353 results on '"mobiliteit"'
Search Results
2. Klimaatneutrale mobiliteit in 2050 : Verkenning van beelden en paden daar naartoe
- Author
-
Geilenkirchen, G., Nusteling, A., Harmsen, J., Geilenkirchen, G., Nusteling, A., and Harmsen, J.
- Abstract
De transitie naar een klimaatneutrale mobiliteit in en vanuit Nederland vereist een grote inzet van hernieuwbare brandstoffen. Om in 2050 klimaatneutraal te rijden, varen en vliegen moet het aanbod van duurzame brandstoffen drastisch omhoog. Ook een versnelde ontwikkeling van duurzame technologie en meer energiebesparing, mede door gedragsverandering, zijn belangrijke bouwstenen in de transitie naar klimaatneutrale mobiliteit.
- Published
- 2024
3. Hoe zorgen Nederlandse werkgevers voor arbeidsmigranten?: Diagnose van goed werkgeverschap onder arbeidsmigranten. De resultaten van het 7e arbeidsmigrantenpanel
- Author
-
Cremers, Jan, Sobczyk, Anna, Cremers, Jan, and Sobczyk, Anna
- Abstract
Het 7e rapport van het Kenniscentrum Arbeidsmigranten over de stand van goed werkgeverschap onder arbeidsmigranten in Nederland verschaft door middel van een online survey inzicht in de ervaringen, uitdagingen en behoeften van arbeidsmigranten in hun werkrelaties. Het rapport vat eerst de belangrijkste uitkomsten samen (hoofdstuk 2), gevolgd door de verantwoording van de gehanteerde werkwijze (hoofdstuk 3). Hoofdstuk 4 behandelt inzichten uit de bestaande literatuur. In de hoofdstuk 5 komen enkele demografische en sociaaleconomische kenmerken van de ondervraagde arbeidsmigranten aan de orde. Vervolgens worden de uitkomsten van het onderzoek met betrekking tot goed werkgeverschap en tevredenheid van arbeidsmigranten met verschillende aspecten van hun baan (hoofdstuk 6) en de werkprestaties van de arbeidsmigranten (hoofdstuk 7) behandeld.
- Published
- 2024
4. Naar betekenisvolle beweging
- Author
-
Louise Meijering
- Subjects
stillness ,beweging ,mobiliteit ,ouderen ,participatie ,Medicine - Abstract
Geen samenvatting
- Published
- 2020
5. De Nederlandse taalvaardigheid onder arbeidsmigranten: De resultaten van het 6e arbeidsmigrantenpanel
- Author
-
Cremers, Jan, Sobczyk, Anna, Cremers, Jan, and Sobczyk, Anna
- Abstract
Dit rapport beschrijft de resultaten van een peiling van het Kenniscentrum Arbeidsmigranten onder ruim 1.550 arbeidsmigranten over taalvaardigheid. De conclusie is dat meer aandacht nodig is voor ondersteuning van arbeidsmigranten bij het leren van de Nederlandse taal Meer dan de helft van arbeidsmigranten kent geen of weinig Nederlands. Het slechtst presteren hierbij de groepen die minder worden geconfronteerd met het Nederlands in verschillende omstandigheden (bijv. in de woonomgeving of op het werk): degenen die onzelfstandig wonen, uitzendkrachten en arbeidsmigranten die korter in Nederland verblijven. De meeste arbeidsmigranten willen Nederlands leren, maar lopen tegen verschillende obstakels aan. Die obstakels lijken afhankelijk van de arbeidsmarktpositie van migranten.
- Published
- 2023
6. Met LEV's meer groen en betere leefbaarheid in de stad
- Author
-
Boer, B. de and Boer, B. de
- Abstract
In dit artikel zoomt de redactie nader in op de transitie naar het gebruik van lichte elektrische voertuigen in het stadverkeer. Concreet gaat het om elektrische mini- en microcars. Sommige onderzoekers zien de toekomst klip en klaar voor zich: de auto moet de stad uit. Maar hoe gaat de stedelijke mobiliteit er dan uitzien? En biedt die transitie kansen voor meer groen?
- Published
- 2023
7. Spatial mobility patterns and COVID-19 incidence
- Author
-
Hinke Haisma, Bart Roelofs, Dimitris Ballas, Arjen Edzes, Urban and Regional Studies Institute, University of Groningen, and Regional labour market
- Subjects
ruimtelijke analyse ,demography ,spatial analysis ,Geography, Planning and Development ,coronavirus ,COVID-19 ,Management, Monitoring, Policy and Law ,Development ,mobiliteit ,demografie ,mobility - Abstract
A key policy measure introduced by governments worldwide at the beginning of the coronavirus disease 2019 (COVID-19) pandemic was to restrict travel, highlighting the importance of people's mobility as one of the key contributors to spreading severe acute respiratory syndrome coronavirus 2 (SARS-CoV-2). However, there was little consistency regarding the geographical scale or the severity of these measures. Little use was made of commuting and travel data to inform decisions on when, where and at what level restrictions should be applied. We aim to contribute to regional policy by providing evidence that could be used to inform future policy debates on the most effective travel restrictions to impose during a pandemic. We present an analysis of the impact of mobility between municipalities on COVID-19 incidence in the Netherlands. We used multiple linear regression models and geographical information systems to gain insight into the association between mobility-related factors and demographic, socio-economic and geographical factors with COVID-19 incidence in municipalities. Our results indicate that spatial mobility patterns, when combined with COVID-19 incidence in municipalities of origin, were associated with increased COVID-19 incidence in municipalities of destination. In addition, various regional characteristics were associated with municipal incidence. By conducting our analyses over three different periods, we highlight the importance of time for COVID-19 incidence. In the light of ongoing mitigation measures (and possible future events), spatial mobility patterns should be a key factor in exploring regional mobility restrictions as an alternative for national lockdowns.
- Published
- 2022
8. H2GROw – Op weg met waterstof in Groningen: Een maatschappelijke kosten-batenanalyse van waterstof-elektrisch transport
- Author
-
ter Veer, Bart and Toepassing van waterstof binnen een duurzaam energiesysteem
- Subjects
MKBA ,hydrogen ,transport ,waterstof ,mobiliteit ,mobility - Abstract
In dit rapport worden de maatschappelijke kosten en baten onderzocht van waterstof-elektrisch rijden voor vrachtverkeer. De keten van elektriciteitproductie, conversie naar waterstof, opslag en transport van waterstof, waterstoftankstation en waterstofvrachtwagen is gemodelleerd. De total cost of ownerschip en ook de levelised cost of driving van waterstof-elektrisch rijden zijn hoger dan de alternatieven diesel en batterijelektrisch rijden. Ten opzichte van batterijelektrisch rijden kent waterstof wel enkele operationele voordelen zoals de kortere tanktijd en het hogere bereik. Ook niet-monetaire effecten zijn geanalyseerd.
- Published
- 2023
9. H2GROw – Op weg met waterstof in Groningen
- Subjects
MKBA ,hydrogen ,transport ,waterstof ,mobiliteit ,mobility - Abstract
In dit rapport worden de maatschappelijke kosten en baten onderzocht van waterstof-elektrisch rijden voor vrachtverkeer. De keten van elektriciteitproductie, conversie naar waterstof, opslag en transport van waterstof, waterstoftankstation en waterstofvrachtwagen is gemodelleerd. De total cost of ownerschip en ook de levelised cost of driving van waterstof-elektrisch rijden zijn hoger dan de alternatieven diesel en batterijelektrisch rijden. Ten opzichte van batterijelektrisch rijden kent waterstof wel enkele operationele voordelen zoals de kortere tanktijd en het hogere bereik. Ook niet-monetaire effecten zijn geanalyseerd.
- Published
- 2023
10. Riglyne by die keuse van padprojekte deur die owerheid.
- Author
-
PIENAAR, W. J. (WESSEL)
- Abstract
This article explains why the supply of public roads may be subject to market failure; it also explains why public roads are supplied by government. The reasons are mainly economic and are explained from a sectoral, micro- and macroeconomic perspective. The article makes the point that expenditure on road construction projects injects funds into the private sector and promotes production. This, together with an increased demand for transport, can stimulate the economy. Stimulation of economic activities is associated with higher profits and personal incomes, and the resultant increase in taxes boosts government income. In this way, non-users also help to "repay" the capital amount invested in the transport facilities that originally helped to stimulate economic activity. New and improved roads provide access to property, and facilitate mobility and interaction within and between areas that support economic growth and development potential, which can give rise to new economic land-use patterns and the acceleration of business activities. These factors increase financial returns to investors and fixed-property owners, which in turn boost land values. The increase in taxable-land values leads to an increase in the revenue of local authorities from property tax. As a result, local authorities may have more funds available to maintain the local road networks that stimulated the increase in tax revenue in their jurisdictions. The operational characteristics of road transport that are conducive to the stimulation of economic activity are identified and described. It was found that road transport infrastructure and services can serve as mechanisms to gain access to economic activities; trigger economic development; accelerate economic growth; and serve as a catalyst to equalise the distribution of wealth. The article explains how the achievement of sectoral and microeconomic benefits by economically justified roads leads to the attainment of macroeconomic goals. Government's obligation to supply public roads necessitates proper planning and budgeting for such roads. The article describes the situation where road authorities have to endeavour reactively to maximise the benefits of road provision when they are restricted by a rationed and fixed budget. Lastly, in order to mitigate the effects of government economic failure, it is proposed that road authorities act proactively, through judicious use of loan funds, to maximise the benefits of road provision by treating their road budgets as variable, but subject to a performance rule. [ABSTRACT FROM AUTHOR]
- Published
- 2019
- Full Text
- View/download PDF
11. Voorgestelde metodes om die voordele van padprojekte te maksimeer.
- Author
-
PIENAAR, W. J. (WESSEL)
- Abstract
This article proposes methods that a transport authority can apply to maximise the benefits of road provision both when the rationing of funds leads to a curtailed and fixed budget limit, and, proactively, when a variable budget subject to a funding rule is available. With a fixed limit on public capital expenditure, public projects compete with one another for funding. When a number of mutually exclusive and independent projects are under consideration for selection and prioritisation and the decision maker has to maximise benefit subject to a fixed budget constraint, a method of project selection based on incremental benefitcost ratio analysis is recommended. The proposed selection process in the case of a fixed budget limit is demonstrated by an example. The proposed procedure consists of the following five steps: 1) Identify all projects that may be considered for selection, having due regard to the budget limit, and eliminate all projects (a) of which the implementation cost exceeds this limit, and (b) that are not economically viable, technically feasible and environmentally acceptable. 2) Classify all mutually exclusive projects (i.e. alternative projects) that qualify for consideration into separate, independent groups, and arrange the alternatives in each group in order of increasing implementation cost. 3) Provisionally select in each group the project that has the highest benefit-cost (BC) ratio. 4) From these projects, select the one with the highest ratio and then note the remaining balance in the capital budget. The more expensive projects in the group from which the highest-ratio project was provisionally selected are then considered in terms of their incremental BC ratios. Put the alternative in this group with the highest viable incremental BC ratio, if there is such an alternative, on the list of the other projects still to be considered. In the remainder of the selection process (i.e. the subsequent iterative rounds) selecting the best project in each group follows a two-step process. Firstly, the project with the highest (viable) incremental BC ratio is identified and compared with the rest of the independent projects. Then projects are chosen consecutively in order of descending economic viability; they are identified by either the BC ratio of an independent project (in another group) or the incremental BC ratio of a mutually exclusive project (in the same group). Secondly, as each project is provisionally selected, the balance in the budget is adjusted to reflect the effect of the projects selected. All remaining projects of which the implementation cost exceeds this balance are excluded. This iterative process ends when the balance of the budget is (a) exhausted or insufficient to cover any other project's implementation cost, or (b) when no viable projects remain for consideration. 5) If a balance remains in the available budget, consider whether inclusion of any of the excluded projects or exclusion of any of the included projects would increase the aggregate net present value (NPV) of the final budget. If the budget has no fixed limit, the problem is one of weighing public against private uses of the resources. One now follows the rule that an indivisible public project (such as a road facility) is worth undertaking provided its benefits exceed its investment cost. The justification for the rule is that the cost of investing one rand in the public sector is the loss of one rand of benefits in the private sector - a loss which results from not investing n rand in the private sector. The article proposes and outlines a procedure to select road projects subject to a funding rule based on expenditure productivity. The rule may be that each unit of capital expenditure should yield at least a certain threshold amount more in benefits. All the alternative projects in each independent group that comply with the funding criterion of minimum productivity are considered for possible selection. When using a funding rule, therefore, projects are selected from the alternatives in each independent group. With a funding rule based on a productivity criterion, a project cannot be eliminated from the selection process on account of its implementation expenditure exceeding a certain budget limit. The procedure for project selection is simpler than with a given budget constraint. Different independent groups are no longer in competition - the most productive alternative project in each group can be selected on condition that it meets the funding rule. The proposed selection method according to a funding rule consists of the following three steps: 1) Consider only those alternative projects in each group of mutually exclusive projects that are economically viable, technically feasible and environmentally acceptable, and arrange them per group in order of increasing implementation cost. 2) Identify in each group the project that has the highest BC ratio. If the ratio of this project exceeds the prescribed threshold ratio value, funding of the project is acceptable, and if not, no project is chosen from the group. 3) Choose from the more expensive projects in each group the one with the highest incremental BC ratio, provided this ratio exceeds the prescribed threshold value. If there are no costlier projects with an incremental BC ratio that exceeds the threshold ratio value, the project identified in Step 2 is the selected project. If there are costlier projects with an incremental BC ratio that exceeds the funding rule threshold value, the one with the highest ratio is chosen. The process should be repeated until there are no costlier alternatives left with incremental BC ratios that satisfy the funding rule than the last one considered most justified. The proposed method to select projects subject to a funding rule is demonstrated by an example in the article. [ABSTRACT FROM AUTHOR]
- Published
- 2019
- Full Text
- View/download PDF
12. Impacts of Western lifestyles in a telecoupled world: Mapping and specifying current and future demand for ecosystem services
- Author
-
Laroche, Perrine Catherine Suzanne Juliette, Verburg, Peter H., Schulp, Nynke, Kastner, Thomas, and Environmental Geography
- Subjects
lifestyle ,voorkeuren ,handel ,Verenigde Staten van Amerika ,holiday ,natural rubber ,United States of America ,mobility ,levensstijl, voorkeuren, voeding, vakanties, mobiliteit, milieuvoetafdruk, Europese Unie, Verenigde Staten van Amerika, handel, natuurrubber ,Europese Unie ,vakanties ,ecological footprint ,levensstijl ,voeding ,European Union ,mobiliteit ,diet ,lifestyle, preferences, diet, holiday, mobility, ecological footprint, European Union, United States of America, trade, natural rubber ,trade ,milieuvoetafdruk ,natuurrubber ,preferences - Abstract
Human use of natural resources is exceeding the planet's ecological ceilings. To reverse this trend, sustainable production and consumption was placed on the global governance agenda at the 1992 Earth Summit in Rio de Janeiro. Since then, a large number of empirical studies have been carried out to characterise the environmental impact of consumption. It has become clear that humanity's pressure on ecosystems is mainly related to the use of natural resources for food, shelter and mobility, and that the wealthiest people contribute disproportionately to the overall pressure because of the consumption culture associated with affluence. It has also been shown that most environmental impacts are not visible to final consumers because the goods and services they use are often produced miles away. This understanding has largely been supported by conceptual and methodological developments around the concepts of lifestyle, ecosystem services and telecoupling. However, these concepts have only been marginally combined so far, leaving open questions about the role of lifestyle in explaining the use of ecosystem services and ecological impacts. This dissertation brings together ideas and methods from research around these concepts to propose indicators and tools to characterise the role of lifestyle as a determinant of the extent and geography of ecosystem services demand and impacts. Different aspects of lifestyle - diet, holiday, mobility - are empirically addressed, with a focus on Western countries where living standards are relatively high and affluent consumption is the norm. Chapter 2 questions the potential ecological outcomes of a large-scale shift from the current standard diet in the United States of America (USA) to more plant-based alternatives. Chapter 3 examines tourist preferences for different holiday styles as a determinant of carbon emissions from leisure travel within the European Union (EU). Chapter 4 draws a quantitative link between current mobility patterns in the European Union and the expansion of rubber plantations in the tropics, which is leading to deforestation. In addition, Chapter 5 critically looks at the trade model used in chapters 2 and 4 to trace the origin of commodities available for use in the USA and the EU and proposes a way forward. Finally, Chapter 6 synthesises the methodological and empirical findings of Chapters 2 to 5 and operationalises these findings into recommendations for businesses and governments on how to support the transition to sustainable consumption in Western societies. Overall, this thesis shows that our understanding of lifestyle as a determinant of ecological impacts can be improved by reusing available large-scale survey results, contextualising individual agency and substantiating indicators of demand for ecosystem services with qualitative information. Taken together, the chapters demonstrate that prevailing preferences in Western societies explain the extent and spatial patterns of demand for ecosystem services and associated impacts. They also highlight the dependence of Western lifestyles on far-flung ecosystems and globalisation processes such as international trade and leisure travel. This body of research therefore re-emphasises the role of demand-side measures in reducing the overall impact of Western societies and the importance of addressing potential impacts beyond borders. Ultimately, this perspective on the role of lifestyle as a driver of sustainability issues in a telecoupled world argues for cooperation between different actors - individual consumers, businesses and governments - to carry out the transition to sustainable consumption patterns.
- Published
- 2023
- Full Text
- View/download PDF
13. Impacts of Western lifestyles in a telecoupled world
- Subjects
lifestyle ,voorkeuren ,handel ,Verenigde Staten van Amerika ,holiday ,natural rubber ,United States of America ,mobility ,Europese Unie ,vakanties ,ecological footprint ,levensstijl ,voeding ,European Union ,mobiliteit ,diet ,trade ,milieuvoetafdruk ,natuurrubber ,preferences - Abstract
Human use of natural resources is exceeding the planet's ecological ceilings. To reverse this trend, sustainable production and consumption was placed on the global governance agenda at the 1992 Earth Summit in Rio de Janeiro. Since then, a large number of empirical studies have been carried out to characterise the environmental impact of consumption. It has become clear that humanity's pressure on ecosystems is mainly related to the use of natural resources for food, shelter and mobility, and that the wealthiest people contribute disproportionately to the overall pressure because of the consumption culture associated with affluence. It has also been shown that most environmental impacts are not visible to final consumers because the goods and services they use are often produced miles away. This understanding has largely been supported by conceptual and methodological developments around the concepts of lifestyle, ecosystem services and telecoupling. However, these concepts have only been marginally combined so far, leaving open questions about the role of lifestyle in explaining the use of ecosystem services and ecological impacts. This dissertation brings together ideas and methods from research around these concepts to propose indicators and tools to characterise the role of lifestyle as a determinant of the extent and geography of ecosystem services demand and impacts. Different aspects of lifestyle - diet, holiday, mobility - are empirically addressed, with a focus on Western countries where living standards are relatively high and affluent consumption is the norm. Chapter 2 questions the potential ecological outcomes of a large-scale shift from the current standard diet in the United States of America (USA) to more plant-based alternatives. Chapter 3 examines tourist preferences for different holiday styles as a determinant of carbon emissions from leisure travel within the European Union (EU). Chapter 4 draws a quantitative link between current mobility patterns in the European Union and the expansion of rubber plantations in the tropics, which is leading to deforestation. In addition, Chapter 5 critically looks at the trade model used in chapters 2 and 4 to trace the origin of commodities available for use in the USA and the EU and proposes a way forward. Finally, Chapter 6 synthesises the methodological and empirical findings of Chapters 2 to 5 and operationalises these findings into recommendations for businesses and governments on how to support the transition to sustainable consumption in Western societies. Overall, this thesis shows that our understanding of lifestyle as a determinant of ecological impacts can be improved by reusing available large-scale survey results, contextualising individual agency and substantiating indicators of demand for ecosystem services with qualitative information. Taken together, the chapters demonstrate that prevailing preferences in Western societies explain the extent and spatial patterns of demand for ecosystem services and associated impacts. They also highlight the dependence of Western lifestyles on far-flung ecosystems and globalisation processes such as international trade and leisure travel. This body of research therefore re-emphasises the role of demand-side measures in reducing the overall impact of Western societies and the importance of addressing potential impacts beyond borders. Ultimately, this perspective on the role of lifestyle as a driver of sustainability issues in a telecoupled world argues for cooperation between different actors - individual consumers, businesses and governments - to carry out the transition to sustainable consumption patterns.
- Published
- 2023
14. Bezoek SIA aan EnTranCe
- Author
-
Aué, Jan-jaap and Pouwels, Dick
- Subjects
Mobiliteit ,Energietransitie ,Alternative Gasses And Hybrid Fuels ,Energy Transition ,Hernieuwbare Energie, Duurzaamheid En Het Milieu ,Education ,Innovaties ,Green Hydrogen Booster ,Renewable Gases ,Industrial Transformation ,Duurzame Energie ,Knowledge Community ,Industriele Transformatie ,System Integration And Flexibility ,Kennisgemeenschap ,Mobility ,Energy ,Sustainable Energy ,Hybrid Energy System Design And Management ,Hernieuwbaar Gas ,Regionale Energiestrategie ,Groene Waterstof Booster ,Renewable Energy, Sustainability And The Environment ,Systeemintegratie En -Flexibiliteit ,Professional Practice &Amp; Society ,Regional Energy Strategy ,Ontwerp En Beheer Van Hybride Energie Systemen ,Waterstof ,Alternatieve Gassen En Hybride Brandstoffen ,Energie ,Hydrogen - Abstract
Bezoek met rondleiding aan EnTranCe (Dick Pouwels en Jan-jaap Aué)
- Published
- 2023
15. Data Driven Mobility
- Author
-
Slik, Jesper Siem and Slik, Jesper Siem
- Abstract
Each minute in 2020, over 250,000 online meetings were held, more than 500 hours of video were uploaded, and USD 1M was spent online. At the end of the year, over 64ZB of data were created. Data is becoming a major part of our lives, and a continued growth is expected. In this dissertation, we demonstrate how to drive decisions based on data. We propose various methodology and contribute to different fields. Additionally, we implement part of the work through industry partnerships and achieve real-life results. Data is the oil of the 21st century, according to various experts around the world. Its promise is to support any organization in making better decisions. The comparison with a natural resource, like oil, seems to make sense, as data does little on its own. It needs to be converted to information, knowledge, or wisdom in order to deliver value. By 2022, organizations will have figured a way to deliver part of its promised value, resulting in an estimated 274 billion USD global industry. However, unlike a natural resource, data is practically infinite, reusable, and becoming increasingly available. Therefore, novel challenges arise. A main, current challenge lies in identifying decisions and designing methodology for direct support. Often, substantial investment is required before the value of these supportive analyses is certain or even recognized. Auxiliary challenges include data integration, analytical skills, security and privacy, infrastructure, and synchronization. Through nine independent chapters we propose methodology in which these challenges are tackled. The first three chapters of this dissertation concern descriptive analyses. These analyses aim to describe what happened. Intuitively, this seems a simple task, however, various technical or human errors can establish a challenge. The consecutive three chapters concern predictive analyses. These analyses build on descriptive analyses and aim to predict what is going to happen. A main challenge is t
- Published
- 2022
16. A Machine Learning Approach to Understanding Transportation Mode Behavior
- Author
-
Koch, Thomas Hans Arjen and Koch, Thomas Hans Arjen
- Abstract
This dissertation forms part of the North/South-line Impact Study, a four-year interdisciplinary research project on the effects of the opening of a new metro line in Amsterdam connecting the north with the south of the city. Our main research question focuses on mobility and accessibility: "What are the effects of the opening of the North/South metro line for the entire transportation system in the Greater Amsterdam Metropolitan region?". In particular we examine how the new metro line affects: (1) changes in multi-modal travel behavior, (2) changes in the number of trips and travel distance per transportation mode, and (3) travel times and congestion for car and bicycle. We examine each of these three dimensions in turn, in the three parts of this thesis.
- Published
- 2022
17. Welke morfologieën voor “inclusie in de stedelijkheid”? Onderzoek langs de Steenweg
- Author
-
USL-B - Institut de recherche interdisciplinaire sur Bruxelles (IRIB), Fenton, Gabrielle, De Visscher, Jean-Philippe, Hubert, Michel, USL-B - Institut de recherche interdisciplinaire sur Bruxelles (IRIB), Fenton, Gabrielle, De Visscher, Jean-Philippe, and Hubert, Michel
- Abstract
De Steenweg, een Oost-West as die door het Centrum van de Brusselse Metropool loopt, moet een sleutelrol spelen bij de uitvoering van de toekomstige mobiliteitsvisie van de stad. Bovendien suggereert recent onderzoek [De Visscher et al., 2020] dat, voor Brussel, deze as ook belangrijk is op het vlak van sociale inclusie. Vooruitlopend op toekomstige verbouwingen gaat dit artikel dieper in op deze laatste stelling en creëert denkpistes rond de mogelijkheden voor “inclusie in stedelijkheid” langs de Steenweg. Werkend rond Remy's concept van “communicatie in de verte” [Remy, 2020 [1990]] en gebruik makend van een sociaal-ruimtelijke aanpak, richt het artikel zich op morfologieën die bijdragen aan het bieden van een inclusieve toegang tot het sociale en ruimtelijke weefsel van stedelijkheid aan diverse groepen. Hiervoor worden de bevindingen voorgesteld uit een verkennend onderzoek over één type morfologie, aanwezig langs de Steenweg: de commerciële galerijen. Het artikel suggereert vervolgens mogelijkheden om verder na te denken over morfologieën die communicatie in de verte langs de as mogelijk maken door alle publiek toegankelijke ruimtes buiten de gebruikelijke grenzen van de openbare ruimten van de Steenweg in kaart te brengen.
- Published
- 2022
18. Convenant Waterstof en Mobiliteit Noord-Holland
- Abstract
Dit convenant brengt partijen bij elkaar om afspraken te maken over het verder mogelijk maken van toepassing van waterstof in zware mobiliteit (zwaar wegtransport, reinigingsvoertuigen en landbouwvoertuigen) in Noord-Holland. Partijen delen met elkaar de ambitie om het gebruik, de distributie en waar mogelijk de productie van Klimaatvriendelijke waterstof in de mobiliteit sector te stimuleren. De doelstelling van dit convenant is te komen tot minimaal 8 waterstoftankstations voor zwaar wegtransport en agrarische toepassingen en voldoende waterstof voertuigen om deze tankstations te voorzien van een gezonde economische grondslag.
- Published
- 2022
19. Biomassa in Mobiliteit : Onderzoek naar de functie van biomassa in duurzame mobiliteit
- Author
-
Kleuver, J.W. de, Moerkerk, M. van, Kruijsse, W., Kleuver, J.W. de, Moerkerk, M. van, and Kruijsse, W.
- Abstract
Dit rapport gaat over onderzoek naar de functie van biomassa in duurzame mobiliteit.
- Published
- 2022
20. Nieuw thuis, nieuwe gewoonten! Waarom verhuizen en gebiedsontwikkeling kansen zijn voor duurzaam reisgedrag
- Author
-
Leferink, Tessa and Leferink, Tessa
- Abstract
Residential relocation can lead to different travel behaviour. This paper describes why and how by reflecting on research and giving examples from practice in the Netherlands and Northern Europe. A conceptual model is introduced.
- Published
- 2022
21. Bouwen aan leefomgevingskwaliteit : Een blik op het begrip leefomgevingskwaliteit en de bijdrage hieraan van binnenstedelijke bouwprojecten uit het recente verleden
- Author
-
Smits, Arjan, Loefs, Vera, Harle, Emilia, Moura, Ana Luisa, Gerretsen, Paul, Smits, Arjan, Loefs, Vera, Harle, Emilia, Moura, Ana Luisa, and Gerretsen, Paul
- Abstract
De meerwaarde van binnenstedelijk bouwen wordt steeds duidelijker. Het vergroten van het woningaanbod en locaties voor werk en voorzieningen versterkt de bestaande steden en dorpen. Het biedt kansen voor meer mensen om van stedelijke en dorpse kwaliteiten te genieten en om grote opgaven van onze tijd goed aan te pakken: samen en compact zijn we in staat tot innovatieve en efficiënte oplossingen te komen. Toch zijn er voor aanvang van binnenstedelijke bouwprojecten vaak veel vragen. Wordt het niet te vol? Blijft er nog ruimte voor groen?
- Published
- 2022
22. Nieuw thuis, nieuwe gewoonten! Waarom verhuizen en gebiedsontwikkeling kansen zijn voor duurzaam reisgedrag
- Subjects
reisgedrag ,verhuizen ,mobiliteit ,gebiedsontwikkeling - Abstract
Residential relocation can lead to different travel behaviour. This paper describes why and how by reflecting on research and giving examples from practice in the Netherlands and Northern Europe. A conceptual model is introduced.
- Published
- 2022
23. A Machine Learning Approach to Understanding Transportation Mode Behavior
- Subjects
mode choice ,reisgedrag ,transportation system ,verkeer ,routekeuze ,travel behavior ,modaliteitskeuze ,route choice ,mobiliteit ,reistijden ,mobility ,accessibility - Abstract
This dissertation forms part of the North/South-line Impact Study, a four-year interdisciplinary research project on the effects of the opening of a new metro line in Amsterdam connecting the north with the south of the city. Our main research question focuses on mobility and accessibility: "What are the effects of the opening of the North/South metro line for the entire transportation system in the Greater Amsterdam Metropolitan region?". In particular we examine how the new metro line affects: (1) changes in multi-modal travel behavior, (2) changes in the number of trips and travel distance per transportation mode, and (3) travel times and congestion for car and bicycle. We examine each of these three dimensions in turn, in the three parts of this thesis.
- Published
- 2022
24. Ouderen met een verstandelijke beperking verliezen veel zelfredzaamheid gedurende drie jaar: resultaten van de Gezond Ouder studie (GOUD)
- Author
-
Alyt Oppewal, Josje D. Schoufour, Heleen M. Evenhuis, Dederieke A. M. Festen, and Thessa I. M. Hilgenkamp
- Subjects
achteruitgang ,mensen met een verstandelijke beperking ,mobiliteit ,overlijden ,zelfredzaamheid ,Medicine - Abstract
Door hervormingen van het zorgstelsel is een deel van de mensen met een verstandelijke beperking (VB) nu aangewezen op deWet MaatschappelijkeOndersteuning (de gemeente). Kennis over hun zelfredzaamheid, en de afname hiervan tijdens het ouderworden is belangrijk omde zorgverlening voor deze groep goed in te richten. Daarom richt deze studie zich op de achteruitgang in zelfredzaamheid en de relatiemet overlijden bij ouderen met een VB (≥50 jaar; n = 703). Zelfredzaamheid werd gedefinieerd als basale en instrumentele activiteiten van het dagelijks leven (ADL en IADL) en mobiliteit (zelfstandig kunnen lopen of niet). Van de deelnemers ging 55% achteruit in hun ADL, 42% in IADL, en 38% in mobiliteit. Het risico op achteruitgang bleek groter bij een hogere leeftijd en een ernstigere VB,maar ook deelnemers met een lichte VB gingen 39%achteruit in ADL, 55% in IADL en 27% in mobiliteit. Een slechtere zelfredzaamheid en mobiliteit waren een sterke voorspeller voor overlijden. Deze grootschalige studie laat een duidelijke achteruitgang zien in de zelfredzaamheid van ouderen met een VB in 3 jaar tijd. Partijen verantwoordelijk voor de zorg voor mensen met een VB moeten bedacht zijn op achteruitgang en zoveel mogelijk inzetten op behoud van de zelfredzaamheid.
- Published
- 2016
- Full Text
- View/download PDF
25. Welke morfologieën voor 'inclusie in de stedelijkheid'? Onderzoek langs de Steenweg
- Author
-
Fenton, Gabrielle, Visscher, Jean-Philippe De, and Hubert, Michel
- Subjects
Cultural Studies ,socioprofessionele inschakeling ,Geography, Planning and Development ,espace public ,public space ,urban infrastructure ,stedelijke infrastructuur ,mobility ,urban planning ,insertion socio-professionnelle ,Urban Studies ,openbare ruimte ,social and professional integration ,stadsplanning ,infrastructures urbaines ,mobiliteit ,mobilité ,planification urbaine - Abstract
Le Steenweg, un axe est-ouest traversant le centre métropolitain de Bruxelles, est appelé à jouer un rôle clé dans la mise en œuvre de la vision de la mobilité future de la ville. En outre, une récente recherche [De Visscher et al., 2020] tend à indiquer que cet axe présente pour Bruxelles des enjeux importants en matière d’inclusion sociale. En prévision de futurs réaménagements, le présent article examine plus avant cette dernière hypothèse, en ouvrant des pistes de réflexion sur les possibilités d’« inclusion dans l’urbanité » le long du Steenweg. À partir de la proposition de Remy en faveur de la communication dans la distance [Remy, 2020 [1990]] et selon une approche socio-spatiale, l’article se concentre sur les morphologies qui contribuent à rendre possible un accès inclusif au tissu social et spatial de l’urbanité pour des groupes divers. À cette fin sont exposés les résultats d’une recherche exploratoire sur un type de morphologie présent le long du Steenweg : les galeries commerciales. L’article propose ensuite des pistes pour approfondir la réflexion sur les morphologies qui favorisent la communication dans la distance le long de cet axe en recensant tous les espaces accessibles au public au-delà des limites habituelles de l’espace public à ciel ouvert du Steenweg. De Steenweg, een Oost-West as die door het Centrum van de Brusselse Metropool loopt, moet een sleutelrol spelen bij de uitvoering van de toekomstige mobiliteitsvisie van de stad. Bovendien suggereert recent onderzoek [De Visscher et al., 2020] dat, voor Brussel, deze as ook belangrijk is op het vlak van sociale inclusie. Vooruitlopend op toekomstige verbouwingen gaat dit artikel dieper in op deze laatste stelling en creëert denkpistes rond de mogelijkheden voor “inclusie in stedelijkheid” langs de Steenweg. Werkend rond Remy's concept van “communicatie in de verte” [Remy, 2020 [1990]] en gebruik makend van een sociaal-ruimtelijke aanpak, richt het artikel zich op morfologieën die bijdragen aan het bieden van een inclusieve toegang tot het sociale en ruimtelijke weefsel van stedelijkheid aan diverse groepen. Hiervoor worden de bevindingen voorgesteld uit een verkennend onderzoek over één type morfologie, aanwezig langs de Steenweg: de commerciële galerijen. Het artikel suggereert vervolgens mogelijkheden om verder na te denken over morfologieën die communicatie in de verte langs de as mogelijk maken door alle publiek toegankelijke ruimtes buiten de gebruikelijke grenzen van de openbare ruimten van de Steenweg in kaart te brengen. The Steenweg, an east-west axis crossing through Brussels Metropolitan Centre, has been earmarked to play a key role in the implementation of the city’s future mobility vision. Moreover, recent research [De Visscher et al., 2020] suggests that this axis presents high stakes in terms of social inclusion for Brussels. In anticipation of future refurbishments, this article delves deeper into this latter proposition, opening lines of thought regarding the potential for “inclusion in urbanity” along the Steenweg. Working from Remy’s suggestion for communication in distance [Remy, 2020 [1990]] and using a socio-spatial approach, the article focuses on morphologies that participate in enabling an inclusive access to the social and spatial fabric of urbanity to diverse groups. To do so, the results of an exploratory research within one type of morphology found along the Steenweg – commercial galleries - are presented. The article then suggests possibilities for thinking further about morphologies that enable communication in distance along the axis by mapping out all publicly accessible spaces beyond the usual limits of the Steenweg’s open air public spaces.
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
26. Quelles morphologies pour « l’inclusion dans l’urbanité » ? Étude des pratiques le long du Steenweg
- Author
-
Fenton, Gabrielle, Visscher, Jean-Philippe De, and Hubert, Michel
- Subjects
socioprofessionele inschakeling ,espace public ,public space ,urban infrastructure ,stedelijke infrastructuur ,mobility ,urban planning ,insertion socio-professionnelle ,openbare ruimte ,social and professional integration ,stadsplanning ,infrastructures urbaines ,mobiliteit ,mobilité ,planification urbaine - Abstract
Le Steenweg, un axe est-ouest traversant le centre métropolitain de Bruxelles, est appelé à jouer un rôle clé dans la mise en œuvre de la vision de la mobilité future de la ville. En outre, une récente recherche [De Visscher et al., 2020] tend à indiquer que cet axe présente pour Bruxelles des enjeux importants en matière d’inclusion sociale. En prévision de futurs réaménagements, le présent article examine plus avant cette dernière hypothèse, en ouvrant des pistes de réflexion sur les possibilités d’« inclusion dans l’urbanité » le long du Steenweg. À partir de la proposition de Remy en faveur de la communication dans la distance [Remy, 2020 [1990]] et selon une approche socio-spatiale, l’article se concentre sur les morphologies qui contribuent à rendre possible un accès inclusif au tissu social et spatial de l’urbanité pour des groupes divers. À cette fin sont exposés les résultats d’une recherche exploratoire sur un type de morphologie présent le long du Steenweg : les galeries commerciales. L’article propose ensuite des pistes pour approfondir la réflexion sur les morphologies qui favorisent la communication dans la distance le long de cet axe en recensant tous les espaces accessibles au public au-delà des limites habituelles de l’espace public à ciel ouvert du Steenweg. De Steenweg, een Oost-West as die door het Centrum van de Brusselse Metropool loopt, moet een sleutelrol spelen bij de uitvoering van de toekomstige mobiliteitsvisie van de stad. Bovendien suggereert recent onderzoek [De Visscher et al., 2020] dat, voor Brussel, deze as ook belangrijk is op het vlak van sociale inclusie. Vooruitlopend op toekomstige verbouwingen gaat dit artikel dieper in op deze laatste stelling en creëert denkpistes rond de mogelijkheden voor “inclusie in stedelijkheid” langs de Steenweg. Werkend rond Remy's concept van “communicatie in de verte” [Remy, 2020 [1990]] en gebruik makend van een sociaal-ruimtelijke aanpak, richt het artikel zich op morfologieën die bijdragen aan het bieden van een inclusieve toegang tot het sociale en ruimtelijke weefsel van stedelijkheid aan diverse groepen. Hiervoor worden de bevindingen voorgesteld uit een verkennend onderzoek over één type morfologie, aanwezig langs de Steenweg: de commerciële galerijen. Het artikel suggereert vervolgens mogelijkheden om verder na te denken over morfologieën die communicatie in de verte langs de as mogelijk maken door alle publiek toegankelijke ruimtes buiten de gebruikelijke grenzen van de openbare ruimten van de Steenweg in kaart te brengen. The Steenweg, an east-west axis crossing through Brussels Metropolitan Centre, has been earmarked to play a key role in the implementation of the city’s future mobility vision. Moreover, recent research [De Visscher et al., 2020] suggests that this axis presents high stakes in terms of social inclusion for Brussels. In anticipation of future refurbishments, this article delves deeper into this latter proposition, opening lines of thought regarding the potential for “inclusion in urbanity” along the Steenweg. Working from Remy’s suggestion for communication in distance [Remy, 2020 [1990]] and using a socio-spatial approach, the article focuses on morphologies that participate in enabling an inclusive access to the social and spatial fabric of urbanity to diverse groups. To do so, the results of an exploratory research within one type of morphology found along the Steenweg – commercial galleries - are presented. The article then suggests possibilities for thinking further about morphologies that enable communication in distance along the axis by mapping out all publicly accessible spaces beyond the usual limits of the Steenweg’s open air public spaces.
- Published
- 2022
27. Quelles morphologies pour « l’inclusion dans l’urbanité » ? Étude des pratiques le long du Steenweg
- Author
-
Gabrielle Fenton, Jean-Philippe De Visscher, Michel Hubert, UCL - SST/LAB - Louvain research institute for Landscape, Architecture, Built environment, and USL-B - Institut de recherche interdisciplinaire sur Bruxelles (IRIB)
- Subjects
Cultural Studies ,socioprofessionele inschakeling ,Geography, Planning and Development ,public space urban infrastructure ,espace public ,stedelijke infrastructuur ,public space ,urban infrastructure ,mobility ,urban planning ,Urban Studies ,insertion socio-professionnelle ,openbare ruimte ,stadsplanning ,social and professional integration ,infrastructures urbaines ,mobiliteit ,mobilité ,planification urbaine - Abstract
Le Steenweg, un axe est-ouest traversant le centre métropolitain de Bruxelles, est appelé à jouer un rôle clé dans la mise en œuvre de la vision de la mobilité future de la ville. En outre, une récente recherche [De Visscher et al., 2020] tend à indiquer que cet axe présente pour Bruxelles des enjeux importants en matière d’inclusion sociale. En prévision de futurs réaménagements, le présent article examine plus avant cette dernière hypothèse, en ouvrant des pistes de réflexion sur les possibilités d’« inclusion dans l’urbanité » le long du Steenweg. À partir de la proposition de Remy en faveur de la communication dans la distance [Remy, 2020 [1990]] et selon une approche socio-spatiale, l’article se concentre sur les morphologies qui contribuent à rendre possible un accès inclusif au tissu social et spatial de l’urbanité pour des groupes divers. À cette fin sont exposés les résultats d’une recherche exploratoire sur un type de morphologie présent le long du Steenweg : les galeries commerciales. L’article propose ensuite des pistes pour approfondir la réflexion sur les morphologies qui favorisent la communication dans la distance le long de cet axe en recensant tous les espaces accessibles au public au-delà des limites habituelles de l’espace public à ciel ouvert du Steenweg. De Steenweg, een Oost-West as die door het Centrum van de Brusselse Metropool loopt, moet een sleutelrol spelen bij de uitvoering van de toekomstige mobiliteitsvisie van de stad. Bovendien suggereert recent onderzoek [De Visscher et al., 2020] dat, voor Brussel, deze as ook belangrijk is op het vlak van sociale inclusie. Vooruitlopend op toekomstige verbouwingen gaat dit artikel dieper in op deze laatste stelling en creëert denkpistes rond de mogelijkheden voor “inclusie in stedelijkheid” langs de Steenweg. Werkend rond Remy's concept van “communicatie in de verte” [Remy, 2020 [1990]] en gebruik makend van een sociaal-ruimtelijke aanpak, richt het artikel zich op morfologieën die bijdragen aan het bieden van een inclusieve toegang tot het sociale en ruimtelijke weefsel van stedelijkheid aan diverse groepen. Hiervoor worden de bevindingen voorgesteld uit een verkennend onderzoek over één type morfologie, aanwezig langs de Steenweg: de commerciële galerijen. Het artikel suggereert vervolgens mogelijkheden om verder na te denken over morfologieën die communicatie in de verte langs de as mogelijk maken door alle publiek toegankelijke ruimtes buiten de gebruikelijke grenzen van de openbare ruimten van de Steenweg in kaart te brengen. The Steenweg, an east-west axis crossing through Brussels Metropolitan Centre, has been earmarked to play a key role in the implementation of the city’s future mobility vision. Moreover, recent research [De Visscher et al., 2020] suggests that this axis presents high stakes in terms of social inclusion for Brussels. In anticipation of future refurbishments, this article delves deeper into this latter proposition, opening lines of thought regarding the potential for “inclusion in urbanity” along the Steenweg. Working from Remy’s suggestion for communication in distance [Remy, 2020 [1990]] and using a socio-spatial approach, the article focuses on morphologies that participate in enabling an inclusive access to the social and spatial fabric of urbanity to diverse groups. To do so, the results of an exploratory research within one type of morphology found along the Steenweg – commercial galleries - are presented. The article then suggests possibilities for thinking further about morphologies that enable communication in distance along the axis by mapping out all publicly accessible spaces beyond the usual limits of the Steenweg’s open air public spaces.
- Published
- 2022
28. Obtaining wheelchair kinematics with one sensor only? The trade-off between number of inertial sensors and accuracy for measuring wheelchair mobility performance in sports
- Author
-
Rienk M.A. van der Slikke, Monique A.M. Berger, Marco J.M. Hoozemans, Marit P. van Dijk, Rob Rupf, DirkJan Veeger, Neuromechanics, and AMS - Sports
- Subjects
business.product_category ,Inertial frame of reference ,Kinematics ,Mobiliteit ,Computer science ,Biomedical Engineering ,Biophysics ,Angular velocity ,Technologie ,Motion capture ,Constant linear velocity ,Wheelchair ,Inertial measurement unit ,Wheel and axle ,Humans ,Orthopedics and Sports Medicine ,Simulation ,Accuracy ,Sensor ,Sport ,Rehabilitation ,Wheelchair mobility performance ,Biomechanical Phenomena ,Wheelchairs ,Rolstoel ,business ,Paralympic sports ,Sports - Abstract
In wheelchair sports, the use of Inertial Measurement Units (IMUs) has proven to be one of the most accessible ways for ambulatory measurement of wheelchair kinematics. A three-IMU configuration, with one IMU attached to the wheelchair frame and two IMUs on each wheel axle, has previously shown accurate results and is considered optimal for accuracy. Configurations with fewer sensors reduce costs and could enhance usability, but may be less accurate. The aim of this study was to quantify the decline in accuracy for measuring wheelchair kinematics with a stepwise sensor reduction. Ten differently skilled participants performed a series of wheelchair sport specific tests while their performance was simultaneously measured with IMUs and an optical motion capture system which served as reference. Subsequently, both a one-IMU and a two-IMU configuration were validated and the accuracy of the two approaches was compared for linear and angular wheelchair velocity. Results revealed that the one-IMU approach show a mean absolute error (MAE) of 0.10 m/s for absolute linear velocity and a MAE of 8.1 degrees/s for wheelchair angular velocity when compared with the reference system. The two-IMU approach showed similar differences for absolute linear wheelchair velocity (MAE 0.10 m/s), and smaller differences for angular velocity (MAE 3.0 degrees/s). Overall, a lower number of IMUs used in the configuration resulted in a lower accuracy of wheelchair kinematics. Based on the results of this study, choices regarding the number of IMUs can be made depending on the aim, required accuracy and resources available.
- Published
- 2021
- Full Text
- View/download PDF
29. Welke modellen voor de uitrol van publieke laadinfrastructuur voor elektrische voertuigen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest?
- Author
-
Lieselot Vanhaverbeke, Quentin De Clerck, Faculteit Economische en Sociale Wetenschappen en Solvay Business School, Bedrijfstechnologie en operationeel beheer, Onderzoekscentrum voor elektromobiliteit, and Brussels Centrum voor Stadsonderzoek
- Subjects
Urban Studies ,Cultural Studies ,Geography, Planning and Development ,Social Sciences ,infrastructures urbaines ,mobiliteit ,urban infrastructures ,stedelijke infrastructuur ,mobilité ,mobility - Abstract
L’impact du transport sur le changement climatique ne cesse de s’intensifier, faisant des véhicules durables une étape importante pour réduire les émissions. Dans ce contexte, un grand réseau de bornes de recharge permettrait de stimuler l’adoption de la voiture électrique, mais ce réseau demeure trop limité à Bruxelles. Dans cet article, nous présentons deux méthodes complémentaires susceptibles de soutenir le déploiement d’une infrastructure de recharge. L’analyse pour la recharge opportuniste publique consiste en une approche basée sur un point d’intérêt (point of interest, POI) qui démontre que l’accessibilité de l’infrastructure de recharge tend à s’améliorer avec l’installation de bornes à proximité d’importants pôles de mobilité bruxellois. Pour la recharge résidentielle publique, des emplacements sont identifiés sur la base de modèles de localisation tenant compte des prévisions de la demande en véhicules électriques (VE). Le déploiement qui en résulte s’impose en premier lieu dans les quartiers où l’adoption escomptée de VE est forte, et s’étend ensuite de manière équilibrée sur l’ensemble du territoire de la Région. La combinaison des deux méthodes offre une solution tant aux habitants (modèles de localisation) qu’aux visiteurs et aux navetteurs (approche POI). De impact van vervoer op de klimaatverandering wordt steeds aanzienlijker waardoor het overschakelen naar duurzame voertuigen een belangrijke stap is om emissies te reduceren. Een groot netwerk van laadpalen zou de adoptie van elektrische voertuigen (EV’s) kunnen stimuleren. Dit netwerk blijft echter nog beperkt in Brussel. In deze paper stellen we twee complementaire methodes voor die de uitrol van laadinfrastructuur kunnen ondersteunen. De analyse voor publiek gelegenheidsladen is een point of interest (POI) gebaseerde aanpak die aantoont dat de toegankelijkheid van de laadinfrastructuur verbeterd wordt als er laadpalen komen bij belangrijke Brusselse mobiliteitspolen. Locaties voor publiek residentieel laden worden geïdentificeerd a.d.h.v. locatiemodellen die rekening houden met voorspellingen van de vraag naar EV’s. De resulterende uitrol wordt eerst doorgedreven waar de geschatte EV adoptie hoog is en spreidt zich vervolgens evenwichtig uit over het volledige Gewest. De combinatie van beide methodes biedt een oplossing voor zowel inwoners (locatiemodellen), als voor bezoekers of pendelaars (POI-aanpak). The impact of transport on climate change is becoming increasingly significant, making switching to sustainable vehicles an important step in emission reduction. The use of electric vehicles could be stimulated by a large network of charging stations. However, in Brussels, this network is still limited. In this paper, we propose two complementary methods that can support the deployment of a charging infrastructure. The analysis for public occasional charging is a point of interest (POI) based approach as it demonstrates that the accessibility of the charging infrastructure is improved if charging stations are installed at important Brussels mobility poles. Locations for public residential charging are identified by means of location models that take into account demand forecasts for EVs. The resulting roll-out is first pushed through where the estimated EV adoption is high and then spreads evenly across the entire Region. The combination of both methods offers a solution for residents (location models), as well as for visitors or commuters (POI approach).
- Published
- 2021
30. Quels modèles pour le déploiement d’une infrastructure de recharge publique pour véhicules électriques en Région de Bruxelles-Capitale ?
- Author
-
Quentin De Clerck, Lieselot Vanhaverbeke, Faculteit Economische en Sociale Wetenschappen en Solvay Business School, Bedrijfstechnologie en operationeel beheer, Onderzoekscentrum voor elektromobiliteit, and Brussels Centrum voor Stadsonderzoek
- Subjects
Urban Studies ,Cultural Studies ,Geography, Planning and Development ,Social Sciences ,infrastructures urbaines ,mobiliteit ,urban infrastructures ,stedelijke infrastructuur ,mobility ,mobilité - Abstract
L’impact du transport sur le changement climatique ne cesse de s’intensifier, faisant des véhicules durables une étape importante pour réduire les émissions. Dans ce contexte, un grand réseau de bornes de recharge permettrait de stimuler l’adoption de la voiture électrique, mais ce réseau demeure trop limité à Bruxelles. Dans cet article, nous présentons deux méthodes complémentaires susceptibles de soutenir le déploiement d’une infrastructure de recharge. L’analyse pour la recharge opportuniste publique consiste en une approche basée sur un point d’intérêt (point of interest, POI) qui démontre que l’accessibilité de l’infrastructure de recharge tend à s’améliorer avec l’installation de bornes à proximité d’importants pôles de mobilité bruxellois. Pour la recharge résidentielle publique, des emplacements sont identifiés sur la base de modèles de localisation tenant compte des prévisions de la demande en véhicules électriques (VE). Le déploiement qui en résulte s’impose en premier lieu dans les quartiers où l’adoption escomptée de VE est forte, et s’étend ensuite de manière équilibrée sur l’ensemble du territoire de la Région. La combinaison des deux méthodes offre une solution tant aux habitants (modèles de localisation) qu’aux visiteurs et aux navetteurs (approche POI). De impact van vervoer op de klimaatverandering wordt steeds aanzienlijker waardoor het overschakelen naar duurzame voertuigen een belangrijke stap is om emissies te reduceren. Een groot netwerk van laadpalen zou de adoptie van elektrische voertuigen (EV’s) kunnen stimuleren. Dit netwerk blijft echter nog beperkt in Brussel. In deze paper stellen we twee complementaire methodes voor die de uitrol van laadinfrastructuur kunnen ondersteunen. De analyse voor publiek gelegenheidsladen is een point of interest (POI) gebaseerde aanpak die aantoont dat de toegankelijkheid van de laadinfrastructuur verbeterd wordt als er laadpalen komen bij belangrijke Brusselse mobiliteitspolen. Locaties voor publiek residentieel laden worden geïdentificeerd a.d.h.v. locatiemodellen die rekening houden met voorspellingen van de vraag naar EV’s. De resulterende uitrol wordt eerst doorgedreven waar de geschatte EV adoptie hoog is en spreidt zich vervolgens evenwichtig uit over het volledige Gewest. De combinatie van beide methodes biedt een oplossing voor zowel inwoners (locatiemodellen), als voor bezoekers of pendelaars (POI-aanpak). The impact of transport on climate change is becoming increasingly significant, making switching to sustainable vehicles an important step in emission reduction. The use of electric vehicles could be stimulated by a large network of charging stations. However, in Brussels, this network is still limited. In this paper, we propose two complementary methods that can support the deployment of a charging infrastructure. The analysis for public occasional charging is a point of interest (POI) based approach as it demonstrates that the accessibility of the charging infrastructure is improved if charging stations are installed at important Brussels mobility poles. Locations for public residential charging are identified by means of location models that take into account demand forecasts for EVs. The resulting roll-out is first pushed through where the estimated EV adoption is high and then spreads evenly across the entire Region. The combination of both methods offers a solution for residents (location models), as well as for visitors or commuters (POI approach).
- Published
- 2021
- Full Text
- View/download PDF
31. Innovaties in stedelijke mobiliteit: VerDuS SURF Synthesestudie Mobiliteit
- Author
-
van Wee, G.P. (author) and van Wee, G.P. (author)
- Abstract
Transport and Logistics
- Published
- 2021
32. De Brusselse Smart City: videobewaking als middel om een stad “slim” te maken
- Author
-
UCL - ESPO/POLS - Département des sciences politiques et sociales, Bocquet, Nicolas, UCL - ESPO/POLS - Département des sciences politiques et sociales, and Bocquet, Nicolas
- Abstract
Door het proces van agendasetting dat leidde tot de toe-eigening van het concept Smart City door het Brussels Gewest in 2014 te traceren, onderzoekt dit artikel de beleidskeuzes om van Brussel een “slimme stad” te maken. Een van de theoretische doelstellingen van de Smart City bestaat erin om het overheidsoptreden te ontzuilen door met behulp van technologieën de uitvoering van een transversaal beleid te bevorderen. Toch moeten we vaststellen dat de Brusselse beleidsmaatregelen op dit vlak hoofdzakelijk beperkt blijven tot de bevoegdheden van de gewestelijke technische instelling. Dit artikel tracht te begrijpen waarom er geen transversaal beleid inzake mobiliteit – een sector die gewoonlijk prioritair is bij dergelijke projecten – wordt gevoerd in het kader van de Brusselse Smart City, maar een veiligheidsbeleid het voornaamste werkterrein blijkt te zijn. De centralisering van de gewestelijke videobewaking is de enige beleidslijn van het Brusselse Smart City-project, waarbij men erin slaagt om de gewestelijke institutionele verzuiling te doorbreken. Dit artikel toont dan ook aan hoe de gewestelijke politiek-institutionele organisatie de beleidskeuzes beïnvloedt in Brussel.
- Published
- 2021
33. Aan de slag met waterstof : leidraad voor waterstofinitiatieven in de Rijkswaterstaat-regio
- Author
-
Heijden, F. van der, Have, S. ten, Idema, H.J., Heijden, F. van der, Have, S. ten, and Idema, H.J.
- Abstract
Deze leidraad, "Aan de slag met waterstof", is opgesteld naar aanleiding van het toenemende aantal vragen over waterstof dat de RWS-regionale onderdelen ontvangen vanuit de omgeving. Vragen lopen uiteen van de ontwikkeling van waterstoftankinfrastructuur op of langs RWS-areaal tot het medeondertekenen van een regionaal convenant. Deze leidraad bevat praktisch toepasbare informatie over waterstof, met focus op toepassing in wegmobiliteit. De leidraad bestaat uit drie delen. Elk deel sluit aan op de informatiebehoefte van de lezer, variërend van behoefte aan informatie over waterstof zelf en de mogelijke toepassingen binnen RWS tot aan het daadwerkelijke vergunningverleningsproces van een waterstoftankstation.
- Published
- 2021
34. De Brusselse Smart City: videobewaking als middel om een stad 'slim' te maken
- Author
-
Nicolas Bocquet
- Subjects
Cultural Studies ,public action ,Geography, Planning and Development ,sécurité ,instellingen ,Social Sciences ,veiligheid ,security ,espace public ,public space ,innovation ,mobility ,Urban Studies ,openbare ruimte ,institutions ,innovatie ,mobiliteit ,action publique ,overheidsoptreden ,mobilité - Abstract
En retraçant le processus de mise à l’agenda ayant conduit à l’appropriation du concept de Smart City par la Région bruxelloise en 2014, cet article interroge les choix de politiques publiques visant à faire de Bruxelles une « ville intelligente ». Tandis qu’un des objectifs théoriques de la Smart City consiste à vouloir décloisonner l’action publique en favorisant la réalisation de politiques transversales par le recours aux technologies, force est de constater que les politiques bruxelloises en la matière restent essentiellement cantonnées aux compétences de l’organisme technique régional. Cet article tente ainsi de comprendre pourquoi aucune politique transversale en matière de mobilité – secteur habituellement prioritaire pour ce type de projets – n’émerge dans le cadre de la Smart City bruxelloise, tandis qu’une politique sécuritaire s’impose comme son principal chantier. La centralisation de la vidéosurveillance régionale constitue l’unique politique du projet Smart City bruxellois parvenue à dépasser le cloisonnement institutionnel régional. Cet article démontre par conséquent comment, à Bruxelles, l’organisation politico-institutionnelle régionale influence les choix de politiques publiques. Door het proces van agendasetting dat leidde tot de toe-eigening van het concept Smart City door het Brussels Gewest in 2014 te traceren, onderzoekt dit artikel de beleidskeuzes om van Brussel een “slimme stad” te maken. Een van de theoretische doelstellingen van de Smart City bestaat erin om het overheidsoptreden te ontzuilen door met behulp van technologieën de uitvoering van een transversaal beleid te bevorderen. Toch moeten we vaststellen dat de Brusselse beleidsmaatregelen op dit vlak hoofdzakelijk beperkt blijven tot de bevoegdheden van de gewestelijke technische instelling. Dit artikel tracht te begrijpen waarom er geen transversaal beleid inzake mobiliteit – een sector die gewoonlijk prioritair is bij dergelijke projecten – wordt gevoerd in het kader van de Brusselse Smart City, maar een veiligheidsbeleid het voornaamste werkterrein blijkt te zijn. De centralisering van de gewestelijke videobewaking is de enige beleidslijn van het Brusselse Smart City-project, waarbij men erin slaagt om de gewestelijke institutionele verzuiling te doorbreken. Dit artikel toont dan ook aan hoe de gewestelijke politiek-institutionele organisatie de beleidskeuzes beïnvloedt in Brussel. This article reviews the agenda-setting process which led to the approval of the Smart City concept by the Brussels Region in 2014 and questions the public policy choices aimed at making Brussels a “Smart City”. While one of the theoretical objectives of the Smart City is to decompartmentalise public action by promoting the implementation of cross-cutting policies through the use of technology, it is clear that the policies of Brussels in this area remain essentially limited to the competences of the regional technical body. This article attempts to understand why a cross-cutting policy in the area of mobility – a sector which is normally a priority for this type of project – has not emerged in the framework of the Brussels Smart City, while a security policy has gained a foothold as its main focus. The centralisation of regional video surveillance is the only policy of the Brussels Smart City project which has managed to overcome regional institutional compartmentalisation. This article therefore demonstrates how the regional political and institutional organisation in Brussels influences public policy choices.
- Published
- 2021
35. The Brussels Smart City: how 'intelligence' can be synonymous with video surveillance
- Author
-
Nicolas Bocquet
- Subjects
Cultural Studies ,public action ,Geography, Planning and Development ,sécurité ,instellingen ,Social Sciences ,veiligheid ,security ,espace public ,public space ,innovation ,mobility ,Urban Studies ,Smart city ,Political science ,openbare ruimte ,institutions ,innovatie ,mobiliteit ,action publique ,overheidsoptreden ,Humanities ,mobilité - Abstract
En retraçant le processus de mise à l’agenda ayant conduit à l’appropriation du concept de Smart City par la Région bruxelloise en 2014, cet article interroge les choix de politiques publiques visant à faire de Bruxelles une « ville intelligente ». Tandis qu’un des objectifs théoriques de la Smart City consiste à vouloir décloisonner l’action publique en favorisant la réalisation de politiques transversales par le recours aux technologies, force est de constater que les politiques bruxelloises en la matière restent essentiellement cantonnées aux compétences de l’organisme technique régional. Cet article tente ainsi de comprendre pourquoi aucune politique transversale en matière de mobilité – secteur habituellement prioritaire pour ce type de projets – n’émerge dans le cadre de la Smart City bruxelloise, tandis qu’une politique sécuritaire s’impose comme son principal chantier. La centralisation de la vidéosurveillance régionale constitue l’unique politique du projet Smart City bruxellois parvenue à dépasser le cloisonnement institutionnel régional. Cet article démontre par conséquent comment, à Bruxelles, l’organisation politico-institutionnelle régionale influence les choix de politiques publiques. Door het proces van agendasetting dat leidde tot de toe-eigening van het concept Smart City door het Brussels Gewest in 2014 te traceren, onderzoekt dit artikel de beleidskeuzes om van Brussel een “slimme stad” te maken. Een van de theoretische doelstellingen van de Smart City bestaat erin om het overheidsoptreden te ontzuilen door met behulp van technologieën de uitvoering van een transversaal beleid te bevorderen. Toch moeten we vaststellen dat de Brusselse beleidsmaatregelen op dit vlak hoofdzakelijk beperkt blijven tot de bevoegdheden van de gewestelijke technische instelling. Dit artikel tracht te begrijpen waarom er geen transversaal beleid inzake mobiliteit – een sector die gewoonlijk prioritair is bij dergelijke projecten – wordt gevoerd in het kader van de Brusselse Smart City, maar een veiligheidsbeleid het voornaamste werkterrein blijkt te zijn. De centralisering van de gewestelijke videobewaking is de enige beleidslijn van het Brusselse Smart City-project, waarbij men erin slaagt om de gewestelijke institutionele verzuiling te doorbreken. Dit artikel toont dan ook aan hoe de gewestelijke politiek-institutionele organisatie de beleidskeuzes beïnvloedt in Brussel. This article reviews the agenda-setting process which led to the approval of the Smart City concept by the Brussels Region in 2014 and questions the public policy choices aimed at making Brussels a “Smart City”. While one of the theoretical objectives of the Smart City is to decompartmentalise public action by promoting the implementation of cross-cutting policies through the use of technology, it is clear that the policies of Brussels in this area remain essentially limited to the competences of the regional technical body. This article attempts to understand why a cross-cutting policy in the area of mobility – a sector which is normally a priority for this type of project – has not emerged in the framework of the Brussels Smart City, while a security policy has gained a foothold as its main focus. The centralisation of regional video surveillance is the only policy of the Brussels Smart City project which has managed to overcome regional institutional compartmentalisation. This article therefore demonstrates how the regional political and institutional organisation in Brussels influences public policy choices.
- Published
- 2021
- Full Text
- View/download PDF
36. La Smart City à Bruxelles : quand « intelligence » rime avec vidéosurveillance
- Author
-
Nicolas Bocquet
- Subjects
Cultural Studies ,public action ,Geography, Planning and Development ,sécurité ,instellingen ,Social Sciences ,veiligheid ,security ,espace public ,public space ,innovation ,mobility ,Urban Studies ,openbare ruimte ,institutions ,innovatie ,mobiliteit ,action publique ,overheidsoptreden ,mobilité - Abstract
En retraçant le processus de mise à l’agenda ayant conduit à l’appropriation du concept de Smart City par la Région bruxelloise en 2014, cet article interroge les choix de politiques publiques visant à faire de Bruxelles une « ville intelligente ». Tandis qu’un des objectifs théoriques de la Smart City consiste à vouloir décloisonner l’action publique en favorisant la réalisation de politiques transversales par le recours aux technologies, force est de constater que les politiques bruxelloises en la matière restent essentiellement cantonnées aux compétences de l’organisme technique régional. Cet article tente ainsi de comprendre pourquoi aucune politique transversale en matière de mobilité – secteur habituellement prioritaire pour ce type de projets – n’émerge dans le cadre de la Smart City bruxelloise, tandis qu’une politique sécuritaire s’impose comme son principal chantier. La centralisation de la vidéosurveillance régionale constitue l’unique politique du projet Smart City bruxellois parvenue à dépasser le cloisonnement institutionnel régional. Cet article démontre par conséquent comment, à Bruxelles, l’organisation politico-institutionnelle régionale influence les choix de politiques publiques. Door het proces van agendasetting dat leidde tot de toe-eigening van het concept Smart City door het Brussels Gewest in 2014 te traceren, onderzoekt dit artikel de beleidskeuzes om van Brussel een “slimme stad” te maken. Een van de theoretische doelstellingen van de Smart City bestaat erin om het overheidsoptreden te ontzuilen door met behulp van technologieën de uitvoering van een transversaal beleid te bevorderen. Toch moeten we vaststellen dat de Brusselse beleidsmaatregelen op dit vlak hoofdzakelijk beperkt blijven tot de bevoegdheden van de gewestelijke technische instelling. Dit artikel tracht te begrijpen waarom er geen transversaal beleid inzake mobiliteit – een sector die gewoonlijk prioritair is bij dergelijke projecten – wordt gevoerd in het kader van de Brusselse Smart City, maar een veiligheidsbeleid het voornaamste werkterrein blijkt te zijn. De centralisering van de gewestelijke videobewaking is de enige beleidslijn van het Brusselse Smart City-project, waarbij men erin slaagt om de gewestelijke institutionele verzuiling te doorbreken. Dit artikel toont dan ook aan hoe de gewestelijke politiek-institutionele organisatie de beleidskeuzes beïnvloedt in Brussel. This article reviews the agenda-setting process which led to the approval of the Smart City concept by the Brussels Region in 2014 and questions the public policy choices aimed at making Brussels a “Smart City”. While one of the theoretical objectives of the Smart City is to decompartmentalise public action by promoting the implementation of cross-cutting policies through the use of technology, it is clear that the policies of Brussels in this area remain essentially limited to the competences of the regional technical body. This article attempts to understand why a cross-cutting policy in the area of mobility – a sector which is normally a priority for this type of project – has not emerged in the framework of the Brussels Smart City, while a security policy has gained a foothold as its main focus. The centralisation of regional video surveillance is the only policy of the Brussels Smart City project which has managed to overcome regional institutional compartmentalisation. This article therefore demonstrates how the regional political and institutional organisation in Brussels influences public policy choices.
- Published
- 2021
37. Voor altijd ‘out of office’
- Subjects
arbeidsverhoudingen ,thuiswerken ,arbeidsorganisatie ,duurzaamheid ,mobiliteit ,technologie - Published
- 2020
38. Forever 'out of office'
- Subjects
arbeidsverhoudingen ,thuiswerken ,arbeidsorganisatie ,duurzaamheid ,mobiliteit ,technologie - Published
- 2020
39. Fluidité des déplacements et gênes piétonnes dans les rues commerçantes de Bruxelles
- Author
-
Alexis Creten, Aniss Mezoued, and Quentin Letesson
- Subjects
Cultural Studies ,05 social sciences ,Geography, Planning and Development ,0211 other engineering and technologies ,0507 social and economic geography ,Social Sciences ,021107 urban & regional planning ,qualité de vie ,02 engineering and technology ,espace public ,public space ,stedelijke infrastructuur ,mobility ,Urban Studies ,quality of life ,levenskwaliteit ,openbare ruimte ,infrastructures urbaines ,mobiliteit ,050703 geography ,urban infrastructures ,mobilité - Abstract
Face à la congestion croissante et les impacts négatifs sur la santé, l’environnement et les espaces publics du « tout à la voiture », la marche gagne depuis quelques années de l’importance dans les débats et les esprits. Afin de promouvoir la pratique à Bruxelles, Bruxelles Mobilité a réalisé un diagnostic des espaces publics, à travers les plans d’accessibilité de la voirie et de l’espace public [PAVE]. La recherche dont est tirée le présent article complète ce diagnostic en identifiant le spectre large des gênes au déplacement piéton et les variations de leur appréhension. Pour ce faire, plusieurs méthodologies distinctes ont été combinées (analyse spatiale et morphologique, analyse des flux et comportements piétons, parcours commentés auprès de personnes à mobilité réduite), permettant ainsi d’élaborer une vision dynamique du déplacement piéton et des gênes qui peuvent l’affecter. Sur cette base, plusieurs pistes de solution sont formulées pour arriver à un équilibre entre besoins de fluidité de déplacement, ralentissements des flux piétons et expérience de la marche. Door de toenemende verkeerscongestie en de negatieve impact van “Koning Auto” op de gezondheid, het milieu en de openbare ruimten wordt sinds enkele jaren meer belang gehecht aan stappen in de debatten en bij de mensen zelf. Om stappen als vervoerswijze te stimuleren in Brussel, heeft Brussel Mobiliteit aan de hand van de toegankelijkheidsplannen voor de weg en de openbare ruimte (PAVE) een diagnose van de openbare ruimten opgemaakt. Het onderzoek waarop dit artikel gebaseerd is, vult deze diagnose aan door het brede spectrum van obstakels voor voetgangers te bepalen, alsook de verschillende manieren om deze obstakels te begrijpen. Door meerdere methodologieën (ruimtelijke en morfologische analyse, analyse van de voetgangersstromen en -gedragingen en becommentarieerde trajecten door personen met een beperkte mobiliteit) te combineren, kon een dynamisch beeld worden gevormd van de verplaatsingen door voetgangers en van de obstakels die deze verplaatsingen kunnen beïnvloeden. Op basis daarvan worden mogelijke oplossingen geformuleerd om tot een evenwicht te komen tussen de behoefte aan vlotte verplaatsingen, de vertragingen van de voetgangersstromen en de wandelervaring. Travel on foot has been gaining ground in recent years in debates and in people's thinking due to growing congestion and the negative impacts of the “cars come first” approach on health, the environment and public spaces. In order to promote this form of travel in Brussels, Bruxelles Mobilité carried out a diagnosis of public spaces, through the plans for the accessibility of roads and public spaces [Plans d’accessibilité de la voirie et de l’espace public, PAVE]. The research which this article is drawn from adds to this diagnosis by identifying the broad spectrum of pedestrian inconveniences and variations in how they are perceived. To do this, several distinct methodologies were combined (spatial and morphological analysis, analysis of pedestrian flows and behaviours, itineraries with commentary with people with reduced mobility), thus making it possible to develop a dynamic vision of pedestrian movement and the inconveniences which can affect it. On this basis, several possible solutions are proposed in order to achieve a balance between the need for fluidity of movement, the slowing down of pedestrian flows and the experience of walking.
- Published
- 2021
40. Fluidity of movement and pedestrian inconvenience in the shopping streets of Brussels
- Author
-
Quentin Letesson, Alexis Creten, and Aniss Mezoued
- Subjects
Cultural Studies ,05 social sciences ,Geography, Planning and Development ,0211 other engineering and technologies ,0507 social and economic geography ,Social Sciences ,021107 urban & regional planning ,qualité de vie ,02 engineering and technology ,espace public ,public space ,stedelijke infrastructuur ,mobility ,Urban Studies ,quality of life ,levenskwaliteit ,Political science ,openbare ruimte ,infrastructures urbaines ,mobiliteit ,050703 geography ,Humanities ,urban infrastructures ,mobilité - Abstract
Face à la congestion croissante et les impacts négatifs sur la santé, l’environnement et les espaces publics du « tout à la voiture », la marche gagne depuis quelques années de l’importance dans les débats et les esprits. Afin de promouvoir la pratique à Bruxelles, Bruxelles Mobilité a réalisé un diagnostic des espaces publics, à travers les plans d’accessibilité de la voirie et de l’espace public [PAVE]. La recherche dont est tirée le présent article complète ce diagnostic en identifiant le spectre large des gênes au déplacement piéton et les variations de leur appréhension. Pour ce faire, plusieurs méthodologies distinctes ont été combinées (analyse spatiale et morphologique, analyse des flux et comportements piétons, parcours commentés auprès de personnes à mobilité réduite), permettant ainsi d’élaborer une vision dynamique du déplacement piéton et des gênes qui peuvent l’affecter. Sur cette base, plusieurs pistes de solution sont formulées pour arriver à un équilibre entre besoins de fluidité de déplacement, ralentissements des flux piétons et expérience de la marche. Door de toenemende verkeerscongestie en de negatieve impact van “Koning Auto” op de gezondheid, het milieu en de openbare ruimten wordt sinds enkele jaren meer belang gehecht aan stappen in de debatten en bij de mensen zelf. Om stappen als vervoerswijze te stimuleren in Brussel, heeft Brussel Mobiliteit aan de hand van de toegankelijkheidsplannen voor de weg en de openbare ruimte (PAVE) een diagnose van de openbare ruimten opgemaakt. Het onderzoek waarop dit artikel gebaseerd is, vult deze diagnose aan door het brede spectrum van obstakels voor voetgangers te bepalen, alsook de verschillende manieren om deze obstakels te begrijpen. Door meerdere methodologieën (ruimtelijke en morfologische analyse, analyse van de voetgangersstromen en -gedragingen en becommentarieerde trajecten door personen met een beperkte mobiliteit) te combineren, kon een dynamisch beeld worden gevormd van de verplaatsingen door voetgangers en van de obstakels die deze verplaatsingen kunnen beïnvloeden. Op basis daarvan worden mogelijke oplossingen geformuleerd om tot een evenwicht te komen tussen de behoefte aan vlotte verplaatsingen, de vertragingen van de voetgangersstromen en de wandelervaring. Travel on foot has been gaining ground in recent years in debates and in people's thinking due to growing congestion and the negative impacts of the “cars come first” approach on health, the environment and public spaces. In order to promote this form of travel in Brussels, Bruxelles Mobilité carried out a diagnosis of public spaces, through the plans for the accessibility of roads and public spaces [Plans d’accessibilité de la voirie et de l’espace public, PAVE]. The research which this article is drawn from adds to this diagnosis by identifying the broad spectrum of pedestrian inconveniences and variations in how they are perceived. To do this, several distinct methodologies were combined (spatial and morphological analysis, analysis of pedestrian flows and behaviours, itineraries with commentary with people with reduced mobility), thus making it possible to develop a dynamic vision of pedestrian movement and the inconveniences which can affect it. On this basis, several possible solutions are proposed in order to achieve a balance between the need for fluidity of movement, the slowing down of pedestrian flows and the experience of walking.
- Published
- 2021
41. Vlotheid van de verplaatsingen en obstakels voor voetgangers in de Brusselse winkelstraten
- Author
-
Aniss Mezoued, Quentin Letesson, and Alexis Creten
- Subjects
Cultural Studies ,Geography, Planning and Development ,Social Sciences ,qualité de vie ,espace public ,stedelijke infrastructuur ,public space ,mobility ,Urban Studies ,levenskwaliteit ,quality of life ,openbare ruimte ,infrastructures urbaines ,mobiliteit ,urban infrastructures ,mobilité - Abstract
Face à la congestion croissante et les impacts négatifs sur la santé, l’environnement et les espaces publics du « tout à la voiture », la marche gagne depuis quelques années de l’importance dans les débats et les esprits. Afin de promouvoir la pratique à Bruxelles, Bruxelles Mobilité a réalisé un diagnostic des espaces publics, à travers les plans d’accessibilité de la voirie et de l’espace public [PAVE]. La recherche dont est tirée le présent article complète ce diagnostic en identifiant le spectre large des gênes au déplacement piéton et les variations de leur appréhension. Pour ce faire, plusieurs méthodologies distinctes ont été combinées (analyse spatiale et morphologique, analyse des flux et comportements piétons, parcours commentés auprès de personnes à mobilité réduite), permettant ainsi d’élaborer une vision dynamique du déplacement piéton et des gênes qui peuvent l’affecter. Sur cette base, plusieurs pistes de solution sont formulées pour arriver à un équilibre entre besoins de fluidité de déplacement, ralentissements des flux piétons et expérience de la marche. Door de toenemende verkeerscongestie en de negatieve impact van “Koning Auto” op de gezondheid, het milieu en de openbare ruimten wordt sinds enkele jaren meer belang gehecht aan stappen in de debatten en bij de mensen zelf. Om stappen als vervoerswijze te stimuleren in Brussel, heeft Brussel Mobiliteit aan de hand van de toegankelijkheidsplannen voor de weg en de openbare ruimte (PAVE) een diagnose van de openbare ruimten opgemaakt. Het onderzoek waarop dit artikel gebaseerd is, vult deze diagnose aan door het brede spectrum van obstakels voor voetgangers te bepalen, alsook de verschillende manieren om deze obstakels te begrijpen. Door meerdere methodologieën (ruimtelijke en morfologische analyse, analyse van de voetgangersstromen en -gedragingen en becommentarieerde trajecten door personen met een beperkte mobiliteit) te combineren, kon een dynamisch beeld worden gevormd van de verplaatsingen door voetgangers en van de obstakels die deze verplaatsingen kunnen beïnvloeden. Op basis daarvan worden mogelijke oplossingen geformuleerd om tot een evenwicht te komen tussen de behoefte aan vlotte verplaatsingen, de vertragingen van de voetgangersstromen en de wandelervaring. Travel on foot has been gaining ground in recent years in debates and in people's thinking due to growing congestion and the negative impacts of the “cars come first” approach on health, the environment and public spaces. In order to promote this form of travel in Brussels, Bruxelles Mobilité carried out a diagnosis of public spaces, through the plans for the accessibility of roads and public spaces [Plans d’accessibilité de la voirie et de l’espace public, PAVE]. The research which this article is drawn from adds to this diagnosis by identifying the broad spectrum of pedestrian inconveniences and variations in how they are perceived. To do this, several distinct methodologies were combined (spatial and morphological analysis, analysis of pedestrian flows and behaviours, itineraries with commentary with people with reduced mobility), thus making it possible to develop a dynamic vision of pedestrian movement and the inconveniences which can affect it. On this basis, several possible solutions are proposed in order to achieve a balance between the need for fluidity of movement, the slowing down of pedestrian flows and the experience of walking.
- Published
- 2021
42. Een museum voor het ongeluk
- Author
-
Jacobs, Naomi and Jacobs, Naomi
- Published
- 2020
43. Voor altijd ‘out of office’
- Author
-
Wilthagen, Ton and Wilthagen, Ton
- Published
- 2020
44. Goede arbeidsrelaties zijn essentieel om woon-werkverkeer af te remmen
- Author
-
Wilthagen, Ton and Wilthagen, Ton
- Published
- 2020
45. Klimaatagenda Provincie Groningen 2030 : De Groningse bijdrage aan het nationale Klimaatakkoord
- Abstract
Op 31 maart 2020 presenteerden Gedeputeerde Staten van de Provincie Groningen de Klimaatagenda 2030. In de Klimaatagenda Groningen geeft de provincie aan hoe zij tot en met 2030 invulling geven aan het Nationaal Klimaatakkoord. Met dit akkoord wil Provincie Groningen in 2030 de CO2-uitstoot in Nederland met 49 procent terugbrengen ten opzichte van 1990.
- Published
- 2020
46. Possible models for the roll-out of a public charging infrastructure for electric vehicles in the Brussels-Capital Region
- Author
-
Quentin De Clerck, Lieselot Vanhaverbeke, Faculty of Economic and Social Sciences and Solvay Business School, Business technology and Operations, Electromobility research centre, and Brussels Centre for Urban Studies
- Subjects
Cultural Studies ,Geography, Planning and Development ,Social Sciences ,Capital region ,stedelijke infrastructuur ,mobility ,Urban Studies ,Political science ,infrastructures urbaines ,mobiliteit ,Humanities ,urban infrastructures ,mobilité - Abstract
L’impact du transport sur le changement climatique ne cesse de s’intensifier, faisant des véhicules durables une étape importante pour réduire les émissions. Dans ce contexte, un grand réseau de bornes de recharge permettrait de stimuler l’adoption de la voiture électrique, mais ce réseau demeure trop limité à Bruxelles. Dans cet article, nous présentons deux méthodes complémentaires susceptibles de soutenir le déploiement d’une infrastructure de recharge. L’analyse pour la recharge opportuniste publique consiste en une approche basée sur un point d’intérêt (point of interest, POI) qui démontre que l’accessibilité de l’infrastructure de recharge tend à s’améliorer avec l’installation de bornes à proximité d’importants pôles de mobilité bruxellois. Pour la recharge résidentielle publique, des emplacements sont identifiés sur la base de modèles de localisation tenant compte des prévisions de la demande en véhicules électriques (VE). Le déploiement qui en résulte s’impose en premier lieu dans les quartiers où l’adoption escomptée de VE est forte, et s’étend ensuite de manière équilibrée sur l’ensemble du territoire de la Région. La combinaison des deux méthodes offre une solution tant aux habitants (modèles de localisation) qu’aux visiteurs et aux navetteurs (approche POI). De impact van vervoer op de klimaatverandering wordt steeds aanzienlijker waardoor het overschakelen naar duurzame voertuigen een belangrijke stap is om emissies te reduceren. Een groot netwerk van laadpalen zou de adoptie van elektrische voertuigen (EV’s) kunnen stimuleren. Dit netwerk blijft echter nog beperkt in Brussel. In deze paper stellen we twee complementaire methodes voor die de uitrol van laadinfrastructuur kunnen ondersteunen. De analyse voor publiek gelegenheidsladen is een point of interest (POI) gebaseerde aanpak die aantoont dat de toegankelijkheid van de laadinfrastructuur verbeterd wordt als er laadpalen komen bij belangrijke Brusselse mobiliteitspolen. Locaties voor publiek residentieel laden worden geïdentificeerd a.d.h.v. locatiemodellen die rekening houden met voorspellingen van de vraag naar EV’s. De resulterende uitrol wordt eerst doorgedreven waar de geschatte EV adoptie hoog is en spreidt zich vervolgens evenwichtig uit over het volledige Gewest. De combinatie van beide methodes biedt een oplossing voor zowel inwoners (locatiemodellen), als voor bezoekers of pendelaars (POI-aanpak). The impact of transport on climate change is becoming increasingly significant, making switching to sustainable vehicles an important step in emission reduction. The use of electric vehicles could be stimulated by a large network of charging stations. However, in Brussels, this network is still limited. In this paper, we propose two complementary methods that can support the deployment of a charging infrastructure. The analysis for public occasional charging is a point of interest (POI) based approach as it demonstrates that the accessibility of the charging infrastructure is improved if charging stations are installed at important Brussels mobility poles. Locations for public residential charging are identified by means of location models that take into account demand forecasts for EVs. The resulting roll-out is first pushed through where the estimated EV adoption is high and then spreads evenly across the entire Region. The combination of both methods offers a solution for residents (location models), as well as for visitors or commuters (POI approach).
- Published
- 2021
47. Innovaties in stedelijke mobiliteit: VerDuS SURF Synthesestudie Mobiliteit
- Author
-
van Wee, G.P.
- Subjects
stedelijke mobiliteit ,mobiliteit ,innovaties - Published
- 2021
48. Innovaties in stedelijke mobiliteit
- Subjects
stedelijke mobiliteit ,mobiliteit ,innovaties - Published
- 2021
49. Leren van Mobiliteits-Experimenten tot de Vierde Macht
- Subjects
metropoolregio ,mobiliteit - Abstract
Dit paper presenteert de voorlopige resultaten van het project SUMMALab waarin een nieuwe ‘meta-lab’ benadering wordt getest. SUMMALab is een meta-lab rond mobiliteits-experimenten in de Metropoolregio Amsterdam, de Metropoolregio Rotterdam-Den Haag en de gemeenten Den Haag, Delft en Rotterdam. Een meta-lab is nietzelf een lab, maar een verzamelplaats waar verschillende onderzoeken en experimenten in samenhang worden gebracht zodat er sneller en beter van de experimenten geleerd kan worden. De meta-lab benadering respecteert en ondersteunt enerzijds lokale leeragenda's en hun focus op lokale oplossingen voor lokale problemen, en gebruikt anderzijds het potentieel van lokale experimenten om bij te dragen aan een centrale leeragenda gebaseerd op de 'grote maatschappelijke uitdagingen'.
- Published
- 2021
50. Van 'grote voetgangerszone' tot stedelijk en grootstedelijk project : troeven en uitdagingen voor het Brusselse stadscentrum (nieuwe uitgave)
- Author
-
Michel Hubert, Eric Corijn, Julie Neuwels, Margaux Hardy, Sofie Vermeulen, and Joost Vaesen
- Subjects
public action ,urban renewal ,rénovation urbaine ,qualité de vie ,développement économique ,espace public ,economic development ,public space ,stadsvernieuwing ,mobility ,urban planning ,lcsh:Social Sciences ,lcsh:H ,levenskwaliteit ,quality of life ,openbare ruimte ,stadsplanning ,mobiliteit ,action publique ,overheidsoptreden ,economische ontwikkeling ,mobilité ,planification urbaine - Abstract
De nieuwe voetgangerszone is een van de grootste stadsprojecten die de afgelopen decennia ontworpen zijn voor het Brusselse stadscentrum. In 2015 werd de Anspachlaan, een transitweg, verboden voor autoverkeer. Intussen is de vernieuwing van de openbare ruimte en van de belangrijkste metrostations bijna voltooid. De uitvoering en de uitdagingen van dit stadsproject zijn per definitie complex. Ervaringen uit binnen- en buitenland en het onderzoek van het BSI-BCO tonen dat het project een grote impact zal hebben op verschillende vlakken, waaronder de kwaliteit van de openbare ruimte, huisvesting en voorzieningen, lokale economie en werkgelegenheid, mobiliteit, bereikbaarheid en logistiek, sociale en culturele activiteiten, enz. Deze synthesenota actualiseert de eerder gepubliceerde nota (nr. 115). Het eerste deel schetst de algemene context van het project, dat niet gespaard werd door verschillende externe crisissen (lockdown na de aanslagen in Parijs, de aanslagen in Brussel, de tunnelcrisis en de coronacrisis uiteraard). Het tweede deel gaat dieper in op de uitdagingen waarmee het project nog altijd geconfronteerd wordt. In het besluit reikt de nota enkele concrete pistes aan voor de verbetering van de kwaliteit en het beheer van het project. Le nouveau piétonnier est l’un des principaux projets urbains conçus pour le centre de Bruxelles au cours des dernières décennies. C’est en 2015 que la voie de transit du Centre – le boulevard Anspach – a été interdite à la circulation automobile. Le réaménagement de l’espace public et la rénovation des principales stations de métro sont aujourd’hui en voie d’achèvement. La réalisation et les défis de ce projet urbain sont, par définition, complexes. Des expériences menées dans le pays et à l’étranger, ainsi que les données réunies par le BSI-BCO, montrent qu’il aura un impact important à différents niveaux : qualité de l’espace public, logement et équipements, économie locale et emploi, mobilité, accessibilité et logistique, activités sociales et culturelles, etc. La présente note de synthèse met à jour un travail publié précédemment (n° 115). La partie 1 expose le contexte général de ce projet qui n’a pas été épargné par plusieurs crises externes (lockdown suite aux attentats de Paris, attentats de Bruxelles, crise des tunnels et, bien entendu, crise du covid). La partie 2 développe les défis qui subsistent. En conclusion, la note propose quelques pistes concrètes d’amélioration de la qualité et de la gestion du projet. The new pedestrian area has been one of the main urban projects designed for the centre of Brussels in recent decades. In 2015, the transit route in the city centre - Boulevard Anspach - was closed to traffic. The redevelopment of public space and the renovation of the main metro stations are now nearing completion. The finalisation of this urban project and the challenges it has faced are, by definition, complex. Experiences elsewhere in the country and abroad, as well as the data collected by BSI-BCO, show that it will have a significant impact at different levels: quality of public space, housing and facilities, local economy and employment, mobility, accessibility and logistics, social and cultural activities, etc. This synopsis is an update of a previously published work (no. 115). Part 1 sets out the general context of this project which has not been spared by several external crises (lockdown following the attacks in Paris, attacks in Brussels, the tunnel crisis and, of course, the covid crisis). Part 2 develops the challenges which remain. In conclusion, this synopsis proposes some concrete ways to improve the quality and management of the project.
- Published
- 2020
Catalog
Discovery Service for Jio Institute Digital Library
For full access to our library's resources, please sign in.