999 results on '"risico's"'
Search Results
2. Dakscholeksters in Julianadorp
- Author
-
H. Post and H. Post
- Abstract
Dakbroedende scholeksters verrijken steden en dorpen met hun vrolijke roep. Het zijn grondbroeders die het tegenwoordig steeds vaker hogerop zoeken. In Julianadorp is onderzoek gedaan naar het broedsucces en de beschermingsmogelijkheden.
- Published
- 2023
3. Gepersonaliseerde gezondheidsinformatie communiceren
- Author
-
Krahmer, Emiel, Pauws, Steffen, van de Poll, Lonneke, Vromans, Ruben, Krahmer, Emiel, Pauws, Steffen, van de Poll, Lonneke, and Vromans, Ruben
- Abstract
Door de grote toename van relevante onderzoeksgegevens kunnen we medische kansen en risico’s steeds beter inschatten en toespitsen op de individuele patiënt. In dit artikel bespreken we waarom communicatie over dergelijke gepersonaliseerde informatie zo ingewikkeld is, en hoe artsen deze het beste met hun patiënten kunnen bespreken.
- Published
- 2022
4. Verbetermaatregelen opstellen en prioriteren om IT-project portfolio’s op koers te houden
- Author
-
IJmker, S.
- Subjects
risico’s ,prioritering ,IT ,project portfolio ,gezondheid ,verbetermaatregelen - Abstract
De grootste barrière voor digitalisering is het gebrek aan resources voor het uitvoeren van digitaliseringsprojecten. Om dit te managen implementeren organisaties IT-project portfoliomanagement (ITPPM). Een gat in de literatuur is de integrale beoordeling van een IT-project portfolio (ITTP), waarmee organisatie ITPPs kunnen evalueren en verbeteren. In dit onderzoek is een integrale ITPP-beoordelingsmethodiek aangepast. Een groep studenten heeft voor deelontwerpen verbetervoorstellen uitgewerkt op basis van voorafgaande evaluaties en literatuuronderzoek. Het deelontwerp binnen dit onderzoek was het opstellen en prioriteren van verbetermaatregelen. Middels twee ontwerpsessies onder leiding van een moderator zijn de deelontwerpen verwerkt tot een nieuw ontwerp van het procesmodel en de ondersteunende tooling. Validatie van het nieuwe ontwerp vond plaats binnen een caseorganisatie via observatie en evaluatie interviews. ITPP-professionals van de caseorganisatie in dit onderzoek beoordelen de ontwikkelde ITPP-beoordelingsmethodiek inclusief de tooling als nuttig en gebruiksvriendelijk. Vervolgonderzoek is nodig om de lange termijneffecten te bepalen van de methodiek en de generaliseerbaarheid van de resultaten in andere organisatiecontexten te onderbouwen.
- Published
- 2022
5. Alcohol & drugs
- Author
-
van den Bos, Arne, de Smeth, Bill, and Pchenitchnikov, Misha
- Subjects
Healthy Ageing ,Health(Social Science) ,Knowledge ,Gezondheid (Sociale Wetenschap) ,Studenten ,Drugs ,Kennis ,Risks ,Professional Practice &Amp; Society ,Alcohol ,Students ,Risico'S ,02G. No Research Line Applicable - Abstract
Lezing over de stand van zaken en risico's van drugsgebruik onder studenten. Hierbij wordt dieper ingegaan op de kennis over MDMA gebruik en een online quiz over risico's van drugsgebruik.We zijn uitgenodigd om deze lezing te geven, deel uitmakend van wekelijkse lezingreeks genaamd 'Corpslegetour'
- Published
- 2022
6. Stakeholderrisico’s bij blockchain gebaseerde systemen
- Author
-
Janssen, T.O.
- Subjects
Blockchain ,Stakeholders ,Risico’s ,Blockchain based systems - Abstract
Een Blockchain gebaseerd systeem (BBS) is een gedecentraliseerd netwerk waarop transacties uitgevoerd kunnen worden en dat gebruik maakt van blockchain technologie waardoor gebruikers die elkaar niet vertrouwen tot consensus kunnen komen zonder een gecentraliseerde entiteit. De beperkte aandacht voor stakeholders en risico’s binnen de bestaande literatuur, kan leiden tot minder snelle implementaties en ontwikkelingen van een BBS. Er wordt veel onderzoek uitgevoerd naar BBS-en vanwege de mogelijkheden en toepassingen. Dit onderzoek richt zich op de stakeholderrisico’s bij een BBS. Hiervoor is eerst door middel van literatuuronderzoek een definitie gegeven aan de term BBS en zijn vanuit de literatuur de stakeholders en risico’s geïdentificeerd. Vervolgens zijn semigestructureerde interviews uitgevoerd om deze risico’s en stakeholders te bevestigen en aan elkaar te koppelen. Er zijn 74 stakeholders en 86 risico’s geïdentificeerd, die gecategoriseerd zijn in 6 stakeholder- en 8 risico categorieën via een template analyse. De resultaten impliceren dat alle risicocategorieën door alle stakeholdercategorieën ervaren worden.
- Published
- 2022
7. Gepersonaliseerde gezondheidsinformatie communiceren
- Subjects
Kansen ,Gezondheidsinformatie ,Risicocommunicatie ,Kanker ,Oncologie ,Risico's ,Personalisatie - Abstract
Door de grote toename van relevante onderzoeksgegevens kunnen we medische kansen en risico’s steeds beter inschatten entoespitsen op de individuele patiënt. In dit artikel bespreken we waarom communicatie over dergelijke gepersonaliseerde informatiezo ingewikkeld is, en hoe artsen deze het beste met hun patiënten kunnen bespreken.
- Published
- 2022
8. De risico’s bij een IT Project Portfolio
- Author
-
Otten, T (Thijs)
- Subjects
IT ,Risico’s ,Single Case Study ,Project Portfolio - Abstract
In dit onderzoek wordt een derde cyclus van Design Science doorlopen over de risico’s die er spelen bij IT Project Portfolio, omdat de nadruk eerder nog niet goed heeft gelegen op het Project Portfolio niveau.Vanuit het theoretisch kader zijn de in eerdere onderzoeken gevonden IT Project Portfolio risico’s opnieuw geanalyseerd en ondergebracht in een nieuwe risicolijst, bestaande uit 16 IT Project Portfolio risico’s.De risicolijst wordt door middel van een Single Case Study gevalideerd in de empirie. Hierbij wordt de lijst getoetst door middel van het afnemen van semigestructureerde interviews bij informanten in een grote nationale ICT en telecom organisatie.Alle 16 risico’s worden gevalideerd en bevestigd vanuit de empirie. Hierbij worden de risico’s toegelicht met de redenen waarom ze van toepassing zijn.Dit resulteert in een overzichtelijke IT Project Portfolio risicolijst die gebruikt kan worden voor deze organisatie om inzicht te krijgen in de IT Project Portfolio risico’s die hier spelen. Zodra de uitkomsten en conclusies worden gecombineerd met gelijkwaardige onderzoeken kunnen hier algemeen geldende conclusies uit worden opgesteld.
- Published
- 2020
9. Digitale beslissingsondersteuning in de zorg : Een verkenning
- Subjects
toezicht ,clinical decision support ,supervision ,opportunities ,klinische beslissingsondersteuning ,kansen ,RIVM briefrapport 2018-0150 ,risico's ,ontwikkelingen ,development ,risks - Abstract
In de zorg zijn grote veranderingen gaande doordat zorgdata worden gedigitaliseerd en computers een grotere rekenkracht hebben. Door deze ontwikkelingen wordt er steeds meer geïnvesteerd in digitale systemen die artsen kunnen ondersteunen bij hun beslissingen. Zo zijn er digitale beslisbomen, waarbij de computer op basis van patiëntkenmerken en een behandelrichtlijn aangeeft wat de beste behandeling is. Ook zijn er systemen die patronen ontdekken in grote datasets en daarop adviezen baseren, zogeheten zelflerende systemen. Artsen blijken vooral beslisbomen te gebruiken. Ze gebruiken zelflerende systemen in onderzoek, maar nog niet veel in de praktijk. Dat komt onder andere omdat eenduidig bewijs voor de effectiviteit nog ontbreekt. Dit blijkt uit een verkenning van het RIVM waarin is onderzocht welke ontwikkelingen in de medische praktijk plaatsvinden rond het gebruik van digitale beslissingsondersteunende systemen. Volgens experts is een belangrijke voorwaarde om ze te gebruiken dat de praktische voordelen voor gebruikers duidelijk merkbaar moeten zijn. Bijvoorbeeld dat een diagnose sneller en efficiënter kan worden gesteld. Behalve de voordelen zijn er namelijk ook risico's. Het is bijvoorbeeld ingewikkeld om er bij zelflerende systemen voor te zorgen dat de onderliggende wiskundige modellen een correct advies (blijven) geven. Ook kan gebrek aan kennis en vaardigheden van de gebruiker een risico zijn om de waarde van de uitslagen goed in te kunnen schatten. Verder kan incorrect datamanagement een bron van fouten zijn, bijvoorbeeld wanneer de kwaliteit van data te kort schiet. Veel van de genoemde kansen en risico's gelden voor alle ICT-systemen in de zorg. Normen en standaarden kunnen in algemene zin helpen om de kwaliteit en een veilig gebruik te waarborgen. Om dat voor digitale beslissingsondersteunende systemen te realiseren, kan gebruik worden gemaakt van bestaande normen, bijvoorbeeld voor het gebruik van eHealth in de zorg. Specifieke normen voor de ontwikkeling, validatie en het gebruik van beslissingsondersteunende systemen zijn nog in ontwikkeling.
- Published
- 2020
10. Bionanotechnologie - een verkenning
- Subjects
DNA-origami ,applications ,RNA-origami ,eiwitten ,biotechnologie ,legislation ,Safe-by-Design ,proteins ,advanced materials ,wetgeving ,risico's ,nanoparticles ,bionanotechnologie ,bionanotechnology ,RIVM briefrapport 2019-0001 ,risks ,nanodeeltjes ,biotechnology - Abstract
DNA en RNA (dragers van erfelijke informatie) en eiwitten (vervullen veel functies) komen van nature voor in planten, mensen en dieren. Ze kunnen ook worden gebruikt voor 'slimme' technologische toepassingen op zeer kleine schaal, bijvoorbeeld voor medisch en industrieel gebruik of voor consumentenproducten. Het RIVM onderzocht wat de stand van deze bionanotechnologie is, welke toepassingen in het verschiet liggen, in welke mate de producten van deze technologie al rijp zijn om op de markt te worden gebracht, wat bekend is over mogelijke risico's voor mens en milieu, en in hoeverre het huidige scala aan wetgeving hiervoor voldoende houvast biedt. Veel toepassingen zijn nog in de onderzoeks- en ontwikkelingsfase, maar de technologie ontwikkelt zich snel. Het RIVM vindt dit type ontwikkelingen interessant en nuttig, bijvoorbeeld omdat ze een medicijn heel gericht naar een bepaalde plek in het lichaam kunnen brengen. Wel is het van belang om in een vroeg stadium van de ontwikkeling van een nieuw product expliciete aandacht te hebben voor veiligheid en duurzaamheid. Zo'n Safe-by-Design aanpak maakt het mogelijk om tijdig ongewenste effecten te signaleren en te voorkomen. Momenteel ligt de nadruk op de technologische kant van de ontwikkelingen en is de aandacht voor de mogelijk nadelige effecten zeer beperkt. Een eerste screening van mogelijke nadelige effecten laat zien dat bio-nanostructuren, of onderdelen daarvan, immuunreacties en andere nadelige effecten kunnen oproepen. Uit een eerste screening van de relevante wetgeving over stoffen (REACH) en producten (zoals cosmetica en biociden) blijkt dat de gesignaleerde effecten niet automatisch worden 'opgepakt' via de vereiste informatie over veilig gebruik. Daarbij komt dat de hoeveelheid bionanostructuren in toepassingen naar verwachting klein zal zijn. Als er kleine hoeveelheden van een stof op de markt worden gebracht, dan vraagt de wetgeving maar om beperkte informatie. Methoden zoals die nu worden gebruikt om stoffen op schadelijkheid te testen, zijn naar verwachting onvoldoende geschikt.
- Published
- 2020
11. Bionanotechnologie - een verkenning
- Author
-
Oomen, AG, van der Vlugt, CJB, van Broekhuizen, FA, van Kesteren, PCE, van Rijn, CPE, and Westra, J
- Subjects
DNA-origami ,applications ,RNA-origami ,eiwitten ,biotechnologie ,legislation ,Safe-by-Design ,proteins ,advanced materials ,wetgeving ,risico's ,nanoparticles ,bionanotechnologie ,bionanotechnology ,RIVM briefrapport 2019-0001 ,risks ,nanodeeltjes ,biotechnology - Abstract
DNA en RNA (dragers van erfelijke informatie) en eiwitten (vervullen veel functies) komen van nature voor in planten, mensen en dieren. Ze kunnen ook worden gebruikt voor 'slimme' technologische toepassingen op zeer kleine schaal, bijvoorbeeld voor medisch en industrieel gebruik of voor consumentenproducten. Het RIVM onderzocht wat de stand van deze bionanotechnologie is, welke toepassingen in het verschiet liggen, in welke mate de producten van deze technologie al rijp zijn om op de markt te worden gebracht, wat bekend is over mogelijke risico's voor mens en milieu, en in hoeverre het huidige scala aan wetgeving hiervoor voldoende houvast biedt. Veel toepassingen zijn nog in de onderzoeks- en ontwikkelingsfase, maar de technologie ontwikkelt zich snel. Het RIVM vindt dit type ontwikkelingen interessant en nuttig, bijvoorbeeld omdat ze een medicijn heel gericht naar een bepaalde plek in het lichaam kunnen brengen. Wel is het van belang om in een vroeg stadium van de ontwikkeling van een nieuw product expliciete aandacht te hebben voor veiligheid en duurzaamheid. Zo'n Safe-by-Design aanpak maakt het mogelijk om tijdig ongewenste effecten te signaleren en te voorkomen. Momenteel ligt de nadruk op de technologische kant van de ontwikkelingen en is de aandacht voor de mogelijk nadelige effecten zeer beperkt. Een eerste screening van mogelijke nadelige effecten laat zien dat bio-nanostructuren, of onderdelen daarvan, immuunreacties en andere nadelige effecten kunnen oproepen. Uit een eerste screening van de relevante wetgeving over stoffen (REACH) en producten (zoals cosmetica en biociden) blijkt dat de gesignaleerde effecten niet automatisch worden 'opgepakt' via de vereiste informatie over veilig gebruik. Daarbij komt dat de hoeveelheid bionanostructuren in toepassingen naar verwachting klein zal zijn. Als er kleine hoeveelheden van een stof op de markt worden gebracht, dan vraagt de wetgeving maar om beperkte informatie. Methoden zoals die nu worden gebruikt om stoffen op schadelijkheid te testen, zijn naar verwachting onvoldoende geschikt.
- Published
- 2020
12. Een inventarisatie van risicovolle behandelingen in schoonheidssalons
- Author
-
Oostlander, A, van Baal, J, and van der Maaden, T
- Subjects
inventory ,treatments in beauty salons ,inventarisatie ,measures ,risico's ,behandelingen in schoonheidssalons ,RIVM briefrapport 2018-0134 ,risks ,maatregelen - Abstract
Sommige behandelingen in schoonheidssalons brengen risico's met zich mee, waardoor bijvoorbeeld roodheid, zwelling of littekenvorming kan ontstaan. Het is onduidelijk of en hoe vaak dergelijke effecten optreden. Volgens veldpartijen uit de schoonheidsbranche ontstaan risico's vooral door onbekwaam handelen van de behandelaar. Maatregelen om nadelige effecten van risicovolle behandelingen te beperken zouden dan ook vooral gericht moeten zijn op het handelen en/of de opleiding van de behandelaar. Om te kunnen bepalen of maatregelen daadwerkelijk nodig zijn, is het nodig dat nadelige effecten worden gemeld of geregistreerd. Dit blijkt uit een inventarisatie van het RIVM, waarin is bekeken welke behandelingen in schoonheidssalons risicovol zijn en wat de risico's inhouden. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) wil daar inzicht in krijgen, omdat zij sinds de introductie van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) in 2016 verantwoordelijk is voor het toezicht op schoonheidssalons. Risicovolle behandelingen in schoonheidssalons zijn behandelingen die door de huid heen gaan of de huid (al dan niet bedoeld) beschadigen, of de samenhang van het huidweefsel verbreken. Voorbeelden zijn behandelingen die huidcellen chemisch (peelings) of mechanisch (zoals microdermabrasie) verwijderen of die door de huid heen gaan (bijvoorbeeld microneedling). De meeste nadelige effecten ontstaan kort na de behandeling (binnen 7 dagen) en houden kort aan (minder dan 7 dagen). Nadelige effecten die langer dan een maand aanhouden zijn bijvoorbeeld littekenvorming en veranderingen in de pigmentatie van de huid, zoals overmatige pigmentvorming. Nadelige effecten die kunnen optreden, zijn in grote lijnen terug te voeren op kenmerken van de behandeling (zoals diepte en frequentie), kenmerken van de cliënt (bijvoorbeeld huidtype), en bekwaamheid van de behandelaar (zoals kennis en ervaring). Het risico van behandelingen hangt grofweg samen met de diepte van de beschadiging van de huid die bij de behandeling wordt aangericht, en de mate van controle die de behandelaar hierover heeft.
- Published
- 2020
13. Digitale beslissingsondersteuning in de zorg : Een verkenning
- Author
-
Weda, M, de Bruijn, A, Meneses Leonardo Alves, T, and de Vries, C
- Subjects
toezicht ,clinical decision support ,supervision ,opportunities ,klinische beslissingsondersteuning ,kansen ,RIVM briefrapport 2018-0150 ,risico's ,ontwikkelingen ,development ,risks - Abstract
In de zorg zijn grote veranderingen gaande doordat zorgdata worden gedigitaliseerd en computers een grotere rekenkracht hebben. Door deze ontwikkelingen wordt er steeds meer geïnvesteerd in digitale systemen die artsen kunnen ondersteunen bij hun beslissingen. Zo zijn er digitale beslisbomen, waarbij de computer op basis van patiëntkenmerken en een behandelrichtlijn aangeeft wat de beste behandeling is. Ook zijn er systemen die patronen ontdekken in grote datasets en daarop adviezen baseren, zogeheten zelflerende systemen. Artsen blijken vooral beslisbomen te gebruiken. Ze gebruiken zelflerende systemen in onderzoek, maar nog niet veel in de praktijk. Dat komt onder andere omdat eenduidig bewijs voor de effectiviteit nog ontbreekt. Dit blijkt uit een verkenning van het RIVM waarin is onderzocht welke ontwikkelingen in de medische praktijk plaatsvinden rond het gebruik van digitale beslissingsondersteunende systemen. Volgens experts is een belangrijke voorwaarde om ze te gebruiken dat de praktische voordelen voor gebruikers duidelijk merkbaar moeten zijn. Bijvoorbeeld dat een diagnose sneller en efficiënter kan worden gesteld. Behalve de voordelen zijn er namelijk ook risico's. Het is bijvoorbeeld ingewikkeld om er bij zelflerende systemen voor te zorgen dat de onderliggende wiskundige modellen een correct advies (blijven) geven. Ook kan gebrek aan kennis en vaardigheden van de gebruiker een risico zijn om de waarde van de uitslagen goed in te kunnen schatten. Verder kan incorrect datamanagement een bron van fouten zijn, bijvoorbeeld wanneer de kwaliteit van data te kort schiet. Veel van de genoemde kansen en risico's gelden voor alle ICT-systemen in de zorg. Normen en standaarden kunnen in algemene zin helpen om de kwaliteit en een veilig gebruik te waarborgen. Om dat voor digitale beslissingsondersteunende systemen te realiseren, kan gebruik worden gemaakt van bestaande normen, bijvoorbeeld voor het gebruik van eHealth in de zorg. Specifieke normen voor de ontwikkeling, validatie en het gebruik van beslissingsondersteunende systemen zijn nog in ontwikkeling.
- Published
- 2020
14. Een inventarisatie van risicovolle behandelingen in schoonheidssalons
- Subjects
inventory ,treatments in beauty salons ,inventarisatie ,measures ,risico's ,behandelingen in schoonheidssalons ,RIVM briefrapport 2018-0134 ,risks ,maatregelen - Abstract
Sommige behandelingen in schoonheidssalons brengen risico's met zich mee, waardoor bijvoorbeeld roodheid, zwelling of littekenvorming kan ontstaan. Het is onduidelijk of en hoe vaak dergelijke effecten optreden. Volgens veldpartijen uit de schoonheidsbranche ontstaan risico's vooral door onbekwaam handelen van de behandelaar. Maatregelen om nadelige effecten van risicovolle behandelingen te beperken zouden dan ook vooral gericht moeten zijn op het handelen en/of de opleiding van de behandelaar. Om te kunnen bepalen of maatregelen daadwerkelijk nodig zijn, is het nodig dat nadelige effecten worden gemeld of geregistreerd. Dit blijkt uit een inventarisatie van het RIVM, waarin is bekeken welke behandelingen in schoonheidssalons risicovol zijn en wat de risico's inhouden. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) wil daar inzicht in krijgen, omdat zij sinds de introductie van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) in 2016 verantwoordelijk is voor het toezicht op schoonheidssalons. Risicovolle behandelingen in schoonheidssalons zijn behandelingen die door de huid heen gaan of de huid (al dan niet bedoeld) beschadigen, of de samenhang van het huidweefsel verbreken. Voorbeelden zijn behandelingen die huidcellen chemisch (peelings) of mechanisch (zoals microdermabrasie) verwijderen of die door de huid heen gaan (bijvoorbeeld microneedling). De meeste nadelige effecten ontstaan kort na de behandeling (binnen 7 dagen) en houden kort aan (minder dan 7 dagen). Nadelige effecten die langer dan een maand aanhouden zijn bijvoorbeeld littekenvorming en veranderingen in de pigmentatie van de huid, zoals overmatige pigmentvorming. Nadelige effecten die kunnen optreden, zijn in grote lijnen terug te voeren op kenmerken van de behandeling (zoals diepte en frequentie), kenmerken van de cliënt (bijvoorbeeld huidtype), en bekwaamheid van de behandelaar (zoals kennis en ervaring). Het risico van behandelingen hangt grofweg samen met de diepte van de beschadiging van de huid die bij de behandeling wordt aangericht, en de mate van controle die de behandelaar hierover heeft.
- Published
- 2020
15. Nanotechnologie: innovatie versus risico's
- Subjects
Innovatie ,Nanotechnoglie ,Risico's - Abstract
Verslag bijeenkomst Contactgroep Gezondheid en Chemie (CGC) in samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne (NVvA) en het RIVM kennis- en Informatiepunt Risico's van nanotechnologie (KIR-nano)14 november 2019.
- Published
- 2020
16. Nanotechnologie: innovatie versus risico's
- Author
-
Janssen, A. and Fransman, W.
- Subjects
Innovatie ,Nanotechnoglie ,Risico's - Abstract
Verslag bijeenkomst Contactgroep Gezondheid en Chemie (CGC) in samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne (NVvA) en het RIVM kennis- en Informatiepunt Risico's van nanotechnologie (KIR-nano)14 november 2019.
- Published
- 2020
17. Een inventarisatie van risicovolle behandelingen in schoonheidssalons
- Author
-
Oostlander, A, van Baal, J, van der Maaden, T, Oostlander, A, van Baal, J, and van der Maaden, T
- Abstract
RIVM rapport:Sommige behandelingen in schoonheidssalons brengen risico's met zich mee, waardoor bijvoorbeeld roodheid, zwelling of littekenvorming kan ontstaan. Het is onduidelijk of en hoe vaak dergelijke effecten optreden. Volgens veldpartijen uit de schoonheidsbranche ontstaan risico's vooral door onbekwaam handelen van de behandelaar. Maatregelen om nadelige effecten van risicovolle behandelingen te beperken zouden dan ook vooral gericht moeten zijn op het handelen en/of de opleiding van de behandelaar. Om te kunnen bepalen of maatregelen daadwerkelijk nodig zijn, is het nodig dat nadelige effecten worden gemeld of geregistreerd. Dit blijkt uit een inventarisatie van het RIVM, waarin is bekeken welke behandelingen in schoonheidssalons risicovol zijn en wat de risico's inhouden. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) wil daar inzicht in krijgen, omdat zij sinds de introductie van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) in 2016 verantwoordelijk is voor het toezicht op schoonheidssalons. Risicovolle behandelingen in schoonheidssalons zijn behandelingen die door de huid heen gaan of de huid (al dan niet bedoeld) beschadigen, of de samenhang van het huidweefsel verbreken. Voorbeelden zijn behandelingen die huidcellen chemisch (peelings) of mechanisch (zoals microdermabrasie) verwijderen of die door de huid heen gaan (bijvoorbeeld microneedling). De meeste nadelige effecten ontstaan kort na de behandeling (binnen 7 dagen) en houden kort aan (minder dan 7 dagen). Nadelige effecten die langer dan een maand aanhouden zijn bijvoorbeeld littekenvorming en veranderingen in de pigmentatie van de huid, zoals overmatige pigmentvorming. Nadelige effecten die kunnen optreden, zijn in grote lijnen terug te voeren op kenmerken van de behandeling (zoals diepte en frequentie), kenmerken van de cliënt (bijvoorbeeld huidtype), en bekwaamheid van de behandelaar (zoals kennis en ervaring). Het risico van behandelingen hangt grofweg samen met de diepte van de beschadiging van de hu, Some treatments in beauty salons can be associated with risks, causing effects such as redness, swelling or scarring. It is unclear whether and how often such effects occur. According to parties from the beauty sector who are active in the field arise risks largely due to inexpert treatment. Measures for limiting the negative effects of high-risk treatments should therefore primarily be focused on the actions and/or the training of the person giving the treatment. To determine whether measures are actually required, reporting adverse effects is necessary. These are the results from an inventory by the National Institute for Public Health and the Environment. With this inventory has been looked at what treatments at beauty salons could be high-risk and what risks could be involved. The Health and Youth Care Inspectorate wants to gain insight in these risks, as the Inspectorate supervises beauty salons since the introduction of the Healthcare Quality, Complaints and Disputes Act (Wkkgz) in 2016. High-risk treatments in beauty salons are treatments that penetrate the skin or damage the skin (intentionally or otherwise) or that affect the cohesion of the skin tissue. Examples are treatments that remove skin cells chemically (peelings) or mechanically (for example microdermabrasion) or that penetrate the skin (for example microneedling). The majority of adverse effects arise shortly after the treatment (within 7 days) and are transient (for less than 7 days). Adverse effects that persist for longer than one month are for example scarring or changes in skin pigmentation, such as excess pigment production. Negative effects that can occur derive largely from the features of the treatment (such as the depth and frequency), the client (for example their skin type) and the person giving the treatment (such as knowledge and experience). The risk of treatment is roughly correlated to the depth of the damage that is done to the skin during the treatment and the degree of control
- Published
- 2019
18. Bionanotechnologie - een verkenning
- Author
-
Oomen, AG, van der Vlugt, CJB, van Broekhuizen, FA, van Kesteren, PCE, van Rijn, CPE, Westra, J, Oomen, AG, van der Vlugt, CJB, van Broekhuizen, FA, van Kesteren, PCE, van Rijn, CPE, and Westra, J
- Abstract
RIVM rapport:DNA en RNA (dragers van erfelijke informatie) en eiwitten (vervullen veel functies) komen van nature voor in planten, mensen en dieren. Ze kunnen ook worden gebruikt voor 'slimme' technologische toepassingen op zeer kleine schaal, bijvoorbeeld voor medisch en industrieel gebruik of voor consumentenproducten. Het RIVM onderzocht wat de stand van deze bionanotechnologie is, welke toepassingen in het verschiet liggen, in welke mate de producten van deze technologie al rijp zijn om op de markt te worden gebracht, wat bekend is over mogelijke risico's voor mens en milieu, en in hoeverre het huidige scala aan wetgeving hiervoor voldoende houvast biedt. Veel toepassingen zijn nog in de onderzoeks- en ontwikkelingsfase, maar de technologie ontwikkelt zich snel. Het RIVM vindt dit type ontwikkelingen interessant en nuttig, bijvoorbeeld omdat ze een medicijn heel gericht naar een bepaalde plek in het lichaam kunnen brengen. Wel is het van belang om in een vroeg stadium van de ontwikkeling van een nieuw product expliciete aandacht te hebben voor veiligheid en duurzaamheid. Zo'n Safe-by-Design aanpak maakt het mogelijk om tijdig ongewenste effecten te signaleren en te voorkomen. Momenteel ligt de nadruk op de technologische kant van de ontwikkelingen en is de aandacht voor de mogelijk nadelige effecten zeer beperkt. Een eerste screening van mogelijke nadelige effecten laat zien dat bio-nanostructuren, of onderdelen daarvan, immuunreacties en andere nadelige effecten kunnen oproepen. Uit een eerste screening van de relevante wetgeving over stoffen (REACH) en producten (zoals cosmetica en biociden) blijkt dat de gesignaleerde effecten niet automatisch worden 'opgepakt' via de vereiste informatie over veilig gebruik. Daarbij komt dat de hoeveelheid bionanostructuren in toepassingen naar verwachting klein zal zijn. Als er kleine hoeveelheden van een stof op de markt worden gebracht, dan vraagt de wetgeving maar om beperkte informatie. Methoden zoals die nu worden gebruikt om stoffe, DNA and RNA (carriers of hereditary information) and proteins (multifunctional compounds) are found naturally in plants, humans, and animals. They can also be used for "smart' technological applications on a very small scale, including medical and industrial applications as well as consumer products. RIVM carried out a survey of the present state of bionanotechnology, which applications are on the horizon, to what extent the products that can be produced with this technology are ripe for market introduction, what is known about the potential associated risks for humans and the environment, and to what extent the range of existing legislation can deal effectively with such issues. A great many of applications are still in the research and development phase, but the relevant technology is developing very rapidly. RIVM views such developments as interesting and useful, for example since it has the potential to deliver drugs to a specific site in the human body. However, it is important to focus explicitly on safety and sustainability issues at an early stage of such new product developments. Such a Safe-by-Design approach makes it possible to identify and prevent undesirable effects in a timely fashion. At present, the focus is squarely on the technological side of developments, and there is only a very limited focus on the potential drawbacks. An initial screening of such potentially undesirable effects indicates that bionanostructures, or components of such structures, can lead to immune reactions and other undesirable effects. An initial screening of the relevant legislation that applies to substances (REACH) and products (such as cosmetics and biocides) makes it clear that the (undesirable) effects identified are not automatically dealt with appropriately via the required information on safe use. In addition, the quantity of bionanostructures present in applications is expected to be very small. If small quantities of a substance are introduced to the market, the a
- Published
- 2019
19. Digitale beslissingsondersteuning in de zorg : Een verkenning
- Author
-
Weda, M, de Bruijn, A, Meneses Leonardo Alves, T, de Vries, C, Weda, M, de Bruijn, A, Meneses Leonardo Alves, T, and de Vries, C
- Abstract
RIVM rapport:In de zorg zijn grote veranderingen gaande doordat zorgdata worden gedigitaliseerd en computers een grotere rekenkracht hebben. Door deze ontwikkelingen wordt er steeds meer geïnvesteerd in digitale systemen die artsen kunnen ondersteunen bij hun beslissingen. Zo zijn er digitale beslisbomen, waarbij de computer op basis van patiëntkenmerken en een behandelrichtlijn aangeeft wat de beste behandeling is. Ook zijn er systemen die patronen ontdekken in grote datasets en daarop adviezen baseren, zogeheten zelflerende systemen. Artsen blijken vooral beslisbomen te gebruiken. Ze gebruiken zelflerende systemen in onderzoek, maar nog niet veel in de praktijk. Dat komt onder andere omdat eenduidig bewijs voor de effectiviteit nog ontbreekt. Dit blijkt uit een verkenning van het RIVM waarin is onderzocht welke ontwikkelingen in de medische praktijk plaatsvinden rond het gebruik van digitale beslissingsondersteunende systemen. Volgens experts is een belangrijke voorwaarde om ze te gebruiken dat de praktische voordelen voor gebruikers duidelijk merkbaar moeten zijn. Bijvoorbeeld dat een diagnose sneller en efficiënter kan worden gesteld. Behalve de voordelen zijn er namelijk ook risico's. Het is bijvoorbeeld ingewikkeld om er bij zelflerende systemen voor te zorgen dat de onderliggende wiskundige modellen een correct advies (blijven) geven. Ook kan gebrek aan kennis en vaardigheden van de gebruiker een risico zijn om de waarde van de uitslagen goed in te kunnen schatten. Verder kan incorrect datamanagement een bron van fouten zijn, bijvoorbeeld wanneer de kwaliteit van data te kort schiet. Veel van de genoemde kansen en risico's gelden voor alle ICT-systemen in de zorg. Normen en standaarden kunnen in algemene zin helpen om de kwaliteit en een veilig gebruik te waarborgen. Om dat voor digitale beslissingsondersteunende systemen te realiseren, kan gebruik worden gemaakt van bestaande normen, bijvoorbeeld voor het gebruik van eHealth in de zorg. Specifieke normen voor de ontwikke, Healthcare is undergoing major changes due to the digitization of health data, which is happening in parallel to increasing computer processing power. As a result, there is ongoing investment in developing and implementing digital systems that can support physicians in their decision-making. Such systems include, for instance, digital decision trees and self-learning systems that are able to detect patterns in large data sets and then provide specific advice. Doctors already frequently use decision trees, while self-learning systems are more common in research than in practice. Proof of effectiveness is currently lacking and this is one of the obstacles preventing the implementation of such systems. This scoping study explores current developments in medical practice with respect to the use of digital decision support systems. An important requirement for the use of these systems is that their advantages must be clear to users. An example of this is the ability to arrive at a diagnosis more quickly and efficiently. But in addition to the benefits, there are also risks. In self-learning systems, for instance, one challenge is to ensure that the underlying mathematical models provide (and continue to provide) accurate guidance. Lack of knowledge or skills on the part of the user when it comes to weighing up and interpreting results, also poses a risk. And finally, inappropriate data management can also lead to errors when the quality of the data is suboptimal. Many of the opportunities and risks outlined in this study are generally applicable to all IT systems in healthcare. Norms and standards can contribute to ensuring quality and safe implementation. Existing IT standards can serve as a guide, for instance, in the use of e-health in healthcare. Specific standards for the development, validation and use of decision support systems are under development.
- Published
- 2019
20. Partydrugs en studenten: gebruik en kennis van de risico’s
- Author
-
Arne van den Bos, Bert Bieleman, Maurits S. Sijtstra, and Verslavingskunde en forensische zorg
- Subjects
030506 rehabilitation ,03 medical and health sciences ,studenten ,students ,risico's ,030508 substance abuse ,addiction ,verslaving ,0305 other medical science ,prevalentie ,drugs - Abstract
Het gebruik van partydrugs onder jongvolwassenen in Nederland is veelvoorkomend en gaat soms gepaard met ernstige incidenten. Voor effectieve voorlichtingis het van belang te weten wat de risicopopulaties zijn en in hoeverre gebruikers zich bewust zijn van de specifieke risico’s van verschillende partydrugs. Met een schriftelijke enquete onder 514 studenten hebben de auteurs de prevalentie van partydrugsgebruik en het kennisniveau hieromtrent binnen de (Nederlandse en internationale) Groningse studentenpopulatie in kaart gebracht. Het gebruik is hoog: 30,8% van de Nederlandse studenten en 19,8% van de internationale studenten heeft recentelijk partydrugs gebruikt, waarbij XTC het meest gebruikte middel is. Leden van studentenverenigingen gebruiken aanzienlijk meer dan niet-leden. Het kennisniveau van de Nederlandse studenten ligt over het algemeen hoger dan dat van de internationale studenten. De risico’s van het combineren van XTC met amfetamine, uppers met downers worden onderschat, evenals die van het combineren van partydrugs met alcohol. Ook weet een groot deel van de gebruikers niet dat cocaine en heroine op elkaar kunnen lijken. Overige kennislacunes, preventiemaatregelen en de implicaties voor drugsvoorlichting en -preventie worden tevens in dit artikel besproken.
- Published
- 2017
21. The embracement of risks: How to make sense of ‘resilience’ for safety and security management?
- Author
-
Gooren, J. C. W. (Juul)
- Subjects
safety ,veiligheidsbeheer ,openbare veiligheid ,public security ,veerkracht ,risico's ,security management ,veiligheid ,resilience ,risks - Abstract
This essay explores the notion of resilience by providing a theoretical context and subsequently linking it to the management of safety and security. The distinct worlds of international security, industrial safety and public security have distinct risks as well as distinct ‘core purposes and integrities’ as understood by resilience scholars. In dealing with risks one could argue there are three broad approaches: cost-benefit analysis, precaution and resilience. In order to distinguish the more recent approach of resilience, the idea of adaptation will be contrasted to mitigation. First, a general outline is provided of what resilience implies as a way to survive and thrive in the face of adversity. After that, a translation of resilience for the management of safety and security is described. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/juul-gooren-phd-cpp-a1180622/
- Published
- 2019
22. Veiligheidskaart veilige toepassing cobots op de werkvloer [safety chart on the safe use of collaborative robots (cobots) in the workplace
- Author
-
Jansen, A., Beek, D. van der, Cremers, A., Neerincx, M., Middelaar, J. van, Jansen, A., Beek, D. van der, Cremers, A., Neerincx, M., and Middelaar, J. van
- Abstract
De werkgever zorgt voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers inzake alle met de arbeid verbonden aspecten. Heeft u het functioneren van uw cobots en het daaraan verbonden risico voor uw medewerkers op hun werkplek volledig onder controle? Als gevolg van technologische ontwikkelingen op het gebied van leren met behulp van AI zullen organisaties op het gebied van robotisering grote stappen kunnen zetten in termen van efficiëntie. Er zullen hierdoor meer cobots op de werkvloer verschijnen. Daarbij zullen (op termijn) de primaire fysieke barrières, die mens en machine scheiden, op collaboratieve mens-robot systemen niet meer van toepassing zijn. Gezien de snelle technologische ontwikkelingen en mogelijkheden moeten bedrijven en organisaties echter blijven anticiperen en meegroeien om eventuele incidenten tussen robots en mensen voor te zijn. Het ontwerp voor de toepassing van de cobot in de gedeelde werkomgeving zal inherent veilig moeten zijn. De cobot functioneert namelijk in een zogenaamd cobot-mens–omgeving-systeem. In dit systeem werken cobot en mens als team samen in een gedeelde werkomgeving, met elk hun eigen taken en verantwoordlijkheden, die onderlinge afstemming en communicatie vergen. In een recent rapport heeft TNO samen met het ministere van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een onderzoek gedaan naar risicobeheersfactoren voor arbeidsveiligheid in samenwerking met de Automated Guided Vehicles (AGV’s), die een basis voor de risico’s en risicobeheersmaatregelen voor veilige mens-cobot-omgeving interactie vormen. Deze kenniskaart is een praktisch hulpmiddel voor ondernemers, werkgevers en werknemers hoe een werkplek veilig en gezond kan worden ingericht bij gebruik van cobots op de werkvloer.
- Published
- 2018
23. Veiligheidskaart veilige toepassing cobots op de werkvloer [safety chart on the safe use of collaborative robots (cobots) in the workplace
- Subjects
Cobots ,Work and Employment ,Risks ,Mens-robot systemen ,Safety ,Workplace ,Werkvloer ,Veiligheid ,Risico's ,Healthy Living ,Arbeidsomstandigheden - Abstract
De werkgever zorgt voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers inzake alle met de arbeid verbonden aspecten. Heeft u het functioneren van uw cobots en het daaraan verbonden risico voor uw medewerkers op hun werkplek volledig onder controle? Als gevolg van technologische ontwikkelingen op het gebied van leren met behulp van AI zullen organisaties op het gebied van robotisering grote stappen kunnen zetten in termen van efficiëntie. Er zullen hierdoor meer cobots op de werkvloer verschijnen. Daarbij zullen (op termijn) de primaire fysieke barrières, die mens en machine scheiden, op collaboratieve mens-robot systemen niet meer van toepassing zijn. Gezien de snelle technologische ontwikkelingen en mogelijkheden moeten bedrijven en organisaties echter blijven anticiperen en meegroeien om eventuele incidenten tussen robots en mensen voor te zijn. Het ontwerp voor de toepassing van de cobot in de gedeelde werkomgeving zal inherent veilig moeten zijn. De cobot functioneert namelijk in een zogenaamd cobot-mens–omgeving-systeem. In dit systeem werken cobot en mens als team samen in een gedeelde werkomgeving, met elk hun eigen taken en verantwoordlijkheden, die onderlinge afstemming en communicatie vergen. In een recent rapport heeft TNO samen met het ministere van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een onderzoek gedaan naar risicobeheersfactoren voor arbeidsveiligheid in samenwerking met de Automated Guided Vehicles (AGV’s), die een basis voor de risico’s en risicobeheersmaatregelen voor veilige mens-cobot-omgeving interactie vormen. Deze kenniskaart is een praktisch hulpmiddel voor ondernemers, werkgevers en werknemers hoe een werkplek veilig en gezond kan worden ingericht bij gebruik van cobots op de werkvloer.
- Published
- 2018
24. Essentiele V&G eisen voor industriële machines uitgerust met machine learning [Essential H&S requirements for industrial machines equipped with machine learning]
- Author
-
Steijn, W., Janssens, L., Kwantes, J.H., Beek, D. van der, and Jansen, A.
- Subjects
Machines ,Work and Employment ,Workplace ,Risico's ,Robots ,Healthy Living - Abstract
De robotindustrie is bezig met een enorme snelheid een opmars te maken in diverse arbeidsdomeinen van zorg tot maakindustrie. In de afgelopen vijftig jaar zijn industriële machines niet alleen sneller en accurater geworden, maar zijn deze machines ook mobieler geworden. Daarnaast hebben deze machines meer bewegingsgraden gekregen, en kunnen deze machines dankzij verbeterde sensoren steeds beter met hun omgeving omgaan. Verder zien we een toenemende digitalisering (waarbinnen de ontwikkelingen parallel lopen aan die van automatisering; Eurofound, 2018), dit houdt in dat (industriële) machines steeds vaker via netwerken aan elkaar en aan het internet worden gekoppeld. Het is belangrijk om bij deze trends vooruit te blijven kijken en de machineveiligheid van morgen te definiëren, zodat een robot al in het ontwerp en de ontwikkeling ervan inherent veilig kan worden gemaakt.
- Published
- 2018
25. Essentiele V&G eisen voor industriële machines uitgerust met machine learning [Essential H&S requirements for industrial machines equipped with machine learning]
- Subjects
Machines ,Work and Employment ,Workplace ,Risico's ,Robots ,Healthy Living - Abstract
De robotindustrie is bezig met een enorme snelheid een opmars te maken in diverse arbeidsdomeinen van zorg tot maakindustrie. In de afgelopen vijftig jaar zijn industriële machines niet alleen sneller en accurater geworden, maar zijn deze machines ook mobieler geworden. Daarnaast hebben deze machines meer bewegingsgraden gekregen, en kunnen deze machines dankzij verbeterde sensoren steeds beter met hun omgeving omgaan. Verder zien we een toenemende digitalisering (waarbinnen de ontwikkelingen parallel lopen aan die van automatisering; Eurofound, 2018), dit houdt in dat (industriële) machines steeds vaker via netwerken aan elkaar en aan het internet worden gekoppeld. Het is belangrijk om bij deze trends vooruit te blijven kijken en de machineveiligheid van morgen te definiëren, zodat een robot al in het ontwerp en de ontwikkeling ervan inherent veilig kan worden gemaakt.
- Published
- 2018
26. Ouder moeder: risico’s voor het kind.
- Author
-
Anthony, S., Hille, E., Pal-de Bruin, K., and Verloove-Vanhorick, S.
- Abstract
Copyright of Bijblijven is the property of Springer Nature and its content may not be copied or emailed to multiple sites or posted to a listserv without the copyright holder's express written permission. However, users may print, download, or email articles for individual use. This abstract may be abridged. No warranty is given about the accuracy of the copy. Users should refer to the original published version of the material for the full abstract. (Copyright applies to all Abstracts.)
- Published
- 2007
- Full Text
- View/download PDF
27. Signalen van milieugezondheidsrisico's 2014-2015
- Author
-
Vros C, Gooijer L, Kruize H, IRV, and M&V
- Subjects
risico's ,miileugezondheid ,environmental health ,survey ,signalering ,risks ,RIVM rapport 2015-0114 - Abstract
Alleen digitaal verschenen
- Published
- 2017
28. BodemGebruiksWaarden; Methodiek en uitwerking
- Subjects
soil pollution ,bodemverontreiniging ,immobiel ,land use ,soil remediation ,blootstelling ,functiegericht ,saneringsdoelstelling ,bgw ,gebruikseisen ,classificatie ,classification ,exposure ,risico's ,bodemsanering ,grondgebruik ,risks - Abstract
Het Kabinet heeft in 1997 besloten tot een herziening van de aanpak van de bodemsanering in Nederland. Een van de elementen is de keuze voor een functiegerichte saneringsdoelstelling afgestemd op het (beoogde) gebruik van de bodem. Aan het RIVM is gevraagd om, mede op basis van beleidsmatige keuzes, saneringsdoelstellingen voor immobiele verontreinigingen uit te werken in de vorm van BodemGebruiksWaarden (BGW's). Doel hiervan is ontoelaatbare risico's voor mens en ecosystemen te voorkomen en onbelemmerd functioneren te waarborgen bij het (beoogde) gebruik van de bodem. Aangezien de blootstelling van mens en ecosystemen, afhankelijk van het gebruik van de bodem, voornamelijk bepaald wordt door de kwaliteit van de bovenste laag van de bodem (contactzone), zijn de BGW's specifiek op deze laag van toepassing. Deze rapportage beschrijft de methodiek en uitwerking van de BGW's. Vier clusters van bodemgebruiksvormen zijn onderscheiden: I. Wonen en intensief gebruikt (openbaar) groen; II. Extensief gebruikt (openbaar) groen; III. Bebouwing en verharding; IV. Landbouw en natuur. Daarbij is uitgegaan van normaal bodemgebruik. Voor de clusters I t/m III zijn achtereenvolgens: bodemgebruikseisen gesteld; bijbehorende bodemkwaliteitseisen bepaald; en BodemGebruiksWaarden (BGW's) afgeleid. De gehanteerde bodemkwaliteitseisen zijn gebaseerd op: humane risico's, risico's voor ecosystemen en andere risico's of kwaliteitskenmerken (waaronder de LAC-signaalwaarden). Voor situaties die niet binnen de clustering van bodemgebruik passen en voor bijzonder bodemgebruik kan een locatiespecifieke benadering worden gevolgd (maatwerk). Voor de clusters I en II zijn BGW's afgeleid voor zware metalen, arseen, PAK, DDTs en drins. Voor cluster III zijn geen BGW's afgeleid, omdat hieraan beleidsmatig geen gebruikseisen zijn gesteld. De BGW's liggen tussen de streef- en interventiewaarden. Voor bodemgebruik in cluster IV zijn beleidsmatig (voorlopig) de LAC-signaalwaarden van toepassing verklaard voor agrarische functies.
- Published
- 2017
29. Risico's van 3D-printen in een consumentenomgeving : Technieken, materialen en producten
- Subjects
consument ,RIVM rapport 2016-0084 ,risico's ,3D printing ,risks ,3D-printen ,consumers - Abstract
alleen digitaal verschenen
- Published
- 2017
30. Voortgangsrapportage Evaluatie SaneringsUrgentieSystematiek; Knelpuntenanalyse en verkenning oplossingsrichtingen
- Subjects
soil pollution ,bodemverontreiniging ,assessment ,methodiek ,location specific risk ,soil remediation ,risico's ,bodemsanering ,urgentiesystematiek ,locatiespecifieke risico's ,actual risks ,toetsing ,risks - Abstract
De SaneringsUrgentieSystematiek (SUS) is in 1994 ontwikkeld om de urgentie van ernstige gevallen van bodemverontreiniging te bepalen. De methode is gebaseerd op risico's voor de mens, voor ecosystemen en verspreiding van verontreiniging. Het rapport behandelt de knelpuntenanalyse van de locatiespecifieke humane risicobeoordeling en de beoordeling van verspreidingsrisico's. Op bases van interviews met deskundigen en resultaten van eerder uitgevoerde evaluaties zijn de belangrijkste knelpunten benoemd en zijn oplossingsrichtingen aangegeven en geprioriteerd, mede op basis van wetenschappelijke haalbaarheid. Naast deze analyse zijn enkele verkenningen van oplossingsrichtingen en mogelijke verbeteringen uitgevoerd. Voor de humane risicobeoordeling is ingegaan op het bepalen van de orale biobeschikbaarheid, het meten van concentraties in gewas en het meten van binnenlucht concentraties. Voor de beoordeling van verspreidingsrisico's is een raamwerk voor beoordeling opgesteld en is een studie uitgevoerd naar een methode voor beoordeling van uitloging in de onverzadigde bodem. Onderzoek naar de verbetering van de locatiespecifieke risicobeoordeling van bodemverontreiniging zal zich in 2003 met name richten op de oplossingsrichtingen waaraan een hoge prioriteit is toegekend.
- Published
- 2017
31. A human exposure model to calculate harmonized risk limits - model description and analysis
- Subjects
concentration ,assessment ,chemicals ,blootstelling ,ecosystemen ,environmentally hazardous substances ,modelling ,chemicalien ,chemische stoffen ,mensen ,modellenonderzoek ,hazardous substances ,humans ,model ,mens ,normstelling ,milieugevaarlijke stoffen ,normen ,exposure ,gevaarlijke stoffen ,risico's ,standards ,quality objectives ,ecosystems ,toetsing ,risks ,concentratie - Abstract
Het humane blootstellingsmodel zoals opgenomen in het Europese risicoschattingmodel EUSES mist een aantal blootstellingroutes via de bodem die wel zijn opgenomen in het Nederlandse blootstellingsmodel CSOIL. Dit rapport beschrijft hoe de twee modellen gecombineerd zijn tot een nieuw model.Dit blootstellingsmodel is 'Humanex' genoemd. Het heeft tot doel om concentraties in het milieu te berekenen die de mens beschermen tegen nadelige effecten van chemische stoffen die zich kunnen verspreiden in het milieu. Deze zogenaamde milieurisicogrenzen zijn gebaseerd op gelijktijdige blootstelling van de mens via water, bodem, lucht en het dieet. Het model werd geanalyseerd aan de hand van proefberekeningen met 17 stoffen. De stofeigenschappen bepalen welke van deze routes het meest bijdragen aan de totale blootstelling. De modelanalyse liet tevens zien welke modelonderdelen nog verder kunnen worden verbeterd.
- Published
- 2017
32. Ecological risk assessment of contaminated land - Decision support for site specific investigations
- Subjects
soil decontamination ,assessment ,verontreinigde grond ,polluted soil ,decision making ,weight of evidence (woe) ,besluitvorming ,meervoudige bewijsvoering ,guidelines ,beslissingsondersteunend systeem ,toxiciteit ,triade ,ecological risk assessment (era) ,BODEM ,triad ,ecologische risicobeoordeling ,toxicity ,grondontsmetting ,decision support system (dss) ,richtlijnen ,TOXICOLOGIE ,risico's ,organische verbindingen ,biobeschikbaarheid ,bioavailability ,toetsing ,organic compounds ,risks - Abstract
Dit boek is het product van het door de EU-gefinancierde onderzoeksproject LIBERATION. Dit project had als doel het ontwikkelen van een beslissingsondersteunend systeem (BOS) voor het duurzaam omgaan met verontreinigde bodem, met speciale aandacht voor organische stoffen. Het doel van het boek is om ondersteuning te bieden aan risicobeoordelaars en bodembeheerders bij hun besluitvorming over verontreinigde bodems. Het BOS is gebaseerd op een gelaagde aanpak en is onderverdeeld in drie stappen: - Stap 1. Beschrijving van de locatie en het bodemgebruik. - Stap 2. Bepalen van de ecologische aspecten. - Stap 3. Locatiespecifieke beoordeling (de Triade): Laag 1. Eenvoudige verkenning Laag 2. Uitgebreide verkenning Laag 3. Gedetailleerde beoordeling Laag 4. Volledige beoordeling. Elke van de lagen is gebaseerd op meervoudige bewijsvoering waarbij drie sporen van bewijs, namelijk Chemie, Toxicologie en Ecologie, worden gecombineerd. Het boek bevat bruikbare lijsten van technieken en gereedschappen die bruikbaar zijn voor de diverse sporen en lagen. Het boek heeft op een systematische wijze methodes om biobeschikbaarheid van verontreinigde bodem te bepalen, opgenomen in de ecologische risicobeoordeling. Hoewel de meeste methoden nog relatief nieuw zijn en daarnaast ook nog niet volledig gevalideerd en het nog een grote uitdaging is om alle onderliggende processen te begrijpen. Is er desondanks de hoop dat dit boek oproept tot discussie, verdere ontwikkeling van gereedschappen en bovenal stimuleert om meer praktische ervaring op te doen met locatiespecifieke ecologische risicobeoordeling.
- Published
- 2017
33. Bepaling ad-hoc humane risicogrenzen voor sediment en oppervlaktewater i.v.m. 'calamiteit Vredestein' te Enschede
- Subjects
extinguishing water ,ad hoc humane risicogrenzen ,grenswaarde ,accidents ,surface water ,blootstelling ,bluswater ,oppervlaktewater ,vredestein ,sediment ,exposure ,ongevallen ,brand ,gevaarlijke stoffen ,risico's ,hazardous substances ,limits ,risks ,fire - Abstract
Bij een brand bij de bandenfabriek Vredestein te Enschede op 22 augustus 2003, zijn met het bluswater verschillende verbindingen in het milieu terechtgekomen. Het RIZA heeft een lijst met 23 verbindingen geleverd die in het oppervlaktewater zijn aangetroffen, met de vraag om de humane risico's van deze verbindingen in te schatten. Meer specifiek hield dit in: -het afleiden van ad hoc waarden MTR-humaan. -Het afleiden van risicogrenzen voor sediment voor het standaardscenario viswater. -Het afleiden van risicogrenzen voor water ten behoeve van drinkwatergebruik.-Het schatten van de concentratie in vis. Aangezien de risicogrenzen op korte termijn gewenst zijn is een quick scan uitgevoerd van de beschikbare toxicologische literatuur over deze verbindingen. De aangetroffen data zijn onderworpen aan een summiere beoordeling en waar mogelijk zijn er provisionele MTR (Maximaal Toelaatbaar Risico) voor humane blootstelling afgeleid. Voor 12 verbindingen waren de toxicologische gegevens zelfs niet toereikend om een provisioneel MTR vast te stellen. Voor de overige 11 verbindingen is voor de benodigde fysisch-chemische gegevens eveneens een quick scan uitgevoerd. Op basis van de provisionele MTR's en de fysisch-chemische gegevens zijn vervolgens blootstellingsscenario's doorgerekend om humane risicogrenzen af te leiden. Hierbij is gebruik gemaakt van het blootstellingsmodel SEDISOIL. De resulterende risicogrenzen worden door het RIZA gebruikt ter beoordeling van de situatie bij Vredestein te Enschede.De berekende risicogrenzen zijn niet formeel vastgesteld, zoals voor interventiewaarden het geval is, en hebben derhalve geen wettelijke status. Ze moeten worden beschouwd als zogenaamde ad hoc risicogrenzen, en zijn derhalve alleen toepasbaar voor de beoordeling van het geval Vredestein-Enschede. Volgens de Wet bodembescherming dient bij overschrijding van (ad hoc) risicogrenzen een actuele (locatie-specifieke) risicobeoordeling te volgen middels een Nader Onderzoek (NO). Gezien de relatief beperkte betrouwbaarheid van de afgeleide risicogrenzen moet worden overwogen dit ook te doen indien de gevonden concentraties de ad hoc risicogrenswaarden benaderen.
- Published
- 2017
34. Cadmium in de Kempen: een integrale risicobeoordeling
- Subjects
dutch kempen area ,longkanker ,cadmium ,meetgegevens ,dwellings ,air pollution ,blootstelling ,indoor environment ,lung cancer ,TOXICOLOGIE ,binnenmilieu ,exposure ,risico's ,measurements ,luchtverontreiniging ,risks ,woningen ,kempen ,risk - Abstract
De blootstelling aan cadmium in de lucht in en nabij woningen in de Nederlandse Kempen brengt geen verhoogd risico voor de volksgezondheid met zich mee. Dat concludeert het RIVM op basis van recente metingen. De aangetroffen concentraties veroorzaken een nagenoeg verwaarloosbaar extra risico voor longkanker. De totale hoeveelheid cadmium die mensen in het onderzochte gebied binnenkrijgen via voeding, bodem, huisstof en lucht leidt ook niet tot een onacceptabel risico op nierschade door cadmium. De aanleiding voor het onderzoek is een Belgische studie, waarin een verhoogde frequentie longtumoren is gerapporteerd voor bewoners in de directe omgeving van een voormalige zinkfabriek in de Belgische Kempen. De Belgische studie schrijft dit toe aan de inhalatie van cadmium. Het onderliggende onderzoek omvat ook metingen van andere metalen in en nabij woningen in de Nederlandse Kempen. Ook voor deze metalen blijft de totale blootstelling onder de geldende gezondheidslimieten. Wel zijn verhoogde concentraties van lood in huisstof waargenomen in enkele woningen in het meest verontreinigde gebied (Budel-Dorplein) en in een woning in een matig verontreinigd gebied (Maarheeze). Deze verontreiniging is echter waarschijnlijk voor slechts een beperkt deel afkomstig uit het milieu. Mogelijk zijn huiselijke bronnen hiervan de oorzaak, zoals in een geval een bewoner die als hobby soldeert.
- Published
- 2017
35. Beslissen over bagger op bodem. Deel 3. Modellering van risico's na verspreiding bagger
- Subjects
risiconiveaus ,beslismodel ,soil pollution ,BODEM ,bodemverontreiniging ,decision support system ,dredging sludge ,verspreiding ,baggerspecie ,systeembenadering ,deposition ,sediment ,systems approach ,risico's ,pollution ,dispersion ,verontreiniging ,spreading ,risks ,depositie - Abstract
Deel 3 van 3. Zie ook RIVM-rapporten 711701044(1) en 711701045(2)
- Published
- 2017
36. Factsheets for the (eco)toxicological risk assessment strategy of the National Institute for Public Health and the Environment, Part V
- Subjects
risicobeoordeling ,qsar-modellen ,milieu ,qsar models ,assessment ,neoplasms ,hepatic tumours ,assimilatie-efficientie van voedsel ,hazardous substances ,levertumoren ,assimilation efficiency of food ,hplc-methoden ,public health ,toxicologie ,risk assessment ,health ,tumoren ,gevaarlijke stoffen ,risico's ,organic ionisable substances ,gezondheid ,hplc method ,toetsing ,environment ,risks ,mononucleaire cel leukemie ,mononuclear cell leukaemia (mncl) ,toxicology - Abstract
Dit rapport bundelt vijf factsheets waarin methodieken worden beschreven die worden gebruikt voor de risicobeoordeling van stoffen bij het Centrum voor Stoffen en Integrale Risicobeoordeling (SIR) en het Stoffen Expertise Centrum (SEC) van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Het voornaamste doel is om de inzichtelijkheid en eenduidigheid van de bij RIVM-SIR en -SEC gevolgde methodieken te vergroten. De vijf factsheets vormen de weerslag van de huidige stand van wetenschap. Ze zijn bedoeld om de discussie met andere (inter)nationale partijen op het gebied van risicobeoordeling te bevorderen. De factsheet over levertumoren in de muis beschrijft onder welke voorwaarden levertumoren in de muis als relevant voor risicobeoordeling in de mens worden beschouwd. In de factsheet over historische controle gegevens van tumorincidentie wordt aangegeven hoe het RIVM bij de evaluatie van carcinogeniteit omgaat met historische controles gegevens. In de factsheet over Mononucleaire Cel Leukemie in de F344 rat wordt de relevantie voor de mens van een toename in de incidentie van mononucleaire cel leukemie (MNCL) in F344 ratten besproken en wordt een strategie voor de gevaar- en risicobeoordeling geleverd. In de factsheet 'Energie- en vochtgehalte en assimilatie-efficientie van voedsel voor vogel- en zoogdieren' zijn twee grote datasets met gegevens over het energie- en watergehalte van verschillende voedselbronnen voor vogels en zoogdieren samengevoegd en geanalyseerd. De laatste factsheet over sorptie van dissocierende stoffen geeft een uiteenzetting van de belangrijkste principes en beperkingen van de QSAR- modellen en HPLC-methoden voor het bepalen van het adsorptiegedrag van een stof.
- Published
- 2017
37. Nieuwe inzichten wetenschappelijke signalering milieugezondheidsrisico's : Suggesties voor verbetering van het proces en een overzicht van nieuwe signalen
- Subjects
early warning approach ,milieu ,risico's ,gezondheid ,health ,RIVM rapport 630789011 ,signalering ,risks ,environment - Abstract
Het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) wil nieuwe milieugezondheidsrisico's vroegtijdig en gestructureerd signaleren om tijdig te kunnen handelen. In 2011 is daarom aan verschillende maatschappelijke groepen (nongouvernementele organisaties, bedrijfsleven en wetenschap) gevraagd welke nieuwe milieugezondheidsrisico's zij belangrijk vinden om in de peiling te houden. Het RIVM heeft in 2012 en 2013 het wetenschappelijke perspectief voor zijn rekening genomen, door een jaar lang te volgen welke signalen uit de wetenschap naar voren komen. Daarnaast geeft het een nieuw overzicht van signalen, waarbij aandacht is voor de nieuwe vorm van signalering, de zogeheten horizonverkenning. Het blijkt dat er veel activiteiten zijn om mogelijke nieuwe milieugezondheidsrisico's te signaleren. De afstemming en uitwisseling van kennis tussen wetenschap, maatschappij en beleid blijft echter een verbeterpunt. Op structurele basis worden risico's gesignaleerd op het gebied van (drink)water, luchtverontreiniging, nanotechnologie, straling en elektromagnetische velden. Dit geldt echter niet voor bodem, geluid en binnenmilieu. Om de samenwerking te stimuleren adviseert het RIVM een multidisciplinair platform op te richten. Dit platform kan signalen verzamelen en het eventuele risico ervan beoordelen. Uit de inventarisatie van de wetenschappelijke signalering blijkt dat gesprekken met experts sneller en completere informatie leveren dan wanneer het RIVM zelf literatuurattenderingen bijhoudt. Het RIVM heeft verder een onderscheid gemaakt tussen twee signaleringsvormen. De eerste, meest voorkomende vorm is reactieve signalering, waarbij nieuwe inzichten over bekende stoffen en bronnen worden gesignaleerd. Dit zijn risico's die nu al zichtbaar zijn, zoals antibiotica in drinkwater. De tweede manier van signaleren is een meer verkennende blik in de toekomst: horizonverkenning. Het betreft nieuwe ontwikkelingen waarvan de effecten nog onbekend zijn, bijvoorbeeld technologische ontwikkelingen zoals de inzet van nieuwe energiebronnen en duurzame bouw. Om tijdig te kunnen handelen is het wenselijk dat dit structureler gebeurt.
- Published
- 2017
38. Beslissen over bagger op bodem. Deel 2. Onderbouwing stofgedragmodellering en voorspelde landbodemconcentraties na verspreiding bagger op land
- Subjects
risiconiveaus ,beslismodel ,soil pollution ,BODEM ,bodemverontreiniging ,decision support system ,dredging sludge ,verspreiding ,baggerspecie ,systeembenadering ,deposition ,sediment ,systems approach ,risico's ,pollution ,dispersion ,verontreiniging ,spreading ,risks ,depositie - Abstract
Deel 2 van 3. Zie ook RIVM-rapporten 711701044(1) en 711701046(3)
- Published
- 2017
39. Signalen van milieugezondheidsrisico's 2013
- Subjects
milieugezondheid ,risico's ,RIVM briefrapport 630789013 ,signals ,environmental health ,signalering ,risks ,alerts - Abstract
Alleen digitaal beschikbaar
- Published
- 2017
40. Technical evaluation of the Intervention Values for Soil/sediment and Groundwater. Human and ecotoxicological risk assessment and derivation of risk limits for soil, aquatic sediment and groundwater
- Subjects
mpr ,assessment ,mtr ,blootstelling ,soil ,sanering ,normen ,bodem ,sediment ,exposure ,risico's ,grondwater ,groundwater ,remediation ,standards ,toetsing ,risks - Abstract
Interventiewaarden zijn generieke risicogrenzen voor de bodem- en grondwaterkwaliteit, welke in het kader van de Wet Bodembescherming worden gebruikt om historische bodemverontreiniging (incl. sediment en grondwater) te classificeren als 'ernstig'. In 1994 zijn Interventiewaarden gepubliceerd voor ca. 70 stoffen. Deze waarden, gebaseerd op potentiele risico's voor de mens en voor ecosystemen, zijn technisch-wetenschappelijk geevalueerd op basis van recente (toxiciteit)data en nieuwe inzichten in risicoanalyse. De afgeleide risicogrenzen (engelse afkorting SRC Serious Risk Concentration) voor bodem en grondwater zijn herzien; ter aanvulling zijn risicogrenzen voor waterbodem afgeleid. In de hierop volgende beleidsmatige fase zal worden bepaald hoe de resultaten zullen worden geimplementeerd. De uitgangspunten voor afleiding van de SRCs, welke gedeeltelijk beleidsmatig zijn bepaald, zijn toegelicht. De algemene procedure voor afleiding van deze risicogrenzen is gedeeltelijk aangepast, met name voor grondwater. Bovendien zijn aparte risicogrenzen voor waterbodems afgeleid. De humane risicogrenzen (SRChuman) zijn bepaald met de blootstellingsmodellen CSOIL (landbodems) en SEDISOIL (waterbodems), in combinatie met het Mximaal Toelaatbare Risico voor blootstelling (MTRhumaan). De model input parameters (o.m. fysische-chemische data), het MTRhumaan en de modelconcepten zijn hiervoor geevalueerd. De ecotoxicologische risicogrenzen (SRCeco) zijn gebaseerd op de HC50, de concentratie waarbij, gebaseerd op laboratorium experimenten, 50% van de soorten en processen mogelijke negatieve effecten ondervinden. Hiervoor zijn de HC50s, de procedure en toxiciteitsdata herzien. De laagste van de humane en de ecotoxicologische risicogrens wordt gekozen als de geintegreerde SRC. Ecotoxicologische risico's bepalen vaker de geintegreerde SRCs dan humane risico's. De geintegreerde risicogrenzen voor grondwater worden bepaald door ecotoxicologische en humane risico's (m.n. de 'maximale concentratie in drinkwater'). De herziene SRCs voor bodem en waterbodem zijn zowel lager als hoger dan de huidige Interventiewaarden voor bodem. De SRCs voor grondwater zijn vaker hoger dan lager dan de huidige Interventiwaarden voor grondwater. Geconcludeerd kan worden dat dit rapport consistent afgeleide humane en ecotoxicologische risicogrenzen weergeeft, welke een basis vormt voor het herzien van Interventiewaarden in de bleidsmatige fase.
- Published
- 2017
41. Risico's van 3D-printen in een consumentenomgeving : Technieken, materialen en producten
- Author
-
Olthof ED, Hendriks HS, van de Ven BM, Schuur AG, Pennings JLA, VTS, and V&Z
- Subjects
consument ,RIVM rapport 2016-0084 ,risico's ,3D printing ,risks ,3D-printen ,consumers - Abstract
alleen digitaal verschenen
- Published
- 2017
42. Basis voor effectgerichte beoordeling?
- Subjects
industry ,assessment ,industrie ,gevaarlijke stoffens ,effecten ,ecosystemen ,beleid ,risico's ,hazardous substances ,effects ,ecosystems ,toetsing ,bio-assays ,risks ,policy - Abstract
In het VROM project SOMS (Strategie OMgaan met Stoffen) is de aandacht o.a. gericht op het anders omgaan met de onbekendheid met gevaren van stoffen en het deelachtig maken van het bedrijfsleven inzake het nemen van verantwoordelijkheid voor risico's van stoffen. In dat kader is de vraag gerezen of toepassing van biologische effectmetingen aan emissies en het milieu, als aanvulling op het bestaande systeem van "stof-voor-stof" beoordelingen, hierin een rol kan spelen. Op basis van een verkenning in dit rapport naar de stand der wetenschap en bestaande beleidsruimte kan deze vraag positief worden beantwoord. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen beoordeling van A)vervuilingsbronnen, waarbij de verantwoordelijkheid voor adequate uitvoering en rapportage primair bij het bedrijfsleven ligt en voor de overheid een toezichthoudende taak is weggelegd, en B) van het ontvangende milieucompartiment, waarbij uitvoering en rapportage bij de desbetreffende beherende overheidsinstantie ligt. Biologische effectbeoordeling biedt voldoende voordelen om een plaats naast de chemische stofgerichte benadering te rechtvaardigen. De techniek is beschikbaar; er moeten alleen keuzes worden gemaakt uit de scala van mogelijkheden voor effectgerichte beoordeling, alsook de wijze waarop de resultaten worden geinterpreteerd en vertaald naar het beleid. Beleidsmatig is nationaal en internationaal sprake van toenemende ruimte voor implementatie, zeker met betrekking tot effluenten en het compartiment water. Nederland loopt op dit punt niet voorop. In het kader van het waterbeleid wordt een inhaalslag verwacht, waarop het vernieuwde stoffenbeleid goed kan aansluiten.
- Published
- 2017
43. A proposal for revised Intervention Values for petroleum hydrocarbons ('minerale olie') on base of fractions of petroleum hydrocarbons
- Subjects
grenswaarde ,intervention values ,tph ,ecotoxicologie ,toxicologie ,aardolie ,health ,interventiewaarden ,ecotoxicology ,risico's ,minerale olie ,mineral oils ,gezondheid ,limits ,risks ,toxicology - Abstract
De interventiewaarde voor minerale olie is geevalueerd. Literatuuronderzoek is verricht naar exotoxicologische en humaan-toxicologische data gericht op oliefracties, hier 'PH-fracties' genoemd (Total Petroleum Hydrocarbons). Vastgesteld is dat het beschouwen van TPH-fracties zowel van belang is het vaststellen van humane - als voor ecologische risico's; risico's bij blootstelling aan TPH kunnen genuanceerder geschat worden. Geconcludeerd is dat de huidige methode het (niet-carcinogene) humane risico van lichte olie fracties (>_C12), als benzines, onvoldoende belicht. Aanbevolen wordt om de huidige analyse methoden voor het vaststellen van minerale olie (som C10-C40 verbindingen) te vervangen door een analysemethode welke TPH-fracties onderscheidt, om vervolgens de voorgestelde indicatieve niveaus (humane EBVC's) voor 10 TPH-fracties over te nemen. Vooral alifatische fracties (tot en met EC12) en aromatische fracties (tot en met EC16) zijn relevant voor het (niet-carcinogene) humane risico. Er zijn onvoldoende betrouwbare data om ecotoxicologische risico-grenzen te berekenen. Aanbevolen is om TPH fracties te onderscheiden welke relevant zijn voor het beschrijven van terrestrische ecologische effecten van oliefracties, om vervolgens de benodigde ecotoxicologische data te genereren om HC50 waarden voor minerale-oliefracties vast te kunnen stellen.
- Published
- 2017
44. Beoordeling van de ecotoxicologische risico's van de verspreiding van baggerspecie op land. Pilot-toetsing van de invloed van bodemeigenschappen op biobeschikbaarheid van metalen en PAKs in veldbodems
- Subjects
eigenschappen (chemische en fysische) ,field soils ,dredging sludge ,assessment ,verspreiding ,ecotoxicologie ,baggerspecie ,zware metalen ,pah ,veldbodems ,soil ,ecotoxicology ,bodem ,risico's ,properties ,distribution ,pak's ,biologische beschikbaarheid ,heavy metals ,bioavailability ,toetsing ,risks - Abstract
Er is een pilot-onderzoek uitgevoerd naar de biologische beschikbaarheid van zware metalen (Cd, Cu, Pb, Zn) en PAKs bij het verspreiden van verontreinigde baggerspecie op land. De idee is dat de biologische beschikbaarheid van deze stoffen tussen bodemtypen sterk kan verschillen, waardoor de daadwerkelijke ecologische effecten van de verspreiding van (licht) verontreinigde baggerspecie afhankelijk zijn van zowel concentraties van toxische stoffen als van bodemeigenschappen. De resultaten van het onderzoek zijn bedoeld als bouwstenen voor een rekenmodule waarmee de lokatie-specifieke toxische druk van baggerspecies berekend kan worden. Doel van het huidige onderzoek was inzicht verkrijgen in de verschillen in biologische beschikbaarheid van metalen en PAKs tussen verschillende bodemtypen. De resultaten van het uitgevoerde pilot-onderzoek suggereren dat het, bij een vervolg-validatie onderzoek over het aspect biobeschikbaarheid, noodzakelijk is om: hoger belaste baggerspecies te gebruiken (klasse 4), omdat dit betere interpretatie-mogelijkheden biedt voor opname studies (extrapolatie naar lager belaste species is dan echter noodzakelijk); opname studies uit te voeren met (wormen) soorten die in alle bodemtypen voorkomen en welke eveneens als bioassay ingezet kunnen worden; (om brede toepasbaarheid van de resultaten te verzekeren) de bemonsterde lokaties zodanig te kiezen dat de bodemeigenschappen de volledige breedte van de natuurlijke ranges van pH en organische stof concentraties omvatten. De daarbij af te leiden rekenregels voor biobeschikbaarheidscorrectie vormen de bouwstenen voor een rekenmodule. De lokale toxische druk wordt met dit instrument berekend als resultante van de lokaal beschikbare concentraties van de toxische stoffen in de baggerspecie en hun te verwachten mengseleffecten, terwijl er ook rekening gehouden wordt met de natuurlijke afbraak van organische contaminanten.
- Published
- 2017
45. Ecotoxicity of toxicant mixtures in soils. Recommendations for application in the Dutch regulatory context, as derived from a scientific review on approaches, models and data
- Subjects
toxiciteit ,assessment ,ecotoxicologie ,toxicity ,ecosystemen ,regelgeving ,soil ,ecotoxicology ,bodem ,mengseltoxiciteit ,regulations ,risico's ,gevaarlijke stoffen ,hazardous substances ,ecosystems ,toetsing ,risks ,mixture toxicity - Abstract
In dit rapport wordt een methode voorgesteld om de ecotoxicologische risico's van mengsels in de bodem te beoordelen voor diverse risicobeoordelingssituaties. De methode is afgeleid uit een evaluatie van recente wetenschappelijke ontwikkelingen en validatiestudies. Een expliciet onderscheid wordt gemaakt tussen de mogelijkheden om experimentele resulaten van mengseleffecten in detail te interpreteren en de extrapolatie van deze resulaten naar het veld van risicobeoordeling. De methode bestaat uit drie stappen, waarbij milieu-chemische, toxicologische en ecologische interacties apart behandeld worden. In de eerste stap wordt blootstelling behandeld. In de tweede stap wordt de "mixed-model approach" toegepast. Hierbij wordt de toxische druk van groepen van stoffen met hetzelfde werkingsmechanisme voorspeld door concentratie addititie aan te nemen voor de biologische actieve fracties binnen deze groepen, terwijl de algehele risico's over deze groepen en de overgebleven groepen (met een uniek werkingsmechanisme in het mengsel) voorspeld wordt door response addititie aan te nemen voor de biologische actieve fracties. De derde stap is het inschatten van de ecologische interacties. Voor deze laatste stap is de theoretische onderbouwing echter zwak en zijn er nauwelijks -tot geen- gegevens voorhanden. Mogelijkheden voor het toepassen van de voorgestelde methode in de risicobeoordelingspraktijk worden bediscussieerd door de voor- en nadelen op te sommen voor de diverse risicobeoordelingssituaties.
- Published
- 2017
46. Richtlijn: bepalen van de orale biobeschikbaarheid van lood uit de bodem
- Subjects
risicobeoordeling ,lead ,concentration ,sampling ,in vitro digestiemodel ,BODEM ,analysis ,lood ,assessment ,analyse ,risk assessment ,sampling strategy ,bioaccessibility ,richtlijnen ,soil ,GEZONDHEID ,risico's ,in vitro digestion model ,guidelines ,monsterbehandeling ,sample handling ,toetsing ,risks ,concentratie ,monstername - Abstract
Dit is de herziene versie van RIVM rapport 71170160 - This is the revised edition of RIVM rapport 711701060 (2007)
- Published
- 2017
47. Brominated flame retardants: occurrence, dietary intake and risk assessment
- Subjects
VOEDING ,voedselketen ,food ,food chains ,risk assessment ,health ,voedingsmiddelen ,opname ,blootstelling ,brominated flame retardants ,gebromineerde vlamvertragers ,risicoschatting ,TOXICOLOGIE ,exposure ,fire retardants ,risico's ,brandvertragers ,gezondheid ,dietary intake ,intake ,risks - Abstract
Gebromeerde vlamvertragers zijn tot de voedselketen van de mens doorgedrongen. De aanwezigheid van deze stoffen in voedsel vormt vooralsnog geen risico voor de gezondheid. Dit is wel het geval wanneer het gehalte in voedingsmiddelen toe zou nemen. Het in kaart brengen van gebromeerde vlamvertragers in voeding blijft daarom nodig. Vlamvertragers met broom zijn vanuit het milieu in het voedsel terechtgekomen. Vanuit voedsel, maar ook uit bijvoorbeeld huisstof, worden deze stoffen in het lichaam opgenomen. Door hun scheikundige eigenschappen verlaten zij het lichaam maar heel langzaam. Hierdoor slaat het lichaam vlamvertragers in feite op. Om vast te stellen of blootstelling aan vlamvertragers schadelijk is zijn voedingsmiddelen op aanwezigheid van vlamvertragers onderzocht. Daarnaast is, als maat voor de hoeveelheid in het lichaam, ook moedermelk onderzocht. In Nederlandse voedingsmiddelen konden twaalf vlamvertragers aangetoond worden. Hiervan bleken er elf ook in moedermelk voor te komen. Het moedermelkonderzoek liet verder zien dat de hoeveelheid vlamvertragers in het lichaam tussen 1998 en 2003 niet afgenomen is. Om vast te stellen of de blootstelling aan vlamvertragers ook risicovol is, moet gewerkt worden met de maximaal dagelijks toelaatbare inname van deze stoffen. Zo'n maximale inname is voor één vlamvertrager beschikbaar. Tussen de blootstelling aan deze vlamvertrager via de voeding en zijn maximaal toelaatbare inname bestaat slechts een zeer kleine marge. Hoewel er op dit moment nog geen nadelige effect op de gezondheid is, kan dit snel veranderen wanneer meer vlamvertragers in voedingsmiddelen terechtkomen. Monitoringsonderzoek naar vlamvertagers in voeding blijft nodig. Daarnaast zou de blootstelling via huisstof beter in kaart gebracht moeten worden.
- Published
- 2017
48. A tiered procedure to assess risk due to contaminant migration in groundwater
- Subjects
risicobeoordeling ,polluted groundwater ,plume ,assessment ,verspreiding ,migratie ,risk assessment ,beoordelingsinstrumenten ,verontreinigd grondwater ,migration ,sanering ,contamination ,assessment tools ,grondwater ,groundwater ,remediation ,risico's ,WATER ,dispersion ,verontreiniging ,toetsing ,risks ,pluim - Abstract
RIVM stelt in dit rapport een nieuwe methode voor om risico's van verspreiding van verontreinigd grondwater beter te beoordelen. Op basis hiervan kunnen gemeenten en provincies beter beslissen over de noodzaak om de verontreiniging aan te pakken. Verontreinigd grondwater kan via verspreiding de kwaliteit aantasten van drinkwater, oppervlaktewater, natuur- en woongebieden. Hierdoor ontstaan risico's voor mens en milieu. Om te bepalen of en hoe snel een grondwaterverontreiniging moet worden opgeruimd (gesaneerd), is het belangrijk om de risico's van verspreiding in kaart te brengen. Door het herziene bodembeleid en andere wetenschappelijke inzichten is vernieuwing van de bestaande beoordelingsmethodieken nodig. In dit rapport stelt RIVM een nieuwe methode voor waarmee de risico's van verspreiding beter kunnen worden beoordeeld. De nieuwe methode is trapsgewijs opgebouwd volgens het principe 'eenvoudig als het kan, moeilijk als het moet'. Het onderscheidt vier niveaus, zogenaamde 'treden'. In elke trede wordt beoordeeld of het risico acceptabel is. Is het risico niet acceptabel dan moeten maatregelen worden genomen om de verontreiniging te beheren of te saneren. Ook kan worden gekozen om met specifieker onderzoek (de volgende trede) de risico's beter in kaart te brengen. Door de gestructureerde opbouw biedt de methode gemeenten en provincies betere ondersteuning bij beslissingen over maatregelen voor sanering of vervolgonderzoek. Naast de verbeterde methode zijn ook de beoordelingsinstrumenten die per trede nodig zijn om de risico's te bepalen grotendeels uitgewerkt in dit rapport.
- Published
- 2017
49. Risico's en gebrekkige afstemming in de trombosezorg
- Subjects
bottle necks ,GEZONDHEID ,communication ,managed care ,afstemming ,risico's ,knelpunten ,thrombosis care ,ketenzorg ,risks ,trombosezorg - Abstract
De onderlinge afstemming tussen trombosediensten en zorgverleners die betrokken zijn bij trombosezorg, zoals ziekenhuizen, verzorgingshuizen en apotheken, verloopt niet optimaal. Hierdoor beschikken trombosediensten niet altijd over voldoende informatie om te kunnen beslissen of de medicatie moet worden aangepast. Het gevolg kan zijn dat patienten verkeerde doses medicatie krijgen, wat het risico op bloedstollingen of bloedingen vergroot. In dit onderzoek kon de relatie tussen suboptimale afstemming en risico's echter niet worden aangetoond. Dat kan komen doordat de data nog onvoldoende geschikt zijn voor analyses. Wel geven trombosediensten aan dat ze veel tijd kwijt zijn om de zorg voor patienten goed te laten aansluiten op de zorg van andere zorgverleners. Bijna de helft van de trombosediensten heeft geen formele afspraken gemaakt met andere zorgverleners over de afstemming van de behandeling. Hierdoor verliezen de trombosediensten veel tijd met het vinden van ad-hoc oplossingen voor problemen met medicatie(wijzigingen) bij patienten. Ook blijken er verschillende medisch-inhoudelijk protocollen door betrokken disciplines te worden gebruikt, waardoor de continuiteit van zorg niet gewaarborgd is. Een good practice die naar voren komt uit dit onderzoek is het gebruik van ICT voor uitwisseling van informatie tussen zorgverleners. Zorgverleners gaven daarnaast aan dat een coordinator die de regie voert voor de zorgverlening van de patient in de hele zorgketen, de zorg zou kunnen verbeteren. Toepassing van een te ontwikkelen landelijk protocol of een zorgstandaard door zorgverleners zou de doelmatigheid van de trombosezorg kunnen verhogen. Uit eerder onderzoek is gebleken dat bij een kwart van de vermijdbare ziekenhuisopnames vanwege bijwerkingen van geneesmiddelen, antistollingsmedicatie is betrokken. Hieronder vallen de medicijnen waar trombosediensten mee werken (cumarines). Het doel van dit onderzoek is het achterhalen van knelpunten en risico's in de trombosezorg. Voor het onderzoek zijn trombosediensten geinterviewd en zijn vragenlijsten voorgelegd aan trombosediensten en verpleeg- en verzorgingstehuizen. Daarnaast zijn experts uit de hele zorgketen gehoord.
- Published
- 2017
50. Evaluation of EU Risk assessments Existing Chemicals (EC Regulation 793/93)
- Subjects
evaluation ,milieu ,assessment ,chemicals ,health ,blootstelling ,chemicalien ,exposure ,risico's ,gezondheid ,evaluatie ,toetsing ,risks ,environment - Abstract
Vanaf 1993 is de EG-Verordening 793/93 van kracht die zich richt op de risico's van 'bestaande stoffen'. Sindsdien worden er voor deze stoffen EU-risicobeoordelingen gemaakt. Het RIVM heeft een evaluatie-onderzoek gedaan naar de 'overall' uitkomsten van het werk tot nu toe. Het EU risicobeoordelingsproces heeft een groot aantal stoffen naar voren gebracht die aanleiding geven tot zorg. Dit gold maar liefst voor 34 van de 41 beoordeelde chemicalien. Een onderzoeksvraag betrof of de uitkomst van de risicobeoordeling altijd strookt met de verwachte risico's van een stof. Vooral bij de consument blijken veel 'onderschattingen' voor te komen. Stoffen komen blijkbaar in producten terecht waar ze totaal niet thuis horen. Verder is gekeken of er een relatie bestaat tussen de potentiele risico's van de stoffen en het type gebruik van de stof. Duidelijk werd dat de risico's gekoppeld zijn aan een zeer breed scala van gebruikscategorieen. De industrie is wettelijk verplicht om een zogenaamde basis-set van gegevens aan te leveren voor een stof. Ondanks deze basis-set bleek dat voor veel stoffen aanvullende testen noodzakelijk waren om de risicoschatting goed te kunnen afronden. Deze resultaten roepen vragen op over de juistheid en compleetheid van de huidige basis-set. De resultaten van dit onderzoek zijn bruikbaar bij de voorbereidende discussies voor een nieuw EU stoffenbeleid.
- Published
- 2017
Catalog
Discovery Service for Jio Institute Digital Library
For full access to our library's resources, please sign in.