129 results on '"van de Lisdonk EH"'
Search Results
2. Consequences of a benzodiazepine discontinuation programme in family practice on psychotropic medication prescription to the participants
- Author
-
Gorgels, WJMJ, Voshaar, RC Oude, Mol, AJJ, van de Lisdonk, EH, Mulder, J, van den Hoogen, H, van Balkom, AJLM, Breteler, MHM, and Zitman, FG
- Published
- 2007
3. Predictors of discontinuation of benzodiazepine prescription after sending a letter to long-term benzodiazepine users in family practice
- Author
-
Gorgels, WJMJ, Voshaar, RC Oude, Mol, AJJ, van de Lisdonk, EH, van Balkom, AJLM, Breteler, MHM, van den Hoogen, HJM, Mulder, J, and Zitman, FG
- Published
- 2006
4. Long-term benzodiazepine users in family practice: differences from short-term users in mental health, coping behaviour and psychological characteristics
- Author
-
Zandstra, SM, van Rijswijk, E, Rijnders, CATh, van de Lisdonk, EH, Bor, JHJ, van Weel, C, and Zitman, FG
- Published
- 2004
5. Gout, just a nasty event or a cardiovascular signal? A study from primary care
- Author
-
Janssens, HJEM, van de Lisdonk, EH, Bor, H, van den Hoogen, HJM, and Janssen, M
- Published
- 2003
6. Management of patients with asthma and COPD: monitoring quality of life and the relationship to subsequent GP interventions
- Author
-
Jacobs, JE, van de Lisdonk, EH, Smeele, I, van Weel, C, and Grol, RPTM
- Published
- 2001
7. Health perception of patients after cardiovascular risk detection and after intervention in general practice
- Author
-
van Drenth, BB, Hulscher, MEJL, Mokkink, HGA, van de Lisdonk, EH, Wouden, Hans, Grol, RPTM, and General Practice
- Published
- 2001
8. Implementatie van een preventief programma in de huisartspraktijk. Ervaringen van praktijkmedewerkers
- Author
-
Hulscher, MEJL, van Drenth, BB, Wouden, Hans, van de Lisdonk, EH, Mokkink, HGA, Grol, RPTM, and General Practice
- Published
- 1998
9. Effects of outreach visits by trained nurses on cardiovascular risk-factor recording in general practice
- Author
-
van Drenth, BB, Hulscher, MEJL, Mokkink, HGA, van de Lisdonk, EH, Wouden, Hans, Grol, RPTM, and General Practice
- Published
- 1997
10. Should prednisolone be first-line therapy for acute gout? – Authors' reply
- Author
-
Janssens, HJ, primary, Janssen, M, additional, van de Lisdonk, EH, additional, van Riel, PL, additional, and van Weel, C, additional
- Published
- 2008
- Full Text
- View/download PDF
11. Systemic steroids for acute gout
- Author
-
Janssens, HJ, primary, Lucassen, PLBJ, additional, Van de Laar, FA, additional, Janssen, M, additional, and Van de Lisdonk, EH, additional
- Published
- 2005
- Full Text
- View/download PDF
12. Predictors of discontinuation of benzodiazepine prescription after sending a letter to long-term benzodiazepine users in family practice
- Author
-
Gorgels, WJMJ, primary, Oude Voshaar, RC, additional, Mol, AJJ, additional, van de Lisdonk, EH, additional, van Balkom, AJLM, additional, Breteler, MHM, additional, van den Hoogen, HJM, additional, Mulder, J, additional, and Zitman, FG, additional
- Published
- 2005
- Full Text
- View/download PDF
13. Alpha-glucosidase inhibitors for people with impaired glucose tolerance or impaired fasting blood glucose
- Author
-
Van de Laar, FA, primary, Lucassen, PLBJ, additional, Akkermans, RP, additional, Van de Lisdonk, EH, additional, and De Grauw, WJC, additional
- Published
- 2004
- Full Text
- View/download PDF
14. Ziektespecifieke vergelijking van de geregistreerde morbiditeit in vier huisartsenregistraties: een analyse ten behoeve van VTV-1997
- Author
-
VTV, Vakgroep Huisartsgeneeskunde, Sociale geneeskunde en Verpleeghuisgeneeskunde, Katholieke Universiteit Nijmegen, Universiteit Maastricht, Universiteit van Amsterdam, Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg, NIVEL, Gijsen R, Verkleij H, Dijksterhuis PH, van de Lisdonk EH, Metsemakers JFM, van der Velden J, VTV, Vakgroep Huisartsgeneeskunde, Sociale geneeskunde en Verpleeghuisgeneeskunde, Katholieke Universiteit Nijmegen, Universiteit Maastricht, Universiteit van Amsterdam, Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg, NIVEL, Gijsen R, Verkleij H, Dijksterhuis PH, van de Lisdonk EH, Metsemakers JFM, and van der Velden J
- Abstract
RIVM rapport:In de Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) wordt voor het beschrijven van het voorkomen van ziekten en aandoeningen onder andere gebruik gemaakt van gegevens van huisartsgeneeskundige registraties. Een probleem voor VTV is dat de registraties in Nederland, om geheel plausibele redenen, van elkaar verschillen in de doelstelling waarvoor zij zijn opgezet. De consequentie daarvan is dat gebruikte classificatiesystemen, codeerregels en rekenwijzen nogal van elkaar kunnen verschillen en dat gemeten morbiditeit niet op voorhand vergelijkbaar is. Daarom is een vergelijkende analyse tussen de vier belangrijkste huisartsenregistraties gemaakt, zodat een beter inzicht in de betekenis van cijfers uit deze huisartsenregistraties verkregen kon worden. Deze analyse bestond uit drie onderdelen. Ten eerste is een algemene beschrijving van de registratiekenmerken van de vier huisartsenregistraties gemaakt, met speciale aandacht voor prevalentie- en incidentiebepalingen ten behoeve van VTV. Een tweede onderdeel betrof het samenstellen van een tabellarisch overzicht van de empirisch aangetroffen prevalenties en incidenties. Een derde onderdeel betrof de inhoudelijke vergelijking van de registraties per ziekte. Voor de meeste ziekten kon meer inzicht verkregen worden in de betekenis van de cijfers en voor sommige ziekten konden de aangetroffen verschillen in prevalentie en incidentie min of meer verklaard worden. Soms bleken verschillen echter onverklaarbaar groot te zijn. Beschreven zijn enkele alternatieve mogelijkheden voor het presenteren van cijfers uit huisartsenregistraties in VTV. Omdat de bestaande situatie voor VTV verre van optimaal is, wordt ten slotte gepleid voor het verkennen van de mogelijkheden om ten behoeve van VTV-2001 en volgende VTV's tot een beter passende oplossing te komen., To describe the occurrence of diseases (incidence and prevalence rates) in the Public Health Status and Forecast (PHSF) report, data of morbidity registrations in general practice are used. A problem for using these in the PHSF report is that the registrations differ from each other in the aim, the design, the operationalisation of the different concepts and the classification system. The consequence is that the morbidity figures are not at once comparable. That's why an analysis of the four most important morbidity systems was made, so we can get a better understanding of the incidence and prevalence rates. This analysis consisted of three parts. First, a general description was made of the characteristics of the four morbidity registrations, with special attention for the calculation of the incidence and prevalence rates on behalf of the PHSF project. Secondly, a large table was made in which incidence and prevalence rates of the morbidity systems were brought together. Thirdly a disease-specific comparison was made. In general terms it appeared not possible to typify one of the considered registrations as the best for the aims of the PHSF project. For most of the diseases more insight was obtained about the meaning of the figures. Sometimes differences in the figures could be explained more of less. Nevertheless for a number of diseases the differences appeared to be unaccountable large. We described some alternative possibilities for presenting figures from morbidity registrations in general practice in the PHSF report. Because the existing situation in the morbidity registration in general practice is far from ideal, it is recommended to explore the possibilities for coming to a better solution for PHSF-2001 and other PHSFs.
- Published
- 1997
15. Cataract, Functioning and Co-morbidity: a Cross-sectional Study in Family Practice
- Author
-
VAN DE LISDONK, EH, primary, FURER, JW, additional, KROONEN, APM, additional, and MARIJNISSEN, AGMM, additional
- Published
- 1992
- Full Text
- View/download PDF
16. A case-control study of determinants for the occurrence of gouty arthritis in heart failure patients.
- Author
-
Hueskes BA, Willems FF, Leen AC, Ninaber PA, Westra R, Mantel-Teeuwisse AK, Janssens HJ, van de Lisdonk EH, Roovers EA, Janssen M, Hueskes, Berdine A A, Willems, Frank F, Leen, Aukelien C, Ninaber, Patricia A, Westra, Richard, Mantel-Teeuwisse, Aukje K, Janssens, Hein J E M, van de Lisdonk, Eloy H, Roovers, Elisabeth A, and Janssen, Matthijs
- Abstract
Aims: Gouty arthritis is a frequent and disabling complication in heart failure patients. This study aimed to investigate which factors are associated with the occurrence of gouty arthritis in these patients.Methods and Results: A case-control study was performed in heart failure patients (February 2007 to October 2009). Cases were defined as patients with gouty arthritis. Factors that are possibly associated with gouty arthritis and/or heart failure were evaluated. Echocardiographic dimensions and laboratory values including glomerular filtration rate (GFR) and fractional excretion of uric acid (FEUA) were measured. Logistic regression analysis was used to determine crude and adjusted odds ratios (ORs) and 95% confidence intervals (CIs) for possibly associated factors. In total, 188 patients (59 with gouty arthritis) were included. Spironolactone use was associated with a decreased occurrence of gouty arthritis (OR 0.32, 95% CI 0.13-0.77). Independently associated with an increased occurrence of gouty arthritis were hypertensive heart failure (OR 3.6, 95% CI 1.6-8.2), New York Heart Association (NYHA) class III/IV (OR 4.5, 95% CI 1.8-11.0), lower GFR (P < 0.001), and FEUA <4% (OR 3.3, 95% CI 1.4-7.9). Among the four age/gender groups, the strongest association with gouty arthritis was found in men <65 years.Conclusion: Our identification of factors that are associated with the occurrence of gouty arthritis makes it possible to develop strategies to improve further the quality of life in heart failure patients. The possible decreased occurrence of gouty arthritis in spironolactone users has to be confirmed in prospective studies. [ABSTRACT FROM AUTHOR]- Published
- 2012
- Full Text
- View/download PDF
17. Yield of opportunistic targeted screening for type 2 diabetes in primary care: the diabscreen study.
- Author
-
Woolthuis EP, de Grauw WJ, van Gerwen WH, van den Hoogen HJ, van de Lisdonk EH, Metsemakers JF, van Weel C, Klein Woolthuis, Erwin P, de Grauw, Wim J C, van Gerwen, Willem H E M, van den Hoogen, Henk J M, van de Lisdonk, Eloy H, Metsemakers, Job F M, and van Weel, Chris
- Abstract
Purpose: In screening for type 2 diabetes, guidelines recommend targeting high-risk individuals. Our objectives were to assess the yield of opportunistic targeted screening for type 2 diabetes in primary care and to assess the diagnostic value of various risk factors.Methods: In 11 family practices (total practice population = 49,229) in The Netherlands, we conducted a stepwise opportunistic screening program among patients aged 45 to 75 years by (1) identifying high-risk individuals (=1 diabetes risk factor) and low-risk individuals using the electronic medical record, (2) obtaining a capillary fasting plasma glucose measurement, repeated on a separate day if the value was greater than 110 mg/dL, and (3) obtaining a venous sample if both capillary fasting plasma glucose values were greater than 110 mg/dL and at least 1 sample was 126 mg/dL or greater. We calculated the yield (percentage of invited patients with undiagnosed diabetes), number needed to screen (NNS), and diagnostic value of the risk factors (odds ratio and area under the receiver operating characteristic curve).Results: We invited for a first capillary measurement 3,724 high-risk patients seen during usual care and a random sample of 465 low-risk patients contacted by mail. The response rate was 90% and 86%, respectively. Ultimately, 101 high-risk patients (2.7%; 95% confidence interval [CI], 2.2%-3.3%; NNS = 37) and 2 low-risk patients (0.4%; 95% CI, 0.1%-1.6%; NNS = 233) had undiagnosed diabetes (P <.01). The prevalence of diabetes among patients 45 to 75 years old increased from 6.1% to 6.8% as a result. Among diagnostic models containing various risk factors, a model containing obesity alone was the best predictor of undiagnosed diabetes (odds ratio = 3.2; 95% CI, 2.0-5.2; area under the curve=0.63).Conclusions: The yield of opportunistic targeted screening was fair; obesity alone was the best predictor of undiagnosed diabetes. Opportunistic screening for type 2 diabetes in primary care could target middle-aged and older adults with obesity. [ABSTRACT FROM AUTHOR]- Published
- 2009
- Full Text
- View/download PDF
18. Multimorbidity in primary care: prevalence and trend over the last 20 years.
- Author
-
Uijen AA and van de Lisdonk EH
- Published
- 2008
- Full Text
- View/download PDF
19. Prognosis and vascular co-morbidity in dementia a historical cohort study in general practice.
- Author
-
Meerman L, van de Lisdonk EH, Koopmans RT, Zielhuis GA, and Olde Rikkert MG
- Published
- 2008
- Full Text
- View/download PDF
20. Eating behaviour and adherence to diet in patients with Type 2 diabetes mellitus.
- Author
-
van de Laar FA, van de Lisdonk EH, Lucassen PLB, Stafleu A, Mulder J, van den Hoogen HJM, Rutten GEH, and van Weel C
- Published
- 2006
- Full Text
- View/download PDF
21. Alpha-glucosidase inhibitors for patients with type 2 diabetes: results from a Cochrane systematic review and meta-analysis.
- Author
-
van de Laar FA, Lucassen PL, Akkermans RP, van de Lisdonk EH, Rutten GE, van Weel C, van de Laar, Floris A, Lucassen, Peter L, Akkermans, Reinier P, van de Lisdonk, Eloy H, Rutten, Guy E, and van Weel, Chris
- Abstract
Objective: To review the effects of monotherapy with alpha-glucosidase inhibitors (AGIs) for patients with type 2 diabetes, with respect to mortality, morbidity, glycemic control, insulin levels, plasma lipids, body weight, and side effects.Research Design and Methods: We systematically searched the Cochrane Central register of Controlled Trials, MEDLINE, EMBASE, Current Contents, LILACS, databases of ongoing trials, and reference lists, and we contacted experts and manufacturers. Inclusion criteria were randomized controlled trials of at least 12 weeks' duration, AGI monotherapy compared with any intervention, and one of the following outcome measures: mortality, morbidity, GHb, blood glucose, lipids, insulin levels, body weight, or side effects. Two independent reviewers assessed all abstracts, extracted all data, and assessed quality. We contacted all authors for data clarification. Continuous data were expressed as weighted mean differences and analyzed with a random-effects model. Possible influences of study characteristics and quality were assessed in sensitivity and meta-regression analyses.Results: Forty-one studies were included in the review (30 acarbose, 7 miglitol, 1 voglibose, and 3 combined), and heterogeneity was limited. We found no evidence for an effect on mortality or morbidity. Compared with placebo, AGIs had a beneficial effect on GHb (acarbose -0.77%; miglitol -0.68%), fasting and postload blood glucose and postload insulin. With acarbose dosages higher than 50 mg t.i.d., the effect on GHb was the same, but the occurrence of side effects increased. Acarbose decreased the BMI by 0.17 kg/m2 (95% CI 0.08-0.26). None of the AGIs had an effect on plasma lipids. Compared with sulfonylurea, AGIs seemed inferior with respect to glycemic control, but they reduced fasting and postload insulin levels. For comparisons with other agents, little data were available.Conclusions: We found no evidence for an effect on mortality or morbidity. AGIs have clear beneficial effects on glycemic control and postload insulin levels but not on plasma lipids. There is no need for dosages higher than 50 mg acarbose t.i.d. [ABSTRACT FROM AUTHOR]- Published
- 2005
- Full Text
- View/download PDF
22. Cross-validation, predictive validity, and time course of the Benzodiazepine Dependence Self-Report Questionnaire in a benzodiazepine discontinuation trial.
- Author
-
Voshaar RCO, Mol AJJ, Gorgels WJM, Breteler MHM, van Balkom AJL, van de Lisdonk EH, Kan CC, and Zitman FG
- Abstract
The Benzodiazepine Dependence Self-Report Questionnaire (Bendep-SRQ) measures the severity of benzodiazepine (BZ) dependence on four domains: awareness of problematic use, preoccupation with the availability of BZ, lack of compliance with the therapeutic regimen, and withdrawal. Although promising results of the Bendep-SRQ have been obtained in cross-sectional studies, no attention has been paid to its clinical relevance during BZ withdrawal, i.e., predictive validity and time course. We performed cross-validation and evaluated the predictive validity and time course on 180 long-term BZ users who were taking part in a general practice BZ discontinuation trial. Three of the four domains had good scalability. Some concerns arose about the preoccupation scale, which emphasizes the need for cross-validation in clinically relevant populations. All scales showed excellent reliability (subject discriminability, item discriminability), while construct and discriminant validity were adequate. All four scales contributed significantly to the prediction of whether complete abstinence would be achieved directly after taking part in the discontinuation program. This prediction was independent of the other prognostic variables, except for those in the domain problematic use. The scales problematic use and preoccupation showed good sensitivity to changes during follow-up. The insensitivity of the scale, lack of compliance can be explained by low baseline scores in our population, while the insensitivity of the withdrawal scale was probably the result of the study design. In conclusion, our study indicated the clinical relevance of the Bendep-SRQ before and during a BZ discontinuation trial. We recommend the use of the Bendep-SRQ in discontinuation therapy and research into the field of BZ addiction. Copyright © 2003 by Elsevier Science (USA). [ABSTRACT FROM AUTHOR]
- Published
- 2003
- Full Text
- View/download PDF
23. The prognostic value of gastrointestinal morbidity for gastric cancer.
- Author
-
Laheij, RJF, Jansen, JBMJ, van de Lisdonk, EH, Severens, JL, Verbeek, ALM, Laheij, R J, Jansen, J B, van de Lisdonk, E H, Severens, J L, and Verbeek, A L
- Subjects
DISEASES ,GASTROINTESTINAL diseases ,PROGNOSIS ,STOMACH tumors ,PREDICTIVE tests ,RETROSPECTIVE studies ,CASE-control method ,DISEASE complications - Abstract
Objective: A history of gastrointestinal disease is a risk factor for organic gastrointestinal disorders overall. We conducted a retrospective case-control study to explore whether a history of gastrointestinal disease is of prognostic value for gastric cancer.Methods: Forty-six patients with gastric cancer were identified from a dynamic population of approximately 12,000 patients followed since 1971 in four general practices. The control subjects without gastric cancer were matched one-on-one according to age, general practice, sex and observation period. Data on gastrointestinal morbidity in the period before gastric cancer was diagnosed were obtained from the Continuous Morbidity Registration.Results: The mean observation period between the date of enrolment in the registration and the first diagnosis of gastric carcinoma was 12 years. Although every patient with gastric cancer ultimately will develop gastrointestinal complaints, 28 of these patients had no previous gastrointestinal morbidity, in comparison with 26 control subjects. Furthermore, patients who developed gastric cancer did not have more frequent gastrointestinal morbidity in their past than the control subjects (odds ratio 0.80, 95% CI 0.32-2.03).Conclusions: Our results suggest that a history of gastrointestinal morbidity is not of prognostic value for gastric cancer. Focusing attention on patients with a past history of gastrointestinal symptoms to detect gastric cancer may be of little value. [ABSTRACT FROM AUTHOR]- Published
- 1999
- Full Text
- View/download PDF
24. The impact of type 2 diabetes mellitus on daily functioning.
- Author
-
de Grauw, WJC, van de Lisdonk, EH, Behr, RRA, van Gerwen, WHEM, van den Hoogen, HJM, van Weel, C, de Grauw, W J, van de Lisdonk, E H, Behr, R R, van Gerwen, W H, and van den Hoogen, H J
- Abstract
Background: Traditionally, health and the outcomes of medical treatment have been measured in terms of morbidity, incidence or prevalence of disease, or even mortality. This disease model provides an adequate framework for acute illnesses, but for chronic diseases, severity and their effect on everyday functioning are paramount. For chronic diseases, functional health status, as a vital part of quality of life, is now recognized as an important outcome measure of the GP's care.Objective: We aimed to assess the impact of type 2 diabetes mellitus on functional health status in Dutch general practice.Method: We conducted a cross-sectional study of the functional health status of all patients with type 2 diabetes mellitus under 85 in two general practices, using the Sickness Impact Profile (SIP) and the COOP/WONCA charts. A control group of non-diabetic patients was selected, matched for practice, sex and age.Results: In total, 127 type 2 diabetes mellitus patients and 127 controls participated in the study, the responses being 78 and 70%, respectively. Between these groups the following were significantly different: the SIP subscore Physical, the SIP sum score and the COOP/WONCA scores for physical fitness and overall health. Type 2 diabetes mellitus patients were 2.46 (95% CI 1.5-4.1) times more likely to experience functional impairment. Cardiovascular morbidity (odds ratio 2.5, 95% CI 1.3-4.7), locomotory morbidity (odds ratio 2.6, 95% CI 1.4-5.1) and diabetes itself (odds ratio 1.4, 95% CI 1.1-1.9) were significantly associated with the presence of functional impairment.Conclusion: This study demonstrates the impact of type 2 diabetes mellitus on functional status, particularly in relation to cardiovascular morbidity. [ABSTRACT FROM AUTHOR]- Published
- 1999
- Full Text
- View/download PDF
25. Tailored outreach visits as a method for implementing guidelines and improving preventive care.
- Author
-
Hulscher, MEJL, Van Drenth, BB, Mokkink, HGA, van de Lisdonk, EH, van der Wouden, JC, van Weel, C, and Grol, RPTM
- Published
- 1998
- Full Text
- View/download PDF
26. Prevalence of zebras in general practice: data from the Continuous Morbidity Registration Nijmegen.
- Author
-
van de Laar FA, Bor H, and van de Lisdonk EH
- Published
- 2008
- Full Text
- View/download PDF
27. A multidisciplinary community intervention for frail elderly persons is effective in a randomised comparison with R [sic].
- Author
-
Mellis RJF, van Eijken MIJ, Teerenstra S, Borm GF, Wensing M, van de Lisdonk EH, van Achterberg T, and Olde Rikkert MGM
- Published
- 2006
28. Use of oral prednisolone or naproxen for the treatment of gout arthritis: a double-blind, randomised equivalence trial.
- Author
-
Janssens HJ, Janssen M, van de Lisdonk EH, van Riel PL, and van Weel C
- Published
- 2008
- Full Text
- View/download PDF
29. Measurement invariance with respect to ethnicity of the Patient Health Questionnaire-9 (PHQ-9)
- Author
-
Baas KD, Cramer AO, Koeter MW, van de Lisdonk EH, van Weert HC, and Schene AH
- Published
- 2011
- Full Text
- View/download PDF
30. Is acarbose equivalent to tolbutamide as first treatment for newly diagnosed type 2 diabetes in general practice? A randomised controlled trial.
- Author
-
van de Laar FA, Lucassen PLB, Kemp J, van de Lisdonk EH, van Weel C, Rutten GEH, van de Laar, Floris A, Lucassen, Peter L B J, Kemp, Jaco, van de Lisdonk, Eloy H, van Weel, Chris, and Rutten, Guy E H M
- Abstract
We performed a double blind randomised controlled trial in general practice to assess equivalence between tolbutamide and acarbose with respect to the effect on mean HbA(1c) in newly diagnosed patients with type 2 diabetes. Secondary objectives were to compare the effects of both treatments on fasting and post-load blood glucose and insulin levels, lipids, and adverse events. Patients were randomised to receive acarbose, titrated step-wise to a maximum of 100mg three times daily (n=48) or tolbutamide, similarly titrated to a maximum of 2000 mg in three doses (n=48). The two treatments were considered equivalent if the two-sided 90% confidence interval (CI) for the difference in mean HbA(1c) levels was within the range -0.4 to 0.4%. Results were analysed on an intention-to-treat, per-protocol and on worst-case basis. Both agents reduced the HbA(1c) percentage and fasting blood glucose levels. The difference in mean decrease of HbA(1c) was 0.6% in favour of tolbutamide (90% CI 0.3, 0.9; 95% CI 0.2, 1.0). A worst-case analysis, assuming no change in HbA(1c) for dropouts, yielded a difference in mean decrease of 0.9% (90% CI 0.6, 1.2) in favour of tolbutamide. The difference in mean decrease of fasting blood glucose was 1.0 mmol/l in favour of tolbutamide (95% CI 0.3, 1.7). There were no significant differences in post-load blood glucose, fasting and post-load insulin levels, or lipids. In the acarbose group significantly more patients (15 versus 3) discontinued therapy because of adverse effects, mostly of gastrointestinal origin. We conclude that the results of this study favour tolbutamide over acarbose as first treatment for patients with newly diagnosed type 2 diabetes. [ABSTRACT FROM AUTHOR]
- Published
- 2004
- Full Text
- View/download PDF
31. Should prednisolone be first-line therapy for acute gout?
- Author
-
Richette P, Bardin T, Janssens HJ, Janssen M, van de Lisdonk EH, van Riel PL, and van Weel C
- Published
- 2008
- Full Text
- View/download PDF
32. Arthritis of the first metatarsophalangeal joint is not always gout: a prospective cohort study in primary care patients.
- Author
-
Kienhorst LB, Janssens HJ, Fransen J, van de Lisdonk EH, and Janssen M
- Subjects
- Aged, Female, Gout diagnosis, Humans, Male, Middle Aged, Primary Health Care, Prospective Studies, Rheumatic Diseases diagnosis, Synovial Fluid chemistry, Uric Acid analysis, Arthritis diagnosis, Metatarsophalangeal Joint
- Abstract
Objectives: Arthritis of the first metatarsophalangeal joint has been considered pathognomonic for gout, but it is unknown how frequently other forms of arthritis occur in this joint. The aims were to determine the validity of the general practitioner's clinical diagnosis using joint fluid analysis as the reference test, the prevalence of other diagnoses than gout, and the signs and symptoms that discriminate between gout and non-gout patients., Methods: This prospective cohort study comprised primary care patients with monoarthritis of the first metatarsophalangeal joint. After patient recruitment by general practitioners, patients' characteristics were collected by a rheumatologist. Joint fluid was analyzed for the presence of monosodium urate-crystals. If crystals were absent, patients entered a follow-up period of 6 years, or until a definite diagnosis. If during follow-up crystals were identified, the patient was classified as already having gout at baseline assessment., Results: One hundred and fifty-nine primary care patients were included. At baseline the clinical diagnosis was gout in 98%. The positive and negative predictive values of the diagnosis of gout were 0.79 and 0.75, respectively. After follow-up 77% had gout, 8% had another rheumatic disease, and 15% had a transient unspecified monoarthritis. Gout patients had discriminating signs and symptoms from non-gout patients., Conclusions: Gout is an important but certainly not an exclusive cause of arthritis of the first metatarsophalangeal joint., (Copyright © 2013 Société française de rhumatologie. Published by Elsevier SAS. All rights reserved.)
- Published
- 2014
- Full Text
- View/download PDF
33. Vascular outcomes in patients with screen-detected or clinically diagnosed type 2 diabetes: Diabscreen study follow-up.
- Author
-
Klein Woolthuis EP, de Grauw WJ, van Keeken SM, Akkermans RP, van de Lisdonk EH, Metsemakers JF, and van Weel C
- Subjects
- Aged, Cardiovascular Diseases etiology, Cardiovascular Diseases prevention & control, Diabetes Mellitus, Type 2 complications, Diabetes Mellitus, Type 2 therapy, Diabetic Angiopathies epidemiology, Diabetic Angiopathies prevention & control, Family Practice, Female, Follow-Up Studies, Humans, Male, Middle Aged, Myocardial Infarction etiology, Myocardial Infarction mortality, Myocardial Infarction prevention & control, Netherlands, Outcome and Process Assessment, Health Care, Proportional Hazards Models, Prospective Studies, Risk, Stroke etiology, Stroke mortality, Stroke prevention & control, Cardiovascular Diseases mortality, Diabetes Mellitus, Type 2 diagnosis, Mass Screening
- Abstract
Purpose: Screening guidelines for type 2 diabetes recommend targeting high-risk individuals. Our objective was to assess whether diagnosis of type 2 diabetes based on opportunistic targeted screening results in lower vascular event rates compared with diagnosis on the basis of clinical signs or symptoms., Methods: In a prospective, nonrandomized, observational study, we enrolled patients aged 45 to 75 years from 10 family practices in the Netherlands with a new diagnosis of type 2 diabetes, detected either by (1) opportunistic targeted screening (n = 359) or (2) clinical signs or symptoms (n = 206). Patients in both groups received the same guideline-concordant diabetes care. The main group outcome measure was a composite of death from cardiovascular disease (CVD), nonfatal myocardial infarction, and nonfatal stroke., Results: Baseline vascular disease was more prevalent in the opportunistic targeted screening group, mainly ischemic heart disease (12.3% vs 3.9%, P = .001) and nephropathy (16.9% vs 7.1%, P = .002). After a mean follow-up of 7.7 years (SD = 2.4 years) and 7.1 years (SD = 2.7 years) for the opportunistic targeted screening and clinical diagnosis groups, respectively, composite primary event rates did not differ significantly between the 2 groups (9.5% vs 10.2%, P = .78; adjusted hazard ratio 0.67, 95% confidence interval, 0.36-1.25; P = .21). There were also no significant differences in the separate event rates of deaths from CVD, nonfatal myocardial infarction, and nonfatal strokes., Conclusions: Opportunistic targeted screening for type 2 diabetes detected patients with higher CVD morbidity at baseline when compared with clinical diagnosis but showed similar CVD mortality and major CVD morbidity after 7.7 years. Opportunistic targeted screening and guided care appears to improve vascular outcomes in type 2 diabetes in primary care.
- Published
- 2013
- Full Text
- View/download PDF
34. Use of diuretics and the risk of gouty arthritis: a systematic review.
- Author
-
Hueskes BA, Roovers EA, Mantel-Teeuwisse AK, Janssens HJ, van de Lisdonk EH, and Janssen M
- Subjects
- Cohort Studies, Humans, Risk, Arthritis, Gouty etiology, Diuretics adverse effects
- Abstract
Objective: To systematically review the literature investigating the relationship between use of diuretics and the risk of gouty arthritis., Methods: PubMed (1950-October 2009), Embase (1974-October 2009), and the Cochrane Library (up to October 2009) were searched using keywords and MeSH terms diuretics, adverse effects, and gout. For this review, the technique of "best evidence synthesis" was used. Studies reporting frequency, absolute or relative risks, odds ratio, or rate ratio of gouty arthritis in diuretic users compared with nonusers were selected and evaluated. Studies had to be published in English. Checklists from the Dutch Cochrane Centre were used to assess the quality of randomized controlled trials (RCTs), cohort, and case-control studies., Results: Two RCTs, 6 cohort studies, and 5 case-control studies met the inclusion criteria. The overall quality of the studies was moderate. In a RCT the rate ratio of gout for use of bendrofluazide vs placebo was 11.8 (95% CI 5.2-27.0). The other RCT found a rate ratio of 6.3 (95% CI 0.8-51) for use of hydrochlorothiazide plus triamterene vs placebo. Three cohort studies and 4 case-control studies found higher risks of gouty arthritis in users compared with nonusers of diuretics., Conclusions: There is a trend toward a higher risk for acute gouty arthritis attacks in patients on loop and thiazide diuretics, but the magnitude and independence is not consistent. Therefore, stopping these useful drugs in patients who develop gouty arthritis is not supported by the results of this review., (Copyright © 2012 Elsevier Inc. All rights reserved.)
- Published
- 2012
- Full Text
- View/download PDF
35. [The patient with arthritis: care by both general practitioners and rheumatologists].
- Author
-
Janssens H, van de Lisdonk EH, and Janssen M
- Subjects
- Arthritis, Rheumatoid diagnosis, Early Diagnosis, Humans, Prognosis, Quality of Life, Treatment Outcome, Antirheumatic Agents therapeutic use, Arthritis, Rheumatoid drug therapy, Patient Care Team, Primary Health Care, Rheumatology
- Abstract
Early aggressive treatment of rheumatoid arthritis (RA) with disease-modifying antirheumatic drugs such as TNF inhibitors prevents joint damage and improves the quality of life. There is increasing insight regarding the cardiovascular risks of patients suffering from RA or gout. These aspects and others are considered in this paper with respect to early diagnosis, treatment and prognosis of patients with arthritis, in particular RA or gout. In the Netherlands approximately 8900 general practitioners (GPs) and 230 rheumatologists, working in different settings (primary care and hospitals), are together responsible for the care of patients with arthritis. They must communicate and co-operate at a national, regional and local level to organize this care--the aim being to reach mutual agreement regarding the responsibility for each part of the diagnosis and management at each stage of the disease.
- Published
- 2011
36. [Aftercare in oncology--greater role for the general practitioner].
- Author
-
de Vegt F, van Dijck JA, van de Lisdonk EH, and Verbeek AL
- Subjects
- Disease-Free Survival, Humans, Neoplasms epidemiology, Netherlands epidemiology, Patient-Centered Care, Physician-Patient Relations, Practice Patterns, Physicians', Prevalence, Aftercare, Continuity of Patient Care, Delivery of Health Care standards, General Practitioners standards, Neoplasms therapy, Physician's Role
- Abstract
Patients who undergo curative treatment for cancer continue to be medically monitored for a number of years. Scheduled aftercare, mainly aimed at early detection of locoregional cancer recurrences, distant metastases and secondary primary tumours, takes place chiefly in the second line, but is expected to shift to the first line. Figures from the Nijmegen Continuous Morbidity Registration show that an average (Dutch) general practitioner, caring for about 2500 patients, has in his practice 90 patients who have or have had cancer. This number will increase due to the increasing prevalence of cancer. In addition, extra consultations for each cancer patient will increase the demand for GP care.
- Published
- 2011
37. A diagnostic rule for acute gouty arthritis in primary care without joint fluid analysis.
- Author
-
Janssens HJ, Fransen J, van de Lisdonk EH, van Riel PL, van Weel C, and Janssen M
- Subjects
- Acute Disease, Arthritis, Gouty metabolism, Diagnosis, Differential, Disease Progression, Female, Follow-Up Studies, Humans, Male, Middle Aged, Predictive Value of Tests, Prospective Studies, ROC Curve, Arthritis, Gouty diagnosis, Primary Health Care methods, Synovial Fluid chemistry, Uric Acid analysis
- Abstract
Background: Most cases of acute gouty arthritis are diagnosed in primary care and without joint fluid analysis in many instances. Our objectives were to estimate the validity of this diagnosis by family physicians and to develop a diagnostic rule., Methods: Patients with monoarthritis recruited in an open Dutch population with gout by family physician diagnosis were enrolled in a diagnostic study (March 24, 2004, through July 14, 2007). Validity variables were estimated using 2 x 2 tables, with the presence of synovial monosodium urate crystals as the reference test. For development of the diagnostic rule, clinical variables (including the presence of synovial monosodium urate crystals) were collected within 24 hours. Statistically significant variables and predefined variables were separately entered in multivariate logistic regression models to predict the presence of synovial monosodium urate crystals. Diagnostic performance of the models was tested by receiver operating characteristic curve analysis. The most appropriate model was transformed to a clinically useful diagnostic rule., Results: Three hundred twenty-eight patients were included in the study. The positive and negative predictive values of family physician diagnosis of gout were 0.64 and 0.87, respectively. The most appropriate model contained the following predefined variables: male sex, previous patient-reported arthritis attack, onset within 1 day, joint redness, first metatarsophalangeal joint (MTP1) involvement, hypertension or 1 or more cardiovascular diseases, and serum uric acid level exceeding 5.88 mg/dL (to convert serum uric acid level to micromoles per liter, multiply by 59.485). The area under the receiver operating characteristic curve for this model was 0.85 (95% confidence interval, 0.81-0.90). Performance did not change after transforming the regression coefficients to easy-to-use scores and was almost equal to that of the statistically optimal model (area under the receiver operating characteristic curve, 0.87; 95% confidence interval, 0.83-0.91)., Conclusions: The validity of family physician diagnosis of acute gouty arthritis was moderate in this study. An easy-to-use diagnostic rule without joint fluid analysis was developed for their use.
- Published
- 2010
- Full Text
- View/download PDF
38. Limited validity of the American College of Rheumatology criteria for classifying patients with gout in primary care.
- Author
-
Janssens HJ, Janssen M, van de Lisdonk EH, Fransen J, van Riel PL, and van Weel C
- Subjects
- Adult, Aged, Female, Gout classification, Humans, Male, Middle Aged, Predictive Value of Tests, Prospective Studies, Sensitivity and Specificity, Gout diagnosis, Primary Health Care methods
- Published
- 2010
- Full Text
- View/download PDF
39. The effect on caregiver burden of a problem-based home visiting programme for frail older people.
- Author
-
Melis RJ, van Eijken MI, van Achterberg T, Teerenstra S, Vernooij-Dassen MJ, van de Lisdonk EH, and Rikkert MG
- Subjects
- Adult, Aged, Aged, 80 and over, Female, Follow-Up Studies, Housing for the Elderly, Humans, Male, Middle Aged, Netherlands, Program Evaluation, Quality of Life, Caregivers psychology, Community Health Nursing organization & administration, Cost of Illness, Frail Elderly psychology, Geriatric Nursing organization & administration
- Abstract
Objective: caregiver effects of geriatric care models focusing primarily at the patient have not been consistently studied. We studied caregiver effects of a nurse-led comprehensive geriatric evaluation and management (GEM) programme for community-dwelling frail older people that showed-in a randomised comparison with usual care--health-related quality of life benefits for the care receivers., Methods: this randomised trial included 110 caregiver/patient dyads who were followed up for 6 months. Primary analyses were intention-to-treat analyses of caregiver burden assessed with Zarit Burden Interview (ZBI; 0-88; higher means more burden). Preplanned subgroup analyses were conducted for cognition, living arrangement and patient/caregiver co-residence., Results: overall, perceived caregiver burden showed no significant differences between study groups in changes over time. However, perceived burden was at baseline more than eight points higher in caregivers sharing a household with patients (n = 23) compared to caregivers living separately (n = 87). The intervention performed better in caregivers living together with the patient than in caregivers living separately (P for interaction = 0.04). Co-resident caregivers experienced six-Zarit point improvement compared with four-point deterioration in the non-co-resident caregivers., Conclusions: GEM at home benefited patients, but maybe not caregivers. Caregiver effects are related to whether caregivers live with the patient or not.
- Published
- 2009
- Full Text
- View/download PDF
40. Yield of opportunistic targeted screening for type 2 diabetes in primary care: the diabscreen study.
- Author
-
Klein Woolthuis EP, de Grauw WJ, van Gerwen WH, van den Hoogen HJ, van de Lisdonk EH, Metsemakers JF, and van Weel C
- Subjects
- Aged, Comorbidity, Diabetes Mellitus, Type 2 epidemiology, Diabetes Mellitus, Type 2 prevention & control, Female, Humans, Male, Middle Aged, Netherlands epidemiology, Obesity epidemiology, Prevalence, Program Evaluation, Risk Factors, Diabetes Mellitus, Type 2 diagnosis, Family Practice methods, Mass Screening methods, Outcome Assessment, Health Care, Primary Health Care methods
- Abstract
Purpose: In screening for type 2 diabetes, guidelines recommend targeting high-risk individuals. Our objectives were to assess the yield of opportunistic targeted screening for type 2 diabetes in primary care and to assess the diagnostic value of various risk factors., Methods: In 11 family practices (total practice population = 49,229) in The Netherlands, we conducted a stepwise opportunistic screening program among patients aged 45 to 75 years by (1) identifying high-risk individuals (=1 diabetes risk factor) and low-risk individuals using the electronic medical record, (2) obtaining a capillary fasting plasma glucose measurement, repeated on a separate day if the value was greater than 110 mg/dL, and (3) obtaining a venous sample if both capillary fasting plasma glucose values were greater than 110 mg/dL and at least 1 sample was 126 mg/dL or greater. We calculated the yield (percentage of invited patients with undiagnosed diabetes), number needed to screen (NNS), and diagnostic value of the risk factors (odds ratio and area under the receiver operating characteristic curve)., Results: We invited for a first capillary measurement 3,724 high-risk patients seen during usual care and a random sample of 465 low-risk patients contacted by mail. The response rate was 90% and 86%, respectively. Ultimately, 101 high-risk patients (2.7%; 95% confidence interval [CI], 2.2%-3.3%; NNS = 37) and 2 low-risk patients (0.4%; 95% CI, 0.1%-1.6%; NNS = 233) had undiagnosed diabetes (P <.01). The prevalence of diabetes among patients 45 to 75 years old increased from 6.1% to 6.8% as a result. Among diagnostic models containing various risk factors, a model containing obesity alone was the best predictor of undiagnosed diabetes (odds ratio = 3.2; 95% CI, 2.0-5.2; area under the curve=0.63)., Conclusions: The yield of opportunistic targeted screening was fair; obesity alone was the best predictor of undiagnosed diabetes. Opportunistic screening for type 2 diabetes in primary care could target middle-aged and older adults with obesity.
- Published
- 2009
- Full Text
- View/download PDF
41. Setting and registry characteristics affect the prevalence and nature of multimorbidity in the elderly.
- Author
-
Schram MT, Frijters D, van de Lisdonk EH, Ploemacher J, de Craen AJ, de Waal MW, van Rooij FJ, Heeringa J, Hofman A, Deeg DJ, and Schellevis FG
- Subjects
- Aged, Aged, 80 and over, Diabetes Mellitus epidemiology, Family Practice statistics & numerical data, Female, Homes for the Aged statistics & numerical data, Hospitalization statistics & numerical data, Humans, Male, Middle Aged, Netherlands epidemiology, Nursing Homes statistics & numerical data, Prevalence, Registries, Chronic Disease epidemiology, Comorbidity
- Abstract
Objective: The aim of the study was to investigate how settings and registry characteristics affect the prevalence and nature of multimorbidity in elderly individuals., Study Design and Setting: We used data from three population-based studies, two general practitioner registries, one hospital discharge register, and one nursing home registry to estimate the prevalence of multimorbidity. Individuals aged 55 years and over were included., Results: Multimorbidity was most prevalent in nursing homes (82%), followed by the general population and general practitioner registries (56%-72%) and the hospital setting (22%). There were large differences in the nature of multimorbidity between settings. Combinations of hypertension, heart disease, and osteoarthritis were dominant in the population-based setting, whereas hypertension in combination with osteoarthritis, obesity, disorders of lipid metabolism, and diabetes dominated in the general practitioner setting. In the hospital setting, combinations of heart diseases had the highest prevalence. Combinations of dementia, hypertension, and stroke were dominant within the nursing home setting., Conclusion: This study shows that setting and registry characteristics have an important influence on the outcome of multimorbidity studies. We recommend provision of at least information about the setting, the (list of) conditions included, the data collection method, and the time frame used, when reporting about the size and nature of multimorbidity.
- Published
- 2008
- Full Text
- View/download PDF
42. Systemic corticosteroids for acute gout.
- Author
-
Janssens HJ, Lucassen PL, Van de Laar FA, Janssen M, and Van de Lisdonk EH
- Subjects
- Acute Disease, Adrenal Cortex Hormones administration & dosage, Adrenocorticotropic Hormone therapeutic use, Humans, Indomethacin therapeutic use, Triamcinolone therapeutic use, Adrenal Cortex Hormones therapeutic use, Gout drug therapy
- Abstract
Background: Gout is one of the most frequently occurring rheumatic diseases, worldwide. Given the well-known drawbacks of the regular treatments for acute gout (non-steroidal anti-inflammatory drugs (NSAIDs), colchicine), systemic corticosteroids might be safe alternatives., Objectives: To assess the efficacy and safety of systemic corticosteroids in the treatment of acute gout in comparison with placebo, NSAIDs, colchicine, other active drugs, other therapies, or no therapy., Search Strategy: Searches were done in the following electronic databases: Cochrane Central Register of Controlled Trials (CENTRAL) (The Cochrane Library 2007); MEDLINE (1966 to 2007) through PubMed; EMBASE (1974 to 2007); Web of Science (1975 to 2007); LILACS (1986 to 2007); and databases of ongoing trials (up to April 2007)., Selection Criteria: Randomized controlled trials and controlled clinical trials investigating the use of systemic corticosteroids in the treatment of acute gout were included., Data Collection and Analysis: Two review authors decided independently which trials to include. The same review authors also collected the data in a standardised form and assessed the methodological quality of the trial using validated criteria. When possible, continuous and dichotomous data were summarised statistically., Main Results: Three head to head trials involving 148 patients (74 systemic corticosteroids; 74 comparator drugs) were included. Placebo-controlled trials were not found. In the studies, different kinds of systemic corticosteroids and different kinds of control drugs were used, both administered in different routes. Intramuscular triamcinolone acetonide was compared respectively to oral indomethacine, and intramuscular adrenocorticotropic hormone (ACTH); oral prednisolone (together with a single intramuscular diclophenac injection) was compared to oral indomethacine (together with a single placebo injection). Outcome measurements varied: average number of days until total relief of signs, mean decrease of pain per unit of time in mm on a visual analogue scale (VAS) - during rest and activity. In the triamcinolone-indomethacine trial the clinical joint status was used as an additional outcome. Clinically relevant differences between the studied systemic corticosteroids and the comparator drugs were not found; important safety problems attributable to the used corticosteroids were not reported. The quality of the three studies was graded as very low to moderate. Statistical pooling of results was not possible., Authors' Conclusions: There is inconclusive evidence for the efficacy and effectiveness of systemic corticosteroids in the treatment of acute gout. Patients with gout did not report serious adverse effects from systemic corticosteroids, when used short term.
- Published
- 2008
- Full Text
- View/download PDF
43. Cost-effectiveness of a multidisciplinary intervention model for community-dwelling frail older people.
- Author
-
Melis RJ, Adang E, Teerenstra S, van Eijken MI, Wimo A, van Achterberg T, van de Lisdonk EH, and Rikkert MG
- Subjects
- Aged, Aged, 80 and over, Confidence Intervals, Cost-Benefit Analysis, Female, Geriatric Assessment methods, Geriatric Assessment statistics & numerical data, Health Services for the Aged economics, Home Care Services economics, Homes for the Aged economics, Humans, Interdisciplinary Communication, Male, Models, Econometric, Netherlands, Patient Care Team, Single-Blind Method, Frail Elderly statistics & numerical data, Home Care Services statistics & numerical data, Homes for the Aged statistics & numerical data, Models, Theoretical
- Abstract
Background: There is growing interest in geriatric care for community-dwelling older people. There are, however, relatively few reports on the economics of this type of care. This article reports about the cost-effectiveness of the Dutch Geriatric Intervention Program (DGIP) compared to usual care in frail older people at 6-month follow-up from a health care system's point of view., Methods: We conducted this economic evaluation in an observer-blind randomized controlled trial (Dutch EASYcare Study: ClinicalTrials.gov Identifier NCT00105378). Difference in treatment effect was calculated as the difference in proportions of successfully treated patients (prevented functional decline accompanied by improved well-being). Incremental treatment costs were calculated as the difference in mean total care costs. The incremental cost-effectiveness ratio (ICER) was expressed as total cost per successful treatment. Bootstrap methods were used to determine confidence intervals (CI) for these measures., Results: The average cost of the intervention under study (DGIP) was 998 euros (95% CI, 888-1108). The increment in total cost resulting from DGIP was a little over 761 euros (-3336 to 4687). Hospitalization and institutionalization costs were less; home care, adult day care, and meals-on-wheels costs were higher. There was a significant difference in proportions of successful treatments of 22.3% (4.3-41.4). The number needed to treat was approximately 4.7 (2.3-18.0). The ICER is 3418 euros per successful treatment (-21,458 to 45,362). The new treatment is cost-effective at a willingness-to-pay of 34,000 euros., Conclusion: The results of this economic evaluation suggest that DGIP is an effective addition to primary care for frail older people at a reasonable cost.
- Published
- 2008
- Full Text
- View/download PDF
44. A randomized study of a multidisciplinary program to intervene on geriatric syndromes in vulnerable older people who live at home (Dutch EASYcare Study).
- Author
-
Melis RJ, van Eijken MI, Teerenstra S, van Achterberg T, Parker SG, Borm GF, van de Lisdonk EH, Wensing M, and Rikkert MG
- Subjects
- Aged, Aged, 80 and over, Female, Geriatric Assessment statistics & numerical data, Geriatrics methods, Humans, Interdisciplinary Communication, Male, Models, Theoretical, Netherlands, Outcome Assessment, Health Care, Patient Care Team, Primary Health Care methods, Primary Health Care standards, Syndrome, Aging pathology, Frail Elderly, Health Services for the Aged standards, Home Care Services standards
- Abstract
Background: The effectiveness of community-based geriatric intervention models for vulnerable older adults is controversial. We evaluated a problem-based multidisciplinary intervention targeting vulnerable older adults at home that promised efficacy through better timing and increased commitment of patients and primary care physicians. This study compared the effects of this new model to usual care., Methods: Primary care physicians referred older people for problems with cognition, nutrition, behavior, mood, or mobility. One hundred fifty-one participants (mean age 82.2 years, 74.8% women) were included in a pseudocluster randomized trial with 6-month follow-up for the primary outcomes. Eighty-five participants received the new intervention, and 66 usual care. In the intervention arm, geriatric nurses visited patients at home for geriatric assessment and management in cooperation with primary care physicians and geriatricians. Modified intention-to-treat analyses focused on differences between treatment arms in functional abilities (Groningen Activity Restriction Scale-3) and mental well-being (subscale mental health Medical Outcomes Study [MOS]-20), using a mixed linear model., Results: After 3 months, treatment arms showed significant differences in favor of the new intervention. Functional abilities improved 2.2 points (95% confidence interval [CI], 0.3-4.2) and well-being 5.8 points (95% CI, 0.1-11.4). After 6 months, the favorable effect increased for well-being (9.1; 95% CI, 2.4-15.9), but the effect on functional abilities was no longer significant (1.6; 95% CI, -0.7 to 3.9)., Conclusions: This problem-based geriatric intervention improved functional abilities and mental well-being of vulnerable older people. Problem-based interventions can increase the effectiveness of primary care for this population.
- Published
- 2008
- Full Text
- View/download PDF
45. The role of craving in relapse after discontinuation of long-term benzodiazepine use.
- Author
-
Mol AJ, Oude Voshaar RC, Gorgels WJ, Breteler MH, van Balkom AJ, van de Lisdonk EH, Kan CC, and Zitman FG
- Subjects
- Aged, Female, Humans, Male, Mental Disorders, Middle Aged, Personality, Recurrence, Regression Analysis, Severity of Illness Index, Substance-Related Disorders, Benzodiazepines administration & dosage, Benzodiazepines adverse effects, Substance Withdrawal Syndrome psychology
- Abstract
Objective: Craving for benzodiazepines has never been examined as a factor of relapse after successful benzodiazepine discontinuation. In this study, we examined the predictive value of craving on benzodiazepine relapse., Method: A stepped-care intervention trial aimed to discontinue long-term benzodiazepine use in general practice. The first step was the sending of a letter to users advising them to gradually quit their use by themselves (i.e., minimal intervention). The second step, a supervised tapering-off program, was offered to those unable to discontinue by themselves. Craving was assessed by means of the Benzodiazepine Craving Questionnaire (BCQ). Multiple Cox proportional hazards regression analyses were performed to examine the effect of craving on subsequent relapse during a 15-month follow-up period in patients who had successfully quit their benzodiazepine use by themselves after the minimal intervention (N = 79) and in those patients who had successfully quit after the supervised tapering-off program (N = 45). Data were collected from August 1998 to December 2001., Results: Thirty-five (44%) and 24 (53%) patients had relapsed after the minimal intervention and tapering-off program, respectively. Patients able to quit by themselves experienced very little craving. In this sample, craving was not related to relapse (p = .82). In patients who needed an additional supervised tapering-off program, higher craving scores were significantly related to relapse (hazard ratio = 1.26, 95% CI = 1.02 to 1.54, p = .029), when corrected for benzodiazepine characteristics, psychopathology, and personality characteristics., Conclusion: Craving is an independent factor of subsequent relapse after successful benzodiazepine discontinuation in long-term benzodiazepine users who are not able to quit their usage of their own accord.
- Published
- 2007
- Full Text
- View/download PDF
46. Screening for type 2 diabetes in primary care using a stepwise protocol: the Diabscreen study.
- Author
-
Klein Woolthuis EP, de Grauw WJ, van Gerwen WH, van den Hoogen HJ, van de Lisdonk EH, Metsemakers JF, and van Weel C
- Subjects
- Aged, Body Mass Index, Diabetes Mellitus, Type 2 blood, Female, Humans, Male, Mass Screening, Middle Aged, Predictive Value of Tests, Risk Factors, Blood Glucose analysis, Diabetes Mellitus, Type 2 diagnosis, Diabetes Mellitus, Type 2 epidemiology, Primary Health Care
- Abstract
Aim: To evaluate a stepwise protocol in opportunistic screening for type 2 diabetes., Methods: From 2000 to 2001, in 11 Dutch general practices (n=49,229) we invited at-risk patients during usual care for a capillary fasting plasma glucose (cFPG1) measurement. If >6.0 mmol/l, a second sample (cFPG2) was taken on another day, followed by a venous sample (vFPG) if cFPG2>6.0 mmol/l and cFPG1 or 2> or =7.0 mmol/l., Results: Of 3724 at-risk patients invited for a cFPG1, 3335 (90%) returned for the measurement. Ultimately, in 125 (4%) of them a vFPG was measured. In 101 out of 125 patients the vFPG was > or =7.0 mmol/l, giving a positive predictive value of our protocol of 81%., Conclusion: A stepwise screening protocol including two subsequent capillary blood glucose measurements from a portable blood glucose meter is well applicable in screening for type 2 diabetes in primary care.
- Published
- 2007
- Full Text
- View/download PDF
47. Identifying people at risk for undiagnosed type 2 diabetes using the GP's electronic medical record.
- Author
-
Klein Woolthuis EP, de Grauw WJ, van Gerwen WH, van den Hoogen HJ, van de Lisdonk EH, Metsemakers JF, and van Weel C
- Subjects
- Adult, Aged, Female, Humans, Male, Medical Audit, Middle Aged, Netherlands, Risk Assessment, Diabetes Mellitus, Type 2 diagnosis, Medical Records Systems, Computerized, Physicians, Family
- Abstract
Background: Screening for type 2 diabetes is recommended in at-risk patients. The GP's electronic medical record (EMR) might be an attractive tool for identifying them., Objective: To assess the value of the GP's EMR in identifying patients at risk for undiagnosed type 2 diabetes and the feasibility to use this information in usual care to initiate screening., Methods: In 11 Dutch general practices (25 GPs), we performed an EMR-derived risk assessment in all patients aged > or =45 and < or =75 years, without known diabetes, identifying those at risk according to the American Diabetes Association recommendations. Patients with an EMR-derived risk or risk after additional risk assessment during regular consultation were invited for capillary fasting plasma glucose (FPG) measurement., Results: Of 13 581 patients, 3858 (28%) had an EMR-based risk (hypertension, cardiovascular disease, lipid metabolism disorders and/or obesity). Additional risk assessment in those without an EMR-based risk showed that in 51%, greater than one risk factor was present, mainly family history (51.2%) and obesity (59%). Ninety per cent returned for the FPG measurement. In both groups, we found patients with an FPG exceeding the cut point for diabetes (5.9% versus 4.1%)., Conclusions: With additional risk assessment during consultation, the GP's EMR was valuable in identifying patients at risk for undiagnosed type 2 diabetes. It was feasible to use this information to initiate screening. At-risk patients were willing to take part in screening. Better registration of family history and obesity will improve the EMR as a tool for identifying at-risk patients in opportunistic screening in general practice.
- Published
- 2007
- Full Text
- View/download PDF
48. [Gout not induced by diuretics in a case-control study in general practice].
- Author
-
Janssens HJ, van de Lisdonk EH, Janssen M, van den Hoogen HJ, and Verbeek AL
- Abstract
Objective: To determine the relation between diuretics and the development of gout, taking into account the possible confounding by hypertension and cardiovascular diseases., Design: Case-control study., Method: With the aid of the data on morbidity and medication from the electronic medical files ofa dispensing general practitioner, all patients with a first gout registration during the period from October 1994 to September 2002 were identified as cases; in the same practice, for each patient, 3 controls of the same age and sex who were known not to have gout were selected at random. Conditional logistic regression analyses were carried out to estimate the odds ratio (OR) for gout in patients who had used diuretics for at least 3 months and in patients suffering from hypertension, heart failure, or myocardial infarction. The statistical interaction between variables was investigated after stratification for diuretic use., Results: Via the medical files, 70 gout patients (59 men), with a mean age of 55.1 years (SD: 13.5) were identified, plus 210 matched controls. When assessed without correction, the use ofdiuretics seemed to be associated with a definite risk of gout: OR: 2.8 (95% CI: 1.2-6.6). But after adjustment for the cardiovascular variables hypertension, heart failure and myocardial infarction, the risk of gout associated with diuretic use disappeared: OR: 0.6 (95% CI: 0.2-2.0). An independent risk of gout was demonstrated for hypertension (OR: 3.9; 95% CI: 1.6-10.0), and to a lesser degree for myocardial infarction (OR: 1.5; 95% CI: 0-5-4.1). The risk of gout associated with heart failure was also calculated (OR: 40.1; 95% CI: 3.8-437.2), but diuretic independency could not be proven as all patients with heart failure were on diuretics and there was no heart failure among those not using diuretics., Conclusion: In this case-control study, the use of diuretics did not increase the risk of gout. The cardiovascular indications for prescribing diuretics were significant confounders.
- Published
- 2007
49. Alpha-glucosidase inhibitors for people with impaired glucose tolerance or impaired fasting blood glucose.
- Author
-
Van de Laar FA, Lucassen PL, Akkermans RP, Van de Lisdonk EH, and De Grauw WJ
- Subjects
- Acarbose therapeutic use, Diabetes Mellitus, Type 2 prevention & control, Humans, Metformin therapeutic use, Prediabetic State drug therapy, Randomized Controlled Trials as Topic, Blood Glucose drug effects, Enzyme Inhibitors therapeutic use, Fasting blood, Glucose Intolerance drug therapy, Glycoside Hydrolase Inhibitors
- Abstract
Background: Alpha-glucosidase inhibitors (AGIs) reduce blood glucose levels and may thus prevent type 2 diabetes and cardiovascular disease in patients with impaired glucose tolerance. These possible effects, and the effects on quality of life, plasma lipids and body weight, have never been investigated in a systematic literature review and meta-analysis., Objectives: To assess the effects of alpha-glucosidase inhibitors in patients with impaired glucose tolerance (IGT) or impaired fasting blood glucose (IFBG), or both., Search Strategy: We searched The Cochrane Library (Clinical Trials database, formerly known as CENTRAL), PUBMED, EMBASE, Web of Science, LILACS, databases of ongoing trials, reference lists of relevant reviews, and we contacted experts and manufacturers. Date of last search was February 2006., Selection Criteria: Randomised controlled trials of at least one-year duration in patients with IGT or IFBG, or both, comparing AGI monotherapy with any other intervention., Data Collection and Analysis: Two reviewers read all abstracts, assessed quality and extracted data independently. Discrepancies were resolved by consensus or by the judgement of a third reviewer., Main Results: We included five trials (2360 participants), all investigating acarbose, that included patients with IGT or patients 'at increased risk for diabetes' (n = 1). Study duration was one, three (n = 2), five and six years. One study was at low risk of bias and four studies at high risk of bias. Except for the outcome incidence of type 2 diabetes in acarbose versus no treatment (two studies), meta-analyses were not possible. Data from the study at low risk of bias suggests that acarbose decreases the occurrence of type 2 diabetes (NNT = 10), cardiovascular events (NNT = 50, based on 47 events, study not initially powered for this outcome), post-load blood glucose (-0.6 mmol/L, 95% CI -1.0 to -0.3) and body mass index (0.3 kg/m(2), 95% CI -0.1 to -0.5). No statistically significant effects were observed on mortality, other morbidity, glycated haemoglobin, fasting blood glucose, lipids and blood pressure. The effects on the incidence of type 2 diabetes were confirmed in two studies at high risk of bias (OR 0.2, 95% CI 0.1 to 0.6). Adverse effects were mostly of gastro-intestinal origin (OR 3.5, 95% CI 2.7 to 4.4)., Authors' Conclusions: There is evidence that acarbose reduces the incidence of type 2 diabetes in patients with IGT. However, it is unclear whether this should be seen as prevention, delay or masking of diabetes. Acarbose may prevent the occurrence of cardiovascular events, but this finding needs to be confirmed in more studies.
- Published
- 2006
- Full Text
- View/download PDF
50. Gout, not induced by diuretics? A case-control study from primary care.
- Author
-
Janssens HJ, van de Lisdonk EH, Janssen M, van den Hoogen HJ, and Verbeek AL
- Subjects
- Adult, Aged, Case-Control Studies, Female, Heart Failure complications, Humans, Hypertension complications, Incidence, Logistic Models, Male, Middle Aged, Myocardial Infarction complications, Diuretics adverse effects, Gout chemically induced
- Abstract
Background: It is taken for granted that diuretics may induce gout, but there is a general lack of evidence on this topic., Objectives: To determine the incidence of gout in patients who use diuretics, taking into account concurrent hypertension and cardiovascular diseases., Methods: A case-control study was designed. From a primary care population all patients with a first gout registration (59 men, 11 women; mean (SD) age 55.1 (13.5)) were identified as cases. To relate the occurrence of gout to diuretic use a matched reference series of three controls for each case was compiled. Conditional logistic regression analyses were applied to estimate incidence rate ratios (IRRs) of gout, and 95% confidence intervals (CIs), in subjects with and without diuretic treatment, hypertension, and cardiovascular diseases. Additional stratification analyses were made, particularly in the subjects not using diuretics., Results: The IRRs of gout in subjects with v those without diuretic treatment, hypertension, heart failure, and myocardial infarction were 2.8 (95% CI 1.2 to 6.6), 2.6 (95% CI 1.2 to 5.6), 20.9 (95% CI 2.5 to 173.8), and 1.9 (95% CI 0.7 to 4.7), respectively. After adjustment, the IRR of gout for diuretic use dropped to 0.6 (95% CI 0.2 to 2.0), while the IRRs of gout for hypertension, heart failure, and myocardial infarction were still >1. This was also the case for subjects with hypertension or myocardial infarction, who had not used diuretics., Conclusion: The results suggest that diuretics do not actually increase the risk of gout. Cardiovascular indications for treatment may have confounded previous inferences.
- Published
- 2006
- Full Text
- View/download PDF
Catalog
Discovery Service for Jio Institute Digital Library
For full access to our library's resources, please sign in.