170 results on '"internationaal"'
Search Results
2. Herroeping van een 'oude' erfrechtelijke rechtskeuze: voorkomen, want niet meer te genezen!
- Author
-
Schols, F.W.J.M.
- Published
- 2024
- Full Text
- View/download PDF
3. Internationaal erfrecht, de maatschappelijke woonplaats en renvoi in praktijk.
- Author
-
Schols, F.W.J.M.
- Published
- 2023
- Full Text
- View/download PDF
4. Grensoverschrijdende herstructureringen: Over de omzetting, fusie en splitsing over de grens vanaf 1 september 2023.
- Author
-
Koster, H.
- Published
- 2023
- Full Text
- View/download PDF
5. Etmaal van de communicatiewetenschap
- Author
-
Blaga, Monica and Elving, Wim
- Subjects
Sociale Wetenschappen (Alles) ,Energy ,Maatschappelijke Betrokkenheid ,Energietransitie ,Energie Interventies En Gedrag, Publieke Ondersteuning En Communicatie ,International ,Science ,Internationaal ,Social Sciences(All) ,Energy Transition ,Energy Interventions And Behaviour, Public Support And Communication ,Energie ,Civic Engagement - Abstract
Jaarlijks congres communicatiewetenschap Nederland en Vlaanderen
- Published
- 2023
6. De kwaliteit van zorg: huisartsen aan het woord in zeven landen.
- Author
-
Grol, Richard, Faber, Marjan, Braspenning, Jozé, and Timmermans, Arno
- Abstract
Copyright of Huisarts En Wetenschap is the property of Springer Nature and its content may not be copied or emailed to multiple sites or posted to a listserv without the copyright holder's express written permission. However, users may print, download, or email articles for individual use. This abstract may be abridged. No warranty is given about the accuracy of the copy. Users should refer to the original published version of the material for the full abstract. (Copyright applies to all Abstracts.)
- Published
- 2007
- Full Text
- View/download PDF
7. Een klant- en leveranciersperspectief op stuurvariabelen en maatregelen voor een effectieve relatiekwaliteit in IT sourcing relaties
- Author
-
Fahlane, T. (Tarik)
- Subjects
IT sourcing relatie ,effectiviteit ,stuurvariabelen ,relatiekwaliteit ,internationaal ,maatregelen - Abstract
De geschatte uitgaven binnen IT sourcing relaties bedroegen in 2017 ruim 500 miljard dollar wereldwijd en prestaties van organisaties kunnen sterk worden beïnvloed door de effectiviteit van hun IT sourcing relaties. Deze effectiviteit bestaat niet enkel uit de kwaliteit van de geleverde diensten, namelijk de servicekwaliteit, maar ook de kwaliteit van de samenwerking, de relatiekwaliteit. Tot voor kort was echter beperkt onderzoek gedaan naar de wijze waarop de relatiekwaliteit verbeterd kan worden binnen IT sourcing relaties. Dit onderzoek draagt bij aan het creëren van inzicht in de stuurvariabelen en maatregelen om deze relatiekwaliteit te verbeteren door te voorzien in een conceptueel model die deze aspecten beschrijft. De eerste versie van het model is tot stand gekomenop basis van bestaande wetenschappelijke literatuur. Dit model is vervolgens getoetst en verrijkt aan de hand van empirisch onderzoek in de vorm van een casestudy.
- Published
- 2020
8. Internationale kennisuitwisseling klimaatbestendige steden
- Author
-
Boogaard, Floris, Klomp, Thomas, Palsma, Bert, Manenschijn, Marthijn, and Water
- Subjects
climatescan ,climate resistant cities ,klimaatbestendige steden ,climate change ,stedelijke gebieden ,international ,knowledge exchange ,urban areas ,klimaatscan ,klimaatverandering ,kennisuitwisseling ,internationaal - Abstract
(Inter-)nationaal staan we voor de uitdaging om onze leefomgeving klimaatbestendig in te richten zodat ons leefklimaat nu en in de toekomst aantrekkelijk blijft. Om (inter-)nationale kennisuitwisseling te bevorderen, zijn interactieve tools zoals Climatescan bruikbaar. Dit laat meer dan duizend locaties zien met beeldmateriaal, achtergrondverhalen en (wetenschappelijke) artikelen.
- Published
- 2017
9. The Integrated Monitoring Area Lheebroekerzand, the Netherlands. Data of 1995
- Subjects
air ,netherlands ,lucht ,effecten ,nederland ,europa ,monitoring ,international ,pollution ,verontreiniging ,effects ,ecosystems ,europe ,ecosysteem ,internationaal - Abstract
Resultaten van 1995 van het monitoringprogramma uitgevoerd in het Lheebroekerzand te Drenthe worden gepresenteerd. Het programma wordt uitgevoerd in het kader van de United Nations Economic Commission for Europe (UN/ECE) International Co-operative Programme on Integrated Monitoring of Air Pollution Effects on Ecosystems (ICP/IM). Het belangrijkste doel van dit rapport is om de gegevens van 1995, gevraagd voor de internationale database in Helsinki (Finland), te verzamelen en te presenteren en daarnaast ook additionele resultaten van onderzoek uitgevoerd in het Lheebroekerzand te publiceren. Tevens dient dit rapport om medewerkende organisaties en vrijwilliggers te informeren over de vooruitgang en ontwikkeling van het monitoringprogramma zowel nationaal als internationaal. In 1995 bestond het biologische gedeelte van het monitoringprogramma uit een regelmatige inventarisatie van vogels, bladmineerders en vlinders evenals inventarisaties van de macrofauna aanwezig in het ven Kliplo en observaties aan naaldbomen ter bepaling van de vitaliteit. Het chemisch-fysische deel van het programma bestond uit meteorologische variabelen zoals temperatuur, luchtvochtigheid, hoeveelheid neerslag en instraling samen met chemische analyses van lucht, neerslag, bladeren, naalden en venwater. Er kan nog geen interpretatie van de resultaten van deze variabelen plaatsvinden totdat meer gegevens over een langere periode beschikbaar komen. Drie jaar na de start van het monitoringprogramma in het Lheebroekerzand is er een duidelijke basis gelegd om dit programma met diverse variabelen gemeten in een en hetzelfde gebied te continueren.
- Published
- 2017
10. Preventie in het zorgstelsel: wat kunnen we leren van het buitenland? : Een eerste inventarisatie op basis van interviews met buitenlandse experts en literatuur
- Subjects
zorgstelsel ,prevention ,health promotion ,preventie ,international comparison ,RIVM rapport 2015-0182 ,health system ,gezondheidsbevordering ,internationaal - Abstract
Alleen digitaal verschenen
- Published
- 2017
11. Depressiepreventie : Nationale en internationale inventarisatie
- Subjects
nationaal ,national ,interventies ,prevention ,beleid ,preventie ,international ,depression ,depressie ,interventions ,mental health ,RIVM rapport 020032001 ,internationaal ,policy - Abstract
In Nederland krijgt bijna één op de vijf mensen ooit een depressie. Daarom heeft het ministerie van VWS de preventie van depressie als prioriteit in het beleid opgenomen. Het doel is om op lokaal niveau meer mensen te bereiken met preventieve interventies, en zo bij meer mensen een depressie te voorkomen. Uit een inventarisatie van het RIVM blijkt dat het aanbod van interventies voor depressiepreventie groot, maar versnipperd is. Voor de inventarisatie is onderzocht hoeveel preventieve interventies er tussen 2011 en 2013 in de 28 GGD-regio's in Nederland zijn aangeboden. In totaal zijn bijna 200 verschillende interventies gevonden, waarvan een derde slechts in één van de GGD-regio's wordt aangeboden. Verder zijn niet in elke GGD-regio evenveel interventies voor verschillende hoogrisicogroepen beschikbaar: het aanbod voor scholieren, huisartspatiënten met beginnende klachten en mantelzorgers is groter en gevarieerder dan voor mensen met een chronische ziekte of net bevallen moeders. De gevonden interventies lopen uiteen van groepsbijeenkomsten en zelfhulpcursussen tot chatsessies met lotgenoten onder begeleiding van een hulpverlener, en speciale spreekuren. De meeste van de gevonden interventies worden aangeboden door preventieafdelingen binnen de geestelijke gezondheidszorg, maar soms ook door bijvoorbeeld de thuiszorg of school. De inventarisatie laat ook zien dat vaak gegevens ontbreken over het aantal mensen dat bereikt wordt met een interventie, en over de effectiviteit ervan. Meer inzicht hierin is nodig. Een kanttekening bij de resultaten is dat het nog onbekend is welke invloed de recente veranderingen in de organisatie van de geestelijke gezondheidszorg hebben op het aanbod van interventies. Ten slotte blijkt dat Nederland gebruik zou kunnen maken van vernieuwende (effectieve) interventies die in andere westerse landen zijn ontwikkeld. Een voorbeeld hiervan is begeleiding en huisbezoeken door 'vrijwilligers' bij vrouwen met een beperkt sociaal vangnet en een hoog risico op een postnatale depressie. Zij geven deze vrouwen emotionele en praktische steun, in aanvulling op de verloskundige.
- Published
- 2017
12. The Integrated Monitoring Area Lheebroekerzand - The Netherlands Data of 1996
- Subjects
natuur ,inventarisatie ,air pollution ,nature ,netherlands ,ecosystemen ,effecten ,nederland ,europa ,inventory ,monitoring ,international ,effects ,luchtverontreiniging ,ecosystems ,internationaal - Abstract
Het monitoringsprogramma wordt uitgevoerd in het kader van de United Nations Economic Commission for Europe (UN/ECE) International Co-operative Programme on Integrated Monitoring of Air Pollution Effects on Ecosystems (ICP/IM). Het belangrijkste doel van dit rapport is om de gegevens van 1996, gevraagd voor de internationale database in Helsinki (Finland), te verzamelen en te presenteren en daarnaast ook additionele resultaten van onderzoek uitgevoerd in het Lheebroekerzand te publiceren. Tevens dient dit rapport om medewerkende organisaties en vrijwilliggers te informeren over de vooruitgang en ontwikkeling van het monitoringprogramma zowel nationaal als internationaal. In 1996 bestond het biologische gedeelte van het monitoringprogramma uit een regelmatige inventarisatie van vogels, bladmineerders en vlinders evenals inventarisaties van de macrofauna aanwezig in het ven Kliplo en observaties aan naaldbomen ter bepaling van de vitaliteit. Het chemisch-fysische deel van het programma bestond uit meteorologische variabelen zoals temperatuur, luchtvochtigheid, hoeveelheid neerslag en instraling samen met chemische analyses van lucht , neerslag, bladeren, naalden, mossen en venwater. Voor zover mogelijk zijn de resultaten vergeleken met voorgaande jaren en met overige beschikbare gegevens. Verdere interpretatie van de resultaten van deze variabelen kan pas plaatsvinden als meer gegevens over een langere periode beschikbaar komen.
- Published
- 2017
13. Preventie in het zorgstelsel: wat kunnen we leren van het buitenland? : Een eerste inventarisatie op basis van interviews met buitenlandse experts en literatuur
- Author
-
Heijink R, Struijs J, KZG, and V&Z
- Subjects
zorgstelsel ,prevention ,health promotion ,preventie ,international comparison ,RIVM rapport 2015-0182 ,health system ,gezondheidsbevordering ,internationaal - Abstract
Alleen digitaal verschenen
- Published
- 2017
14. The CARMEN Status Report 1995
- Subjects
model ,eutrofiering ,assessment ,measures ,beoordeling ,effecten ,maatregelen ,modelling ,acidification ,eutrophication ,cause-effect model ,milieubeleid ,verzuring ,environmental policy ,international ,integrated assessment model ,effects ,internationaal - Abstract
Recente RIVM publikaties, zoals het GLOBE rapport, hebben een bijdrage geleverd aan het succes van Europese conferenties over milieu- en volksgezondheid aspecten (Dobrice 1991, Luzern 1993). Om de volgende conferenties te ondersteunen heeft het RIVM daartoe het computer-model CARMEN: CAuse effect Relation Model for Environmental policy Negotiations ontwikkeld. Het model kan in principe ook worden uitgebreid met deelmodellen van andere instituten. Veel van de milieu-thema's zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en het is daarom bij de analyse nuttig om meer dan een thema tegelijkertijd te beschouwen. Op die manier kan een beter inzicht worden verkregen in de efficientie van de beleidsmaatregelen, die worden genomen om milieuproblemen te bestrijden. CARMEN is een geintegreerd model dat de gebruiker de mogelijkheid biedt om simultaan de invloed van beleidsmaatregelen op verscheidene milieu-thema's van bron tot effekt te evalueren. Het model maakt op kwantitatieve wijze de verbinding tussen de druk op het milieu en haar gevolgen in een analyse van socio-economische ontwikkelingen, van lokale emissies, van milieu-problemen en van de gevolgen voor de ecologie en de volksgezondheid. Dit rapport beschrijft de voortgang die geboekt is met het samenstellen van het CARMEN-model. Er is nu een emissie-model, een atmosferisch transport-model, een bodem- en grondwater-model, en een oppervlakte-wateren-model geimplementeerd. Figuur 1.3 geeft een overzicht van de huidige status. De verzuring van bodems en de vermesting van rivieren en kustzeeen zijn volledig beschreven. De luchtkwaliteit in de grote Europese steden en de verspreiding van zware metalen en persistente organische stoffen zullen in de nabije toekomst aan het model worden toegevoegd. Om beleidsmaatregelen te kunnen optimaliseren, is het eerst nodig een goed overzicht van alle economische aspecten te krijgen. Dit houdt niet alleen de kosten van beleidsmaatregelen in, maar ook de sociale kosten van de schade die opgetreden zou zijn, indien er geen voorzorgmaatregelen genomen zouden zijn. Als een voorbeeld van de analyse, die met het CARMEN-model gemaakt kan worden, wordt in het zesde hoofdstuk de vermesting van Europese rivieren en kustzeeen behandeld. Figuur 6.1 is een diagram van de opbouw van het stikstof-verspreidingsmodel in CARMEN. De gevolgen voor de kustzeeen van de huidige beleidsmaatregelen zijn gerapporteerd. De analyse werd uitgevoerd voor drie kustzeeen: de Oostzee, de Noordzee, en de Zee van Azov.
- Published
- 2017
15. Rapportage en regelgeving van tabaksingrediënten : Een vergelijking van Nederland met andere landen
- Subjects
Tabaksingrediënten ,EU Tobacco Products Directive ,reporting ,rapportage ,international ,EU Tabaksproductrichtlijn ,regulation ,Tobacco ingredients ,regelgeving ,internationaal - Abstract
Wereldwijd zijn er grote verschillen in regelgeving op het gebied van tabaksproducten. Sommige landen hebben een zeer uitgebreid en verstrekkend pakket van maatregelen, terwijl andere geen enkele wetgeving op dit gebied hebben. Er zijn ook grote verschillen in het soort informatie dat moet worden gerapporteerd aan regelgevende instanties, de manier waarop deze informatie moet worden aangeleverd en eisen die aan het gebruik van additieven worden gesteld. Daarnaast zijn er verschillen in het controleren van deze gegevens door beoordelaars en testlaboratoria, in informatieverstrekking aan het algemeen publiek en in vergoedingen die tabaksfabrikanten moeten betalen om producten op de markt te mogen zetten. Het huidige rapport vergelijkt de situatie met betrekking tot ingrediëntenrapportage en regelgeving in Nederland met die in een aantal andere landen. In sommige EU-landen worden er bepaalde eisen gesteld aan het gebruik van additieven in tabaksproducten, terwijl in andere landen additieven alleen worden geregistreerd. Noorwegen en Nederland hebben momenteel geen wetgeving die het gebruik van bepaalde tabaksadditieven toestaat dan wel verbiedt. Het Verenigd Koninkrijk gebruikt een niet-bindende lijst van toegestane additieven. België en Duitsland gebruiken lijsten van zowel toegestane als verboden tabaksingrediënten, voornamelijk gebaseerd op voedingswetgeving. Vergeleken met veel andere landen verricht Nederland een redelijk uitgebreide handhavingstoetsing van de informatie die door de tabaksindustrie is aangeleverd. Daarnaast wordt sinds 2011 data-analyse uitgevoerd van de aangeleverde gegevens. Duitsland en België informeren via een website de consument over de ingrediënten en hun hoeveelheden per merk en type, zoals voorgeschreven door de EU Tabaksproductrichtlijn. In Nederland zal dit vanaf eind 2012 plaatsvinden.
- Published
- 2017
16. The Integrated Monitoring Area Lheebroekerzand - The Netherlands Data of 1997-1998-1999
- Subjects
natuur ,inventarisatie ,air pollution ,nature ,netherlands ,ecosystemen ,effecten ,nederland ,europa ,inventory ,monitoring ,international ,effects ,luchtverontreiniging ,ecosystems ,internationaal - Abstract
Het rapport is het zesde rapport van een serie waarin de resultaten van de monitoring in het Lheebroekerzand gepresenteerd worden. Het monitoringsprogramma werd uitgevoerd in het kader van de United Nations Economic Commission for Europe (UN-ECE) International Cooperative Programme on Integrated Monitoring of Air Pollution Effects on Ecosystems (ICP-IM). Het doel van dit rapport is om de gegevens van 1997 tot en met 1999 te verzamelen en te presenteren, de deelnemende organisaties en vrijwilligers te informeren over de stand van zaken en om de monitorings-periode in het Lheebroekerzand onder coordinatie van het RIVM af te sluiten. Het Nederlandse meetpunt bevindt zich in het Lheebroekerzand in de provincie Drenthe. Sinds 1993 vinden hier monitorings-activiteiten plaats . Het merendeel van de gegevens is reeds toegevoegd aan de internationale database die zich bevindt in Helsinki, Finland. In de periode van 1997 tot 1999 bestond het biologische gedeelte van het monitorings-programma uit een regelmatige inventarisatie van de vegetatie, vogels, korstmossen, bladmineerders en vlinders evenals inventarisaties van de macrofauna aanwezig in het ven Kliplo en observaties aan naaldbomen ter bepaling van de vitaliteit. Het chemisch-fysische deel van het programma bestond uit meteorologische variabelen zoals temperatuur, luchtvochtigheid, hoeveelheid neerslag en instraling samen met chemische analyses van organische en anorganische stoffen in lucht, neerslag, bladeren, naalden, mossen, bodem, bodemwater, grondwater en venwater. Uit vergelijking van de resultaten van de concentraties van chemische variabelen in de verschillende monitoringsprogramma's in 1997, 1998 en 1999 blijkt o.a. dat de concentraties van SO4-S in lucht, doorval, stamafvoer en venwater afnemen in de tijd. Voor concentraties van NO3N en NH4N in lucht en venwater lijkt dit ook het geval. Deze afname van concentraties kan echter niet bevestigd worden met een gemeten afname van deze variabelen in bulk regenwater. Betreffende de biologische variabelen (Inventarisatie van vogels, korstmossen, vegetatie, macrofauna, bladmineerders en vlinders) kan eveneens geen uitspraak gedaan worden over mogelijke veranderingen in de tijd. Wel lijkt het aantal individuen voor vogels, macrofauna, bladmineerders en vlinders af te nemen. Interpretatie van deze gegevens vereisen een langere periode van monitoring. Een data-analyse over alle beschikbare data wordt thans uitgevoerd en zal afzonderlijk gerapporteerd worden.
- Published
- 2017
17. Internationale kennisuitwisseling klimaatbestendige steden
- Subjects
climatescan ,climate resistant cities ,klimaatbestendige steden ,climate change ,stedelijke gebieden ,international ,knowledge exchange ,urban areas ,klimaatscan ,klimaatverandering ,kennisuitwisseling ,internationaal - Abstract
(Inter-)nationaal staan we voor de uitdaging om onze leefomgeving klimaatbestendig in te richten zodat ons leefklimaat nu en in de toekomst aantrekkelijk blijft. Om (inter-)nationale kennisuitwisseling te bevorderen, zijn interactieve tools zoals Climatescan bruikbaar. Dit laat meer dan duizend locaties zien met beeldmateriaal, achtergrondverhalen en (wetenschappelijke) artikelen.
- Published
- 2017
18. Preventie in het zorgstelsel: wat kunnen we leren van het buitenland? : Een eerste inventarisatie op basis van interviews met buitenlandse experts en literatuur
- Author
-
KZG, V&Z, Heijink R, Struijs J, KZG, V&Z, Heijink R, and Struijs J
- Abstract
RIVM rapport:Preventieve maatregelen voor groepen met een verhoogd gezondheidsrisico, zoals kinderen met overgewicht en eenzame ouderen, komen in Nederland soms moeizaam van de grond. De partijen die betrokken zijn bij de ontwikkeling en uitvoering van deze maatregelen, zoals gemeenten, verzekeraars, zorgverleners en GGD'en ervaren verschillende knelpunten. Zo is niet altijd duidelijk wie waarvoor verantwoordelijk is. Ook is onduidelijk hoe preventieve interventies structureel moeten worden gefinancierd. Uit onderzoek van het RIVM blijkt dat deze knelpunten veelal niet uniek zijn voor Nederland maar ook in het buitenland aan de orde zijn. Dit ondanks de verschillen tussen landen in de organisatie en financiering van preventie en zorg. Tegelijkertijd biedt het buitenland voorbeelden van mogelijke oplossingen die eraan kunnen bijdragen om de in Nederland ervaren knelpunten op te lossen. Verantwoordelijkheden kunnen bijvoorbeeld helderder in wetgeving worden vastgelegd. Ook kan een apart fonds worden ingericht voor een structurele financiering van preventieve interventies, en biedt een landelijk monitoringssysteem de mogelijkheid om te volgen welke preventieve activiteiten binnen gemeenten worden aangeboden. De effectiviteit van deze buitenlandse voorbeelden staat nog niet vast, maar ze verdienen extra aandacht omdat ze aansluiten bij actuele discussies in Nederland. Een van de aanleidingen voor dit onderzoek is de toezegging van de minister van VWS eind 2014 om knelpunten en verbeterpunten voor preventie te onderzoeken. De resultaten zijn gebaseerd op interviews met buitenlandse experts en internationale literatuur over tien landen. Vervolgonderzoek is gewenst voor meer inzicht in de voor- en nadelen van de genoemde voorbeelden en voor het maken van onderbouwde afwegingen en keuzes., In the Netherlands, actors involved in preventive services targeted at people with health risks, such as overweight children or lonely elderly, are confronted with several obstacles to the development and implementation of interventions. For example, it is not always clear to municipalities, insurers, public health services and health care providers who is responsible for what. Furthermore, it is unclear how to finance these interventions in a structural manner. Research from the National Institute for Public Health and the Environment (RIVM) shows that several foreign countries face the same issues, even though they often organize and finance their health systems differently. At the same time, the Netherlands may learn from the examples of (policy) measures taken in other countries. For example, some countries have tried to more clearly delineate the responsibilities of different actors within their laws. Also, health (promotion) funds have been established to realize structural financing for prevention. Another example is the development of a national monitoring system that can be used to monitor which preventive interventions and activities are being offered by local authorities. At this stage, it is unclear to what extent these measures will effectively solve the problems experienced in the Netherlands. Nevertheless, they are related to current policy discussions and therefore, deserve close attention. The RIVM study was motivated by a recent statement by the Dutch minister of Health, Welfare and Sport to investigate the obstacles and possible solutions to embedding prevention into the Dutch health system. The results of the study are based on interviews with foreign experts and international literature, from ten high-income countries. Further research is needed to get a more comprehensive understanding of the advantages and disadvantages, and the effectiveness of the measures taken in other countries.
- Published
- 2016
19. Honours education in an international networked society
- Author
-
Wolfensberger, Marca and Talent Development in Higher Education and Society
- Subjects
TheoryofComputation_MISCELLANEOUS ,europa ,honours programma ,honours ,GeneralLiterature_INTRODUCTORYANDSURVEY ,ComputerApplications_MISCELLANEOUS ,international ,europe ,GeneralLiterature_MISCELLANEOUS ,internationaal - Abstract
Invited Keynote, Sirius Programma/Science Guide
- Published
- 2014
20. Honours education in an international networked society
- Subjects
TheoryofComputation_MISCELLANEOUS ,europa ,honours programma ,honours ,GeneralLiterature_INTRODUCTORYANDSURVEY ,ComputerApplications_MISCELLANEOUS ,international ,europe ,GeneralLiterature_MISCELLANEOUS ,internationaal - Abstract
Invited Keynote, Sirius Programma/Science Guide
- Published
- 2014
21. Handboek internationaal en Europees strafrecht
- Author
-
Jozefien Van Caeneghem, Paul de Hert, Mathias Holvoet, Karen Weis, Metajuridica, Fundamentele rechten centrum, Faculteit Recht en Criminologie, Europees Criminologisch Recht, and TILT
- Subjects
international european criminal law ,strafrecht ,Europees ,criminal law ,internationaal - Abstract
Dit handboek is een van de weinige handboeken in het Nederlands waarin zowel het klassiek internationaal strafrecht, het recht van de internationale straftribunalen, het moderne uniestrafrecht en de internationale en Europese grondrechten in hun strafrechtelijke dimensies aan bod komen. Het boek is in een zeer toegankelijke taal geschreven, waardoor het niet enkel juristen maar ook historici, politieke wetenschappers en andere geïnteresseerden zal aanspreken. Het werk wordt ingeleid met een overzicht van de algemene beginselen en de historische ontwikkeling van het internationaal en Europees strafrecht, gevolgd door een analyse van de meest toonaangevende regionale en internationale instrumenten voor uitlevering, overlevering, kleine, primaire en politiële rechtshulp. Vervolgens wordt de impact van de grondrechten op het strafrecht behandeld, waarna wordt afgesloten met het recht van het Internationaal Strafhof en andere internationale straftribunalen.
- Published
- 2014
22. The Job Content Questionnaire (JCQ): An instrument for internationally comparative assessments of psychosocial job characteristics
- Author
-
Karasek, R., Brisson, C., Kawakami, N, Houtman, I., Bongers, P., and Amick, B
- Subjects
Adult ,Cross-Cultural Comparison ,Employment ,Male ,Taakinhoud ,Canada ,Arbeidssatisfactie ,Arbeid ,Enquetes ,Japan ,Surveys and Questionnaires ,Humans ,Vergelijkende psychologie ,Occupations ,Workplace ,Applied Psychology ,Aged ,Netherlands ,Internationaal ,Public Health, Environmental and Occupational Health ,Social Support ,Statistiek ,Middle Aged ,United States ,Arbeidsvoldoening ,Metingen ,Meetmethoden ,Female ,Psychische factoren ,Taakomschrijving ,Functieomschrijving ,Stress, Psychological - Abstract
This article consists of three parts. Part 1 discusses the Job Content Questionnaire (JCQ), designed to measure scales assessing psychological demands, decision latitude, social support, physical demands, and job insecurity. Part 2 reports the cross-national validity, for men and women, of the JCQ scales in six broadly representative populations from four advanced industrial societies: the United States, Canada, the Netherlands and Japan. JCQ scale means, standard deviations, reliabilities and correlations are compared. Part 3 reviews comparison of the intercountry and interoccupation differences in the scales, discusses specific scales issues and discusses the implications of the study for interpretation of psychosocial job asessment questionnaires.
- Published
- 1998
- Full Text
- View/download PDF
23. FAIR 1.0 (Framework to Assess International Regimes for differentiation of commitments): An interactive model to explore options for differentiation of future commitments in international climate policy making. User documentation
- Subjects
modelling ,klimaat ,beleid ,international ,modellenonderzoek ,burden sharing ,klimaatverandering ,climate ,internationaal ,lastenverdeling ,policy ,climatic changes - Abstract
FAIR (Framework to Assess International Regimes for differentiation of commitments) is een interactief computer model voor het (kwantitatief) verkennen van verschillende beleidsopties voor internationale lastenverdeling voor het internationale klimaatbeleid, gekoppeld aan doelstellingen voor bescherming van het klimaat. De huidige versie van FAIR bevat drie verschillende benaderingen voor internationale lastenverdeling-regimes: 1) Increasing participation (toenemende participatie): in deze benadering neemt het aantal landen en hun inspanningsniveau geleidelijk toe op basis van regels en criteria voor zowel deelname als bijdrage (bijvoorbeeld op basis van hoofdelijk inkomen, hoofdelijke emissies of bijdrage aan temperatuurstijging (Braziliaans voorstel); 2)Convergentie: in deze benadering nemen alle partijen direct deel aan een emissierechtenregime, waarbij de toegestane emissieruimte in de tijd convergeert van het bestaande naar een gelijk hoofdelijk niveau; 3)Triptych (triptiek): De methode is gebaseerd op gedifferentieerde doelstellingen voor verschillene sectoren: energie-efficientie en de-carbonisatiedoelstellingen voor de electriciteits- en internationaal georienteerde zware industriele sectoren en internationale convergentie in per capita emissieruimte voor de binnenlandse sectoren. De eerste twee modes zijn top-down methodologen, en de triptych methode is een bottom-up methode. FAIR bevat ook een optie om eigen emissie scenario's te ontwikkelen, alsmede de klimaatseffecten hiervan te evalueren (scenario constructie).
- Published
- 2012
24. Climate OptiOns for the Long term (COOL)-Synthesis Report
- Author
-
Berk M, Hisschemoller M, Hordijk L, Metz B, Mol APJ, Tuinstra W, and NOP
- Subjects
assessment ,klimaatverandering ,emission reduction ,climatic changes ,klimaat ,international ,greenhouse gases ,long term ,emissievermindering ,broeikasgassen ,toetsing ,climate ,lange termijn ,internationaal - Abstract
The aim of the COOL project was to develop strategic notions how drastic reductions of GHG emissions in the Netherlands can be achieved in the long term, in an European and global context, using a method of participatory integrated assessment. The project brought together in a dialogue setting scientists, policy makers and stakeholders representing different groups and different interests in society. Experiences and insights from different groups were thus available for the process. In the dialogue, which was set up as a series of workshops, long term policy options for significant greenhouse gas emissions reductions and their feasibility have been analysed. As Dutch climate policy is dependent on international policy developments, the COOL-project incorporated next to the national Dutch level, also a dialogue on the European and on the global level.
- Published
- 2012
25. Climate OptiOns for the Long-term (COOL) - European Dialogue
- Subjects
assessment ,klimaatverandering ,emission reduction ,climatic changes ,europa ,klimaat ,international ,greenhouse gases ,long term ,emissievermindering ,europe ,broeikasgassen ,toetsing ,climate ,lange termijn ,internationaal - Abstract
niet beschikbaar
- Published
- 2012
26. Climate change, a permanent concern. Final report of the second phase of the Dutch National Research Programme on Global Air Pollution and Climate Change (NRP II) 1995-2001. Part 1
- Subjects
research ,assessment ,klimaatverandering ,netherlands ,emission reduction ,onderzoek ,nederland ,climatic changes ,klimaat ,beleid ,international ,greenhouse gases ,long term ,emissievermindering ,broeikasgassen ,toetsing ,climate ,lange termijn ,internationaal ,policy - Abstract
niet beschikbaar
- Published
- 2012
27. International marine and aviation bunker fuel: trends, ranking of countries and comparison with national CO2 emission
- Author
-
Olivier JGJ, Peters JAHW, and LAE
- Subjects
transportation ,air traffic ,luchtvaart ,vervoer ,carbon dioxide ,scheepvaart ,consumptie ,bunkers ,kooldioxide ,international ,fuels ,emission ,emissies ,luchtverkeer ,consumption ,shipping ,brandstoffen ,internationaal - Abstract
In dit rapport worden het brandstofgebruik en de CO2-emissies van internationaal transport samengevat en geanalyseerd. Deze analyse is gebaseerd op de best-beschikbare gegevens uit internationale energiestatistieken, die verzameld zijn door het International Energy Agency (IEA). Met deze gegevens van de IEA worden voor internationale zeescheepvaart en luchtvaart apart de aandelen in 1990 en de trends in de periode 1970-1995 van nationaal en mondiaal energiegebruik van bunkers en hun CO2-emissies geanalyseerd. Ook worden de mondiale totale internationale transportemissies vergeleken met de 'nationale' emissies en de totale transportemissies. In de afgelopen 25 jaar was de gemiddelde jaarlijke mondiale toename van CO2-emissies van scheepvaartbunkers ca. 0.8% en van luchtvaartemissies ca. 3.3% per jaar. De jaarlijkse variaties per land van verbruik door scheepvaartbunkers zijn groter dan bij verbruik van luchtvaartbrandstof, soms meer dan 50%. Het verschil tussen energieverbruik voor binnenlands gebruik en internationaal gebruik is echter bij luchtvaart moeilijker vast te stellen dan voor scheepvaart. De belangrijkste brandstof voor internationale scheepvaart is zware stookolie. Het aandeel van dieselolie is langzaam gestegen van 11% in 1970 tot 20% in 1990. De belangrijkste vliegtuigbrandstof is jetfuel (kerosine). Het kleine aandeel vliegtuigbenzine (avgas) daalt langzaam van ca. 4% in 1970 tot 1,3% in 1990. Dieselolie en avgas hebben een klein aandeel en hun emissiefactor voor CO2 verschilt maar en paar procent van die van zware stookolie en kerosine. Daarom heeft de verschuiving in de brandstofmix maar een gering effect op de CO2-emissies van deze bronnen. De mondiale CO2-emissie van internationale scheepvaart en luchtvaart droegen in 1990 respectievelijk ca. 1,8% en 2,4% bij, uitgedrukt als percentage van de totale 'nationale' anthropogene emissies (excl. ontbossing). Bij de luchtvaartemissies zit een onbekend deel van binnenlands vliegverkeer; beide bronnen dragen nu dus ongeveer 2% bij aan de totale door de mens veroorzaakte CO2-emissies; vergeleken met die van de totale transportsector, is het aandeel van internationale transport ca. 20%.
- Published
- 2012
28. A comparison of automated measurements of air quality near Valthermond (NL) in 2004
- Author
-
Jonge D de, Wolfs P, Meulen A van der, Heits B, Helmholtz E, Rienecker H, and LVM
- Subjects
meten ,luchtkwaliteit ,meetgegevens ,air quality ,automatisering ,vergelijking ,measuring methods ,comparison ,international ,networks ,grensoverschrijdende milieuverontreiniging ,grensoverschrijdend ,transfrontier pollution ,LUCHT ,meetmethoden ,measurements ,netwerken ,internationaal ,measuring ,automation - Abstract
In 2004 werd een gezamenlijke meetcampagne opgezet tussen het Duitse LUEN en het Nederlandse RIVM om een internationale bevestiging van de meetresultaten te verkrijgen. De campagne werd uitgevoerd op een landelijk meetpunt dichtbij Valthermond. Dit rapport geeft de resultaten van de componenten PM10, NO, NO2, O3 en NH3 over 2004. De verschillen zijn meestal binnen aanvaardbare grenzen en verklaarbaar. Voor O3 zijn de verschillen niet volledig verklaard. Dit is een punt van aandacht. Deze campagne laat op een constructieve wijze zien hoe kwaliteit en internationale vergelijkbaarheid van de door elk instituut geproduceerde gegevens verbeteren. De uitwisseling van ervaringen heeft een lerend effect. Om de oorzaak en de oplossing voor de verschillen verder te onderzoeken zal de campagne in 2005 worden voortgezet.
- Published
- 2012
29. Strategies for the long-term climate policy. The results of the Cool project. Final report of the second phase of the Dutch National Research Programme on Global Air Pollution and Climate Change (NRP II) 1995-2001. Part 2
- Author
-
Berk M, Hisschemoller M, Mol T, Hordijk L, Kok M, Metz B, and NOP
- Subjects
research ,assessment ,klimaatverandering ,netherlands ,emission reduction ,onderzoek ,nederland ,climatic changes ,klimaat ,beleid ,international ,greenhouse gases ,long term ,emissievermindering ,broeikasgassen ,toetsing ,lange termijn ,internationaal ,policy - Abstract
This report, Climate Change, a Permanent Concern, presents the results of research that was conducted in over 90 projects during the second phase of the National Research Programme on Global Air Pollution and Climate Change (NRP-II, 1995-2001). The report is intended for policymakers, members of business and societal organisations and interested members of the public.This report addresses the following questions arising from climate policy in the Netherlands: What new understanding is there about the climate system: what has been learned about climate variability, the causes of climate change and the role of human activities (detection and attribution). What are the possible consequences of climate change for the Netherlands in particular, but also for other regions (especially developing countries), and what possibilities are there for adaptation? What development paths are there to bring about reductions in emissions? What recommendations can be made for the Netherlands' national, international and local climate policies?
- Published
- 2012
30. Kind en milieu; inventarisatie van beleid in Nederland
- Author
-
Overveld AJP van, Houweling AD, and MGO
- Subjects
milieu ,overeenkomsten ,health ,kinderen ,children ,beleid ,quality ,international ,gezondheid ,kwaliteit ,environment ,agreement ,cehape ,internationaal ,policy - Abstract
Nederland voldoet in grote lijnen aan internationale afspraken en doet veel op het gebied van kind, milieu en gezondheid. Toch is er een aantal onderwerpen waarvoor nog onvoldoende beleid is ontwikkeld om aan de internationale afspraken te voldoen. Dit zijn: 1. kindvriendelijke stadsontwikkeling; 2. (groen)voorzieningen voor sport en spel; 3. richtlijnen bouwmaterialen en meubels; 4. beperking uitstoot verkeer en industrie; en 5. monitoring blootstelling kinderen aan stoffen. Voor een aantal onderwerpen (onder andere verbetering binnenlucht en blootstelling kinderen aan chemische stoffen) lopen op dit moment onderzoeken en kan nog niet beoordeeld worden of Nederland voldoet aan de afspraken. Dit blijkt uit een inventarisatie die gedaan is naar aanleiding van de WHO Ministersconferentie Milieu en Gezondheid in 2004 in Boedapest. Daar hebben 52 Europese milieuministers afspraken gemaakt over onderwerpen op het gebied van Milieu en Gezondheid, met speciale aandacht voor kinderen. De WHO heeft in dit kader het Children's Environment and Health Action Plan for Europe (CEHAPE) opgesteld. Nederland heeft de Ministersverklaring en het CEHAPE ondertekend. Om na te gaan in hoeverre Nederland voldoet aan de gemaakte afspraken, is een overzicht gemaakt van de activiteiten van de rijksoverheid die op dit moment in Nederland plaatsvinden met betrekking tot de onderwerpen uit het CEHAPE en de Ministersverklaring. Voor elk onderwerp is een afweging gemaakt of extra beleidsinzet nodig is om aan de afspraken te voldoen. Onderwerpen die meer aandacht verdienen in het beleid zouden uitgewerkt kunnen worden in een vervolg op het Actieprogramma Gezondheid en Milieu. Het is belangrijk dat huidige en eventuele aanvullende acties geevalueerd worden.
- Published
- 2012
31. Strategies for the long-term climate policy. The results of the Cool project. Final report of the second phase of the Dutch National Research Programme on Global Air Pollution and Climate Change (NRP II) 1995-2001. Part 2
- Subjects
research ,assessment ,klimaatverandering ,netherlands ,emission reduction ,onderzoek ,nederland ,climatic changes ,klimaat ,beleid ,international ,greenhouse gases ,long term ,emissievermindering ,broeikasgassen ,toetsing ,lange termijn ,internationaal ,policy - Abstract
This report, Climate Change, a Permanent Concern, presents the results of research that was conducted in over 90 projects during the second phase of the National Research Programme on Global Air Pollution and Climate Change (NRP-II, 1995-2001). The report is intended for policymakers, members of business and societal organisations and interested members of the public.This report addresses the following questions arising from climate policy in the Netherlands: What new understanding is there about the climate system: what has been learned about climate variability, the causes of climate change and the role of human activities (detection and attribution). What are the possible consequences of climate change for the Netherlands in particular, but also for other regions (especially developing countries), and what possibilities are there for adaptation? What development paths are there to bring about reductions in emissions? What recommendations can be made for the Netherlands' national, international and local climate policies?
- Published
- 2012
32. International developments in R&D programmes on environmental biotechnology
- Subjects
research ,milieu ,r&d ,biotechnologie ,onderzoek ,milieubiotechnologie ,research and development ,international ,onderzoek en ontwikkeling ,programma ,programs ,environment ,internationaal ,biotechnology - Abstract
niet beschikbaar
- Published
- 2012
33. A comparison of automated measurements of air quality near Valthermond (NL) in 2004
- Subjects
meten ,luchtkwaliteit ,meetgegevens ,air quality ,automatisering ,vergelijking ,measuring methods ,comparison ,international ,networks ,grensoverschrijdende milieuverontreiniging ,grensoverschrijdend ,transfrontier pollution ,LUCHT ,meetmethoden ,measurements ,netwerken ,internationaal ,measuring ,automation - Abstract
In 2004 werd een gezamenlijke meetcampagne opgezet tussen het Duitse LUEN en het Nederlandse RIVM om een internationale bevestiging van de meetresultaten te verkrijgen. De campagne werd uitgevoerd op een landelijk meetpunt dichtbij Valthermond. Dit rapport geeft de resultaten van de componenten PM10, NO, NO2, O3 en NH3 over 2004. De verschillen zijn meestal binnen aanvaardbare grenzen en verklaarbaar. Voor O3 zijn de verschillen niet volledig verklaard. Dit is een punt van aandacht. Deze campagne laat op een constructieve wijze zien hoe kwaliteit en internationale vergelijkbaarheid van de door elk instituut geproduceerde gegevens verbeteren. De uitwisseling van ervaringen heeft een lerend effect. Om de oorzaak en de oplossing voor de verschillen verder te onderzoeken zal de campagne in 2005 worden voortgezet.
- Published
- 2012
34. Simplified Multi-Stage and Per Capita Convergence: an analysis of two climate regimes for differentiation of commitments
- Subjects
verdragen ,milieubeleid ,environmental policy ,international ,treaty ,klimaatverandering ,emission rights ,emissierechten ,internationaal ,climatic changes - Abstract
Dit rapport beschrijft een analyse van twee post-Kyoto regimes voor lastenverdeling in het internationale klimaatbeleid: 1. de Multi-stage benadering, waarbij landen op grond van hoofdelijk inkomen en emissies worden ingedeeld in groepen met verschillende typen van doelstellingen (stadia). 2. de Per Capita Convergentie benadering, waarbij voor alle landen de emissierechten worden gedefinieerd op basis van een convergentie van hoofdelijke emissie ruimte. Dit is gedaan met behulp van twee mondiale emissieprofielen voor broeikasgassen die resulteren in een stabilisatie van de CO2 equivalente concentratie op een niveau van respectievelijk ongeveer 550 en 650 ppmv (S550e en S650e profielen). De reductie doelstellingen van Annex I landen voor S550e liggen in 2025 tussen de 25-50% onder het 1990 niveau en in 2050 70-85%. Voor S650e varieren deze doelstellingen van een 10% toename tot een 25% reductie in 2025 en een 40-60% reductie in 2050. De resultaten voor niet-Annex I regios laten in de regel een diverser beeld zien voor verschillende regimes, stabilisatie doelen, regio's en tijdsperiodes. Naast de kwantitatieve analyse is op basis van een multi-criteria analyse ook een kwalitatieve beoordeling gemaakt van de sterke en zwakke kanten van de verschillende Multi-Stage en Per Capita Convergentie varianten. De analyse laat ook zien waar de belangrijkste obstakels en condities liggen voor een mogelijke uitvoerbaarheid en aanvaardbaarheid van dergelijk post-Kyoto klimaatbeleid.
- Published
- 2012
35. Post-Kyoto Toekomstbeelden Notitie ter ondersteuning advies 'Post-Kyoto en Energiebeleid' van de Algemene Energie Raad
- Author
-
Swart RJ, Linden N van der, MNV, and Energieonderzoek Centrum Nederland ECN/Beleidsstudies
- Subjects
klimaatverandering ,klimaatbeleid ,climatic changes ,scenario ,energiebeleid ,co2 stabilization ,beleid ,scenario's ,co2 stabilisatie ,international ,energy policy ,internationaal ,policy - Abstract
Deze notitie dient ter ondersteuning van het AER advies "Post-Kyoto en het Energiebeleid". De doelstelling van deze notitie is om inzicht te verschaffen in een aantal relevante beelden van mogelijke ontwikkelingen van het internationaal klimaatbeleid, afgezet tegen een aantal wereldbeelden met betrekking tot mogelijke sociaal-economische ontwikkelingen. Hoe kunnen in verschillende wereldbeelden (LTVE/IPCC-SRES: Vrijhandel/A1, Isolatie/A2, Grote Solidariteit/B1, Ecologie op Kleine Schaal/B2) meer of minder strikte klimaatdoelstellingen (450, 550, 650, 750 ppm CO2 stabilisatie) gehaald worden? Oplossingen worden geevalueerd op basis van de criteria kosteneffectiviteit, duurzaamheid, en haalbaarheid. Een belangrijke conclusie is dat de score op deze criteria voor bepaalde oplossingen zeer sterk bepaald wordt door het wereldbeeld: in een wereld waar de algemene sociaal-economische ontwikkeling wordt gestuurd door duurzaamheidsoverwegingen en waar sprake is van een snelle ontwikkeling en uitwisseling van milieuvriendelijke technologieen en internationale beleidscoordinatie is het behalen van klimaatdoelen eenvoudiger en goedkoper. Deze notitie laat zien dat er duidelijke aanknopingspunten zijn voor het energiebeleid om een bijdrage te leveren aan het internationaal klimaatbeleid. Het accent van de notitie ligt op het wereldniveau, maar er wordt ook ingezoomd op de Europese en Nederlandse schaal. De notitie geeft enkele conclusies m.b.t. "robuuste" opties, d.w.z. opties die in verschillende wereldbeelden en voor verschillende klimaatdoelstellingen een significante rol spelen. Deze opties hebben vooral betrekking op energiebesparing, verhoogde wereldwijde inzet van aardgas en vernieuwbare energie (biomassa op korte- tot middenlange termijn, andere bronnen op langere termijn). Twee andere energiesporen die kunnen bijdragen aan het behalen van strenge klimaatdoelstellingen - kernenergie en opvang en opslag van CO2 - zijn niet robuust in de bovengenoemde zin, maar kunnen in bepaalde wereldbeelden en in regio's waar deze opties niet controversieel zijn, een belangrijke optie vormen. De notitie gaat tenslotte kort in op het belang van niet-CO2 broeikasgassen, niet-energie CO2 emissies en de noord-zuid lastenverdeling.
- Published
- 2012
36. Overview of international programmes on the assessment of existing chemicals
- Subjects
inventory ,research ,chemicalien ,analysis ,risico's ,international ,inventarisatie ,analyse ,chemicals ,onderzoek ,risks ,internationaal - Abstract
Een overzicht wordt gegeven van de belangrijke internationale kaders waarin risicobeoordeling van bestaande stoffen plaatsvindt. In de appendix is weergegeven welke chemicalien behandeld zijn in de verschillende programma's en wat de planning voor de komende jaren is. Daarnaast wordt de overlap met het nationale stoffenbeleid aangegeven.
- Published
- 2012
37. Milieubelasting van Nederlanders binnen en buiten onze grenzen. Achtergronddocument bij de MV5
- Subjects
environmental pressure ,hinder ,land use ,energieverbruik ,consumptie ,milieudruk ,acidification ,nuisance ,verzuring ,international ,energy consumption ,grondgebruik ,consumption ,internationaal - Abstract
Nederland is allerminst een gesloten economie. Ten opzichte van de eigen productie is er relatief veel import en export. Daarmee is een belangrijk deel van de milieudruk, die binnen Nederland ontstaat, in feite voor consumptie in het buitenland. Daartegenover staat, dat ook de inwoners van Nederland voor een deel afwentelen op het buitenland. In dit rapport wordt deze vorm van afwenteling uitgewerkt voor energiegebruik, ruimtegebruik, verzuring en hinder. Tevens wordt de gehanteerde berekeningsmethodiek toegelicht. Het energiegebruik in Nederland is ongeveer 50% hoger dan nodig is voor de consumptie van inwoners van Nederland. Vooral de basismetaal, chemie en raffinaderijen zijn energie-intensief en exporteren het overgrote deel van de productie al dan niet direct. Maar ook aan producten van de landbouw, de overige industrie, de dienstensectoren en het transport exporteren we meer energie dan we importeren. Dit beeld wijzigt niet wezenlijk in de doorgerekende toekomstscenario's, zij het dat het belang van de transportsector toeneemt. Het ruimtebeslag van Nederlanders gemeten als landgebruik is ongeveer drie maal het oppervlak van Nederland. Vooral voor de houtoogst wordt er veel bos in het buitenland in beslag genomen. De afwenteling van buitenlanders op Nederland op het aspect verzurende emissies is groter dan van Nederlanders op het buitenland. Dit hangt deels samen met de geschetste verhoudingen voor energiegebruik, deels met de intensieve Nederlandse landbouw. Naar verwachting wordt deze balans bijgesteld enerzijds door reductie van NH3-emissies in de Nederlandse landbouw, maar ook door een verwachte intensivering van het landgebruik in het buitenland (vooral buiten West-Europa). Voor het aspect hinder geldt, dat dit grotendeels is gekoppeld aan diensten en de eigen consumptie. We doen het vooral onszelf aan. Alleen bij de transportsector speelt de afwentelingsproblematiek een rol van betekenis.
- Published
- 2012
38. Climate OptiOns for the Long-term (COOL) Evaluating the Dialogues
- Author
-
Hisschemoller M, Mol APJ (eds), and NOP
- Subjects
assessment ,klimaatverandering ,netherlands ,nederland ,climatic changes ,europa ,klimaat ,international ,greenhouse gases ,emission reduction long term ,emissievermindering ,europe ,broeikasgassen ,toetsing ,climate ,lange termijn ,internationaal - Abstract
niet beschikbaar
- Published
- 2012
39. International marine and aviation bunker fuel: trends, ranking of countries and comparison with national CO2 emission
- Subjects
transportation ,air traffic ,luchtvaart ,vervoer ,carbon dioxide ,scheepvaart ,consumptie ,bunkers ,kooldioxide ,international ,fuels ,emission ,emissies ,luchtverkeer ,consumption ,shipping ,brandstoffen ,internationaal - Abstract
In dit rapport worden het brandstofgebruik en de CO2-emissies van internationaal transport samengevat en geanalyseerd. Deze analyse is gebaseerd op de best-beschikbare gegevens uit internationale energiestatistieken, die verzameld zijn door het International Energy Agency (IEA). Met deze gegevens van de IEA worden voor internationale zeescheepvaart en luchtvaart apart de aandelen in 1990 en de trends in de periode 1970-1995 van nationaal en mondiaal energiegebruik van bunkers en hun CO2-emissies geanalyseerd. Ook worden de mondiale totale internationale transportemissies vergeleken met de 'nationale' emissies en de totale transportemissies. In de afgelopen 25 jaar was de gemiddelde jaarlijke mondiale toename van CO2-emissies van scheepvaartbunkers ca. 0.8% en van luchtvaartemissies ca. 3.3% per jaar. De jaarlijkse variaties per land van verbruik door scheepvaartbunkers zijn groter dan bij verbruik van luchtvaartbrandstof, soms meer dan 50%. Het verschil tussen energieverbruik voor binnenlands gebruik en internationaal gebruik is echter bij luchtvaart moeilijker vast te stellen dan voor scheepvaart. De belangrijkste brandstof voor internationale scheepvaart is zware stookolie. Het aandeel van dieselolie is langzaam gestegen van 11% in 1970 tot 20% in 1990. De belangrijkste vliegtuigbrandstof is jetfuel (kerosine). Het kleine aandeel vliegtuigbenzine (avgas) daalt langzaam van ca. 4% in 1970 tot 1,3% in 1990. Dieselolie en avgas hebben een klein aandeel en hun emissiefactor voor CO2 verschilt maar en paar procent van die van zware stookolie en kerosine. Daarom heeft de verschuiving in de brandstofmix maar een gering effect op de CO2-emissies van deze bronnen. De mondiale CO2-emissie van internationale scheepvaart en luchtvaart droegen in 1990 respectievelijk ca. 1,8% en 2,4% bij, uitgedrukt als percentage van de totale 'nationale' anthropogene emissies (excl. ontbossing). Bij de luchtvaartemissies zit een onbekend deel van binnenlands vliegverkeer; beide bronnen dragen nu dus ongeveer 2% bij aan de totale door de mens veroorzaakte CO2-emissies; vergeleken met die van de totale transportsector, is het aandeel van internationale transport ca. 20%.
- Published
- 2012
40. Climate OptiOns for the Long term (COOL)-Synthesis Report
- Subjects
assessment ,klimaatverandering ,emission reduction ,climatic changes ,klimaat ,international ,greenhouse gases ,long term ,emissievermindering ,broeikasgassen ,toetsing ,climate ,lange termijn ,internationaal - Abstract
The aim of the COOL project was to develop strategic notions how drastic reductions of GHG emissions in the Netherlands can be achieved in the long term, in an European and global context, using a method of participatory integrated assessment. The project brought together in a dialogue setting scientists, policy makers and stakeholders representing different groups and different interests in society. Experiences and insights from different groups were thus available for the process. In the dialogue, which was set up as a series of workshops, long term policy options for significant greenhouse gas emissions reductions and their feasibility have been analysed. As Dutch climate policy is dependent on international policy developments, the COOL-project incorporated next to the national Dutch level, also a dialogue on the European and on the global level.
- Published
- 2012
41. Post-Kyoto Toekomstbeelden Notitie ter ondersteuning advies 'Post-Kyoto en Energiebeleid' van de Algemene Energie Raad
- Subjects
klimaatverandering ,klimaatbeleid ,climatic changes ,scenario ,energiebeleid ,co2 stabilization ,beleid ,scenario's ,co2 stabilisatie ,international ,energy policy ,internationaal ,policy - Abstract
Deze notitie dient ter ondersteuning van het AER advies "Post-Kyoto en het Energiebeleid". De doelstelling van deze notitie is om inzicht te verschaffen in een aantal relevante beelden van mogelijke ontwikkelingen van het internationaal klimaatbeleid, afgezet tegen een aantal wereldbeelden met betrekking tot mogelijke sociaal-economische ontwikkelingen. Hoe kunnen in verschillende wereldbeelden (LTVE/IPCC-SRES: Vrijhandel/A1, Isolatie/A2, Grote Solidariteit/B1, Ecologie op Kleine Schaal/B2) meer of minder strikte klimaatdoelstellingen (450, 550, 650, 750 ppm CO2 stabilisatie) gehaald worden? Oplossingen worden geevalueerd op basis van de criteria kosteneffectiviteit, duurzaamheid, en haalbaarheid. Een belangrijke conclusie is dat de score op deze criteria voor bepaalde oplossingen zeer sterk bepaald wordt door het wereldbeeld: in een wereld waar de algemene sociaal-economische ontwikkeling wordt gestuurd door duurzaamheidsoverwegingen en waar sprake is van een snelle ontwikkeling en uitwisseling van milieuvriendelijke technologieen en internationale beleidscoordinatie is het behalen van klimaatdoelen eenvoudiger en goedkoper. Deze notitie laat zien dat er duidelijke aanknopingspunten zijn voor het energiebeleid om een bijdrage te leveren aan het internationaal klimaatbeleid. Het accent van de notitie ligt op het wereldniveau, maar er wordt ook ingezoomd op de Europese en Nederlandse schaal. De notitie geeft enkele conclusies m.b.t. "robuuste" opties, d.w.z. opties die in verschillende wereldbeelden en voor verschillende klimaatdoelstellingen een significante rol spelen. Deze opties hebben vooral betrekking op energiebesparing, verhoogde wereldwijde inzet van aardgas en vernieuwbare energie (biomassa op korte- tot middenlange termijn, andere bronnen op langere termijn). Twee andere energiesporen die kunnen bijdragen aan het behalen van strenge klimaatdoelstellingen - kernenergie en opvang en opslag van CO2 - zijn niet robuust in de bovengenoemde zin, maar kunnen in bepaalde wereldbeelden en in regio's waar deze opties niet controversieel zijn, een belangrijke optie vormen. De notitie gaat tenslotte kort in op het belang van niet-CO2 broeikasgassen, niet-energie CO2 emissies en de noord-zuid lastenverdeling.
- Published
- 2012
42. Overview of international programmes on the assessment of existing chemicals
- Author
-
Wezel AP van and CSR
- Subjects
inventory ,research ,chemicalien ,analysis ,risico's ,international ,inventarisatie ,analyse ,chemicals ,onderzoek ,risks ,internationaal - Abstract
Een overzicht wordt gegeven van de belangrijke internationale kaders waarin risicobeoordeling van bestaande stoffen plaatsvindt. In de appendix is weergegeven welke chemicalien behandeld zijn in de verschillende programma's en wat de planning voor de komende jaren is. Daarnaast wordt de overlap met het nationale stoffenbeleid aangegeven.
- Published
- 2012
43. Climate OptiOns for the Long term (COOL) - Global Dialogue Synthesis Report
- Author
-
Berk MM, van Minnen JG, Metz B, Moomaw W, den Elzen MGJ, van Vuuren DP, Gupta J, and MNV
- Subjects
beleid ,international ,mondiaal ,klimaatverandering ,long term ,global ,lange termijn ,internationaal ,climatic changes ,policy - Abstract
De uitkomsten zijn samengevat van een dialoog tussen wetenschappers, beleidsmakers en belanghebbenden (stakeholders) over lange termijn opties voor klimaatbeleid en hun implicaties voor de kortere termijn. Deze dialoog was onderdeel van het project Climate OptiOns for the Long-term (COOL). De Mondiale dialoog bestond uit een serie van workshops waarbij de methode van back casting werd gebruikt om de kortere termijn consequenties van lange termijn opties te verkennen. Als startpunt werd uitgegaan van een stabilisatie van de CO2 concentratie op 450 ppmv (ongeveer 550 ppmv in CO2 equivalente termen), wat is vertaald in een reductie van de mondiale CO2 emissies met zo'n van 15-25% in 2050 ten opzichte van het niveau in 1990. Een bevinding van de dialoog was dat een dergelijke reductie technisch haalbaar is tegen beperkte economische kosten op voorwaarde dat de wereld zich economisch en politiek gunstig ontwikkeld (open wereld) en belangrijke sociale en institutionele barrieres kunnen worden overwonnen. Het vergt voorts een vroege deelname van ontwikkelingslanden aan de mondiale emissiebeperking en de realisatie van een systeem van wereldwijde emissiehandel om te komen tot een kosteneffectieve aanpak. Het lijkt te vragen om een alomvattend internationaal klimaatregime aangezien een regime met incrementele uitbreiding van het aantal landen met emissiedoelstellingen op een ad hoc basis hoogstwaarschijnlijk leidt tot het onbereikbaar worden van stabilisatie op 450 ppmv. Het is cruciaal dat rekening wordt gehouden met de grote inertia in zowel natuurlijke als menselijke systemen. Beleidsvorming op korte termijn dient plaats te vinden vanuit een lange termijn perspectief, Daartoe kunnen ofwel voorlopige lange termijn klimaatdoelstellingen te worden geformuleerd, dan wel een systematische verkenning van de lange termijn implicaties van korte termijn beslissingen plaatsvinden. Het project heeft voorts geresulteerd in een lijst van wenselijke korte termijn acties.
- Published
- 2012
44. Climate OptiOns for the Long-term (COOL) Evaluating the Dialogues
- Subjects
assessment ,klimaatverandering ,netherlands ,nederland ,climatic changes ,europa ,klimaat ,international ,greenhouse gases ,emission reduction long term ,emissievermindering ,europe ,broeikasgassen ,toetsing ,climate ,lange termijn ,internationaal - Abstract
niet beschikbaar
- Published
- 2012
45. Simplified Multi-Stage and Per Capita Convergence: an analysis of two climate regimes for differentiation of commitments
- Author
-
Elzen MGJ den, Berk MM, Lucas P, and KMD
- Subjects
verdragen ,milieubeleid ,environmental policy ,international ,treaty ,klimaatverandering ,emission rights ,emissierechten ,internationaal ,climatic changes - Abstract
Dit rapport beschrijft een analyse van twee post-Kyoto regimes voor lastenverdeling in het internationale klimaatbeleid: 1. de Multi-stage benadering, waarbij landen op grond van hoofdelijk inkomen en emissies worden ingedeeld in groepen met verschillende typen van doelstellingen (stadia). 2. de Per Capita Convergentie benadering, waarbij voor alle landen de emissierechten worden gedefinieerd op basis van een convergentie van hoofdelijke emissie ruimte. Dit is gedaan met behulp van twee mondiale emissieprofielen voor broeikasgassen die resulteren in een stabilisatie van de CO2 equivalente concentratie op een niveau van respectievelijk ongeveer 550 en 650 ppmv (S550e en S650e profielen). De reductie doelstellingen van Annex I landen voor S550e liggen in 2025 tussen de 25-50% onder het 1990 niveau en in 2050 70-85%. Voor S650e varieren deze doelstellingen van een 10% toename tot een 25% reductie in 2025 en een 40-60% reductie in 2050. De resultaten voor niet-Annex I regios laten in de regel een diverser beeld zien voor verschillende regimes, stabilisatie doelen, regio's en tijdsperiodes. Naast de kwantitatieve analyse is op basis van een multi-criteria analyse ook een kwalitatieve beoordeling gemaakt van de sterke en zwakke kanten van de verschillende Multi-Stage en Per Capita Convergentie varianten. De analyse laat ook zien waar de belangrijkste obstakels en condities liggen voor een mogelijke uitvoerbaarheid en aanvaardbaarheid van dergelijk post-Kyoto klimaatbeleid.
- Published
- 2012
46. Climate change, a permanent concern. Final report of the second phase of the Dutch National Research Programme on Global Air Pollution and Climate Change (NRP II) 1995-2001. Part 1
- Author
-
Kok MTJ, Heij GJ, Verhagen A, Rovers CA, and NOP
- Subjects
research ,assessment ,klimaatverandering ,netherlands ,emission reduction ,onderzoek ,nederland ,climatic changes ,klimaat ,beleid ,international ,greenhouse gases ,long term ,emissievermindering ,broeikasgassen ,toetsing ,climate ,lange termijn ,internationaal ,policy - Abstract
niet beschikbaar
- Published
- 2012
47. Kind en milieu; inventarisatie van beleid in Nederland
- Subjects
milieu ,overeenkomsten ,health ,kinderen ,children ,beleid ,quality ,international ,gezondheid ,kwaliteit ,environment ,agreement ,cehape ,internationaal ,policy - Abstract
Nederland voldoet in grote lijnen aan internationale afspraken en doet veel op het gebied van kind, milieu en gezondheid. Toch is er een aantal onderwerpen waarvoor nog onvoldoende beleid is ontwikkeld om aan de internationale afspraken te voldoen. Dit zijn: 1. kindvriendelijke stadsontwikkeling; 2. (groen)voorzieningen voor sport en spel; 3. richtlijnen bouwmaterialen en meubels; 4. beperking uitstoot verkeer en industrie; en 5. monitoring blootstelling kinderen aan stoffen. Voor een aantal onderwerpen (onder andere verbetering binnenlucht en blootstelling kinderen aan chemische stoffen) lopen op dit moment onderzoeken en kan nog niet beoordeeld worden of Nederland voldoet aan de afspraken. Dit blijkt uit een inventarisatie die gedaan is naar aanleiding van de WHO Ministersconferentie Milieu en Gezondheid in 2004 in Boedapest. Daar hebben 52 Europese milieuministers afspraken gemaakt over onderwerpen op het gebied van Milieu en Gezondheid, met speciale aandacht voor kinderen. De WHO heeft in dit kader het Children's Environment and Health Action Plan for Europe (CEHAPE) opgesteld. Nederland heeft de Ministersverklaring en het CEHAPE ondertekend. Om na te gaan in hoeverre Nederland voldoet aan de gemaakte afspraken, is een overzicht gemaakt van de activiteiten van de rijksoverheid die op dit moment in Nederland plaatsvinden met betrekking tot de onderwerpen uit het CEHAPE en de Ministersverklaring. Voor elk onderwerp is een afweging gemaakt of extra beleidsinzet nodig is om aan de afspraken te voldoen. Onderwerpen die meer aandacht verdienen in het beleid zouden uitgewerkt kunnen worden in een vervolg op het Actieprogramma Gezondheid en Milieu. Het is belangrijk dat huidige en eventuele aanvullende acties geevalueerd worden.
- Published
- 2012
48. Climate OptiOns for the Long term (COOL) - Global Dialogue Synthesis Report
- Subjects
beleid ,international ,mondiaal ,klimaatverandering ,long term ,global ,lange termijn ,internationaal ,climatic changes ,policy - Abstract
De uitkomsten zijn samengevat van een dialoog tussen wetenschappers, beleidsmakers en belanghebbenden (stakeholders) over lange termijn opties voor klimaatbeleid en hun implicaties voor de kortere termijn. Deze dialoog was onderdeel van het project Climate OptiOns for the Long-term (COOL). De Mondiale dialoog bestond uit een serie van workshops waarbij de methode van back casting werd gebruikt om de kortere termijn consequenties van lange termijn opties te verkennen. Als startpunt werd uitgegaan van een stabilisatie van de CO2 concentratie op 450 ppmv (ongeveer 550 ppmv in CO2 equivalente termen), wat is vertaald in een reductie van de mondiale CO2 emissies met zo'n van 15-25% in 2050 ten opzichte van het niveau in 1990. Een bevinding van de dialoog was dat een dergelijke reductie technisch haalbaar is tegen beperkte economische kosten op voorwaarde dat de wereld zich economisch en politiek gunstig ontwikkeld (open wereld) en belangrijke sociale en institutionele barrieres kunnen worden overwonnen. Het vergt voorts een vroege deelname van ontwikkelingslanden aan de mondiale emissiebeperking en de realisatie van een systeem van wereldwijde emissiehandel om te komen tot een kosteneffectieve aanpak. Het lijkt te vragen om een alomvattend internationaal klimaatregime aangezien een regime met incrementele uitbreiding van het aantal landen met emissiedoelstellingen op een ad hoc basis hoogstwaarschijnlijk leidt tot het onbereikbaar worden van stabilisatie op 450 ppmv. Het is cruciaal dat rekening wordt gehouden met de grote inertia in zowel natuurlijke als menselijke systemen. Beleidsvorming op korte termijn dient plaats te vinden vanuit een lange termijn perspectief, Daartoe kunnen ofwel voorlopige lange termijn klimaatdoelstellingen te worden geformuleerd, dan wel een systematische verkenning van de lange termijn implicaties van korte termijn beslissingen plaatsvinden. Het project heeft voorts geresulteerd in een lijst van wenselijke korte termijn acties.
- Published
- 2012
49. Depressiepreventie : Nationale en internationale inventarisatie
- Author
-
KZG, V&Z, Lemmens LC, Rompelberg CJM, Molema CCM, Suijkerbuijk AWM, KZG, V&Z, Lemmens LC, Rompelberg CJM, Molema CCM, and Suijkerbuijk AWM
- Abstract
RIVM rapport:In Nederland krijgt bijna één op de vijf mensen ooit een depressie. Daarom heeft het ministerie van VWS de preventie van depressie als prioriteit in het beleid opgenomen. Het doel is om op lokaal niveau meer mensen te bereiken met preventieve interventies, en zo bij meer mensen een depressie te voorkomen. Uit een inventarisatie van het RIVM blijkt dat het aanbod van interventies voor depressiepreventie groot, maar versnipperd is. Voor de inventarisatie is onderzocht hoeveel preventieve interventies er tussen 2011 en 2013 in de 28 GGD-regio's in Nederland zijn aangeboden. In totaal zijn bijna 200 verschillende interventies gevonden, waarvan een derde slechts in één van de GGD-regio's wordt aangeboden. Verder zijn niet in elke GGD-regio evenveel interventies voor verschillende hoogrisicogroepen beschikbaar: het aanbod voor scholieren, huisartspatiënten met beginnende klachten en mantelzorgers is groter en gevarieerder dan voor mensen met een chronische ziekte of net bevallen moeders. De gevonden interventies lopen uiteen van groepsbijeenkomsten en zelfhulpcursussen tot chatsessies met lotgenoten onder begeleiding van een hulpverlener, en speciale spreekuren. De meeste van de gevonden interventies worden aangeboden door preventieafdelingen binnen de geestelijke gezondheidszorg, maar soms ook door bijvoorbeeld de thuiszorg of school. De inventarisatie laat ook zien dat vaak gegevens ontbreken over het aantal mensen dat bereikt wordt met een interventie, en over de effectiviteit ervan. Meer inzicht hierin is nodig. Een kanttekening bij de resultaten is dat het nog onbekend is welke invloed de recente veranderingen in de organisatie van de geestelijke gezondheidszorg hebben op het aanbod van interventies. Ten slotte blijkt dat Nederland gebruik zou kunnen maken van vernieuwende (effectieve) interventies die in andere westerse landen zijn ontwikkeld. Een voorbeeld hiervan is begeleiding en huisbezoeken door 'vrijwilligers' bij vrouwen met een beperkt sociaal vangnet en een, In the Netherlands, nearly one in five people experience a depression ever in their life. Therefore, the Department of Health, Welfare and Sports has given priority to prevention of depression in health policy. The goal is to reach more people with preventive interventions on a local level. A survey conducted by the RIVM shows a large, but unevenly dispersed, range of interventions. In the survey it was investigated how many preventive interventions were offered between 2011 and 2013 in the 28 community health service regions in the Netherlands. In total almost 200 interventions were found, of which one third was only offered in one community health service region. Furthermore, there is an uneven distribution of interventions for various high-risk groups in each region: the range for school-age children, GP patients with starting depressive symptoms and informal caregivers is larger and more varied than for people with a chronic illness or mothers that just gave birth. The interventions found range from group meetings and self-help courses to chat sessions with peers under the guidance of a counsellor and special consultation hours. Prevention departments within mental health care offer most of the interventions, but in some instances, home care institutions or schools do. This survey also shows that information on the number of people that is reached by an intervention is often lacking, as well as information on effectiveness. More insight into this is needed. Moreover, the recent transition in Dutch mental health care from specialized care to primary health care will have an impact on the range of interventions found. Finally, it appears that innovative (effective) interventions that have been developed in other Western countries could be useful for the Netherlands. An example is support and home visits by 'volunteers' for women with a limited social safety net who are at high risk for postpartum depression. They give these women emotional and practical support an
- Published
- 2014
50. The Consumption of The Suffering
- Author
-
De Mette, Tom and Educatiewetenschappen
- Subjects
Contemporary Art ,beeldende kunst ,hedendaagse kunst ,internationaal - Abstract
De esthetische ervaring met The Consumption of The Suffering van de Belgische kunstenaar Peter Weidenbaum kan je beschrijven tussen twee zinsneden uit de film Inland Empire van de Amerikaanse regisseur David Lynch. De esthetiek van het lijden gaat verraderlijk snel aan ons voorbij. De installatie die Peter Weidenbaum exposeert in de unieke locatie van de Sint-Baafskerk te Aardenburg tracht alsnog die esthetiek te grijpen en vast te houden. Met The Consumption of The Suffering vertelt Peter Weidenbaum een retrosymbolische vertelling in 3D. Ze toont beelden die massaal en tegelijk unieke stukken zijn. Het zijn stuk voor stuk iconische representaties die een spectrum omvatten dat zich spreidt van het dierlijke tot het goddelijke. Ze zijn beladen met een mythische energie waarvan onze dagdagelijksheid even intens als subtiel doordrongen is. Alleen, we voelen ons pas met die energie verbonden als we eraan herinnerd worden. Als het zich aandient, ineens. De drie delen van de installatie kunnen we dan ook moeilijk ervaren als we de ruimte van de kerk betreden zomaar, argeloos, zonder waarom. Voor één keer is de religieuze omgeving niet bedoeld voor godsdienstige devotie en louter spirituele bezinning. De esthetische ervaring die The Consumption of The Suffering uitlokt, is geen dogmatische geloofsbelijdenis. Het is een publieke beleving van reminiscentie en loutering. Het is een moderne evocatie van een universeel lijden.
- Published
- 2010
Catalog
Discovery Service for Jio Institute Digital Library
For full access to our library's resources, please sign in.