarbij leveren deze quickscans ook input voor de tussenevaluaties in 2016 en 2018 en de eindevaluatie in 2019. Deze derde quickscan inventariseert de inhoud van de sectorplannen, de voorgenomen maatregelen en de voortgang (per eind september 2015) van de maatregelen. Daarnaast wordt ingegaan op de meningen over de samenwerking binnen de plannen. In de eerste twee tranches zijn 76 sectorplannen in uitvoering waaraan in totaal 395.265 personen werden beoogd deel te nemen. In totaal is € 354 miljoen aan cofinanciering toegekend, daarnaast is er een eigen financiering vanuit de sectoren van € 683 miljoen. Van de 395.265 geplande deelnemers zijn er tot nog toe 146.870 gerealiseerd. Daarbij loopt ongeveer de helfdt van de maatregelen achter op schema. De voortgang bij ongeveer 45 procent van de maatregelen ligt op schema en 5 procent loopt voor op schema. Deze quickscan bevat meer gegevens over de sectorplannen en de in de plannen opgenomen maatregelen en de voortgang daarvan.
- Published
- 2015
39. Studie & werk 2015: hbo'ers en academici van afstudeerjaar 2012/13 op de arbeidsmarkt
- Author
-
van der Werff, S., Berkhout, E., and SEO Economisch Onderzoek
- Published
- 2015
40. Consumentengedrag online legale en illegale kansspelen: conjunctanalyse van de keuze voor online kansspelaanbod
- Author
-
Hof, B., Rosenboom, N., van der Werff, S., and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
Dit rapport onderzoekt de factoren die van invloed zijn op de beslissing van consumenten om voor online kansspelen te kiezen. Het gaat daarbij specifiek om kenmerken die kunnen samenhangen met legaal aanbod versus illegaal aanbod. Legaal aanbod betekent het hebben van een vergunning in Nederland, met de bijbehorende vergunningsvoorwaarden en het toezicht daarop door de Kansspelautoriteit. Omdat legaal online aanbod ten tijde van dit onderzoek nog niet bestaat, gaat het om een hypothetische keuzesituatie. De toegepaste methode betreft een consumentenenquête naar de factoren die de keuze voor online kansspelaanbod bepalen.Om deze keuze te onderzoeken is een conjunctanalyse oftewel vignettenanalyse uitgevoerd. Dit houdt in het afnemen van een vignettenenquête en het op de resultaten daarvan uitvoeren van een econometrische analyse. Hiermee kan het relatieve belang van spelkenmerken die de keuze tussen online kansspelen beïnvloeden worden ingeschat. Uit de analyses over alle onderscheiden online kansspelen tezamen blijkt dat alle zeven opgenomen spelkenmerken invloed hebben op de keuze voor online kansspelaanbod. De resultaten geven aan dat een (Nederlandse) vergunning in beeld een positieve invloed heeft op de keuze voor online kansspelen, evenals een verplicht spelersprofiel en informatie over speelduur en saldo. Het moeten insturen van een kopie van een persoons- en bankbewijs wordt volgens de resultaten als belemmering ervaren. De uitkomsten zijn niet voor alle onderscheiden online kansspelen hetzelfde. Zo geven de resultaten aan dat bij online fruitautomaten en online sportweddenschappen een verplicht spelersprofiel niet een stimulans, maar ook niet een belemmering is om voor online kansspelaanbod te kiezen. Het moeten insturen van een kopie van een persoons- en bankbewijs is bij online poker en online sportweddenschappen geen belemmering, maar ook niet een stimulans.
- Published
- 2015
41. Het motiverende effect van normatieve en afschrikwekkende boodschappen
- Author
-
de Graaf, D., van den Putte, B., van der Werff, S., and Persuasive Communication (ASCoR, FMG)
- Published
- 2014
42. Economic contribution of copyright-relevant industries in the Netherlands: a study based on the WIPO Guide
- Author
-
Weda, J., Kocsis, V., van der Noll, R., van der Werff, S., and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
Deze studie meet de economische bijdrage van sectoren in de Nederlandse economie waarvoor volgens de WIPO het auteursrecht of naburige rechten een rol spelen. De bruto toegevoegde waarde van de auteursrechtrelevante sectoren is € 35,9 miljard in 2011, of 6,0% van het Nederlandse Bruto Binnenlands Product (BBP). In 2005 was de bijdrage van deze sectoren aan het BBP gelijk aan 5,9%. De werkgelegenheid in de Nederlandse auteursrechtrelevante sectoren is ongeveer 529.000 voltijdbanen (ook wel fulltime equivalents of FTE’s genoemd), dit is gelijk aan 7,4% van de totale werkgelegenheid. In de eerdere meting van 2005 was het aandeel in de werkgelegenheid 8,8%. In aantal banen gaat het om een daling van 38.000 FTE’s, die grotendeels valt te verklaren door neergang in de zogeheten Afhankelijke Sectoren, met name de productie van ICT-hardware. Het gemiddelde aandeel in de nationale werkgelegenheid in andere landenstudies is 5,4%. De bijdrage van de auteursrechtrelevante sectoren aan de Nederlandse economie, gemeten in toegevoegde waarde (6,0%) en werkgelegenheid (7,4%), is vergelijkbaar met de resultaten van andere lidstaten van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), zijnde gemiddeld respectievelijk 6,8% en 7,3%. De keuze welke sectoren meetellen als de auteursrechtrelevante economie is volledig gebaseerd op de WIPO-Guide en is geen onderwerp van discussie in dit onderzoek.
- Published
- 2014
43. Quickscan 1: evaluatie sectorplannen
- Author
-
Heyma, A., van der Werff, S., Brekelmans, J., Smulders, H., and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
SEO Economisch Onderzoek voert samen met ecbo de monitoring en evaluatie van de Regeling Cofinanciering Sectorplannen uit. Als deel van deze evaluatie wordt de komende twee jaar elk half jaar een quickscan gepubliceerd. De vier quickscans geven een overzicht van de stand van zaken. Deze eerste quickscan inventariseert de inhoud van de sectorplannen en de voorgenomen maatregelen. In de latere quickscans komt ook de voortgang die in de sectorplannen wordt geboekt aan bod. De sectorplannen zijn in twee tranches toegekend. In de eerste tranche, waarvoor tussen oktober en december 2013 kon worden ingediend, zijn 25 van de 37 ingediende sectorplannen toegekend. De tweede tranche liep van april tot mei 2014. Hiervoor zijn 65 plannen ingediend, waarvan er tot tot het moment van schrijven 36 zijn toegekend. Deze toekenning van deze tranche loopt op het moment van schrijven nog, dat kan betekenen dat er nog plannen uit de tweede tranche zullen worden goedgekeurd. Begin 2015 zal nog een derde en laatste tranche volgen. Deze is specifiek gericht op cofinanciering van sectorplannen die zich richten op het stimuleren van de overgang van werk naar werk en van werkloosheid naar werk. In de eerste twee tranches zijn 61 sectorplannen toegekend waar aan in totaal 322.560 personen zouden moeten gaan deelnemen. In totaal is € 326 miljoen aan cofinanciering toegekend, daarnaast is er een eigen financiering vanuit de sectoren van € 619 miljoen. De quickscan bevat meer gegevens over de sectorplannen en de in de plannen opgenomen maatregelen.
- Published
- 2014
44. Keuzemogelijkheden en overstapgedrag zakelijk postvervoer: enquêteresultaten en analyses
- Author
-
Baarsma, B., Weda, J., van der Werff, S., and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
Grootzakelijke postverzenders, bedrijven die jaarlijks meer dan 1 miljoen poststukken versturen, wisselen vaker van postbedrijf en van type postdienst dan kleinzakelijke postverzenders. Sinds 2010 is één derde van hen overgestapt naar een ander postbedrijf. Nog eens 55 procent van hen wisselde van postdienst binnen hetzelfde postbedrijf. Dit blijkt uit een enquête onder postverzendende bedrijven in opdracht van de Autoriteit Consument en Markt (ACM). Het onderzoek concentreert zich op partijenpost: meerdere poststukken die gezamenlijk, gelijktijdig en tegen dezelfde voorwaarden (waaronder bezorgsnelheid) door bedrijven ter verzending worden aangeboden. Mede doordat zij vaker overstappen, ervaren grootzakelijke postverzenders ook meer drempels bij het overstappen: 16 tot 31 procent heeft hier ervaring mee, tegenover 7 tot 8 procent van de kleinzakelijke postverzenders. Vooral het wisselen van postbedrijf levert problemen op: het weghalen van volume bij het huidige postbedrijf zorgt ervoor dat de postverzender onder het (contractueel overeengekomen) minimum jaarvolume bij zijn huidige aanbieder komt, en dat hij kortingen misloopt op de producten die hij bij zijn huidige aanbieder blijft afnemen. In een apart onderdeel van de enquête is geanalyseerd in hoeverre zakelijke postverzenders gevoelig zijn voor prijsveranderingen. Met behulp van een zogeheten vignettenanalyse is geschat welk deel van het postvolume in een bepaald marktsegment verloren gaat als gevolg van een stijging van de marktprijs. Een postverzender heeft hierbij keuze tussen vier marktsegmenten: zeer tijdkritische post (postbezorging binnen 24 uur), tijdkritische post (postbezorging binnen 48 uur) en niet-tijdkritische post (postbezorging na 72 uur of langer), waarbij laatstgenoemde uitgesplitst naar ongecodeerd/ongesorteerd en gecodeerd/gesorteerd aangeleverde partijenpost. Naast overstap naar één van de drie andere marktsegmenten, kan de postverzender overstappen naar digitale communicatiemiddelen (zoals e-mail) of helemaal afzien van verzending. Uit de vignettenanalyse blijkt dat zakelijke postverzenders sterk reageren op prijsstijgingen: bij een prijsstijging van 10 procent in een bepaald marktsegment verschuiven zij 36 tot 51 procent van hun volume naar andere segmenten en naar digitale communicatiemiddelen. Het ‘aangrenzende’ goedkopere marktsegment is de eerste keuze bij overstap. Voor de voordeligste vorm van partijenpost (>=72-uurspost gecodeerd/gesorteerd aangeleverd) betekent dit dat digitale verzending het aantrekkelijkste alternatief is.
- Published
- 2014
45. The effects of the Dutch museum pass on museum visits and museum revenues
- Author
-
van der Werff, S., Koopmans, C., Boyer, C., and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
The Dutch museum pass gives unlimited access for a year to most major Dutch museums and around the half of all Dutch museums for a fixed fee. The fee revenues are distributed among participating museums in proportion to the amount of visits by pass holders and their ticket prices. In this paper, it is researched whether the museum pass increases the number of museum visits and whether it leads to higher revenues of participating museums. For this, an econometric count model of museum visits is used. The model accounts for different characteristics of museum visitors with and without a museum pass as well as for the endogenous relationship between museum visits and the ownership of a museum pass. It is found that owners of a museum pass visit a museum three times as much as they would have done when they would not own a museum pass. We estimate that in 2012, the 900,000 owners of a museum pass made 3.4 million additional visits to participating museums because of the museum pass. In addition, these additional visitors spent money in their cafés and museum shops. Consequently, museums earned an estimated € 26.6 million more by participating in the museum pass.
- Published
- 2014
46. Verkenning effect studievoorschot op instroom meerjarige masters tekortsectoren
- Author
-
Heyma, A., Bisschop, P., van der Werff, S., Imandt, M., and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
Studenten die kiezen voor een meerjarige masteropleiding in een van de tekortsectoren, laten zich relatief sterk leiden door een inhoudelijke motivatie en hebben bovendien weinig keuze in volwaardige alternatieve opleidingen. Daarom kan verwacht worden dat het effect van het studievoorschot op die specifieke instroom kleiner is dan de effecten op de totale instroom in het hoger onderwijs. De effecten op de totale instroom in het hoger onderwijs liggen, zonder aanvullende maatregelen, naar verwachting rond de min twee procent. Mochten betrokken partijen van mening zijn dat er na invoering van het studievoorschot alsnog substantiële en ongewenste effecten optreden, dan kunnen eventuele maatregelen het beste aangrijpen op de inhoudelijke motivatie en financiële afweging van studenten bij hun studiekeuze. Omdat studenten in meerjarige masteropleidingen als gevolg van de invoering van een studievoorschot te maken krijgen met extra kosten, bestaat de vrees dat de instroom in deze meerjarige masteropleidingen zal kunnen dalen. Dat is vooral van belang voor meerjarige masteropleidingen die opleiden voor de zogenaamde tekortsectoren, waar nu al spanning bestaat tussen vraag en aanbod van arbeidskrachten. Tegen die achtergrond verkent dit rapport de te verwachten effecten van de invoering van het studievoorschot op de instroom in meerjarige masteropleidingen in deze tekortsectoren.
- Published
- 2014
47. Verwachte werkloosheidsduur bij WW-instroom: toelichting bij geactualiseerd rekenmodel
- Author
-
van der Werff, S., Heyma, A., and SEO Economisch Onderzoek
- Published
- 2014
48. P.3.014 - Diurnal salivary alpha-amylase and not cortisol differentiates major depressive disorder in out-patients
- Author
-
Bauduin, S., Van Noorden, M., Van der Werff, S., Van Hemert, B., Van der Wee, N., and Giltay, E.
- Published
- 2018
- Full Text
- View/download PDF
49. Effecten van de museumkaart op museumbezoek en inkomsten
- Author
-
van der Werff, S. and Koopmans, C.C.
- Published
- 2013
50. Lagere doorstroom van flex naar vast: conjuctuur of trend?
- Author
-
Heyma, A., van der Werff, S., van Gaalen, R., Goudswaard, A., Sanders, J., Smits, W., and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
De omvang van de flexibele schil op de arbeidsmarkt groeit. Die groei wordt niet zozeer veroorzaakt door een groei van het aandeel werknemers dat te maken krijgt met tijdelijke of flexibele arbeid, maar vooral door de langere verblijfsduur van werknemers in de flexibele schil van de arbeidmarkt. De sterke daling van de doorstroom naar vaste banen in de afgelopen jaren kan voor een groot deel worden verklaard door de economische recessie. Maar de kans om binnen drie jaar door te stromen naar een vaste baan ligt nog altijd aanzienlijk hoger dan de kans om langer dan drie jaar in de flexibele schil te verblijven. In dit hoofdstuk wordt dat verblijf opgevat als een periode waarin meerdere tijdelijke of flexibele banen kunnen worden vervuld en waarbij de flexibele schil pas wordt verlaten als werknemers een vaste baan vinden, langdurig uitkeringsafhankelijk worden of zich voor langere tijd zonder uitkering terugtrekken van de arbeidsmarkt.
- Published
- 2013
Catalog
Discovery Service for Jio Institute Digital Library
For full access to our library's resources, please sign in.