88 results on '"grond"'
Search Results
2. Sounding relations to grond and water: Responding to social-ecological change through spoken word poetry
- Author
-
Odendaal, Pieter and Odendaal, Pieter
- Abstract
This thesis explores South Africans’ relations to grond (land/soil) and water through two collaborative spoken word poetry projects. By investigating how collaborative poetic practices can be improved to respond to social-ecological changes, this study generates critical new knowledge for other poetry collectives to apply to their own practices. The principal methodology is practice-led and is focused by two projects – the first, themed around relations to grond that took place in Mangaung in early 2019, and the principal project, themed around relations to water, culminating in the production “What the Water Remembers” in Cape Town on 4 September 2019.
- Published
- 2020
3. Risicogrenzen PFOA voor grond en grondwater : Uitwerking ten behoeve van generiek en gebiedsspecifiek beleid
- Author
-
Lijzen JPA, Wassenaar PNH, Smit CE, Posthuma CJAM, Brand E, Swartjes FA, Verbruggen EMJ, Versteegh JFM, DDB, and M&V
- Subjects
ad hoc intervention ,gebiedsgerichte aanpak ,generieke methodiek ,PFOA ,grondwater ,risk limits ,groundwater ,values ,risicogrenzen ,grond ,soil - Abstract
The municipality of Dordrecht commissioned the RIVM to derive risk limits for perfluorooctanoic acid (PFOA) in soil and groundwater. The local government can determine if the quality of the soil and groundwater can cause risks to humans and the environment, and if measures are needed. The contamination with PFOA is probably caused in the end of the last Century. PFOA was used by Dupont/Chemours in Dordrecht up to 2012 for the production of polymers. This report derives generic risk limits for soil and groundwater according the method for deriving Intervention Values. This approach takes into account exposure of men and the environment from contamination in soil and groundwater. Additionally site-specific (or soil use specific risk limits have been derived for soil and groundwater for different types of land use. It is focusing on residential and industrial areas, taking into account the relevant exposure routes. The municipality can use the derived risk limits to develop a policy depending on the land use and for the reuse of soil in the municipality.
- Published
- 2020
4. Risicogrenzen PFOA voor grond en grondwater : Uitwerking ten behoeve van generiek en gebiedsspecifiek beleid
- Subjects
ad hoc intervention ,gebiedsgerichte aanpak ,generieke methodiek ,PFOA ,grondwater ,risk limits ,groundwater ,values ,risicogrenzen ,grond ,soil - Abstract
The municipality of Dordrecht commissioned the RIVM to derive risk limits for perfluorooctanoic acid (PFOA) in soil and groundwater. The local government can determine if the quality of the soil and groundwater can cause risks to humans and the environment, and if measures are needed. The contamination with PFOA is probably caused in the end of the last Century. PFOA was used by Dupont/Chemours in Dordrecht up to 2012 for the production of polymers. This report derives generic risk limits for soil and groundwater according the method for deriving Intervention Values. This approach takes into account exposure of men and the environment from contamination in soil and groundwater. Additionally site-specific (or soil use specific risk limits have been derived for soil and groundwater for different types of land use. It is focusing on residential and industrial areas, taking into account the relevant exposure routes. The municipality can use the derived risk limits to develop a policy depending on the land use and for the reuse of soil in the municipality.
- Published
- 2020
5. Risicogrenzen bodem voor het gebruik van PFAS-houdende grond en bagger voor akkerbouw en veeteelt
- Author
-
Wintersen, AM, Römkens, PFAM, Rietstra, RPJJ, Zeilmaker, MJ, Bokkers, BGH, and Swartjes, FA
- Subjects
PFAS ,PFOA ,RIVM rapport 2019-0068 ,bagger ,soil ,land ,bodem ,landbouw ,PFOS ,risk limits ,dredging spoil ,risicogrenzen ,grond ,agriculture ,RIVM briefrapport 2019-0068 - Abstract
PFOS en PFOA zijn chemische stoffen die van nature niet in het milieu voorkomen. Deze stoffen behoren tot de groep poly- en perfluoralkylstoffen (PFAS) en zijn door mensen gemaakt. Deze stoffen zijn in veel producten toegepast. Daardoor, en door fabrieksemissies en incidenten, zijn PFAS in het milieu terechtgekomen en zitten nu onder andere in de bodem, in bagger en in het oppervlaktewater. Bagger komt vrij als watergangen worden onderhouden om bijvoorbeeld de bevaarbaarheid en de waterafvoer zeker te stellen. Deze bagger wordt vaak op het aangrenzend perceel gelegd. Op deze manier kunnen PFAS op agrarisch land terecht komen. Het RIVM heeft de risicogrenzen bepaald voor PFAS in grond voor de landbouwvormen akkerbouw en veeteelt. Dit is gedaan omdat er (nog) geen landelijke normen bestaan voor PFAS in grond en bagger voor deze bodemfuncties. Een aantal decentrale overheden, waaronder de provincie Noord-Holland en de gemeente Haarlemmermeer, hebben daarom zelf lokale normen voor grond vastgesteld. Hiervoor zijn risicogrenzen gebruikt die het RIVM eerder heeft bepaald voor niet-agrarische bodemfuncties. In opdracht van het Hoogheemraadschap van Rijnland is onderzocht of deze risicogrenzen ook veilig genoeg zijn voor akkerbouw en veeteelt. Op basis van wat nu bekend is liggen concentraties PFAS in bagger meestal onder de risicogrenzen voor grond als deze op akkerbouwland wordt gebruikt. De risicogrenzen voor veeteelt zijn strenger dan die voor akkerbouw. De verwachting is dat de bagger op de meeste plaatsen ook zal voldoen aan de risicogrenzen voor veeteelt.
- Published
- 2020
6. Risicogrenzen bodem voor het gebruik van PFAS-houdende grond en bagger voor akkerbouw en veeteelt
- Subjects
PFAS ,PFOA ,RIVM rapport 2019-0068 ,bagger ,soil ,land ,bodem ,landbouw ,PFOS ,risk limits ,dredging spoil ,risicogrenzen ,grond ,agriculture ,RIVM briefrapport 2019-0068 - Abstract
PFOS en PFOA zijn chemische stoffen die van nature niet in het milieu voorkomen. Deze stoffen behoren tot de groep poly- en perfluoralkylstoffen (PFAS) en zijn door mensen gemaakt. Deze stoffen zijn in veel producten toegepast. Daardoor, en door fabrieksemissies en incidenten, zijn PFAS in het milieu terechtgekomen en zitten nu onder andere in de bodem, in bagger en in het oppervlaktewater. Bagger komt vrij als watergangen worden onderhouden om bijvoorbeeld de bevaarbaarheid en de waterafvoer zeker te stellen. Deze bagger wordt vaak op het aangrenzend perceel gelegd. Op deze manier kunnen PFAS op agrarisch land terecht komen. Het RIVM heeft de risicogrenzen bepaald voor PFAS in grond voor de landbouwvormen akkerbouw en veeteelt. Dit is gedaan omdat er (nog) geen landelijke normen bestaan voor PFAS in grond en bagger voor deze bodemfuncties. Een aantal decentrale overheden, waaronder de provincie Noord-Holland en de gemeente Haarlemmermeer, hebben daarom zelf lokale normen voor grond vastgesteld. Hiervoor zijn risicogrenzen gebruikt die het RIVM eerder heeft bepaald voor niet-agrarische bodemfuncties. In opdracht van het Hoogheemraadschap van Rijnland is onderzocht of deze risicogrenzen ook veilig genoeg zijn voor akkerbouw en veeteelt. Op basis van wat nu bekend is liggen concentraties PFAS in bagger meestal onder de risicogrenzen voor grond als deze op akkerbouwland wordt gebruikt. De risicogrenzen voor veeteelt zijn strenger dan die voor akkerbouw. De verwachting is dat de bagger op de meeste plaatsen ook zal voldoen aan de risicogrenzen voor veeteelt.
- Published
- 2020
7. Risicogrenzen GenX (HFPO-DA) voor grond en grondwater
- Author
-
Rutgers, M, Brand, E, Janssen, PJCM, Marinkovic, M, Muller, JJA, Oomen, AG, Otte, PF, Swartjes, FA, and Verbruggen, EMJ
- Subjects
FRD903 ,FRD902 ,bodemkwaliteit ,GenX ,PFAS ,PFOA ,FRD 903 ,FRD 902 ,soil ,RIVM rapport 2019-0027 ,indicatief niveau ,HFPO-DA ,grondwater ,risk limits ,groundwater ,intervention value ,soil quality ,risicogrenzen ,grondverzet ,grond - Abstract
De GenX-technologie wordt gebruikt om onder andere coatings te produceren, zoals Teflon. Hierbij komt de stof HFPO-DA (2,3,3,3-tetrafluor-2-(heptafluoropropoxy) propaanzuur, of FRD902/FRD903) vrij. Deze stof is giftig en verspreidt zich naar lucht, oppervlaktewater, bodem en het grondwater. In opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft het RIVM risicogrenzen bodem en grondwater voor HFPO-DA bepaald. Op basis van risicogrenzen kunnen overheden bepalen of de kwaliteit van de grond en het grondwater een risico vormt voor mens en milieu, en of maatregelen nodig zijn. Daarnaast kunnen de risicogrenzen worden gebruikt voor beslissingen over hergebruik van grond die vrijkomt bij activiteiten voor de bouw of infrastructuur. De risicogrenzen voor grond en grondwater zijn bepaald volgens de methodiek die ook wordt gebruikt om de normen van de Wet Bodembescherming en het Besluit Bodemkwaliteit af te leiden. Het uitgangspunt is mens, plant en dier te beschermen bij een blootstelling vanuit grond en grondwater. Een van de berekende risicogrenzen geeft een indicatie voor ernstige bodem of grondwaterverontreiniging (INEV). De hoogte van de andere risicogrenzen is afhankelijk van de wijze waarop de bodem wordt gebruikt. Het gaat om de volgende bodemfuncties: wonen met tuin; moestuin en volkstuin; plaatsen waar kinderen spelen; landbouw; natuur; groen met natuurwaarden; overig groen, bebouwing, infrastructuur en industrie. Door een gebrek aan betrouwbare basisgegevens over HFPO-DA zijn de risicogrenzen 'voorlopig'. Voor de beoordeling van nieuwe stoffen zoals HFPO-DA zijn meer gegevens nodig, een beoordelingsmethodiek die toegesneden is op de specifieke eigenschappen van deze stoffen, en een handelingskader om risico's te beperken.
- Published
- 2020
8. Risicogrenzen GenX (HFPO-DA) voor grond en grondwater
- Subjects
FRD903 ,FRD902 ,bodemkwaliteit ,GenX ,PFAS ,PFOA ,FRD 903 ,FRD 902 ,soil ,RIVM rapport 2019-0027 ,indicatief niveau ,HFPO-DA ,grondwater ,risk limits ,groundwater ,intervention value ,soil quality ,risicogrenzen ,grondverzet ,grond - Abstract
De GenX-technologie wordt gebruikt om onder andere coatings te produceren, zoals Teflon. Hierbij komt de stof HFPO-DA (2,3,3,3-tetrafluor-2-(heptafluoropropoxy) propaanzuur, of FRD902/FRD903) vrij. Deze stof is giftig en verspreidt zich naar lucht, oppervlaktewater, bodem en het grondwater. In opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft het RIVM risicogrenzen bodem en grondwater voor HFPO-DA bepaald. Op basis van risicogrenzen kunnen overheden bepalen of de kwaliteit van de grond en het grondwater een risico vormt voor mens en milieu, en of maatregelen nodig zijn. Daarnaast kunnen de risicogrenzen worden gebruikt voor beslissingen over hergebruik van grond die vrijkomt bij activiteiten voor de bouw of infrastructuur. De risicogrenzen voor grond en grondwater zijn bepaald volgens de methodiek die ook wordt gebruikt om de normen van de Wet Bodembescherming en het Besluit Bodemkwaliteit af te leiden. Het uitgangspunt is mens, plant en dier te beschermen bij een blootstelling vanuit grond en grondwater. Een van de berekende risicogrenzen geeft een indicatie voor ernstige bodem of grondwaterverontreiniging (INEV). De hoogte van de andere risicogrenzen is afhankelijk van de wijze waarop de bodem wordt gebruikt. Het gaat om de volgende bodemfuncties: wonen met tuin; moestuin en volkstuin; plaatsen waar kinderen spelen; landbouw; natuur; groen met natuurwaarden; overig groen, bebouwing, infrastructuur en industrie. Door een gebrek aan betrouwbare basisgegevens over HFPO-DA zijn de risicogrenzen 'voorlopig'. Voor de beoordeling van nieuwe stoffen zoals HFPO-DA zijn meer gegevens nodig, een beoordelingsmethodiek die toegesneden is op de specifieke eigenschappen van deze stoffen, en een handelingskader om risico's te beperken.
- Published
- 2020
9. Risicobeoordeling vanadium in en onder fietspaden Drenthe
- Subjects
risicobeoordeling ,grondwater ,groundwater ,vanadium ,bouwstoffen ,risk assessment ,secondary building materials ,RIVM rapport 2019-0012 ,grond ,soil - Abstract
Staatsbosbeheer heeft in het verleden bij de aanleg van fietspaden in Drenthe materiaal gebruikt om het fietspad te verstevigen, zoals schelpen en bouwmaterialen. De twee gebruikte bouwmaterialen (Koers fietspadenmix (KFP-mix) en Duomix) bevatten het metaal vanadium. Het aanwezige vanadium veroorzaakt geen gezondheidsrisico's voor mensen die de fietspaden gebruiken of in de nabijheid ervan recreëren. Hetzelfde geldt voor grotere (huis)dieren, vogels en drinkwaterwinningen in het gebied. Wel kan het metaal processen verstoren die nodig zijn voor een gezonde bodem, zoals de afbraak van organisch materiaal. Deze effecten zullen gezien de lange en smalle vorm van de fietspaden gering zijn. Dit blijkt uit een risicobeoordeling van het RIVM op basis van onderzoeken van het gebruikte bouwmateriaal, de onderliggende bodem en het grondwater. Naar aanleiding van onderhoudswerkzaamheden aan de fietspaden is bij Staatsbosbeheer de wens ontstaan het verstevigende bouwmateriaal, zogeheten halfverhardingen, te vervangen door een product dat langer meegaat. Om te kunnen afwegen of het materiaal kan worden hergebruikt of moet worden afgevoerd, zijn keuringsonderzoeken uitgevoerd. Het materiaal, de onderliggende bodem en het grondwater zijn vervolgens beoordeeld op gezondheidsrisico's (voor recreanten en werknemers), risico's voor planten en dieren, het risico dat het metaal zich verspreidt naar de bodem en het grondwater, en risico's voor drinkwaterwinning in het gebied. Het RIVM verwacht niet dat het vanadium op korte termijn in de nabije omgeving van de fietspaden naar de bodem en het grondwater zal verspreiden. De concentraties die in het grondwater zijn gemeten, liggen onder de risicogrens voor grondwater en zijn in lijn met concentraties die van nature in Noord-Nederland kunnen worden aangetroffen. Wel zijn de grenswaarden overschreden voor de maximale concentratie die uit het bouwmateriaal mag vrijkomen. Daardoor is het vanadium in de grond terechtgekomen.
- Published
- 2020
10. Risicobeoordeling vanadium in en onder fietspaden Drenthe
- Author
-
Brand, E and Janssen, PJCM
- Subjects
risicobeoordeling ,grondwater ,groundwater ,vanadium ,bouwstoffen ,risk assessment ,secondary building materials ,RIVM rapport 2019-0012 ,grond ,soil - Abstract
Staatsbosbeheer heeft in het verleden bij de aanleg van fietspaden in Drenthe materiaal gebruikt om het fietspad te verstevigen, zoals schelpen en bouwmaterialen. De twee gebruikte bouwmaterialen (Koers fietspadenmix (KFP-mix) en Duomix) bevatten het metaal vanadium. Het aanwezige vanadium veroorzaakt geen gezondheidsrisico's voor mensen die de fietspaden gebruiken of in de nabijheid ervan recreëren. Hetzelfde geldt voor grotere (huis)dieren, vogels en drinkwaterwinningen in het gebied. Wel kan het metaal processen verstoren die nodig zijn voor een gezonde bodem, zoals de afbraak van organisch materiaal. Deze effecten zullen gezien de lange en smalle vorm van de fietspaden gering zijn. Dit blijkt uit een risicobeoordeling van het RIVM op basis van onderzoeken van het gebruikte bouwmateriaal, de onderliggende bodem en het grondwater. Naar aanleiding van onderhoudswerkzaamheden aan de fietspaden is bij Staatsbosbeheer de wens ontstaan het verstevigende bouwmateriaal, zogeheten halfverhardingen, te vervangen door een product dat langer meegaat. Om te kunnen afwegen of het materiaal kan worden hergebruikt of moet worden afgevoerd, zijn keuringsonderzoeken uitgevoerd. Het materiaal, de onderliggende bodem en het grondwater zijn vervolgens beoordeeld op gezondheidsrisico's (voor recreanten en werknemers), risico's voor planten en dieren, het risico dat het metaal zich verspreidt naar de bodem en het grondwater, en risico's voor drinkwaterwinning in het gebied. Het RIVM verwacht niet dat het vanadium op korte termijn in de nabije omgeving van de fietspaden naar de bodem en het grondwater zal verspreiden. De concentraties die in het grondwater zijn gemeten, liggen onder de risicogrens voor grondwater en zijn in lijn met concentraties die van nature in Noord-Nederland kunnen worden aangetroffen. Wel zijn de grenswaarden overschreden voor de maximale concentratie die uit het bouwmateriaal mag vrijkomen. Daardoor is het vanadium in de grond terechtgekomen.
- Published
- 2020
11. The late Woodfordian Jules soil and associated Molluscan faunas,
- Author
-
Frye, John Chapman, 1912, Illinois State Geological Survey, University Library, University of Illinois Urbana Champaign, Frye, John Chapman, 1912, and Illinois State Geological Survey
- Subjects
Fauna ,Glacial epoch ,Grond ,Illinois ,Mollusks, Fossil ,Weekdieren - Published
- 1974
12. Grond as ruimte van politieke stryd in Suid-Afrika.
- Author
-
HEYDENRYCH, PIETER W.
- Subjects
- *
POLITICAL development , *POLITICAL culture , *DEMOCRACY , *SOCIOECONOMICS , *LAND tenure , *POLITICAL parties - Abstract
The so-called "land question" is a well known theme in South African political discourse. Much has been written on the subject in recent times, but also in the historical development of South African politics. This article articulates thoughts concerning the political meaning of land by way of framing the land question as a space of political contestation in South Africa, simultaneously discussing it against a wider international background, acknowledging that the land question is not unique to South Africa and that it also relates to many historical and contemporary political struggles. It is suggested that such an approach possibly may contribute to contextualise the matter and to shed some of the emotional baggage that often pertains to it. The article contextualises land as political contestation while suggesting an interpretation of what politics is. Attention is afforded to the understanding of politics as conflict, but also as reconciliation and compromise against an underlying context of power and its purposes. The latter determining in what kind of country political actors would want to live and relating to interests and values that political actors hold in common. The possibility exists that if reconciliation and compromise are not possible, politics will come to an end, which will not contribute to a sustainable democracy or a solution to the land question. The broader conflicting nature of positions and understandings of the land question in South Africa is further highlighted within the context of political contestation, after which attention is afforded to the positioning of political actors within this contestation. The position of the government and political parties is highlighted within this conflict based framework, noting the different understandings of the land question as well as the commonalities that parties share. Reference is briefly made to non party political actors (formal and informal) which represents the same conflictual positions, but which also alludes to other factors relevant to the land question whereafter these factors are highlighted. These include the broader social and economical issues (which are also understood as political), as well as an agricultural and rural bias in the land question, while it is also a matter of political and socio-economic rights within an urban context. The question is also asked whether solutions to the land question should not be found in a forward looking manner, rather than a romanticised understanding of land. The article concludes with a discussion in regard to the land question, when it is viewed from the perspective of political contestation, as defined in this article, as well as considering the possible outcome of the land question. A suggestion is made that consideration could be given to a re-negotiation of this space of political contestation, as land reform will remain unsuccessful if the politics thereof is not addressed," although this would also entail its own dangers for a democratic South Africa where democracy is not yet fully consolidated. [ABSTRACT FROM AUTHOR]
- Published
- 2012
13. Risicogrenzen bodem voor het gebruik van PFAS-houdende grond en bagger voor akkerbouw en veeteelt
- Author
-
Wintersen, AM, Römkens, PFAM, Rietstra, RPJJ, Zeilmaker, MJ, Bokkers, BGH, Swartjes, FA, Wintersen, AM, Römkens, PFAM, Rietstra, RPJJ, Zeilmaker, MJ, Bokkers, BGH, and Swartjes, FA
- Abstract
RIVM rapport:PFOS en PFOA zijn chemische stoffen die van nature niet in het milieu voorkomen. Deze stoffen behoren tot de groep poly- en perfluoralkylstoffen (PFAS) en zijn door mensen gemaakt. Deze stoffen zijn in veel producten toegepast. Daardoor, en door fabrieksemissies en incidenten, zijn PFAS in het milieu terechtgekomen en zitten nu onder andere in de bodem, in bagger en in het oppervlaktewater. Bagger komt vrij als watergangen worden onderhouden om bijvoorbeeld de bevaarbaarheid en de waterafvoer zeker te stellen. Deze bagger wordt vaak op het aangrenzend perceel gelegd. Op deze manier kunnen PFAS op agrarisch land terecht komen. Het RIVM heeft de risicogrenzen bepaald voor PFAS in grond voor de landbouwvormen akkerbouw en veeteelt. Dit is gedaan omdat er (nog) geen landelijke normen bestaan voor PFAS in grond en bagger voor deze bodemfuncties. Een aantal decentrale overheden, waaronder de provincie Noord-Holland en de gemeente Haarlemmermeer, hebben daarom zelf lokale normen voor grond vastgesteld. Hiervoor zijn risicogrenzen gebruikt die het RIVM eerder heeft bepaald voor niet-agrarische bodemfuncties. In opdracht van het Hoogheemraadschap van Rijnland is onderzocht of deze risicogrenzen ook veilig genoeg zijn voor akkerbouw en veeteelt. Op basis van wat nu bekend is liggen concentraties PFAS in bagger meestal onder de risicogrenzen voor grond als deze op akkerbouwland wordt gebruikt. De risicogrenzen voor veeteelt zijn strenger dan die voor akkerbouw. De verwachting is dat de bagger op de meeste plaatsen ook zal voldoen aan de risicogrenzen voor veeteelt., Perfluorooctane sulphonate (PFOS) and perfluorooctanoic acid (PFOA) are chemical substances that do not naturally occur in the environment. These substances belong to the poly and perfluoralkyl group (PFAS) and are man-made. As a result of emissions and incidents and due to the fact that these substances have been used in an wide range of products, PFAS have been released into the environment and are now present in soil, in the sediment and in surface water. This means that PFAS can be present in dredging spoil, the upper layer of sediment that is dredged out of rivers, ditches and canals to prevent them from clogging up. The dredging spoil is often dumped on the plot adjoining the river, ditch or canal in question. RIVM has determined the risk limits for PFAS in soil for arable farming and livestock breeding, because there are, as yet, no national standards for PFAS in soil and dredging spoil. For this reason, a number of regional government bodies, including the province of Noord-Holland and the municipality of Haarlemmermeer, have themselves laid down local standards for soil. To this end, they used risk limits determined earlier by RIVM for non-agricultural soil functions. The water board Hoogheemraadschap van Rijnland commissioned this study to determine whether these risk limits are also safe enough for arable farming and livestock breeding. Based on what we currently know, the concentrations of PFAS in dredging spoil are below the risk limits for soil if it is used on arable farming land. The risk limits for livestock breeding are stricter than those for arable farming, but the dredging spoil is expected to comply with the risk limits for livestock breeding in most places too.
- Published
- 2019
14. Risicogrenzen GenX (HFPO-DA) voor grond en grondwater
- Author
-
Rutgers, M, Brand, E, Janssen, PJCM, Marinkovic, M, Muller, JJA, Oomen, AG, Otte, PF, Swartjes, FA, Verbruggen, EMJ, Rutgers, M, Brand, E, Janssen, PJCM, Marinkovic, M, Muller, JJA, Oomen, AG, Otte, PF, Swartjes, FA, and Verbruggen, EMJ
- Abstract
RIVM rapport:De GenX-technologie wordt gebruikt om onder andere coatings te produceren, zoals Teflon. Hierbij komt de stof HFPO-DA (2,3,3,3-tetrafluor-2-(heptafluoropropoxy) propaanzuur, of FRD902/FRD903) vrij. Deze stof is giftig en verspreidt zich naar lucht, oppervlaktewater, bodem en het grondwater. In opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft het RIVM risicogrenzen bodem en grondwater voor HFPO-DA bepaald. Op basis van risicogrenzen kunnen overheden bepalen of de kwaliteit van de grond en het grondwater een risico vormt voor mens en milieu, en of maatregelen nodig zijn. Daarnaast kunnen de risicogrenzen worden gebruikt voor beslissingen over hergebruik van grond die vrijkomt bij activiteiten voor de bouw of infrastructuur. De risicogrenzen voor grond en grondwater zijn bepaald volgens de methodiek die ook wordt gebruikt om de normen van de Wet Bodembescherming en het Besluit Bodemkwaliteit af te leiden. Het uitgangspunt is mens, plant en dier te beschermen bij een blootstelling vanuit grond en grondwater. Een van de berekende risicogrenzen geeft een indicatie voor ernstige bodem of grondwaterverontreiniging (INEV). De hoogte van de andere risicogrenzen is afhankelijk van de wijze waarop de bodem wordt gebruikt. Het gaat om de volgende bodemfuncties: wonen met tuin; moestuin en volkstuin; plaatsen waar kinderen spelen; landbouw; natuur; groen met natuurwaarden; overig groen, bebouwing, infrastructuur en industrie. Door een gebrek aan betrouwbare basisgegevens over HFPO-DA zijn de risicogrenzen 'voorlopig'. Voor de beoordeling van nieuwe stoffen zoals HFPO-DA zijn meer gegevens nodig, een beoordelingsmethodiek die toegesneden is op de specifieke eigenschappen van deze stoffen, en een handelingskader om risico's te beperken., GenX technology is used to produce coatings such as Teflon, among other things. During this process, the substance HFPO-DA (2,3,3,3-tetrafluoro-2-(heptafluoropropoxy) propanoic acid, or FRD902/FRD903) is released. This substance is toxic and ends up in the air, surface water, soil, and groundwater. The Ministry of Infrastructure and Water Management commissioned RIVM to determine risk limits for HFPO-DA in soil and groundwater. Based on risk limits, the government can determine whether the quality of the soil and groundwater poses a threat for humans and the environment and whether measures need to be taken. In addition, the risk limits can be used to motivate decisions on reusing soil that becomes available in the course of building or infrastructure activities. The risk limits for soil and groundwater were determined using the same method that is used to determine the standards in the Soil Protection Act and the Soil Quality Decree. The guiding principle here is the protection of humans, plants, and animals in case of exposure via soil and groundwater. One of the risk limits provides an indication of serious soil or groundwater pollution (INEV). The value of the other risk limits depends upon the manner in which the soil is used. The following soil functions are relevant here: residential unit with garden; vegetable garden and allotment; locations where children play; agriculture; nature; green areas with areas of natural value; other green areas, built-up areas, infrastructure, and industry. Due to a lack of reliable basic information about HFPO-DA, the risk limits are of a provisional nature. In order to properly manage new substances in the environment such as HFPO-DA, we need more data, an assessment method that is focused on the specific properties of these substances, and an action framework for risk mitigation.
- Published
- 2019
15. Risicobeoordeling vanadium in en onder fietspaden Drenthe
- Author
-
Brand, E, Janssen, PJCM, Brand, E, and Janssen, PJCM
- Abstract
RIVM rapport:Staatsbosbeheer heeft in het verleden bij de aanleg van fietspaden in Drenthe materiaal gebruikt om het fietspad te verstevigen, zoals schelpen en bouwmaterialen. De twee gebruikte bouwmaterialen (Koers fietspadenmix (KFP-mix) en Duomix) bevatten het metaal vanadium. Het aanwezige vanadium veroorzaakt geen gezondheidsrisico's voor mensen die de fietspaden gebruiken of in de nabijheid ervan recreëren. Hetzelfde geldt voor grotere (huis)dieren, vogels en drinkwaterwinningen in het gebied. Wel kan het metaal processen verstoren die nodig zijn voor een gezonde bodem, zoals de afbraak van organisch materiaal. Deze effecten zullen gezien de lange en smalle vorm van de fietspaden gering zijn. Dit blijkt uit een risicobeoordeling van het RIVM op basis van onderzoeken van het gebruikte bouwmateriaal, de onderliggende bodem en het grondwater. Naar aanleiding van onderhoudswerkzaamheden aan de fietspaden is bij Staatsbosbeheer de wens ontstaan het verstevigende bouwmateriaal, zogeheten halfverhardingen, te vervangen door een product dat langer meegaat. Om te kunnen afwegen of het materiaal kan worden hergebruikt of moet worden afgevoerd, zijn keuringsonderzoeken uitgevoerd. Het materiaal, de onderliggende bodem en het grondwater zijn vervolgens beoordeeld op gezondheidsrisico's (voor recreanten en werknemers), risico's voor planten en dieren, het risico dat het metaal zich verspreidt naar de bodem en het grondwater, en risico's voor drinkwaterwinning in het gebied. Het RIVM verwacht niet dat het vanadium op korte termijn in de nabije omgeving van de fietspaden naar de bodem en het grondwater zal verspreiden. De concentraties die in het grondwater zijn gemeten, liggen onder de risicogrens voor grondwater en zijn in lijn met concentraties die van nature in Noord-Nederland kunnen worden aangetroffen. Wel zijn de grenswaarden overschreden voor de maximale concentratie die uit het bouwmateriaal mag vrijkomen. Daardoor is het vanadium in de grond terechtgekomen., In the past, Staatsbosbeheer used various substances, such as shells and secondary building materials, for reinforcement purposes when constructing cycling paths in Drenthe. The secondary building materials used (KFP mix and Duomix) contain the metal vanadium. The vanadium present does not pose any health risks for people using the cycling paths for cycling or recreation, nor to larger animals, including pets and birds or drinking water extraction sites in the vicinity. The metal can, however, disrupt processes necessary for healthy soil, such as the degradation of organic material. The effects will be slight, given the long, narrow form of cycling paths. These were the results of a risk assessment carried out by RIVM based on inspection studies of the secondary building materials used, the underlying soil and the groundwater. Due to the need for maintenance activities on the cycling paths, Staatsbosbeheer wishes to replace the building materials, known as loose-fill surfacing, with a product that is more durable. Inspection studies were carried out to determine whether the material can be reused or must be disposed of. The material, the underlying soil and the groundwater were subsequently assessed for health risks (for recreational users of the cycling paths and workers), risks for plants and animals, the risk that the metal will spread to the soil and groundwater and risks for drinking water extraction in the area. RIVM does not expect the vanadium to spread to the soil and groundwater in the immediate vicinity of the cycling paths in the short term. The concentrations measured in the groundwater are below the risk limit value for groundwater and are in line with the naturallyoccurring concentrations in the northern part of the Netherlands. However, the limit values for the maximum concentrations that may be released from building materials are exceeded and this has resulted in the presence of vanadium in the soil.
- Published
- 2019
16. Die inkorporering van biomerkers in die assessering die ekologiese risiko van chemiese bodemkontaminante.
- Author
-
Reinecke, A. J., Reinecke, S. A., Maboeta, M. S., Odendaal, J. P., and Snyman, R.
- Subjects
- *
BIOMARKERS , *SOIL testing , *RISK assessment , *SOIL pollution , *POLLUTION - Abstract
Soil is an important but complex natural resource which is increasingly used as sink for chemicals. The monitoring of soil quality and the assessment of risks posed by contaminants have become crucial. This study deals with the potential use of biomarkers in the monitoring of soils and the assessment of risk resulting from contamination. Apart from an overview of the existing literature on biomarkers, the results of various of our field experiments in South African soils are discussed. Biomarkers may have potential in the assessment of risk because they can indicate at an early stage that exposure has taken place and that a toxic response has been initiated. It is therefore expected that early biomarkers will play an increasing role as diagnostic tools for determining exposure to chemicals and the resulting effects. They may have predictive value that can assist in the prevention or minimising of risks. The aim of this study was to investigate the possibilities of using our results on biomarker responses of soil dwelling organisms to predict changes at higher organisational levels (which may have ecological implications). Our recent experimental results on the evaluation of various biomarkers in both the laboratory and the field are interpreted and placed in perspective within the broader framework of response biology. The aim was further to contribute to the development and application of biomarkers in regulatory risk assessment schemes of soils. This critical review of our own and recent literature on biomarkers in ecotoxicology leads to the conclusion that biomarkers can, under certain conditions, be useful tools in risk assessment. Clear relationships between contamination loads in soil organisms and certain biomarker responses were determined in woodlice, earthworms and terrestrial snails. Clear correlations were also established in field experiments between biomarker responses and changes at the population level. This indicated that, in spite of the fact that direct mechanistic links are still not clarified, biomarkers may have the potential to provide early indications of forthcoming changes at higher organisational levels. Ways are proposed in which biomarkers could be used in the future in risk assessment schemes of soils and future research directions are suggested. [ABSTRACT FROM AUTHOR]
- Published
- 2007
17. A critical analysis of land tenure and land tenure upgrading and its spatial implications on land development : the case of OR Tambo District, Eastern Cape
- Author
-
Notunubu, Pamela, Schoeman, C.B., Cilliers, E.J., 10277684 - Schoeman, Carel Benjamin (Supervisor), and 12248029 - Cilliers, Elizelle Juanee (Supervisor)
- Subjects
Spatial planning ,Chiefs ,Land ,Volhoubaarheid ,Tribal authorities ,Ruimtelike beplanning ,Grondontwikkeling ,Grondhervorming ,Grondbesitopgradering ,Sustainability ,Land tenure upgrading ,Land reform ,Stamhoofde ,Grond ,Land development - Abstract
MArt et Sc (Town- and Regional Planning), North-West University, Potchefstroom Campus, 2019 Land reform policy in South Africa is largely or entirely concerned with redressing issues related to the historic dispossession of land resulting from the policies applied by the previous government. Section 25 of the Constitution (1996) addresses the issue of land in South Africa and the legal and policy framework attempts to achieve redress without jeopardizing the advancement of economic development, food security and improvement of livelihoods. This research investigates land tenure upgrading and its spatial impacts on land development in the OR Tambo District. The research adopts a qualitative methodological approach using the mentioned case study. The findings revealed that a number of planned developments have not reached implementation due to lodged claims and the legal prohibitions negatively affecting development on such land. The study concludes that the identified economic, social and environmental outcomes associated with the manner in which land reform is applied, compromises the sustainability of the discourse in relation to land development in this former Homeland area. The study recommends the implementation of a detailed Land Reform Framework comprising seven key components.Grondhervormingsbeleid in Suid-Afrika is grotendeels of heeltemal bekommerd oor die herstel van kwessies wat verband hou met die historiese verkryging en oordrag van grond as gevolg van die beleid wat deur die vorige regering toegepas word. Artikel 25 van die Grondwet (1996) handel oor kwessie van grond in Suid-Afrika in aggenome en die regs- en beleidsraamwerk poog em om regstelling ten opsigte van grongeinaars te bereik sonder om die vooruitgang van ekonomiese ontwikkeling, voedselsekuriteit en verbetering van lewenskwaliteit in gedrang te bring. Hierdie navorsing handel dus oor die proses van grondbesit opgradering en die ruimtelike impak daarvan op grondontwikkeling in die OR Tambo Distrik. Die narvorsing aanvaar ‘n kwalitatiewe metodologie benadering en deur to genoemde gevallestudie te gebruik Die bevindinge het aan die lig gebring dat 'n aantal beplande ontwikkelings nie die implementering sadium bereik nie as gevolg van gevstige eise en die wettige verbod wat ontwikkeling op die grond negatief beïnvloed. Die studie het tot die gevolgtrekking gekom dat die geïdentifiseerde ekonomiese, maatskaplike en omgewingsuitkomste wat verband hou met die wyse waarop grondhervorming in die Distrik toegepas word, die volhoubaarheid van die diskoers in grondontwikkeling in hierdie voormalige Tuisland kompromiteer en benadeel. Die studie beveel aan die implementering van 'n gedetailleerde grondhervormingsraamwerk wat uit sewe sleutelkomponente bestaan National Research Foundation (South Africa) Masters
- Published
- 2019
18. Hlahlobo ea methati e lateloang ke basali hofumana lefatshe mahaenga umnini trust, Kwa-Zulu Natala, Afrika Borwa
- Author
-
Khuzwayo, Nontobeko, Chipungu, Lovemore, Magidimisha, Hangwelani, and Lewis, Martin
- Subjects
tradisionele leiers ,customary laws ,traditional leaders ,wetgewing en beleid ,legislations and policies ,landelike vroue ,Gewoontereg ,land ,access ,uitsluiting ,toegang ,exclusion ,grond ,Rural women - Abstract
This article examines land tenure reform in South Africa with a focus on women in the rural areas of KwaZulu-Natal. Using the case study of UMnini Trust Traditional Area, it critically analyses the extent to which current land reform programmes address gender disparities - especially equal access to land and secure land rights by women. In order to provide an insight into this issue, this study used both secondary and primary data sources. The major findings emanating from this study suggest that land remains an emotive issue in rural South Africa, especially among women who are side-lined by government intervention measures. Previous policies and legislations that purposefully neglected and isolated women as beneficiaries of any developmental initiatives are still very much entrenched in contemporary society. The article concludes by recommending for redesigning as well as implementing policies and legislations that are accommodative of women's plight as far as access to land and security of tenure is concerned. In hierdie artikel word grondhervorming in Suid-Afrika ondersoek met die klem op vroue in die landelike gebiede van KwaZulu-Natal. Die gevallestudie van die tradisionele gebied UMnini Trust word krities ontleed in die mate waarin die huidige grondhervormingsprogramme geslagsverskille aanspreek - veral gelyke toegang tot grond en veilige grondregte vir vroue. Primêre en sekondêre databronne is in die studie gebruik om insig in hierdie kwessie te verkry. Die belangrikste bevindings uit hierdie studie dui daarop dat grond 'n emosionele saak in landelike Suid-Afrika is, veral onder vroue wat deur die regering se ingryping geraak word. Vorige beleid en wetgewing wat vroue doelbewus verwaarloos en geïsoleer het as begunstigdes van enige ontwikkelingsinisiatiewe, is steeds baie verskans in die hedendaagse samelewing. Die artikel bepleit vir die herontwerp, sowel as die implementering van beleide en wetgewing wat vroue akkommodeer ten opsigte van toegang tot grond en veiligheid van verblyfreg. Sengoliloeng sena se hlahloba taba ea ho fetoha hoa land tenure naheng ea Afrika Borwa, haholo-holo mapabi le basali ba lulang mahaeng a Kwa-zulu-Natala. Ka tshebeliso ea boithuto ba mohlala sebakeng sa UMnini Trust Traditonal Area, sengoliloeng sena se lekola kamoo meralo ea kajeno ea thuo ea lefatshe e ananelang liphapang pakeng tsa banna le basali kateng - haholo-holo tekatekano thuong ea lefatshe mmoho le litokelo tsa basali tabeng ena. Ele ho fumana linthla kemo tse pharaletseng, boithuto bona bo entsoe ka tshebeliso ea mehloli ea manthla le e meng thlahisoleseling. Se fumanoeng boithutong bona ke hore mahaeng a Afrika Borwa, taba ea lefatshe le basali e hlokoa ho eloa hloko, haholo hobane meralo ea lefatshe e etsoang ke 'muso ha e ananele basali. Le kajeno, litloaelo tsa melao e fetileng, e sa ananeleleng le hona ho kenyeletsa basali li ntse li iponahatsa ka botebo metseng ea rona. Sengoliloeng sena se phethela ka ho eletsa hore melao e etsoang mabapi le lefatshe e kenyeletse le hona ho ananela lithloko tsa basali.
- Published
- 2019
19. Risicogrenzen PFOA voor grond en grondwater : Uitwerking voor generiek en gebiedsspecifiek beleid (herziene versie)
- Author
-
DDB, DMG, Broek I van den, Dam-Deisz WDC, Posthuma CJAM, Brand E, Swartjes FA, DDB, DMG, Broek I van den, Dam-Deisz WDC, Posthuma CJAM, Brand E, and Swartjes FA
- Abstract
RIVM rapport:In opdracht van de gemeente Dordrecht heeft het RIVM risicogrenzen voor perfluoroctaanzuur (PFOA) in grond en grondwater afgeleid. De gemeente kan hiermee bepalen of de kwaliteit van de grond en het grondwater een risico vormt voor mens en milieu, en of maatregelen nodig zijn. De verontreiniging door PFOA is naar verwachting eind vorige eeuw ontstaan. PFOA werd door de Dupont/Chemours fabriek in Dordrecht tot 2012 gebruikt bij de productie van polymeren. In het huidige rapport zijn generieke risicogrenzen afgeleid voor grond en grondwater volgens de interventiewaardenmethodiek, waarbij rekening gehouden wordt met blootstelling van mens en milieu vanuit grond en grondwater. Daarnaast zijn locatiespecifieke of bodemgebruik-specifieke risicogrenzen afgeleid voor grond en grondwater voor verschillende bodemgebruiksvormen. Deze zijn toegespitst op de bestemming wonen en industrie, rekening houdend met de relevante blootstellingsroutes. In deze herziene versie zijn enkele risicogrenzen voor de mens aangepast vanwege nieuwe informatie en een correctie in de doorwerking van plantopname in de risicogrenzen. De gemeente kan de afgeleide risicogrenzen gebruiken om, indien gewenst, gebiedsspecifiek beleid te maken voor het bodemgebruik en grondverzet., The municipality of Dordrecht commissioned the RIVM to derive risk limits for perfluorooctanoic acid (PFOA) in soil and groundwater. The local government can determine if the quality of the soil and groundwater can cause risks to humans and the environment, and if measures are needed. The contamination with PFOA is probably caused in the end of the last Century. PFOA was used by Dupont/Chemours in Dordrecht up to 2012 for the production of polymers. This report derives generic risk limits for soil and groundwater according the method for deriving Intervention Values. This approach takes into account exposure of men and the environment from contamination in soil and groundwater. Additionally site-specific (or soil use specific risk limits have been derived for soil and groundwater for different types of land use. It is focusing on residential and industrial areas, taking into account the relevant exposure routes. In this revised version some human risk limits have been revised, because of new informatio and a correction of the calculation of the plantuptake in the risk limits. The municipality can use the derived risk limits to develop a policy depending on the land use and for the reuse of soil in the municipality.
- Published
- 2018
20. Risicogrenzen PFOA voor grond en grondwater : Uitwerking voor generiek en gebiedsspecifiek beleid (herziene versie)
- Author
-
Broek I van den, Dam-Deisz WDC, Posthuma CJAM, Brand E, Swartjes FA, DDB, and DMG
- Subjects
gebiedsgerichte aanpak ,generieke methodiek ,ad hoc intervention values ,PFOA ,grondwater ,risk limits ,groundwater ,risicogrenzen ,RIVM rapport 2018-0060 ,grond ,soil - Abstract
In opdracht van de gemeente Dordrecht heeft het RIVM risicogrenzen voor perfluoroctaanzuur (PFOA) in grond en grondwater afgeleid. De gemeente kan hiermee bepalen of de kwaliteit van de grond en het grondwater een risico vormt voor mens en milieu, en of maatregelen nodig zijn. De verontreiniging door PFOA is naar verwachting eind vorige eeuw ontstaan. PFOA werd door de Dupont/Chemours fabriek in Dordrecht tot 2012 gebruikt bij de productie van polymeren. In het huidige rapport zijn generieke risicogrenzen afgeleid voor grond en grondwater volgens de interventiewaardenmethodiek, waarbij rekening gehouden wordt met blootstelling van mens en milieu vanuit grond en grondwater. Daarnaast zijn locatiespecifieke of bodemgebruik-specifieke risicogrenzen afgeleid voor grond en grondwater voor verschillende bodemgebruiksvormen. Deze zijn toegespitst op de bestemming wonen en industrie, rekening houdend met de relevante blootstellingsroutes. In deze herziene versie zijn enkele risicogrenzen voor de mens aangepast vanwege nieuwe informatie en een correctie in de doorwerking van plantopname in de risicogrenzen. De gemeente kan de afgeleide risicogrenzen gebruiken om, indien gewenst, gebiedsspecifiek beleid te maken voor het bodemgebruik en grondverzet.
- Published
- 2018
21. Risicogrenzen PFOA voor grond en grondwater : Uitwerking voor generiek en gebiedsspecifiek beleid (herziene versie)
- Subjects
gebiedsgerichte aanpak ,generieke methodiek ,ad hoc intervention values ,PFOA ,grondwater ,risk limits ,groundwater ,risicogrenzen ,RIVM rapport 2018-0060 ,grond ,soil - Abstract
In opdracht van de gemeente Dordrecht heeft het RIVM risicogrenzen voor perfluoroctaanzuur (PFOA) in grond en grondwater afgeleid. De gemeente kan hiermee bepalen of de kwaliteit van de grond en het grondwater een risico vormt voor mens en milieu, en of maatregelen nodig zijn. De verontreiniging door PFOA is naar verwachting eind vorige eeuw ontstaan. PFOA werd door de Dupont/Chemours fabriek in Dordrecht tot 2012 gebruikt bij de productie van polymeren. In het huidige rapport zijn generieke risicogrenzen afgeleid voor grond en grondwater volgens de interventiewaardenmethodiek, waarbij rekening gehouden wordt met blootstelling van mens en milieu vanuit grond en grondwater. Daarnaast zijn locatiespecifieke of bodemgebruik-specifieke risicogrenzen afgeleid voor grond en grondwater voor verschillende bodemgebruiksvormen. Deze zijn toegespitst op de bestemming wonen en industrie, rekening houdend met de relevante blootstellingsroutes. In deze herziene versie zijn enkele risicogrenzen voor de mens aangepast vanwege nieuwe informatie en een correctie in de doorwerking van plantopname in de risicogrenzen. De gemeente kan de afgeleide risicogrenzen gebruiken om, indien gewenst, gebiedsspecifiek beleid te maken voor het bodemgebruik en grondverzet.
- Published
- 2018
22. Risicogrenzen PFOA voor grond en grondwater : Uitwerking ten behoeve van generiek en gebiedsspecifiek beleid
- Author
-
DDB, M&V, Lijzen JPA, Wassenaar PNH, Smit CE, Posthuma CJAM, Brand E, Swartjes FA, Verbruggen EMJ, Versteegh JFM, DDB, M&V, Lijzen JPA, Wassenaar PNH, Smit CE, Posthuma CJAM, Brand E, Swartjes FA, Verbruggen EMJ, and Versteegh JFM
- Abstract
The municipality of Dordrecht commissioned the RIVM to derive risk limits for perfluorooctanoic acid (PFOA) in soil and groundwater. The local government can determine if the quality of the soil and groundwater can cause risks to humans and the environment, and if measures are needed. The contamination with PFOA is probably caused in the end of the last Century. PFOA was used by Dupont/Chemours in Dordrecht up to 2012 for the production of polymers. This report derives generic risk limits for soil and groundwater according the method for deriving Intervention Values. This approach takes into account exposure of men and the environment from contamination in soil and groundwater. Additionally site-specific (or soil use specific risk limits have been derived for soil and groundwater for different types of land use. It is focusing on residential and industrial areas, taking into account the relevant exposure routes. The municipality can use the derived risk limits to develop a policy depending on the land use and for the reuse of soil in the municipality., In opdracht van de gemeente Dordrecht heeft het RIVM risicogrenzen voor perfluoroctaanzuur (PFOA) in grond en grondwater afgeleid. De gemeente kan hiermee bepalen of de kwaliteit van de grond en het grondwater een risico vormt voor mens en milieu, en of maatregelen nodig zijn. De verontreiniging door PFOA is naar verwachting eind vorige eeuw ontstaan. PFOA werd door de Dupont/Chemours fabriek in Dordrecht tot 2012 gebruikt bij de productie van polymeren. In het huidige rapport zijn generieke risicogrenzen afgeleid voor grond en grondwater volgens de interventiewaardenmethodiek, waarbij rekening gehouden wordt met blootstelling van mens en milieu vanuit grond en grondwater. Daarnaast zijn locatiespecifieke of bodemgebruik-specifieke risicogrenzen afgeleid voor grond en grondwater voor verschillende bodemgebruiksvormen. Deze zijn toegespitst op de bestemming wonen en industrie, rekening houdend met de relevante blootstellingsroutes. De gemeente kan de afgeleide risicogrenzen gebruiken om, indien gewenst, gebiedsspecifiek beleid te maken voor het bodemgebruik en grondverzet.
- Published
- 2017
23. Quickscan gezondheidsrisico's van werken met grond die hergebruikte bouwstoffen bevat : Quick scan on human health risks of working with soil that contains recycled building materials
- Subjects
workers ,werknemers ,health risks ,secundaire bouwstoffen ,grond ,recycled building materials ,gezonderheidsrisico's ,soil - Abstract
Werknemers in de bouw die in aanraking komen met verontreinigde grond kunnen daardoor worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen. Dit kan een risico voor hun gezondheid vormen. Deze situatie kan zich ook voordoen als grond hergebruikte bouwstoffen bevat. Dergelijke bouwstoffen ontstaan als bijproduct bij productieprocessen of bij de bewerking van afvalstoffen en kunnen verontreinigende stoffen bevatten. Uit een quick scan van het RIVM blijkt dat er weinig bekend is over de aard en omvang van gezondheidsschade als werknemers werken met grond waarin dergelijke hergebruikte bouwstoffen aanwezig zijn. Vooralsnog lijkt het risico op gezondheidseffecten vooral hoog bij werkzaamheden waarbij er veel deeltjes, zoals stof, in de lucht worden verspreid, of waarbij de grond direct in contact komt met de huid. Nader onderzoek nodig naar maatregelen Of en in welke mate gezondheidseffecten daadwerkelijk optreden, is afhankelijk van de mate waarin de bouwstof verontreinigd is, de hoogte van de blootstelling en de maatregelen die worden ingezet om de blootstelling te beperken. Een voorbeeld van zo'n maatregel is de grond vochtig houden zodat de deeltjes niet verstuiven. Het is daarom belangrijk dat werkgevers weten in welke situaties en met welke maatregelen de blootstelling van werknemers kan worden beperkt. Nader onderzoek hiernaar is gewenst. Zes belangrijkste hergebruikte bouwstoffen De quick scan geeft een overzicht van de zes belangrijkste hergebruikte bouwstoffen en de daarin aanwezige verontreinigingen. Het betreft asfaltkorrels, AVIbodemas en -slakken (restproducten van afvalverbrandingsinstallaties), baggerspecie, mengkorrels (van beton en puin), breker- en zeefzand (restproducten als puin wordt vergruisd), licht verontreinigde grond en E-vliegas (restproduct van poederkool gestookte elektriciteitscentrales). Werkzaamheden met hoog risico Daarnaast is geïnventariseerd bij welke werkzaamheden het risico op gezondheidsschade het hoogst is. Dit lijkt het geval te zijn als er onvoldoende beheersmaatregelen worden getroffen als E-vliegas, breker- of zeefzand worden opgepakt, geladen en gestort. Een vergelijkbare situatie kan zich voordoen als land met baggerspecie wordt opgespoten. Ten slotte lijkt het risico hoog wanneer onvoldoende beheersmaatregelen worden getroffen bij handmatige graafwerkzaamheden met AVI-bodemas, baggerspecie, E-vliegas of verontreinigde grond.
- Published
- 2017
24. Advies risicogrenzen grond en grondwater voor PFOS
- Subjects
BODEM ,TOXICOLOGIE ,PFOS ,grondwater ,groundwater ,WATER ,milieukwaliteitsnorm ,grond ,environmental risk limits ,soil - Abstract
Het RIVM heeft voor de perfluorverbinding PFOS milieurisicogrenzen afgeleid in grond en grondwater. Deze waarden zijn nodig om de meetresultaten bij een bodemsaneringsproject in Nederland te kunnen interpreteren. PFOS is een stof die giftig is voor mens en milieu, zeer slecht afbreekt, en zich bovendien ophoopt via de voedselketen. Productie en gebruik, zoals in blusschuim, van de stof zijn inmiddels sterk aan banden gelegd via diverse (inter)nationale beleidskaders. Het RIVM doet voorstellen voor het maximaal toelaatbaar risiconiveau (MTR), ernstig risiconiveau (ER) en verwaarloosbaar risiconiveau (VR). De berekeningen zijn uitgevoerd met beperkt beschikbare informatie. Milieurisicogrenzen richten zich op verschillende beschermingsdoelen c.q. blootstellingsroutes: (grond)water-/bodemorganismen, doorvergiftiging en mens. Als algemeen uitgangspunt geldt dat de laagste waarde de uiteindelijke milieurisicogrens bepaalt. Voor grondwater is dat de directe PFOS-blootstelling van (grond)waterorganismen (MTR: 23 nanogram per liter). Voor grond is dit de route doorvergiftiging via voedsel: vogels en zoogdieren die bodemorganismen eten (MTR: 3,2 microgram per kilogram grond). Met de huidige gegevens kon geen risicogrens voor grond worden afgeleid die risico's van de consumptie van groente, melk en vlees voor de mens uitsluit. Mogelijke risico's voor de mens door het gebruik van grondwater voor de drinkwatervoorziening konden wel worden meegenomen.
- Published
- 2017
25. Relatie incident Chemie-Pack en gemeten stoffen in grond(water)
- Subjects
CHEMIE ,bodemverontreiniging ,LEEFOMGEVING ,grondwater ,chemie-pack ,incident ,grond - Abstract
Op 5 januari 2011 heeft bij het bedrijf Chemie-Pack in Moerdijk een grote brand gewoed. Het is aannemelijk dat als gevolg hiervan grote hoeveelheden chemicaliën uit het bedrijf in de bodem en in het oppervlaktewater zijn terechtgekomen. Dat komt mede doordat stoffen tijdens de bluswerkzaamheden via het verontreinigd geraakte bluswater in de omgeving van het bedrijf zijn verspreid. De aangetroffen stoffen komen van nature niet voor in het milieu en worden veelal voor specifieke doelen gebruikt. Het gaat bijvoorbeeld om brandstofadditieven en (industriële) oplosmiddelen. Dit blijkt uit verkennend onderzoek van het RIVM, dat in opdracht van de provincie Noord-Brabant is uitgevoerd. Voor het onderzoek is gebruikgemaakt van de metingen van stoffen die de provincie Brabant inmiddels in de grond en in het grondwater heeft uitgevoerd. De aangetroffen stoffen zijn daarna gekoppeld aan de stoffen die volgens de inventarislijst bij Chemie-Pack aanwezig waren. Deze koppeling is bemoeilijkt doordat deze lijst vooral handelsnamen bevat van producten waarvan de samenstelling niet of lastig is te achterhalen. Het behoorde niet tot de opdracht van het onderzoek om dit nader uit te zoeken. Enkele van de aangetroffen stoffen in het diepe grondwater, zoals bestrijdingsmiddelen, zijn zeer waarschijnlijk niet afkomstig van het incident.
- Published
- 2017
26. Incorporating biomarkers in ecological risk assessment of chemical contaminants of soils
- Author
-
Reinette G. Snyman, Mark Maboeta, Adriaan J. Reinecke, Sophie A. Reinecke, and James P Odendaal
- Subjects
Population level ,Environmental engineering ,chemiese besoedelstowwe ,Diagnostic tools ,ekologiese risiko ,Soil quality ,Biomerkers ,lcsh:Technology (General) ,Soil water ,Chemical contaminants ,lcsh:T1-995 ,Biomarker (medicine) ,Environmental science ,lcsh:Q ,Ecological risk ,lcsh:Science ,Risk assessment ,Environmental planning ,grond - Abstract
Soil is an important but complex natural resource which is increasingly used as sink for chemicals. The monitoring of soil quality and the assessment of risks posed by contaminants have become crucial. This study deals with the potential use of biomarkers in the monitoring of soils and the assessment of risk resulting from contamination. Apart from an overview of the existing literature on biomarkers, the results of various of our field experiments in South African soils are discussed. Biomarkers may have potential in the assessment of risk because they can indicate at an early stage that exposure has taken place and that a toxic response has been initiated. It is therefore expected that early biomarkers will play an increasing role as diagnostic tools for determining exposure to chemicals and the resulting effects. They may have predictive value that can assist in the prevention or minimising of risks. The aim of this study was to investigate the possibilities of using our results on biomarker responses of soil dwelling organisms to predict changes at higher organisational levels (which may have ecological implications). Our recent experimental results on the evaluation of various biomarkers in both the laboratory and the field are interpreted and placed in perspective within the broader framework of response biology. The aim was further to contribute to the development and application of biomarkers in regulatory risk assessment schemes of soils. This critical review of our own and recent literature on biomarkers in ecotoxicology leads to the conclusion that biomarkers can, under certain conditions, be useful tools in risk assessment. Clear relationships between contamination loads in soil organisms and certain biomarker responses were determined in woodlice, earthworms and terrestrial snails. Clear correlations were also established in field experiments between biomarker responses and changes at the population level. This indicated that, in spite of the fact that direct mechanistic links are still not clarified, biomarkers may have the potential to provide early indications of forthcoming changes at higher organisational levels. Ways are proposed in which biomarkers could be used in the future in risk assessment schemes of soils and future research directions are suggested.
- Published
- 2007
27. Zakkende grond op ankers
- Author
-
Dijkstra, S.D. (author) and Dijkstra, S.D. (author)
- Abstract
The graduation thesis focuses on providing insight in the consequences of subsiding ground on soil anchors. With the years, the bars of an anchored sheet pile walls for example, can be unfavourably loaded due to subsiding soil. As a result of these lateral loads, the bar will deform and elongate, causing the stresses to increase. The applicability of the current design method of CUR 166 is limited. Hereby referring to using it for determining the deformation of anchors in common situations, such as inclined anchors crossing multiple layers of soil. Because of the ambiguities and limitations of this method, the report will verify and modify the design method of CUR 166. While looking at the issues regarding subsiding soil, distinction will be made between the soil behaviour around the anchor and the way in which the anchor bar deforms due to the soil load. As a way of gaining insight in the consequences of subsiding soil on anchors, Deltares has conducted model tests on small sized bars and measured the resulting loads. By simulating these tests with Plaxis 2D has the way subsiding soil loads the bars been defined. In contrast to the current method of CUR 166, the value of the shear strength should depend on the drained or undrained behavior of the soil. The result is an almost constant value for the factor to determine the load with, this in contrast to the currently used variable / unclear factor. The subsidence process loads the anchor laterally and causes it to deform. A new design method (vernieuwde rekenmethode) has been created in order to approximate the deformation and stress–strain curve of the anchor with along the free anchor length. This method is applicable for a wide range of situations, including the loading of inclined anchors crossing multiple layers of soil. The current method uses an elastic calculation to verify the stresses with the regulations. The possibilities of using a plastic calculation have been researched. Due to the displacement contro, Hydraulic Engineering, Civil Engineering and Geosciences
- Published
- 2015
28. Eerlijke belasting kost wat
- Subjects
eerlijke belastingheffing ,belastingontwijking ,BEPS ,grond - Published
- 2014
29. Eerlijke belasting kost wat
- Author
-
Wijtvliet, L.W.D., Center Ph. D. Students, and Fiscal Institute Tilburg (FIT)
- Subjects
eerlijke belastingheffing ,belastingontwijking ,BEPS ,grond - Published
- 2014
30. Eerlijke belasting kost wat
- Subjects
eerlijke belastingheffing ,belastingontwijking ,BEPS ,grond - Published
- 2014
31. Onderzoek naar de blootstellingsrisico's van bewoners als gevolg van bodemverontreiniging in de wijk Aldlan-Oost te Leeuwarden
- Subjects
n-hexaan ,mh ,vgz ,grondwater ,luchtkwaliteit in woningen ,naftaleen ,grond - Abstract
Op grond van de verrichte milieu-onderzoeken (luchtkwaliteit in woningen, grond, grondwater) en het onderzoek van het drinkwater wordt geconcludeerd dat blootstelling van bewoners in een tweetal huizen mogelijk is door inhalatie van verontreinigde binnenlucht. Op grond van de metingen in kruipruimte en woonruimte is de verontreiniging in de woonruimte te verklaren uit de gevonden concentratie in de kruipruimte. Het betreft hier in een huis een verontreiniging met naftaleen en in een ander huis een verontreiniging met n-hexaan. Op grond van beschikbare toxicologische gegevens in de literatuur over deze stoffen kan echter geconcludeerd worden dat bij de gevonden concentraties in de woonruimte er geen nadelige effecten op de gezondheid van de bewoners te verwachten zijn.
- Published
- 2014
32. Toxiciteit van 45 prioritaire organische stoffen voor sla (Lactuca sativa). Eindrapport van het RIVM-aandeel in het project Fytotoxiciteit 2
- Subjects
voedingsoplossing ,groeiremming ,grond ,kieming ,overleving - Abstract
Dit rapport beschrijft het RIVM-aandeel in een onderzoek naar de fytotoxiciteit van 80 prioritaire stoffen, dat is uitgevoerd door TNO en het RIVM. Effecten van een 45-tal organische verbindingen op de kieming groei en overleving voor sla (Lactuca sativa) zijn bepaald in grond (14 dagen) en in voedingsoplossing (21 dagen). De kieming wordt pas bij hoge concentraties volledig geremd, terwijl al bij veel lagere concentraties vertraging van de kieming optreedt. Vooral bij vluchtige en goed afbreekbare verbindingen is de groei bij 1000 mg/kg grond weinig geremd (minder dan 50% ; gebaseerd op toegevoegde waarden). De nominale EC50-waarden zijn voor een aantal stoffen teruggerekend naar concentraties waaraan de planten gemiddeld zijn blootgesteld gedurende 7 en 14 dagen (EC50-gemiddeld). Wanneer de halfwaardetijde van de teststoffen kleiner is dan 3 dagen dan is de EC50-gemiddeld een factor 10-50 lager dan de EC50-nominaal. De meeste stoffen die in grond EC50-waarden hebben > 1000mg/kg blijken bij continue blootstelling in voedingsoplossing al bij lage concentraties tot effecten te leiden. De effecten van teststoffen op planten gekweekt op voedingoplossing kunnen echter niet direct geextrapoleerd worden naar effecten in het veld. Bij lage concentraties teststof werd de groei soms gestimuleerd. De ecologische betekenis van het effect is nog onbekend. Voor de geteste stoffen is een klassering gemaakt naar de mate van fytotoxiciteit. Er lijkt sprake te zijn van een relatie tussen giftigheid en bepaalde fysisch-chemische eigenschappen van stoffen.
- Published
- 2014
33. De extractie van anionen uit grond en bouwmaterialen
- Author
-
Joode P de, Wiel HJ van de, Hoop MAGT van den, and LAC
- Subjects
ionchromatografie ,sulfide ,fluoride ,anionen ,extractie ,bromide ,chloride ,sulfaat ,grond ,bouwmaterialen - Abstract
Voor de implementatie van het Bouwstoffenbesluit werd een onderzoek uitgevoerd naar extraheerbare gehalten bromide, chloride, fluoride, sulfaat en sulfide in grond en bouwmaterialen met verschillende waterige extractiemiddelen en de relatie van deze gehalten met de corresponderende totaalgehalten.Er blijkt een substantieel verschil te bestaan in extraheerbaarheid van de anionen bromide, chloride, fluoride en sulfaat uit de matrix grond en de matrix bouwmateriaal. Voor grond is de extractie voor geen van deze ionen kwantitatief, voor bouwstoffen alleen voor bromide en chloride. In geval van niet-kwantitatieve extractie neemt de extraheerbaarheid toe met stijgende pH (4.3 < pH < 14). Bij waterige extractie wordt bij een hoge pH voor alle anionen de hoogste opbrengst bereikt. Uit de literatuur is bekend dat de opbrengst van sulfide middels de toegepaste sterk zure extractie (pH 0) vrijwel volledig is, behalve voor pyriet (FeS2). Voor de bepaling van deze zwavelspecies is een extreme ontsluitingsmethode noodzakelijk. Ionchromatografie (IC) is veelal toepasbaar als analysemethode. Problemen ontstaan bij hoge ionsterkte (hoge pH extractiemiddel), met name voor fluoride en chloride. Voor fluoride is IC daarnaast ook minder geschikt vanwege de storingsgevoeligheid (organische zuren) en het niet detecteren van mogelijk complex gebonden fluoride.
- Published
- 2012
34. De extractie van anionen uit grond en bouwmaterialen
- Subjects
ionchromatografie ,sulfide ,fluoride ,anionen ,extractie ,bromide ,chloride ,sulfaat ,grond ,bouwmaterialen - Abstract
Voor de implementatie van het Bouwstoffenbesluit werd een onderzoek uitgevoerd naar extraheerbare gehalten bromide, chloride, fluoride, sulfaat en sulfide in grond en bouwmaterialen met verschillende waterige extractiemiddelen en de relatie van deze gehalten met de corresponderende totaalgehalten.Er blijkt een substantieel verschil te bestaan in extraheerbaarheid van de anionen bromide, chloride, fluoride en sulfaat uit de matrix grond en de matrix bouwmateriaal. Voor grond is de extractie voor geen van deze ionen kwantitatief, voor bouwstoffen alleen voor bromide en chloride. In geval van niet-kwantitatieve extractie neemt de extraheerbaarheid toe met stijgende pH (4.3 < pH < 14). Bij waterige extractie wordt bij een hoge pH voor alle anionen de hoogste opbrengst bereikt. Uit de literatuur is bekend dat de opbrengst van sulfide middels de toegepaste sterk zure extractie (pH 0) vrijwel volledig is, behalve voor pyriet (FeS2). Voor de bepaling van deze zwavelspecies is een extreme ontsluitingsmethode noodzakelijk. Ionchromatografie (IC) is veelal toepasbaar als analysemethode. Problemen ontstaan bij hoge ionsterkte (hoge pH extractiemiddel), met name voor fluoride en chloride. Voor fluoride is IC daarnaast ook minder geschikt vanwege de storingsgevoeligheid (organische zuren) en het niet detecteren van mogelijk complex gebonden fluoride.
- Published
- 2012
35. Evaluation of permeability tests performed on the Oligocene Berg Sand Member. Results for the Stekene well
- Subjects
investigation ,grondwater ,groundwater ,91-1 ,onderzoek ,grond ,soil - Abstract
niet beschikbaar
- Published
- 2012
36. Evaluation of permeability tests performed on the Oligocene Berg Sand Member. Results for the Stekene well
- Author
-
Wijland GC
- Subjects
investigation ,grondwater ,groundwater ,91-1 ,onderzoek ,grond ,soil - Abstract
niet beschikbaar
- Published
- 2012
37. Grond as ruimte van politieke stryd in Suid-Afrika
- Author
-
Heydenrych, P W
- Subjects
compromise ,conflict ,grondvraagstuk ,land question ,kompromis/vergelyk ,political contestation ,rekonsiliasie/versoening ,land ,politiek ,South Africa ,land reform ,Suid-Afrika ,reconciliation ,politieke stryd ,political actors ,politieke akteurs ,politics ,konflik ,grond ,grondhervorming - Abstract
Grond en die sogenaamde "grondvraagstuk" is 'n welbekende tema in die Suid-Afrikaanse politieke diskoers. Heelwat is reeds hieroor geskryf in die hedendaagse tydsgewrig, maar ook in die historiese verloop van die Suid-Afrikaanse politiek. Hierdie artikel artikuleer gedagtes rondom die betekenis van grond as politieke stryd (en ook binne die konteks van 'n bepaalde begrip van politiek) in Suid-Afrika, maar plaas dit ook teen 'n wyer internasionale doek. Moontlik kan so 'n benadering bydra om die saak te kontekstualiseer en te ontdaan van die emosionele bagasie wat dikwels daarmee gepaardgaan. Die benadering van die artikel is dat grond as politieke stryd hanteer word, waarna aandag geskenk word aan hoe politieke akteurs hulself posisioneer binne hierdie stryd. Daar word ook kortliks verwys na ander faktore wat 'n rol speel in hierdie politieke stryd. Die artikel sluit af met 'n gevolgtrekking ten opsigte van die grondvraagstuk, wanneer dit vanuit die perspektief van politieke stryd, soos in hierdie artikel omskryf, beskou word en die moontlike uitkoms van die grondvraagstuk oorweeg word. The so-called "land question" is a well known theme in South African political discourse. Much has been written on the subject in recent times, but also in the historical development of South African politics. This article articulates thoughts concerning the political meaning of land by way of framing the land question as a space of political contestation in South Africa, simultaneously discussing it against a wider international background, acknowledging that the land question is not unique to South Africa and that it also relates to many historical and contemporary political struggles. It is suggested that such an approach possibly may contribute to contextualise the matter and to shed some of the emotional baggage that often pertains to it. The article contextualises land as political contestation while suggesting an interpretation of what politics is. Attention is afforded to the understanding of politics as conflict, but also as reconciliation and compromise against an underlying context of power and its purposes. The latter determining in what kind of country political actors would want to live and relating to interests and values that political actors hold in common. The possibility exists that if reconciliation and compromise are not possible, politics will come to an end, which will not contribute to a sustainable democracy or a solution to the land question. The broader conflicting nature of positions and understandings of the land question in South Africa is further highlighted within the context of political contestation, after which attention is afforded to the positioning of political actors within this contestation.The position of the government and political parties is highlighted within this conflict based framework, noting the different understandings of the land question as well as the commonalities that parties share. Reference is briefly made to non party political actors formal and informal) which represents the same conflictual positions, but which also alludes to other factors relevant to the land question whereafter these factors are highlighted. These include the broader social and economical issues (which are also understood as political), as well as an agricultural and rural bias in the land question, while it is also a matter of political and socio-economic rights within an urban context. The question is also asked whether solutions to the land question should not be found in a forward looking manner, rather than a romanticised understanding of land. The article concludes with a discussion in regard to the land question, when it is viewed from the perspective of political contestation, as defined in this article, as well as considering the possible outcome of the land question. A suggestion is made that consideration could be given to a re-negotiation of this space of political contestation, as land reform will remain unsuccessful if the politics thereof is not addressed; although this would also entail its own dangers for a democratic South Africa where democracy is not yet fully consolidated.
- Published
- 2012
38. Grond en transformasie: historiese konteks en oorsig van die proses van grondhervorming, 1994-2010
- Author
-
du Pisani, J A
- Subjects
grondbesit ,Land ,territoriale segregasie ,land tenure ,homelands policy ,South Africa ,restitusie ,land reform ,Suid-Afrika ,territorial segregation ,restitution ,tuislandbeleid ,Grond ,grondhervorming - Abstract
Grond bly 'n omstrede kwessie in Suid-Afrika. Die gebeure in Zimbabwe en die beoogde onteieningswetgewing het onrustigheid oor grondhervorming by kommersiële boere en die georganiseerde landbou veroorsaak. 'n Teiken van 30% van Suid-Afrika se grond in swart besit teen 2014 is deur die ANC-regering gestel. Hierdie artikel ondersoek die historiese proses van 'n ongelyke verdeling van grond op 'n rassegrondslag in Suid-Afrika, wat teen die einde van die apartheidsera grondhervorming genoodsaak het ten einde inkomste, sosiale status en politieke mag meer eweredig te versprei. 'n Oorsig van grondhervorming tussen 1994 en 2010, bestaande uit restitusie van grondregte, 'n herverdeling van grond en wysigings aan die grondbesitstelsel, word verskaf. Grondeise is nog nie afgehandel nie en dit is onmoontlik om die uiteindelike uitkomste van die proses te voorspel. Grondhervorming tans, net soos gebiedskeiding en tuislandkonsolidasie in die verlede, is op 'n rasgedrewe ideologie gebaseer, wat 'n algemeen aanvaarbare oplossing van die grondkwessie belemmer. Rolspelers moet egter nie die ideaal van 'n billike, nie-rassige en produktiewe stelsel van grondregte uit die oog verloor nie. Land reform is a topical issue in South Africa. The ANC government has set a target of 30 per cent black land ownership by 2014. In the light of the manner in which land reform in Zimbabwe has been handled and the expropriation bill that was tabled in Parliament and then withdrawn, there is unease about the future of land reform among commercial farmers and agricultural unions. The first section of this article investigates the historical process of the allocation of land in South Africa, which resulted in gross inequalities on the basis of race. The consequences of the 1913 and 1936 land acts are discussed. Approximately 13 per cent of the land surface of South Africa was reserved for blacks, who constituted 70 per cent of the total population in 1936. Despite the findings of commissions of enquiry that more land was needed for the proper socio-economic development of rural blacks, the homelands policy in the apartheid period (1948-1994) was still based on the 1936 act (the Native Trust and Land Act). The approximately 17 million hectares of land allocated to the ten homelands, on which the different black ethnic groups were meant to develop into fully-fledged nations in independent states, were consolidated into 24 blocks of land. Despite sharp criticism the Vorster government in the 1970s refused to increase the size of the homelands. During the Botha government in the 1980s only minor additions were made to the land area of the homelands. The unwillingness of the apartheid governments to reopen the land issue and redistribute land on a more equitable basis destroyed the potential of the homelands to become economically viable and politically independent territories. This jeopardised the credibility of the idea of separate but equal development. In the second section of the article the urgent need for proper land reform by 1994 is expounded. Without land reform a more equitable distribution of income, social status and political power in South Africa would not be achievable. Therefore land reform was an integral component of the negotiations for a new political dispensation in the early 1990s. A firm commitment to a process of land reform, based on the restitution of land rights that had been alienated since the 1913 land act, was included in the Interim Constitution. An outline of the process of land reform from 1994 to 2010 is given in section three. Different options were available, but the new government decided to steer a middle course. The formulation of the land issue in the 1996 Constitution amounted to an ideal of a balance between existing property rights and the guarantee of land reform. The 1994 Restitution of Land Rights Act provided for the restitution of land rights and the establishment of a Commission on Restitution of Land Rights and a Land Claims Court. A land reform programme, consisting of restitution, redistribution of land, and the reform of the land tenure system, was launched. More than 79,000 land claims were submitted, of which about 75,000, involving more than a million people, had been resolved by the end of 2010. Land reform is a continuing process of which the final outcomes are unpredictable. The final section deals with the prospects of a generally acceptable solution to the land issue. A major challenge is to transform the occupation, ownership and use of land without destroying the environment and agricultural productivity. Land reform today, just like territorial segregation and homeland consolidation in the past, is still driven by an ideology based on race. As long as the race card is deemed necessary to get political support the race factor will impede land reform. Despite all stumbling blocks stakeholders should not lose sight of the ideal of a system of land rights which is equitable, non-racial and productive.
- Published
- 2011
39. Grond en transformasie: historiese konteks en oorsig van die proses van grondhervorming, 1994-2010
- Author
-
10187987 - Du Pisani, Jacobus Adriaan
- Subjects
grondbesit ,Land ,territoriale segregasie ,land tenure ,homelands policy ,South Africa ,land reform ,restitusie ,Suid-Afrika ,territorial segregation ,restitution ,tuislandbeleid ,grond ,grondhervorming - Abstract
Land and transformation: historical context and outline of the process of land reform, 1994-2010 Land reform is a topical issue in South Africa. The ANC government has set a target of 30 per cent black land ownership by 2014. In the light of the manner in which land reform in Zimbabwe has been handled and the expropriation bill that was tabled in Parliament and then withdrawn, there is unease about the future of land reform among commercial farmers and agricultural unions. The first section of this article investigates the historical process of the allocation of land in South Africa, which resulted in gross inequalities on the basis of race. The consequences of the 1913 and 1936 land acts are discussed. Approximately 13 per cent of the land surface of South Africa was reserved for blacks, who constituted 70 per cent of the total population in 1936. Despite the findings of commissions of enquiry that more land was needed for the proper socio-economic development of rural blacks, the homelands policy in the apartheid period (1948-1994) was still based on the 1936 act (the Native Trust and Land Act). The approximately 17 million hectares of land allocated to the ten homelands, on which the different black ethnic groups were meant to develop into fully-fledged nations in independent states, were consolidated into 24 blocks of land. Despite sharp criticism the Vorster government in the 1970s refused to increase the size of the homelands. During the Botha government in the 1980s only minor additions were made to the land area of the homelands. The unwillingness of the apartheid governments to reopen the land issue and redistribute land on a more equitable basis destroyed the potential of the homelands to become economically viable and politically independent territories. This jeopardised the credibility of the idea of separate but equal development. In the second section of the article the urgent need for proper land reform by 1994 is expounded. Without land reform a more equitable distribution of income, social status and political power in South Africa would not be achievable. Therefore land reform was an integral component of the negotiations for a new political dispensation in the early 1990s. A firm commitment to a process of land reform, based on the restitution of land rights that had been alienated since the 1913 land act, was included in the Interim Constitution. An outline of the process of land reform from 1994 to 2010 is given in section three. Different options were available, but the new government decided to steer a middle course. The formulation of the land issue in the 1996 Constitution amounted to an ideal of a balance between existing property rights and the guarantee of land reform. The 1994 Restitution of Land Rights Act provided for the restitution of land rights and the establishment of a Commission on Restitution of Land Rights and a Land Claims Court. A land reform programme, consisting of restitution, redistribution of land, and the reform of the land tenure system, was launched. More than 79,000 land claims were submitted, of which about 75,000, involving more than a million people, had been resolved by the end of 2010. Land reform is a continuing process of which the final outcomes are unpredictable. The final section deals with the prospects of a generally acceptable solution to the land issue. A major challenge is to transform the occupation, ownership and use of land without destroying the environment and agricultural productivity. Land reform today, just like territorial segregation and homeland consolidation in the past, is still driven by an ideology based on race. As long as the race card is deemed necessary to get political support the race factor will impede land reform. Despite all stumbling blocks stakeholders should not lose sight of the ideal of a system of land rights which is equitable, non-racial and productive. Grond en transformasie: historiese konteks en oorsig van die proses van grondhervorming, 1994-2010 Grond bly 'n omstrede kwessie in Suid-Afrika. Die gebeure in Zimbabwe en die beoogde onteieningswetgewing het onrustigheid oor grondhervorming by kommersiële boere en die georganiseerde landbou veroorsaak. 'n Teiken van 30% van Suid-Afrika se grond in swart besit teen 2014 is deur die ANC-regering gestel. Hierdie artikel ondersoek die historiese proses van 'n ongelyke verdeling van grond op 'n rassegrondslag in Suid-Afrika, wat teen die einde van die apartheidsera grondhervorming genoodsaak het ten einde inkomste, sosiale status en politieke mag meer eweredig te versprei. 'n Oorsig van grondhervorming tussen 1994 en 2010, bestaande uit restitusie van grondregte, 'n herverdeling van grond en wysigings aan die grondbesitstelsel, word verskaf. Grondeise is nog nie afgehandel nie en dit is onmoontlik om die uiteindelike uitkomste van die proses te voorspel. Grondhervorming tans, net soos gebiedskeiding en tuislandkonsolidasie in die verlede, is op 'n rasgedrewe ideologie gebaseer, wat 'n algemeen aanvaarbare oplossing van die grondkwessie belemmer. Rolspelers moet egter nie die ideaal van 'n billike, nie-rassige en produktiewe stelsel van grondregte uit die oog verloor nie.
- Published
- 2011
40. Quickscan gezondheidsrisico's van werken met grond die hergebruikte bouwstoffen bevat : Quick scan on human health risks of working with soil that contains recycled building materials
- Author
-
MBW, M&V, Versluijs CW, Bakker J, Janssen PJCM, Dekkers S, Brand E, MBW, M&V, Versluijs CW, Bakker J, Janssen PJCM, Dekkers S, and Brand E
- Abstract
RIVM rapport:Werknemers in de bouw die in aanraking komen met verontreinigde grond kunnen daardoor worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen. Dit kan een risico voor hun gezondheid vormen. Deze situatie kan zich ook voordoen als grond hergebruikte bouwstoffen bevat. Dergelijke bouwstoffen ontstaan als bijproduct bij productieprocessen of bij de bewerking van afvalstoffen en kunnen verontreinigende stoffen bevatten. Uit een quick scan van het RIVM blijkt dat er weinig bekend is over de aard en omvang van gezondheidsschade als werknemers werken met grond waarin dergelijke hergebruikte bouwstoffen aanwezig zijn. Vooralsnog lijkt het risico op gezondheidseffecten vooral hoog bij werkzaamheden waarbij er veel deeltjes, zoals stof, in de lucht worden verspreid, of waarbij de grond direct in contact komt met de huid. Nader onderzoek nodig naar maatregelen Of en in welke mate gezondheidseffecten daadwerkelijk optreden, is afhankelijk van de mate waarin de bouwstof verontreinigd is, de hoogte van de blootstelling en de maatregelen die worden ingezet om de blootstelling te beperken. Een voorbeeld van zo'n maatregel is de grond vochtig houden zodat de deeltjes niet verstuiven. Het is daarom belangrijk dat werkgevers weten in welke situaties en met welke maatregelen de blootstelling van werknemers kan worden beperkt. Nader onderzoek hiernaar is gewenst. Zes belangrijkste hergebruikte bouwstoffen De quick scan geeft een overzicht van de zes belangrijkste hergebruikte bouwstoffen en de daarin aanwezige verontreinigingen. Het betreft asfaltkorrels, AVIbodemas en -slakken (restproducten van afvalverbrandingsinstallaties), baggerspecie, mengkorrels (van beton en puin), breker- en zeefzand (restproducten als puin wordt vergruisd), licht verontreinigde grond en E-vliegas (restproduct van poederkool gestookte elektriciteitscentrales). Werkzaamheden met hoog risico Daarnaast is geïnventariseerd bij welke werkzaamheden het risico op gezondheidsschade het hoogst is. Dit lijkt het geval te zijn als e, Construction workers who come into contact with contaminated soil may be exposed to hazardous substances. This may lead to adverse health effects. This situation can also occur if soil contains recycled building materials. Recycled building materials consist of by-products from production processes or processed waste materials and may contain contaminants. Based on a quick scan of the RIVM there appears to be limited data to evaluate the nature and extent of the occurrence of adverse health effects amongst workers who work with soil that contains recycled building materials. So far, the health risks seem to be particularly high in those situations where a large amount of particles, such as dust, are dispersed into the air, or where soil comes in direct contact with the skin. Further research on measures needed Whether and to which extent health effects actually occur depends on the extent of the contamination of the recycled building materials, the level of exposure and the measures taken to reduce the exposure. An example of such a measure is keeping the soil humid to prevent dispersion of particles in the air. It is therefore important that employers know in which situations and with which measures the exposure of workers can be reduced. Further research on the use of exposure reducing measures is needed. Six important recycled building materials This quick scan provides an overview of the six most important recycled building materials and the contaminants therein. It concerns asphalt granules, MSWI bottom ash and slag (residues from municipal solid waste incineration plants), sludge, mixed granulates (of concrete or rubble), crusher- or sieved sand (residual products when crushing rubble), slightly contaminated soil, and E-fly ash (residue of pulverized coal-fire power plants). Activities with high risks Furthermore, an inventory is made of those activities with the highest risk of adverse health effects. The highest risks of adverse health effects are expected w
- Published
- 2013
41. Quantification of potential elemental impact of a munitions production and testing facility on its immediate surroundings
- Author
-
Janse van Rensburg, Unique and Van Rensburg, L.
- Subjects
Antelope ,Rainfall ,Firearms ,Organe ,Plantegroei ,Elementkonsentrasies ,Elemental concentrations ,Bokke ,Lewer ,Reënval ,Soil ,Accumulation ,Plofstowwe ,Metaal ,Ammunition ,Grond ,Niere ,Elemente ,Vegetation ,Metal ,Akkumulering ,Kidneys ,Elements ,Longe ,Munitions ,Liver ,Vuurwapens ,Wapens ,Ammunisie ,Organs ,Explosives ,Lungs - Abstract
Thesis (M.Sc. (Environmental Science and Management))--North-West University, Potchefstroom Campus, 2011. The study attempted to quantify the elemental concentrations and possible accumulation levels in the antelope's organ tissue at Rheinmetal Denel Munitions (RDM), as well as to correlate the findings with the surrounding environment. To achieve this, the elemental concentrations within the kidney, liver and lung tissue of the antelope, and environmental factors such as the soil, vegetation and waterholes were quantified. STATISTICA was used to determine meaningful differences between variables and Canoco to determine the relationship between the different datasets. PCA analyses of the vegetation confirmed that the natural slope at RDM could have contributed to the distribution and variation of the elemental concentration. It became apparent that positive associations existed between the liver tissue and the K, the kidney tissue and Ni and Cd, and the lung tissue had a positive association with Mg, Mn, V, Rb and Co elemental concentrations. It became evident in this study that the elemental concentrations of Al and Ni were higher in the liver and kidney tissue of the antelope than the recommended concentration for livestock (Puls, 1994). The elemental concentration of Al, Ca, Fe and Mn also exceeded the recommended elemental concentration for livestock, in the water sampled at RDM (Puls, 1994). Four distinct areas were identified within the study area, the area above the factory, the area under the factory, the testing area and the area under the factory. Significant differences between the testing area and the area under the factory were found regarding the Tl, Ag, Hg and B elemental concentrations in the vegetation. Furthermore, it became apparent that the amount of precipitation could have contributed to the variation of the elemental concentrations and distribution in the study area as well as in the organ tissue of the antelope. Masters
- Published
- 2010
42. Quantification of potential elemental impact of a munitions production and testing facility on its immediate surroundings / Unique Janse van Rensburg
- Author
-
Janse van Rensburg, Unique
- Subjects
Antelope ,Rainfall ,Firearms ,Organe ,Plantegroei ,Elementkonsentrasies ,Elemental concentrations ,Bokke ,Lewer ,Reënval ,Soil ,Accumulation ,Plofstowwe ,Metaal ,Ammunition ,Grond ,Niere ,Elemente ,Vegetation ,Metal ,Akkumulering ,Kidneys ,Elements ,Longe ,Munitions ,Liver ,Vuurwapens ,Wapens ,Ammunisie ,Organs ,Explosives ,Lungs - Abstract
The study attempted to quantify the elemental concentrations and possible accumulation levels in the antelope's organ tissue at Rheinmetal Denel Munitions (RDM), as well as to correlate the findings with the surrounding environment. To achieve this, the elemental concentrations within the kidney, liver and lung tissue of the antelope, and environmental factors such as the soil, vegetation and waterholes were quantified. STATISTICA was used to determine meaningful differences between variables and Canoco to determine the relationship between the different datasets. PCA analyses of the vegetation confirmed that the natural slope at RDM could have contributed to the distribution and variation of the elemental concentration. It became apparent that positive associations existed between the liver tissue and the K, the kidney tissue and Ni and Cd, and the lung tissue had a positive association with Mg, Mn, V, Rb and Co elemental concentrations. It became evident in this study that the elemental concentrations of Al and Ni were higher in the liver and kidney tissue of the antelope than the recommended concentration for livestock (Puls, 1994). The elemental concentration of Al, Ca, Fe and Mn also exceeded the recommended elemental concentration for livestock, in the water sampled at RDM (Puls, 1994). Four distinct areas were identified within the study area, the area above the factory, the area under the factory, the testing area and the area under the factory. Significant differences between the testing area and the area under the factory were found regarding the Tl, Ag, Hg and B elemental concentrations in the vegetation. Furthermore, it became apparent that the amount of precipitation could have contributed to the variation of the elemental concentrations and distribution in the study area as well as in the organ tissue of the antelope. Thesis (M.Sc. (Environmental Science and Management))--North-West University, Potchefstroom Campus, 2011.
- Published
- 2010
43. Door grond horizontaal belaste palen
- Subjects
railinfrastructuur ,NO-RECESS ,funderingen en bouwputten ,embankments ,case no recess ,Hoeksche Waard ,CT01.32.11 ,zandkolom ,NORECESS ,houten palen ,fundering ,aardebanen ,horizontaal belaste palen ,weginfrastructuur ,Delft Cluster ,CT01.30 ,grondkolom ,geotextiel ,grond ,dynamische belastingen - Abstract
In dit rapport zijn de cases opgenomen met betrekking tot validatie van bestaande modellen voor het bepalen van de horizontale grondvervorming. Het betreft de case NO-RECESS waaraan 2 afstudeerders, afzonderlijk, bij Fugro Ingenieursbureau hebben gewerkt. Het gaat om het afstudeerwerk van I. Cherqaoui en R. Servais. Naar aanleiding van beide afstudeerwerken is een aanvullende analyse opgesteld en gegeven in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 tenslotte is de samenvatting gegeven van de NORECESS-case in een zodanige vorm dat deze opgenomen kan worden in de CURaanbeveling. De in hoofdstuk 2 beschreven rekenmodellen zijn gevalideerd aan de hand van de praktijkproef, die in het kader van het No-Recess onderzoek is uitgevoerd. De No-Recess “New Options for Rapid and Easy Construction of Embankments on Soft Soils” proeftuin betreft een (demonstratie-) onderzoek naar, voor Nederlandse begrippen, niet conventionele funderingswijzen voor aardebanen voor rail- en weginfrastructuur. In deze proef zijn geen palen geïnstalleerd. In het programma van eisen zijn grenzen gesteld aan de bouwtijd en de restzetting: - Korte bouwtijden: minder dan 1,5 jaar. - Kleine restzettingen: minder dan 3 cm. - Minimalisatie bouwrisico’s - Minimalisatie van het overschot op de grondbalans. - Voldoende stijf gedrag van de baan bij dynamische belastingen. - Minimalisatie schade bij aanleg van (spoor)wegverbredingen. In januari 1998 is gestart met het bouwrijp maken van het No-Recess proefterrein in de Hoeksche Waard. Negen maanden later waren er 5 testbanen gerealiseerd: - Verticale drains met aardebaan (HW1 conventioneel, bedoeld als referentie) - Gestabiliseerde grondkolommen met aardebaan (HW2). - Gestabiliseerde grondwanden met aardebaan (HW3). - Geotextiel ommantelde zandkolommen met aardebaan (HW4). - Houten palen en AuGeo palen met een baan van gestabiliseerde vrijkomende grond(HW5). Bij de No-Recess proef zijn uitgebreid metingen uitgevoerd van zettingen, verticale en horizontale verplaatsingen in de ondergrond, waterspanningsmetingen en gronddrukmetingen. De metingen zijn in juni 2000 beëindigd.
- Published
- 2008
44. Door grond horizontaal belaste palen: Case no recess
- Author
-
Hoefsloot, F.J.M. and Cherqaoui, I.
- Subjects
railinfrastructuur ,NO-RECESS ,funderingen en bouwputten ,embankments ,case no recess ,Hoeksche Waard ,CT01.32.11 ,zandkolom ,NORECESS ,houten palen ,fundering ,aardebanen ,horizontaal belaste palen ,weginfrastructuur ,Delft Cluster ,CT01.30 ,grondkolom ,geotextiel ,grond ,dynamische belastingen - Abstract
In dit rapport zijn de cases opgenomen met betrekking tot validatie van bestaande modellen voor het bepalen van de horizontale grondvervorming. Het betreft de case NO-RECESS waaraan 2 afstudeerders, afzonderlijk, bij Fugro Ingenieursbureau hebben gewerkt. Het gaat om het afstudeerwerk van I. Cherqaoui en R. Servais. Naar aanleiding van beide afstudeerwerken is een aanvullende analyse opgesteld en gegeven in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 tenslotte is de samenvatting gegeven van de NORECESS-case in een zodanige vorm dat deze opgenomen kan worden in de CURaanbeveling. De in hoofdstuk 2 beschreven rekenmodellen zijn gevalideerd aan de hand van de praktijkproef, die in het kader van het No-Recess onderzoek is uitgevoerd. De No-Recess “New Options for Rapid and Easy Construction of Embankments on Soft Soils” proeftuin betreft een (demonstratie-) onderzoek naar, voor Nederlandse begrippen, niet conventionele funderingswijzen voor aardebanen voor rail- en weginfrastructuur. In deze proef zijn geen palen geïnstalleerd. In het programma van eisen zijn grenzen gesteld aan de bouwtijd en de restzetting: - Korte bouwtijden: minder dan 1,5 jaar. - Kleine restzettingen: minder dan 3 cm. - Minimalisatie bouwrisico’s - Minimalisatie van het overschot op de grondbalans. - Voldoende stijf gedrag van de baan bij dynamische belastingen. - Minimalisatie schade bij aanleg van (spoor)wegverbredingen. In januari 1998 is gestart met het bouwrijp maken van het No-Recess proefterrein in de Hoeksche Waard. Negen maanden later waren er 5 testbanen gerealiseerd: - Verticale drains met aardebaan (HW1 conventioneel, bedoeld als referentie) - Gestabiliseerde grondkolommen met aardebaan (HW2). - Gestabiliseerde grondwanden met aardebaan (HW3). - Geotextiel ommantelde zandkolommen met aardebaan (HW4). - Houten palen en AuGeo palen met een baan van gestabiliseerde vrijkomende grond(HW5). Bij de No-Recess proef zijn uitgebreid metingen uitgevoerd van zettingen, verticale en horizontale verplaatsingen in de ondergrond, waterspanningsmetingen en gronddrukmetingen. De metingen zijn in juni 2000 beëindigd.
- Published
- 2008
45. Relatie incident Chemie-Pack en gemeten stoffen in grond(water)
- Author
-
LER, mev, Wintersen A, Janssen PJCM, Lijzen JPA, LER, mev, Wintersen A, Janssen PJCM, and Lijzen JPA
- Abstract
RIVM rapport:Op 5 januari 2011 heeft bij het bedrijf Chemie-Pack in Moerdijk een grote brand gewoed. Het is aannemelijk dat als gevolg hiervan grote hoeveelheden chemicaliën uit het bedrijf in de bodem en in het oppervlaktewater zijn terechtgekomen. Dat komt mede doordat stoffen tijdens de bluswerkzaamheden via het verontreinigd geraakte bluswater in de omgeving van het bedrijf zijn verspreid. De aangetroffen stoffen komen van nature niet voor in het milieu en worden veelal voor specifieke doelen gebruikt. Het gaat bijvoorbeeld om brandstofadditieven en (industriële) oplosmiddelen. Dit blijkt uit verkennend onderzoek van het RIVM, dat in opdracht van de provincie Noord-Brabant is uitgevoerd. Voor het onderzoek is gebruikgemaakt van de metingen van stoffen die de provincie Brabant inmiddels in de grond en in het grondwater heeft uitgevoerd. De aangetroffen stoffen zijn daarna gekoppeld aan de stoffen die volgens de inventarislijst bij Chemie-Pack aanwezig waren. Deze koppeling is bemoeilijkt doordat deze lijst vooral handelsnamen bevat van producten waarvan de samenstelling niet of lastig is te achterhalen. Het behoorde niet tot de opdracht van het onderzoek om dit nader uit te zoeken. Enkele van de aangetroffen stoffen in het diepe grondwater, zoals bestrijdingsmiddelen, zijn zeer waarschijnlijk niet afkomstig van het incident.
- Published
- 2012
46. Advies risicogrenzen grond en grondwater voor PFOS
- Author
-
SEC, mev, Bodar C, Lijzen J, Moermond C, Peijnenburg W, Smit E, Verbruggen E, Janssen M, SEC, mev, Bodar C, Lijzen J, Moermond C, Peijnenburg W, Smit E, Verbruggen E, and Janssen M
- Abstract
RIVM rapport:Het RIVM heeft voor de perfluorverbinding PFOS milieurisicogrenzen afgeleid in grond en grondwater. Deze waarden zijn nodig om de meetresultaten bij een bodemsaneringsproject in Nederland te kunnen interpreteren. PFOS is een stof die giftig is voor mens en milieu, zeer slecht afbreekt, en zich bovendien ophoopt via de voedselketen. Productie en gebruik, zoals in blusschuim, van de stof zijn inmiddels sterk aan banden gelegd via diverse (inter)nationale beleidskaders. Het RIVM doet voorstellen voor het maximaal toelaatbaar risiconiveau (MTR), ernstig risiconiveau (ER) en verwaarloosbaar risiconiveau (VR). De berekeningen zijn uitgevoerd met beperkt beschikbare informatie. Milieurisicogrenzen richten zich op verschillende beschermingsdoelen c.q. blootstellingsroutes: (grond)water-/bodemorganismen, doorvergiftiging en mens. Als algemeen uitgangspunt geldt dat de laagste waarde de uiteindelijke milieurisicogrens bepaalt. Voor grondwater is dat de directe PFOS-blootstelling van (grond)waterorganismen (MTR: 23 nanogram per liter). Voor grond is dit de route doorvergiftiging via voedsel: vogels en zoogdieren die bodemorganismen eten (MTR: 3,2 microgram per kilogram grond). Met de huidige gegevens kon geen risicogrens voor grond worden afgeleid die risico's van de consumptie van groente, melk en vlees voor de mens uitsluit. Mogelijke risico's voor de mens door het gebruik van grondwater voor de drinkwatervoorziening konden wel worden meegenomen., RIVM has derived environmental risk limits for the perfluorinated compound PFOS in soil and groundwater. The values are needed for the interpretation of monitoring data in a current soil decontamination case in the Netherlands. PFOS is a persistent substance that is toxic for man and environment. On top of that it strongly accumulates via the food chain. Production and use, for example fire extinguisher foams, of PFOS is severely restricted through various (inter)national policy frameworks. RIVM has made proposals for the maximum permissible concentration (MPC), the serious risk concentration (SRC) and the negligible concentration (NC). The derivation is based on a limited amount of information. Environmental risk limits focus on different protection goals and exposure routes: (ground)water/soil organisms, predators (food chain) and man. In general the lowest value then determines the overall risk limit. The exposure of (ground)water organisms is expected to be the most critical route for PFOS in groundwater, resulting in an overall MPC of 23 ng/L. For soil, the accumulation via the food chain is most critical (MPC of 2.3 µg/kg soil). With the available data no soil risk limits could be derived covering the consumption of vegetables, milk and meat by man. Potential human risks from the use of groundwater abstracted for drinking water are taken into account.
- Published
- 2011
47. Grondvervormingen ten gevolge van het maken van bouwputten
- Author
-
Kimenai, J. (author) and Kimenai, J. (author)
- Abstract
Dit afstudeeronderzoek richt zich op het grondvervormingsgedrag naast aan te leggen bouwputten. Vooral bij diepe bouwputten in stedelijke omgeving is het onduidelijk hoe en waar het vervormingsgedrag, afhangt van de Nederlandse specifieke omstandigheden zoals de grondopbouw, belendingen en funderingen, tot stand komt., Geo-Engineering, Geotechnology, Civil Engineering and Geosciences
- Published
- 2011
48. Door grond horizontaal belaste palen: Case no recess
- Author
-
Hoefsloot, F.J.M. (author), Cherqaoui, I. (author), Hoefsloot, F.J.M. (author), and Cherqaoui, I. (author)
- Abstract
In dit rapport zijn de cases opgenomen met betrekking tot validatie van bestaande modellen voor het bepalen van de horizontale grondvervorming. Het betreft de case NO-RECESS waaraan 2 afstudeerders, afzonderlijk, bij Fugro Ingenieursbureau hebben gewerkt. Het gaat om het afstudeerwerk van I. Cherqaoui en R. Servais. Naar aanleiding van beide afstudeerwerken is een aanvullende analyse opgesteld en gegeven in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 tenslotte is de samenvatting gegeven van de NORECESS-case in een zodanige vorm dat deze opgenomen kan worden in de CURaanbeveling. De in hoofdstuk 2 beschreven rekenmodellen zijn gevalideerd aan de hand van de praktijkproef, die in het kader van het No-Recess onderzoek is uitgevoerd. De No-Recess “New Options for Rapid and Easy Construction of Embankments on Soft Soils” proeftuin betreft een (demonstratie-) onderzoek naar, voor Nederlandse begrippen, niet conventionele funderingswijzen voor aardebanen voor rail- en weginfrastructuur. In deze proef zijn geen palen geïnstalleerd. In het programma van eisen zijn grenzen gesteld aan de bouwtijd en de restzetting: - Korte bouwtijden: minder dan 1,5 jaar. - Kleine restzettingen: minder dan 3 cm. - Minimalisatie bouwrisico’s - Minimalisatie van het overschot op de grondbalans. - Voldoende stijf gedrag van de baan bij dynamische belastingen. - Minimalisatie schade bij aanleg van (spoor)wegverbredingen. In januari 1998 is gestart met het bouwrijp maken van het No-Recess proefterrein in de Hoeksche Waard. Negen maanden later waren er 5 testbanen gerealiseerd: - Verticale drains met aardebaan (HW1 conventioneel, bedoeld als referentie) - Gestabiliseerde grondkolommen met aardebaan (HW2). - Gestabiliseerde grondwanden met aardebaan (HW3). - Geotextiel ommantelde zandkolommen met aardebaan (HW4). - Houten palen en AuGeo palen met een baan van gestabiliseerde vrijkomende grond(HW5). Bij de No-Recess proef zijn uitgebreid metingen uitgevoerd van zettingen, verticale en horizontale verplaatsingen in d
- Published
- 2008
49. De extractie van anionen uit grond en bouwmaterialen
- Author
-
LAC, Joode P de, Wiel HJ van de, Hoop MAGT van den, LAC, Joode P de, Wiel HJ van de, and Hoop MAGT van den
- Abstract
RIVM rapport:Voor de implementatie van het Bouwstoffenbesluit werd een onderzoek uitgevoerd naar extraheerbare gehalten bromide, chloride, fluoride, sulfaat en sulfide in grond en bouwmaterialen met verschillende waterige extractiemiddelen en de relatie van deze gehalten met de corresponderende totaalgehalten.Er blijkt een substantieel verschil te bestaan in extraheerbaarheid van de anionen bromide, chloride, fluoride en sulfaat uit de matrix grond en de matrix bouwmateriaal. Voor grond is de extractie voor geen van deze ionen kwantitatief, voor bouwstoffen alleen voor bromide en chloride. In geval van niet-kwantitatieve extractie neemt de extraheerbaarheid toe met stijgende pH (4.3 < pH < 14). Bij waterige extractie wordt bij een hoge pH voor alle anionen de hoogste opbrengst bereikt. Uit de literatuur is bekend dat de opbrengst van sulfide middels de toegepaste sterk zure extractie (pH 0) vrijwel volledig is, behalve voor pyriet (FeS2). Voor de bepaling van deze zwavelspecies is een extreme ontsluitingsmethode noodzakelijk. Ionchromatografie (IC) is veelal toepasbaar als analysemethode. Problemen ontstaan bij hoge ionsterkte (hoge pH extractiemiddel), met name voor fluoride en chloride. Voor fluoride is IC daarnaast ook minder geschikt vanwege de storingsgevoeligheid (organische zuren) en het niet detecteren van mogelijk complex gebonden fluoride., The results are described of an experimental study into aqueous extractable concentrations of bromide, chloride, fluoride, sulphate and sulphide in soil and in raw materials for building purposes and their relation with the corresponding total anion content. It is concluded that there is a substancial difference in the release of the anions bromide, chloride, fluoride and sulphate from soil and raw materials. For soil the release is not quantitative for all these anions, for raw materials only bromide and chloride can be quantitatively extracted. In cases of non-quantitative releases, the extractable amount increases with increasing pH (4.3 < pH < 14). In general, for aqueous at high pH values extractions the highest yield is obtained. From the literature it is well-known that the release of sulphide with the presently applied acid procedure is almost complete, except in the presence of pyrite (FeS2). For the determination of this sulphur species an extreme digestion procedure is necessary. Ion chromatography is suitable as analytical determination technique in most cases. Problems appear at high ionic strength (high pH values), especially for fluoride and chloride. In addition the ion chromatographic determination of fluoride might be less suitable due to possible interferences of organic acids and the non-detectability of complex associated fluoride.
- Published
- 1997
50. Evaluation of permeability tests performed on the Oligocene Berg Sand Member. Results for the Stekene well
- Author
-
Wijland GC and Wijland GC
- Abstract
RIVM rapport:Abstract niet beschikbaar, This report describes the experiences obtained in the well drilled recently near Stekene. This well has been drilled within the scope of a study of the Belgian Geological Survey (BGS) on the extension of Oligocene and Eocene formations. During drilling of the well cores have been taken across the entire sandy unit, which consists of both the Berg Sand Member and the sandy top of the Kallo Complex. Samples of these cores were analysed on their permeability, porosity and density.
- Published
- 1990
Catalog
Discovery Service for Jio Institute Digital Library
For full access to our library's resources, please sign in.