1. Risicobeoordeling van contaminanten in afval- en reststoffen bestemd voor gebruik als covergistingsmateriaal
- Author
-
P.A.I. Ehlert, L. van Schöll, T.A. van Dijk, H. van Wijnen, L.R.M. de Poorter, and Jaap Struijs
- Subjects
organic pollutants ,biociden ,co-vergisting ,Sub-department of Soil Quality ,residuen ,biocides ,residues ,landbouwbeleid ,environmental policy ,pesticiden ,biogas ,agricultural policy ,Duurzaam Bodemgebruik ,heavy metals ,verontreinigende stoffen ,Sustainable Soil Use ,mestverwerking ,organische verontreinigende stoffen ,co-fermentation ,arsenic ,risk assessment ,zware metalen ,manure policy ,pesticides ,manure treatment ,Sectie Bodemkwaliteit ,mestbeleid ,risicoschatting ,monitoring ,pollutants ,milieubeleid ,digestate ,WOT Natuur & Milieu ,digestaat ,arsenicum - Abstract
A number of wastes and by-products were reviewed for their suitability as substrates for co-digestion with animalmanure to produce biogas and a digestate for use as a fertiliser. The review included 21 substances proposed byLTO Noord (Dutch Farmers Union – Northern Netherlands) and Biogas Branche Organisatie (BBO, the Dutch BiogasIndustry Association) for inclusion in Annex Aa of the Fertiliser Act. At the request of the Ministry of EconomicAffairs a further 6 substances were added (21+6). In addition, 119 substances were re-reviewed in connection witha change to the reference composition for animal manure. The review focused on the possible adverseenvironmental effects of using the digestate as a fertiliser and followed the protocol for assessing the value andrisks of waste used as a fertiliser, version 2.1. The risk assessment included the inorganic contaminants (Cd, Cr, Cu,Hg, Ni, Pb, Zn, As) and organic contaminants (dioxine, PCBs, PAHs, mineral oil, residues of crop protectionproducts) as required by the Fertiliser Act. For all the wastes and by-products, data on composition were collectedfrom the literature and from analyses provided by stakeholders. Expert judgment was used where data were notavailable or were insufficient to conduct a risk assessment as prescribed by the protocol. Criteria for expertjudgment were developed for such situations. Two alternative risk assessment methods were developed for theresidues of pesticides and biocides, based partly on expert judgement. These methods were compared with themethod prescribed by the protocol. These three methods reflect different policy judgements; the protection level setby policymakers will determine which method should be used. The 21+6 substances were evaluated in accordancewith the protocol and using the three methods for evaluating the residues of pesticides and biocides. The resultswere compared with registered co-digestion materials in Flanders, Denmark and Germany. Recommendations aregiven to support policy decisions on the choice of alternative risk assessment method to be used to permit the codigestionof wastes and by-products in biogas production that produce an agronomically and environmentallyacceptable digestate for fertiliser use Een beoordeling is uitgevoerd van 21 stoffen die door LTO-Noord en de Biogas Branche Organisatie (BBO)aangemeld zijn voor opname in bijlage Aa van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet. Op verzoek van het ministerieEZ zijn daar 6 stoffen aan toegevoegd (21+6) en werden 119 eerder aangemelde stoffen herbeoordeeld in metverband wijziging van de keuze voor de samenstelling van dierlijke mest. De beoordeling betreft met name demilieuhygienische consequenties van het gebruik van covergistings-materialen en het resulterende digestaat navergisting. De beoordeling van de zware metaal- en arseengehalten en de door de Meststoffenwet aangewezenorganische microverontreinigingen volgt het Protocol Beoordeling Stoffen Meststoffenwet, versie 2.1. Expertjudgement is toegepast in geval gegevens niet of niet volledig beschikbaar waren om dit protocol te kunnentoepassen. Criteria voor expert judgement zijn voor deze situatie opgesteld. Om de residuen vangewasbeschermingsmiddelen en biociden te beoordelen, zijn drie alternatieve systematieken opgesteld, medegebaseerd op toepassing van expert judgement. Het na te streven beschermingsniveau bepaalt welke systematiekgebruikt zal gaan worden. De 21+6 stoffen zijn beoordeeld volgens het protocol en opgestelde alternatieven. Detoelating van covergistingsmaterialen in Vlaanderen, Denemarken en Duitsland is betrokken bij de beoordeling. Tenslotte worden aanbevelingen gedaan om te komen tot beleidsafwegingen en –keuzes inzake opgesteldealternatieven en tot een effectief protocol voor toelating van afval- en reststoffen als covergistingsmateriaal.
- Published
- 2016