Search

Voor het eerst rapporteren alle supermarkten, behalve Plus, over de verkoop van producten in de Schijf van Vijf. Behalve Albert Heijn en Plus, hebben alle in Superlijst onderzochte supermarkten doelen gesteld om het aandeel Schijf van Vijf in hun verkoop te vergroten, wat een positieve ontwikkeling is richting een gezondere supermarkt. Deze ambities zijn echter nog niet terug te zien in de ontwikkeling van hun assortimenten, aanbiedingen en winkelinrichting, waarin ongezonde producten onverminderd de boventoon blijven voeren. Dat is schrijnend, omdat supermarkten in het Nationaal Preventieakkoord (2018) hebben beloofd maatregelen te nemen die consumenten helpen gezondere keuzes te maken, waaronder een jaarlijkse consumptiegroei van producten uit de Schijf van Vijf. In de ranglijst van 2024 loopt Ekoplaza voorop, gevolgd door middenmoters Lidl en Dirk. Jumbo, Aldi, Albert Heijn en Plus blijven achter.

Background: Traditional food marketing, mostly involving advertisement of nutrient poor and energy dense foods, has the effect of enhancing attitudes, preferences, and increasing intake of marketed foods in adolescents, with detrimental consequences for health. While the use of social media applications in adolescents has proliferated, little is known about the content of food promotions within these applications. The aim of this study was to investigate adolescents’ exposure to and evaluation of social media food promotions (SMFPs). Methods: Australian adolescents aged 13–16 years joined one-on-one Zoom meetings with the researcher on the device they normally used for social media. Participants shared their screen and visited up to three of their favourite social media platforms for 10 min each, during which the researcher pointed out examples of SMFPs to participants. Next, participants answered questions about their awareness and appreciation of SMFPs. Screenshots of SMFPs were de-identified and analysed. Results: The study included 35 adolescents aged 14.4 (± 1.2) years (boys: n = 18; girls: n = 17). Instagram, Snapchat and YouTube were the most favoured social media platforms. During a total of 1000 min of viewing time, 1801 unbranded (n = 1221) and branded (n = 580) SMFPs were identified. Participants viewed a median rate (IQR) of 12.0 (6.3–20) SMFPs per 10 min, with a median rate of 6.0 (3–11) non-core SMFPs per 10 min. A majority of SMFPs (62%) were embedded into celebrity influencer or entertaining content (e.g., vlogs, cooking videos, streamed TV content). In total, 60% of the participants said they had sometimes, rarely or never noticed the SMFPs pointed out by the researcher themselves. Participants largely remembered non-core foods or brands (77%). Almost half (49%) of participants liked SMFPs, while only 6% disliked them. Conclusions: This study contributes to a relatively unexplored research area. The outcomes show adolescents’ SMFP exposure mostly co

Internally regulated eating style, the eating style that is driven by internal bodily sensations of hunger and satiation, is a concept that has received increasing attention in the literature and health practice over the last decades. The various attempts that have been made so far to conceptualize internally regulated eating have taken place independently of one another and each sheds light on only parts of the total picture of what defines internally regulated eating. This has resulted in a literature that is rather fragmented. More importantly, it is not yet clear which are the characteristics that comprise this eating style. In this paper, we identify and describe the full spectrum of these characteristics, namely, sensitivity to internal hunger and satiation signals, self-efficacy in using internal hunger and satiation signals, self-trusting attitude for the regulation of eating, relaxed relationship with food, and tendency to savor the food while eating. With this research, we introduce a common language to the field and we present a new theoretical framework that does justice not just to the full breadth of characteristics that are necessary for the internally regulated eating style but also to the associations between them and the potential mechanisms by which they contribute to this eating style.

Een verkenning naar draagvlak, haalbaarheid, betaalbaarheid en impact De overheid stimuleert dat basisscholen kinderen helpen om gezond te leven. Een gezonde schoollunch en meer bewegen onder schooltijd kunnen hierbij helpen. Uit onderzoek blijkt dat hier draagvlak voor is onder ouders, kinderen en scholen. Ook is het haalbaar, mits al deze partijen worden betrokken bij de organisatie. Ouders zijn bereid om mee te betalen (1,75 euro per kind per dag), maar daarmee zijn de kosten (2,40 euro per kind per dag voor de zelfsmeerlunch en 4,50 euro voor de schoollunch met beweegactiviteiten) niet gedekt. Ondersteuning is dus nodig om minder draagkrachtige gezinnen financieel te steunen. Bij een zelfsmeerlunch maken kinderen zelf op school een gezonde lunch klaar. Ze eten dan meer fruit, groente en bruinbrood en drinken meer melk en water. Voor een zelfsmeerlunch is minimaal 30 minuten tijd nodig. Een cateraar kan de benodigdheden inkopen en leveren. De school kan dit ook zelf doen, maar dat vraagt om een goede coördinatie. Extra beweegmomenten zijn mogelijk door tijdens de lessen korte momenten daarvoor in te lassen. Pedagogisch medewerkers, zoals van de naschoolse opvang, en buurtsportcoaches van gemeenten, kunnen helpen bij sport- en spelactiviteiten. Door beweegactiviteiten en de zelfsmeerlunch hebben kinderen een gezonder gewicht. Het percentage kinderen van 4 tot 18 jaar met overgewicht zou kunnen dalen van 13,5 procent naar 10,2 procent in 2040, en met obesitas van 2,8 procent naar 2,3 procent. In de toekomst kan de daling eraan bijdragen dat minder volwassenen overgewicht, obesitas en diabetes hebben. Dan moeten de kinderen het veranderde gedrag wel blijven volhouden als ze volwassen zijn. Om kinderen hierbij te helpen kunnen schoollunches en beweegactiviteiten worden aangevuld met activiteiten op de middelbare school en in de wijk. Aanleiding voor deze verkenning zijn eerdere succesvolle projecten met gezonde schoollunches en meer bewegen in het basisonderwijs.

The mechanisms that modulate the kinetics of muscle relaxation are critically important for muscle function. A prime example of the impact of impaired relaxation kinetics is nemaline myopathy caused by mutations in KBTBD13 (NEM6). In addition to weakness, NEM6 patients have slow muscle relaxation, compromising contractility and daily life activities. The role of KBTBD13 in muscle is unknown, and the pathomechanism underlying NEM6 is undetermined. A combination of transcranial magnetic stimulation-induced muscle relaxation, muscle fiber- and sarcomere-contractility assays, low-angle x-ray diffraction, and superresolution microscopy revealed that the impaired muscle-relaxation kinetics in NEM6 patients are caused by structural changes in the thin filament, a sarcomeric microstructure. Using homology modeling and binding and contractility assays with recombinant KBTBD13, Kbtbd13-knockout and Kbtbd13(R408c)-knockin mouse models, and a GFP-labeled Kbtbd13-transgenic zebrafish model, we discovered that KBTBD13 binds to actin - a major constituent of the thin filament - and that mutations in KBTBD13 cause structural changes impairing muscle-relaxation kinetics. We propose that this actin-based impaired relaxation is central to NEM6 pathology., Funding agencies:Dutch Foundation for Scientific Research VIDI 016.126.319Princess Beatrix Muscle Foundation W.OR17-08H2020-MSCA-RISE-2014 645648Advanced Photon Source DE-AC02-06CH11357Foundation Building Strength for Nemaline MyopathyNational Health and Medical Research Council (NHMRC) of Australia APP1121651 United States Department of Health & Human ServicesNational Institutes of Health (NIH) - USANIH Eunice Kennedy Shriver National Institute of Child Health & Human Development (NICHD) NIH R01 HD075802 Muscular Dystrophy Association MDA602235 NIH National Institute of Arthritis & Musculoskeletal & Skin Diseases (NIAMS) NIH R01 AR053897 United States Department of Health & Human Services National Institutes of Health (NIH) - USA HL133359 United States Department of Energy (DOE) DE-AC02-06CH11357 NIH National Institute of General Medical Sciences (NIGMS)9 P41 GM103622 1S10OD018090-01

In this paper, we describe the systematic development and validation of the Multidimensional Internally Regulated Eating Scale (MIRES), a new self-report instrument that quantifies the individual-difference characteristics that together shape the inclination towards eating in response to internal bodily sensations of hunger and satiation (i.e., internally regulated eating style). MIRES is a 21-item scale consisting of seven subscales, which have high internal consistency and adequate to high two-week temporal stability. The MIRES model, as tested in community samples from the UK and US, had a very good fit to the data both at the level of individual subscales, but also as a higher-order formative model. High and significant correlations with measures of intuitive eating and eating competence lent support to the convergent validity of MIRES, while its incremental validity in relation to these measures was also upheld. MIRES as a formative construct, as well as all individual subscales, correlated negatively with eating disorder symptomatology and weight-related measures (e.g., BMI, weight cycling) and positively with adaptive behavioral and psychological outcomes (e.g., proactive coping, body appreciation, life satisfaction), supporting the criterion validity of the scale. This endeavor has resulted in a reliable and valid instrument to be used for the thorough assessment of the features that synthesize the profile of those who tend to regulate their eating internally.

RIVM rapport:In 2018 is in Nederland een landelijk onderzoek gestart naar dragerschap van antibioticaresistente bacteriën onder verpleeghuisbewoners. Als geheel staat de verpleeghuissector er goed voor. Door dit onderzoek is er een completer beeld van antibioticaresistentie in Nederland. Voor dit onderzoek zijn 4420 bewoners in 159 verpleeghuizen onderzocht. Er is naar twee soorten resistente darmbacteriën onderzoek gedaan (ESBL en CPE). Er werd geen CPE aangetroffen. Dat is gunstig, want er zijn nauwelijks antibiotica die infecties met deze bacterie kunnen behandelen. Het aandeel bewoners van verpleeghuizen dat een ESBL-bacterie bij zich droeg komt gemiddeld genomen overeen met het percentage in de Nederlandse bevolking. ESBL's zijn enzymen die veelgebruikte antibiotica zoals penicillines kunnen afbreken waardoor de antibiotica niet meer werken. Bij een derde van de deelnemende verpleeghuizen, kwamen meer ESBL-bacteriën onder bewoners voor dan gemiddeld in Nederland. Bij hen is extra onderzoek gedaan om te bepalen of er sprake was van verspreiding onder de bewoners. Ook kregen ze advies over maatregelen om ervoor te zorgen dat de bacteriën zich niet verder verspreiden. Het onderzoek is onderdeel van de landelijke aanpak van antibioticaresistentie door de Nederlandse overheid. Het doel is om verdere resistentie te voorkomen en de gevolgen ervan zo veel mogelijk te beperken. Tot dit onderzoek werd uitgevoerd was er nog weinig zicht op de situatie in verpleeghuizen. De landelijke aanpak is opgezet omdat bacteriën wereldwijd steeds vaker ongevoelig worden voor antibiotica. Het RIVM coördineerde de studie, die is uitgevoerd door Regionale Zorgnetwerken Antibioticaresistentie (RZN), medisch microbiologische laboratoria, en verpleeghuizen. De RZN zijn opgezet om antibioticaresistentie regionaal te voorkomen en te bestrijden., In 2018, the Dutch Ministry of Health, Welfare and Sport commissioned a nationwide study investigating the presence of antibiotic resistant bacteria among nursing home residents. As a whole, the study revealed that nursing home sector is in good shape. Nonetheless, attention to proper infection prevention and hygiene measures is still needed. This study has improved our understanding of antibiotic resistance in the Netherlands. For the study, 4420 residents of 159 nursing homes were examined, looking for two types of resistant gut bacteria: ESBL and CPE. No CPE was found. This is positive, as there are hardly any antibiotic treatment options for infections caused by this bacterium. The fraction of nursing home residents with ESBL bacteria did not differ from the average percentage of ESBL carriers in the Dutch population. ESBLs are enzymes that can break down commonly used antibiotics such as penicillins, resulting in the antibiotics no longer being effective. In a third of the participating nursing homes, ESBL bacteria occurred more often among residents than on average amongst the general population of the Netherlands. In these nursing homes, extra investigations were carried out to see if the bacteria had spread among the residents. They were also given advice on infection prevention control measures to prevent further spread. The study is part of the Dutch national approach for tackling antibiotic resistance. The aim is to prevent further resistance and to reduce its consequences as much as possible. The situation in nursing homes was rather unclear prior to starting this study. The national approach was set up because bacteria throughout the world are becoming insensitive to antibiotics increasingly often. RIVM, the National Institute for Public Health and the Environment, coordinated the study and carried out the study together with the Regional Care Networks for Antibiotic Resistance (RZN), medical microbiology laboratories and nursing homes. The RZNs have be

Background Lunch is an important part of a healthy diet, which is essential for the development, growth and academic performance of school-aged children. Currently there is an increasing number of Dutch primary schoolchildren who are transitioning from eating lunch at home to school. There is limited knowledge about the current quality of the lunches consumed by primary schoolchildren in the Netherlands and whether there are any differences between lunches consumed at home or at school. To investigate differences in content and quality of lunches consumed by Dutch primary schoolchildren at home and at school. Methods Cross-sectional study among 363 Dutch primary schoolchildren aged 4–12 years based on the first two years of the 2012–2016 Dutch National Food Consumption Survey. Demographic characteristics were obtained through a questionnaire. Diet was assessed with two non-consecutive 24-h dietary recalls. Quality of lunches was assessed on their nutritional quality whether they fitted the nutritional guidelines. ‘Nonparametric tests were used to examine the content and quality of the lunches between place of consumption and parental educational position. Results The most consumed lunch products among primary schoolchildren were bread, dairy products and sugar-sweetened beverages. Fruit and vegetable consumption was very low. Consumption of milk and other dairy products was higher among children who eat lunch at home than children who eat lunch at school (p < 0.01). Consumption of sugar-sweetened beverages was higher among children who eat lunch at school than children who eat lunch at home (p < 0.01), and at school a higher proportion of the drinks did not fit within the Dutch dietary recommendations (p < 0.01). Conclusions The current content of the lunches consumed by Dutch primary schoolchildren leaves room for improvement, especially regarding fruit and vegetables. The statistically significantly higher consumption of sugar-sweetened beverages and lower consump

This piece assesses whether nudging techniques can be argued to be a less restrictive but equally effective way to regulate diets in EU law. It has been argued that nudging techniques, due to their freedom-preserving nature, might influence the proportionality test in such a way that authorities need to give preference to nudging techniques over content-related or information regulation. We will illustrate on the example of EU food law how behavioural sciences have first altered the EU food law’s goal from the mere provision of safety to also steering behaviour towards healthier diets. In line with this development, the regulatory toolbox advanced beyond the traditional dichotomy of content-related vs. information-related regulation, eventually adding nudging as a third way to regulate. Drawing on previous works of legal scholars we will then present the hypothesis that nudging techniques, according to their choice preserving nature, may be less restrictive but equally effective when contrasted to information-related over content-related regulation. With reference to recent CJEU case law that such a claim needs to be backed up by scientific evidence, we will evaluate several nudging studies in the area of food that test the effectiveness of this approach. We will illustrate that, while nudging indeed has a choice-preserving nature and therefore might be less restrictive, it may also be classified under certain circumstances equally effective to information-related regulation. From the evidence presented the proportionality principle may in some cases require EU policy makers to primarily use nudges instead of information-related regulation.

Even though whole grain foods have various health benefits, consumers have been found not to eat enough of them. Nudging interventions are built on the premise that food purchases and consumption are strongly influenced by the environment in which decisions are made. Little research has been conducted to examine the influence of a small and inexpensive nudging intervention on bread choices in a real-life supermarket context. An in-store experiment was conducted in two six-week periods in two supermarkets to investigate theeffects of accessibility on consumers’ purchase of healthier whole grain and other types of bread. In the high accessibility condition, healthier bread was placed in a more convenient location for the shopper on the left side of the shelves where it was encountered first. In the low accessibility condition, it was placed on the right side. There were consistent significant differences in sales between supermarkets, types of bread, day of the week, but not between low and high accessibility. Additional research is needed to better understand theeffects of convenience and accessibility on bread choices.