50 results on '"de Leeuw FAAM"'
Search Results
2. Effects of European emission reductions on air quality in the Netherlands and the associated health effects
- Author
-
Velders, GJM, Maas, RJM, Geilenkirchen, GP, de Leeuw, FAAM, Ligterink, NE, Ruyssenaars, P, de Vries, WJ, and Wesseling, J
- Published
- 2020
3. Dossier ozon 2011 : Een overzicht van de huidige stand van kennis over ozon op leefniveau in Nederland
- Author
-
CMM, mev, van Pul WAJ, Fischer PH, de Leeuw FAAM, Maas RJM, Mooibroek D, van Noije TPC, Roemer MGM, Sterkenburg A, CMM, mev, van Pul WAJ, Fischer PH, de Leeuw FAAM, Maas RJM, Mooibroek D, van Noije TPC, Roemer MGM, and Sterkenburg A
- Abstract
RIVM rapport:Ozon is een natuurlijke component in de atmosfeer, essentieel voor het leven op aarde. Maar ozonconcentraties veranderen onder invloed van menselijke activiteiten. Dat heeft diverse effecten op de mens en vegetatie, en ook op het klimaat. Dit Dossier Ozon 2011 beschrijft de wetenschappelijke kennis over niveaus van ozon op leefniveau en de effecten daarvan in Nederland. Het is niet aannemelijk dat de hoge ozonconcentraties (piekconcentraties) of het gemiddelde ozonniveau in Nederland de komende jaren veel zullen dalen. Ten aanzien van de pieken is er twijfel over de effectiviteit van de emissiereductie van ozonvormende stoffen. De directe broninvloed van Nederland zelf op de eigen ozonniveaus is beperkt. De belangrijkste component in de gemiddelde niveaus - de mondiale achtergrond - zal zonder aanvullend beleid alleen maar stijgen. Alleen Europese en mondiale afspraken helpen. Het belang van deze internationale focus wordt nog eens versterkt door de indirecte en directe effecten van ozon op het klimaat. Ten aanzien van de effecten verschuift de aandacht van ozonpieken naar chronische belasting, maar over de effecten bestaat veel onzekerheid. Als blijkt dat ozon ook bij lagere niveaus significante effecten heeft, zou dat reden kunnen zijn om ook in te zetten op een daling van de mondiale achtergrondconcentratie., Ozone is a natural component of the atmosphere and essential for life on earth. However, ozonconcentrations change caused by human activities. Ozone does have effects on humans and vegetation and also on climate. This Dossier Ozon 2011 describes the scientific knowledge on surface ozone and its effects in the Netherlands. The high ozone levels (peak concentrations) are not likely to decrease in the Netherlands in the coming years. About the ozone peaks there is doubt about the effectiveness of the emission reductions of the ozone precursors. The influence of the Dutch emissions on its own ozone concentration level is limited. The global background, which forms a large part of the average concentration, will rise without additional measures. This can only been tackled in European and global frameworks. Moreover, the importance of international agreements on emission reductions is stressed by the direct and indirect influences that ozone has on climate.The attention on the effects of ozone tends to shift from the effects of ozone peaks towards the long-term exposure of ozone. However, much uncertainty exists in this field. If it is clear that significant effects of ozone occur at lower levels than this may be reason to reduce also the global background concentration.
- Published
- 2011
4. Deposition of heavy metals to the Convention waters of OSPARCOM
- Author
-
LLO, van Pul WAJ, Nijenhuis WAS, de Leeuw FAAM, LLO, van Pul WAJ, Nijenhuis WAS, and de Leeuw FAAM
- Abstract
RIVM rapport:De depositie van de zware metalen arseen, cadmium, koper, chroom, nikkel, lood en zink op de Conventie- wateren van OSPARCOM zijn berekend met behulp van een modelbenadering gebaseerd op emissies. Emissies van de UN-ECE/OSPARCOM/HELCOM Emission Inventory of Heavy Metals and Persistent Organic Pollutants zijn gebruikt. De berekeningen van de zware-metalendepositie op de Conventie-wateren zijn uitgevoerd met het atmosferisch transport- en depositiemodel EUTREND van RIVM. Resultaten zijn verkregen voor de Regio's II, III en IV (respectievelijk Greater North Sea, Celtic Sea. Bay of Biscay and Iberian Coast) en delen van de Regio's I (Arctic Waters) en V (Wider Atlantic). De bijdragen van de vijf broncategorieen aan de depositie op (sub-)regio's zijn berekend, i.e. voor 1. stationaire verbranding, 2. mobiele bronnen, 3. primaire ijzer en staalproductie, 4. niet-ijzerhoudende metaalindustrie en 5. andere bronnen. De bijdragen van de OSPARCOM landen aan de depositie op de Conventie-wateren en de bijdrage van de niet-OSPARCOM landen tezamen zijn berekend. Gemeten luchtconcentraties van zware-metalen worden onderschat door de berekeningen met een factor 2-4 voor nikkel, cadmium, chroom, koper en zink. Voor lood is de vergelijking praktisch een op een. De onderschattingen zijn zeer waarschijnlijk toe te schrijven aan een onderschatting van de emissies. Een vergelijking tussen de atmosferische bijdrage en de directe bijdrage door rivieren aan de belasting van zware-metalen op de Noordzee en een vergelijking met andere atmosferische depositiestudies voor de Noordzee worden gepresenteerd., The depositions of the heavy metals, arsene, cadmium, copper, chromium, nickel, lead and zinc on the Convention waters of OSPARCOM were calculated using an emission-based modelling approach. Emissions were taken from the UN-ECE/OSPARCOM/HELCOM Emission Inventory of Heavy Metals and Persistent Organic Pollutants. The atmospheric transport model EUTREND of RIVM was used to calculate the transport and deposition of the heavy metals on the Convention waters. Results were obtained for the Regions II, III and IV (respectively Greater North Sea, Celtic Sea and Bay of Biscay and Iberian Coast) and part of Regions I (Arctic Waters) and V (Wider Atlantic). The contributions from 5 source categories to the deposition on (Sub) Regions were calculated: 1. stationary combustion, 2. mobile sources, 3. primary iron and steel production, 4. non-ferrous metal industry and 5. others. The contribution of the OSPARCOM countries to the deposition on the Convention waters as well as the contribution by the non-OSPARCOM countries as a whole were calculated. Measured air concentrations are underestimated by the calculations by a factor of 2-4 for nickel, cadmium , copper, chromium and zinc. For lead the comparison was close to the 1:1 line. The underestimations are most likely due to an underestimation of the emissions. A comparison between the input of heavy metals by atmospheric deposition and riverine input around the North Sea as well as a comparison with other studies on the atmospheric input to the North Sea estimated from measurements and modelling are presented.
- Published
- 1998
5. Urban Air Quality Assessment Model UAQAM
- Author
-
LLO, van Pul WAJ, van Zantvoort EDG, de Leeuw FAAM, Sluyter RJCF, LLO, van Pul WAJ, van Zantvoort EDG, de Leeuw FAAM, and Sluyter RJCF
- Abstract
RIVM rapport:Het Urban Air Quality Assessment Model (UAQAM) berekent de concentratie van luchtverontreiniging in stedelijk gebied veroorzaakt door emissies uit de stad zelf. In een werkversie van dit model werden 3 beschrijvingen van de verspreiding bestudeerd: een Box-model, het Gifford-Hanna (GH)-model en een combinatie van de twee: het Box-GH-model. Deze modelversies zijn vergeleken met metingen van de concentratie van SO2 en NOx in steden. De regionale achtergrondsconcentratie van de steden, samengesteld uit metingen en TREND modelberekeningen, is aan de UAQAM berekeningen toegevoegd. De Box-GH- en GH-modellen blijken beter geschikt te zijn dan het Box-model om de stadsachtergrond te beschrijven. De resultaten en de uitbreidingsmogelijkheden van het Box-GH-model zijn iets beter dan van het GH-model en kan daarom als uitgangspunt genomen worden voor het schatten van de stedelijke luchtkwaliteit met UAQAM., The Urban Air Quality Assessment Model (UAQAM) calculates the city concentration caused by city emissions themselves, the so-called city background concentration. Three versions of the model for describing the dispersion were studied: Box, Gifford Hanna (GH) and a combined form of these two (the Box-GH model). Regional background emissions contributing to the city background concentration were accounted for using measurements and TREND model calculations. The UAQAM model versions were compared to measurements of SO2 and NOX concentrations. The Box-GH and GH models were found to be more appropriate in describing the city background concentration. The Box-GH model, showing slightly better results compared to the GH model, can be taken as a starting point for the assessment of urban air quality with UAQAM.
- Published
- 1996
6. Mapping of exceedances of ozone critical levels for crops and forests in the Netherlands, preliminary results
- Author
-
LLO, de Leeuw FAAM, van Zandvoort EDG, LLO, de Leeuw FAAM, and van Zandvoort EDG
- Abstract
RIVM rapport:In het kader van de VN-ECE Conventie van lange afstand transport van luchtverontreiniging zijn kritische waarden van ozon voor de blootstelling van bossen en landbouwgewassen bepaald. In dit rapport wordt een methode beschreven waarmee de gemeten ozon concentratie in kaart gebracht wordt op een zodanige wijze dat een directe vergelijking met de kritische waarden mogelijk is. De voorlopige resultaten laten zien dat zowel voor bossen als landbouwgewassen de kritische waarden veelvuldig overschreden worden. De mate van overschrijding is sterk afhankelijk van de weersomstandigheden; tijdens een, zonnige zomer zoals bijvoorbeeld in 1989 en 1990 worden de kritische waarden met een factor 2 tot 3 overschreden in geheel Nederland. In een koude, regenachtige zomer zoals in 1991 of 1993 wordt slechts in het zuiden van Nederland een geringe overschrijding waargenomen., Within the framework of the UN-ECE convention for long-range transport of air pollution critical levels of ozone of forests and crops have been determined. In this report procedures to construct maps of the Netherlands showing actual ozone concentrations for comparison with the critical levels, are presented. The critical ozone levels both for forests and for agricultural crops are frequently exceeded in the Netherlands. The extend of exceedances depend on the meteorological conditions ; a hot, sunny summer like 1989 or 1990 results in exceedances with a factor 2 or 3 in the whole of the Netherlands. In a cold, rainy summer like 1991 or 1993 minor exceedances are observed in some parts (mainly in the south) of the country.
- Published
- 1995
7. Parametrization of NO2 photodissociation rate
- Author
-
LLO, de Leeuw FAAM, LLO, and de Leeuw FAAM
- Abstract
RIVM rapport:De fotolysesnelheid van stikstof-dioxide, j(NO2), speelt een essentiele rol in de chemie van de atmosfeer. Het is een van de meest gevoelige parameters in fotochemische transportmodellen. Het is dus van groot belang om een zo goed mogelijke schatting van de fotolysesnelheid te geven. In de huidige praktijk zijn schattingen van deze fotolyse-snelheden veelal gebaseerd op (complexe) stralingsoverdrachtmodellen of op empirische regressies. In operationele luchtmodellen zal er een voorkeur zijn voor empirische relaties tussen fotolysesnelheid en routinematig beschikbare (meteorologische) gegevens, enerzijds omdat stralingsoverdrachtmodellen een groot beslag kunnen leggen op rekentijd, anderzijds omdat voor stralingsoverdrachtmodellen veelal invoergegevens vereist zijn die niet direct beschikbaar zijn (bijv. vertikale profielen van ozon en aerosol in troposfeer en stratosfeer). In dit rapport worden empirische verbanden tussen j(NO2) en routinematig beschikbare meteorologische waarnemingen (globale straling, bedekkingsgraad) beschreven. De fotolysesnelheid wordt geschat op basis van waargenomen uurgemiddelde concentraties van NO, NO2 en O3 waarbij verondersteld wordt dat aan het fotostationaire evenwicht is voldaan. Analyse van de gegevens laat zien dat de globale straling in sterkere mate verzwakt wordt bij toenemende bewolking dan de fotolysesnelheid. De empirische relatie tussen fotolysesnelheid en meteorologische parameters resulteert in een relatieve fout van ca. 25%., The NO2 photodissociation rate, j(NO2), plays a key role in atmospheric chemistry. It is one of the most sensitive parameters in atmospheric photochemical transport models. In transport models estimates of the photolysis rates are generally based on radiation transfer (sub-) models or on empirical relations. The theoretical determination of j(NO2) is in general too complex for implementation in atmospheric transport models. For application in transport models it is convenient to have a simple, analytical expression that adequately relates j(NO2) to routinely available meteorological parameters (global radiation, cloud cover, zenith angle). In this report j(NO2) - estimated from hourly measured concentrations of NO, NO2 and O3 - is related to the measured global radiation and to the solar zenith angle. The derived empirical relations show a good agreement between observed and calculated values with an estimated relative error of ca 25%. For partly clouded skies (cloud covers N < 0.5) the attenuation of j(NO2) is small ; for overcast situations j(NO2) is reduced to ca. 50% of its clear sky value. Cloud cover more strongly attenuates global radiation than j(NO2).
- Published
- 1995
8. Luchtkwaliteit. Jaaroverzicht 1993
- Author
-
LLO, Aben JMM, Bleeker A, van Doesburg MJ, Erisman JW, de Leeuw FAAM, Noordijk H, van Velze K, de Woerd HJ, LLO, Aben JMM, Bleeker A, van Doesburg MJ, Erisman JW, de Leeuw FAAM, Noordijk H, van Velze K, and de Woerd HJ
- Abstract
RIVM rapport:Op basis van de in 1993 in de stedelijke omgeving uitgevoerde metingen kan alleen voor fijn stof en tetrachloormethaan overschrijding van de grenswaarden worden geconstateerd. De grenswaarden voor fijn stof werden op nagenoeg alle locaties overschreden. De metingen van fijn stof zijn overigens niet noemenswaardig verhoogd ten opzichte van de regionale achtergrond waar dus ook overschrijding van grenswaarden voorkomt. Op basis van modelberekeningen wordt geconcludeerd dat in 1993 langs 340 km verkeersdrukke weg in grote steden (ca 10% van het beschouwde wegennet) voor een of meer stoffen de grenswaarde is overschreden. Samenhangend met de door maatregelen ontstane daling van de emissies wordt over de laatste tien jaar een duidelijk dalende trend gevonden voor de componenten lood en zwaveldioxyde. Ook voor stikstofoxyden, koolstofmonoxyde en benzo[a]pyreen tekent zich een dalende trend af. Gedurende de zomer van 1993 is op een beperkt aantal dagen (10) op een of meer plaatsen in het land matige smog geconstateerd. Ernstige smog is slechts op een dag waargenomen ; zeer ernstige smog is in het geheel niet waargenomen. De geringe frequentie waarmee zomersmog in 1993 is opgetreden is verklaarbaar door het geringe aantal zomerse dagen in 1993. De grenswaarden voor de ozonconcentratie zijn in 1993 niet overschreden. Zowel het 50-percentiel als het 98-percentiel van de ozonconcentraties vertoont geen duidelijke trend. Vergeleken met metingen uit het begin van de jaren 80 is de concentratie van vluchtige organische stoffen, die als precursor voor de ozonvorming fungeren, met ca eenderde verminderd. In 1993 heeft geen overschrijding van het niveau voor matige wintersmog plaatsgevonden. Het niveau voor geringe smog is op een gering aantal stations overschreden. In 1993 bedroeg de depositie van potentieel zuur -landelijk gemiddeld- 4000 mol H+ ha-1 j-1, gelijk aan de (tussen)doelstelling voor 1994. De depositie van potentieel zuur was in 1993 als volgt samengesteld: zwaveloxyden, Based upon the measurements carried out in 1993 in the urban environment only exceedances of the limit values for fine dust and tetrachloromethane can be concluded. Fine dust limit values were exceeded at almost all urban locations. Urban concentrations of fine dust are not noticeably higher than the regional background levels, which thus also exceeded the limit values. Model calculations led to the conclusion that in 1993 the limit values for one or more pollutants were exceeded along 340 km of busy streets in large cities (ca 10% of total streets considered). The last ten years have seen a clear downwards trend in lead and sulphur dioxide concentrations associated with emission reduction measures. A similar tendency is becoming clear for nitrogen oxides, carbon monoxide and benzo[a]pyrene. During the summer of 1993 medium smog was registered on a limited number of days (10) at one or more locations. Severe smog occurred on one day ; very severe smog was not recorded. The low frequency of summer smog in 1993 may be explained by the small number of "summer days" (days with a maximum temperature higher than 25 degrees C). The limit values for the ozone concentration were not exceeded in 1993. Neither the 50 percentile nor the 98 percentile ozone concentrations displayed any clear trend. Currently, VOC concentrations are about a third less than those in the early eighties. VOC play an important role in the formation of photochemical smog. In 1993 no exceedances of the medium winter smog level were observed. The slight smog level was exceeded at a few stations. In 1993 national average potential acid deposition was 4000 mol ha-1 a-1, equivalent to the (provisional) target for 1994. In 1993 oxides of sulphur contributed 28%, nitrogen oxides 24%, and ammonia and ammonium 48% to the total potential acid deposition. Foreign sources contribute about 45% (calculated on the basis of emission data from 1990). Since 1980 potential acid deposition has diminished by about 40%. Es
- Published
- 1994
9. Assessment of the atmospheric hazards and risks of new chemicals: procedures to estimate 'hazard potentials'
- Author
-
de Leeuw FAAM and de Leeuw FAAM
- Abstract
RIVM rapport:In this report a procedure for the assessment of atmospheric hazards and risks of newly introduced chemicals is discussed. However, an assessment of direct effects caused by exposure to expected ambient concentrations or by deposition is not discussed ; here emphasis is on the role which new substances might play in the atmosphere. Procedures to estimate "hazard potentials" to quantify the potential risk of a new substance in atmosphere-related environmental problems are proposed. In particular, hazard potentials for the following topics are defined: *global warming ; *ozone depletion; *photochemical smog formation ; *acidification and eutrophication
- Published
- 1993
10. Modelberekening naar de invloed van lokale emissiebronnen van luchtverontreinigende componenten op de lokale vorming van fotochemische smog. Modellering van een (pluim)rookgasverspreidingsmodel, waaraan een beperkte subroutine met fotochemische en chemische reacties is toegevoegd
- Author
-
van Rossum GJ, Erbrink JJ, de Leeuw FAAM, van Rossum GJ, Erbrink JJ, and de Leeuw FAAM
- Abstract
RIVM rapport:The contribution of a 250 MWe co-generation plant assumed to be located in an urban area with about 300,000 inhabitants, to the photochemical ozone formation on the local scale is estimated by means of the flue gas dispersion model STACKS. In this study a limited number of photochemical reactions has been included in the STACKS-model. A sensitivity analysis based on the Carbon Bond Mechanism (CBM-IV) has shown that in the initial phase of the plume three chemical reactions (that is, the photostationary state and the reaction of nitrogen monoxide with ambient oxygen) are sufficient to model the ozone and nitrogen dioxide concentrations within the required accuracy ranges. During the initial phase of the plume there is only a minor oxidant production. When, next to nitrogen oxides also formaldehyde and carbon monoxide are present in the flue gases, the total ozone production is estimated to be c. 1.0 ozone molecules for each carbon monoxide molecule which is fully oxidized and to c. 1.3 ozone molecule for each oxidized formaldehyde molecule.
- Published
- 1993
11. Source receptor relations for the calculation of atmospheric deposition to the North Sea: Nitrogen and Cadmium
- Author
-
van Jaarsveld JA, de Leeuw FAAM, van Jaarsveld JA, and de Leeuw FAAM
- Abstract
RIVM rapport:In this report a simplified atmospheric transport model for estimating the deposition of nitrogen (both NOx and NHx) and cadmium to the North Sea is presented. In this so-called meta-model a linear relationship between the emissions from a source area and the resulting deposition at receptor points is assumed. Given such source-receptor relations the deposition load to the North Sea may easily be calculated for any emission scenario. The source-receptor relations are based on extensive calculations by means of the atmospheric transport model TREND. In TREND atmospheric processes such as transport, dispersion, chemical conversion and wet and dry deposition are accounted for. The definition of source areas is in agreement with the classification applied earlier in the Dutch Acidification System model (DAS model). In the Netherlands 20 source areas, in Europe 19 areas have been defined. Additionally, the North Sea itself is defined as source area 40. The receptor points selected in this study are irregularly distributed over the North Sea and surrounding countries. In areas where a strong spatial gradient in deposition flux is expected (coastal regions, southerm part of the North Sea) receptor point density is set higher. Using these determined source-receptor relations avoids computer-time consuming TREND calculations without significant loss in accuracy. This emission-deposition model will be coupled with the water quality models within the framework of the MANS-project.
- Published
- 1993
12. Initial assessment of the hazards and risks of new chemicals for man and the environment. Part
- Author
-
Vermeire TG, van Iersel AAJ, de Leeuw FAAM, Peijnenburg WJGM, van der Poel P, Taalman RDFM, Toet C, Vermeire TG, van Iersel AAJ, de Leeuw FAAM, Peijnenburg WJGM, van der Poel P, Taalman RDFM, and Toet C
- Abstract
RIVM rapport:This report describes the initial hazard and risk assessment process for new substances at the National Institute of Public Health and Environmental Protection (RIVM) in the Netherlands. This assessment pertains to both man and the environment and is performed within the framework of the European Community (EC) Directive 79/831/EEC and the ensuing Dutch Chemical Substances Act. The report is restricted to the assessment of substances on the basis of the tests required at a market or production volume up to 100 tonnes per year or 500 tonnes cumulative. It has been written as a reference guide for those involved in the hazard and risk assessment process at RIVM in the first place, but also for the risk managers responsible for the regulation and the overall dossier evaluation of new substances, and for others interested in this subject, e.g. industry, non-governmental organizations and the public at large. Step by step the essential elements of the hazard and risk assessment process are discussed: organizational aspects, data requirements, the determination of the acceptability of the data received, the scientific evaluation of the test methods and results, the exposure assessment, the comparison of exposure and toxicity data, and the uncertainty analysis. The report also discusses requirements for further testing following the initial assessment and concludes with a summary of recent and relevant developments in the European Community within the field of the assessment of new substances.
- Published
- 1992
13. Bepaling van bron-receptor relaties voor verzurende componenten
- Author
-
de Leeuw FAAM, van Jaarsveld JA, de Leeuw FAAM, and van Jaarsveld JA
- Abstract
RIVM rapport:In the framework of the Dutch Priority Program on acidification, the DAS model (Dutch Acidification System model) has been developed. This model describes the entire causal chain from emissions of acidifying components to their effects on ecosystems on a regional scale. In the atmospheric module of DAS the transport and deposition of acidifying species is described by means of so-called source-receptor relations. Assuming that the physical and chemical processes in the atmosphere may be approximated as first order, linear processes, the relation between an emission quantity in a source area and the resulting deposition flux in a receptor area can be described with a single transfer coefficient. In the Netherlands 20 receptor areas are defined. The number of source areas in the Netherlands and foreign countries is 39. The source-receptor relations are based on the results of the atmospheric transport model TREND. For the components NOx and SO2 different sets of transfer matrices are calculated for three emission height classes. This improves the calculation of the contribution to the deposition of sources at relatively short distances. As ammonia emissions take place at the surface or at low heights, no discrimination in emission heights is made for this component. By using the transfer matrices the calculation of atmospheric deposition is reduced to a simple matrix multiplication. In this way the computer time consuming applications of the TREND model can be avoided. However, during the procedure of calculating the transfer matrices, a number of assumptions and choices had to be made which limit the application of the matrices. In principle the assumption of a linear relation between emission and deposition is violated for all three acidifying components. Interactions between the compounds play a (sometimes important) role in atmospheric processes. As model parameters are validated for the present situation, deviations from a linear behaviour will become larger with
- Published
- 1992
14. Risk Assessment System for New Chemical Substances: Implementation of atmospheric transport of organic compounds
- Author
-
Toet C, de Leeuw FAAM, Toet C, and de Leeuw FAAM
- Abstract
RIVM rapport:Within the framework of the development of a risk assessment system for new chemical substances, estimation methods concerning exposure of man and environment through air have been investigated. The pathways through which exposure through air takes place in this risk assessment system are exposure of human beings by inhalation and exposure of soils by deposition. Previous research (Noordijk & De Leeuw, 1991) has shown that for new chemical substances the existing Operational Priority Substances (OPS) atmospheric transport model (Van Jaarsveld, 1990) is an appropriate tool for the estimation of atmospheric concentrations and deposition fluxes, if some additional parameter estimation procedures are added. This concerns the estimation of the partitioning between gas phase and aerosol, the wash-out ratio, the dry deposition velocity and the atmospheric reaction rate. This report focusses on the implementation of the reported estimation methods within the risk assessment system, using the OPS-model. For this purpose, a simple table has been constructed reflecting simulated concentrations and deposition fluxes as a function of substance characteristics. In order to obtain information on variance in the results, a sensitivity analysis has been carried out for the main parameters and some source characteristics. Ranges of uncertainty are obtained through this analysis.
- Published
- 1992
15. Zure depositie in Nederland: Scenarioresultaten voor 1994 en 2000
- Author
-
Schutter MAA, de Leeuw FAAM, Schutter MAA, and de Leeuw FAAM
- Abstract
RIVM rapport:By means of an atmospheric transport model estimates have been made of the total potential acid deposition in the Netherlands for the years 1980, 1985, 1994 and 2000. Spatial resolution of the calculation was 5 x 5 km2. Emission inventories appied for 1994 and 2000 are based on the emission reduction targets as formulated by the Dutch government in the Abatement Plan Acidification (Bestrijdingsplan Verzuring). For foreign emissions it is assumed that the maximal expected reductions will be realized. The calculations show that for the Netherlands on the average, deposition of total potential acid reduces from 6200 mol H+/ha/yr in 1980 to 3700 mol H+/ha/yr in 1994 and further to 2300 mol H+/ha/yr in 2000. If the assumptions with respect to emission reductions are correct, the deposition target which states that the acid deposition averaged over the Netherlands may not exceed 2400 mol H+/ha/yr, will be reached in the year 2000. Also the target for total nitrogen deposition (1600 mol N/ha/yr) and the interim deposition target formulated for the year 1994 (4000 mol H=/ha/yr) will be realized. Although the deposition decreases, in the year 2000 the deposition flux will exceed the critical value of 2400 mol H+/ha/yr in large parts of the Netherlands. The percentage of 5x5 km2 grid cells in which a potential acid deposition larger than 2400 mol H+/ha/yr has been calculated decreases from 98% in 1985 to 46% in 2000. The additional target value for total-N deposition (1600 mol N/ha/yr) is exceeded in 37% of the grid cells in 2000.
- Published
- 1991
16. Prognose van luchtkwaliteit ; signalering van wintersmogepisoden
- Author
-
van Rheineck Leyssius HJ, de Leeuw FAAM, van Rheineck Leyssius HJ, and de Leeuw FAAM
- Abstract
RIVM rapport:The EUROS model, a numerical grid model using simple linear chemistry, is applied routinely to predict winter smog episodes in the Netherlands. The required meteorological input consists of prognostic fields obtained from KNMI or ECMWF. The model calculated hourly concentration fields of SO2, SO4, NO2, NOx and NO3 for an area covering practically the whole of Europe. The effective prognosis period is +72 hours. From an operational-technical point of view, the model appears to function excellently ; it is only in exceptional cases that model results are not available before 9.00 am. It is not yet possible to provide a more detailed evaluation of the system ; on the one hand since the system has not yet been operational throughout a complete winter period, and on the other since there have been hardly any episodes with raised pollutant concentrations. Superficial analysis reveals that the model can lead to both over- and underestimates of concentration levels. Reasons for discrepancies between model predictions and measurement results were usually to be found in the (automatically generated) input parameters. Recommendations are made to improve the quality of the model's predictions.
- Published
- 1991
17. De berekening van atmosferisch transport van organische stoffen. Methoden en achtergronden
- Author
-
Noordijk H, de Leeuw FAAM, Noordijk H, and de Leeuw FAAM
- Abstract
RIVM rapport:Emission of pollutants, followed by their atmospheric transport and deposition, is one of the various routes which lead to exposure of man and the environment. Ambient concentration levels and deposition loads can be predicted by the use of atmospheric transport models. However, such models require knowledge of the physical and chemical properties of the emitted compounds. The aim of this study was to describe procedures which estimate these properties for organic compounds. The discussion of the procedures is structured according to the input requirements of the OPS model. This model, developed by RIVM, predicts the atmospheric behaviour of substances on the basis of a few compound- specific parameters. These parameters can be derived from the vapour pressure, the Henry coefficient and the reactivity of the substance. This report indicates the data bases and literature sources which present relevant information on organic compounds. Furthermore, for those cases where the necessary information is not available, calculation methods are indicated which may support the derivation of compound-specific parameters. The project cluster "Evaluation System for New Substances" (BNS) aims to develop systematic methods to support risk assessment of the production and use of new chemicals. The OPS model, combined with the procedures outlined in this report, may be one of the tools to assess the risks which are related to atmospheric transport of pollutants.
- Published
- 1991
18. Appendix to Report no. 710401005 - Basisdocument Chloorbenzenen
- Author
-
Slooff W, Bremmer HJ, Hesse JM, van den Berg R, Bloemen HJT, Eerens HC, Hrubec J, Janssens H, de Leeuw FAAM, van der Linden AMA, Loch JPG, Peijnenburg WJGM, Speijers GJA, Struijs J, Versteegh JFM, Taalman RDFM, Jumelet JC, van der Velde JMA, Verburgh JJ, Matthijsen AJCM, Slooff W, Bremmer HJ, Hesse JM, van den Berg R, Bloemen HJT, Eerens HC, Hrubec J, Janssens H, de Leeuw FAAM, van der Linden AMA, Loch JPG, Peijnenburg WJGM, Speijers GJA, Struijs J, Versteegh JFM, Taalman RDFM, Jumelet JC, van der Velde JMA, Verburgh JJ, and Matthijsen AJCM
- Abstract
RIVM rapport:This document contains data on chlorobenzenes with regard to sources and distribution, the risks based on a consideration of exposure levels and harmful concentrations and the technical possibilities to reduce these risks. Chlorobenzenes form a group of 12 compounds in total. They are unnatural ; often they are produced by humans by chlorating benzenes, but it is possible that they are formed by integration of substreams of waste water and/or by degradation of chlorinated hydrocarbons. In the Netherlands there are standards and guidelines for soil and groundwater and for surface water, water and soil.
- Published
- 1991
19. Basisdocument Chloorbenzenen
- Author
-
Slooff W, Bremmer HJ, Hesse JM, van den Berg R, Bloemen HJT, Eerens HC, Hrubec J, Janssens H, de Leeuw FAAM, van der Linden AMA, Loch JPG, Peijnenburg WJGM, Speijers GJA, Struijs J, Versteegh JFM, Taalman RDFM, Jumelet JC, van der Velde JMA, Verburgh JJ, Matthijsen AJCM, Slooff W, Bremmer HJ, Hesse JM, van den Berg R, Bloemen HJT, Eerens HC, Hrubec J, Janssens H, de Leeuw FAAM, van der Linden AMA, Loch JPG, Peijnenburg WJGM, Speijers GJA, Struijs J, Versteegh JFM, Taalman RDFM, Jumelet JC, van der Velde JMA, Verburgh JJ, and Matthijsen AJCM
- Abstract
RIVM rapport:This document contains data on chlorobenzenes with regard to sources and distribution, the risks based on a consideration of exposure levels and harmful concentrations and the technical possibilities to reduce these risks. Chlorobenzenes form a group of 12 compounds in total. They are unnatural ; often they are produced by humans by chlorating benzenes, but it is possible that they are formed by integration of substreams of waste water and/or by degradation of chlorinated hydrocarbons. In the Netherlands there are standards and guidelines for soil and groundwater and for surface water, water and soil.
- Published
- 1991
20. Integrated Criteria document Chlorophenols
- Author
-
Slooff W, Bremmer HJ, Janus JA, Matthijsen AJCM, van Beelen P, van den Berg R, Bloemen HJT, Canton JH, Eerens HC, Hrubec J, Janssens H, Jumelet JC, Knaap AGAC, de Leeuw FAAM, van der Linden AMA, Loch JPG, van Loveren H, Peijnenburg WJGM, Piersma AH, Struijs J, Taalman RDFM, Theelen RMC, van der Velde JMA, Verburgh JJ, Versteegh JFM, van der Woerd KF, Slooff W, Bremmer HJ, Janus JA, Matthijsen AJCM, van Beelen P, van den Berg R, Bloemen HJT, Canton JH, Eerens HC, Hrubec J, Janssens H, Jumelet JC, Knaap AGAC, de Leeuw FAAM, van der Linden AMA, Loch JPG, van Loveren H, Peijnenburg WJGM, Piersma AH, Struijs J, Taalman RDFM, Theelen RMC, van der Velde JMA, Verburgh JJ, Versteegh JFM, and van der Woerd KF
- Abstract
RIVM rapport:This report contains data on chlorophenols concerning its sources and distribution pattern (soil, water, air, biota), the risks based on a careful consideration of exposure levels and toxic concentrations, the technical possibilities of reducing these risks and the financial consequences for the industries concerned of any measures to be taken. Chlorophenols are mainly brought into the environment via man (directly or indirectly). There is no industrial production of chlorophenols in the Netherlands. The damaging effects of chlorophenols to the environment has generally decreased in the past years. This decrease is the direct result of a sharp reduction of the use of chlorophenols in the last decennium.
- Published
- 1991
21. Integrated Criteria Document chlorobenzenes : [with appendix]
- Author
-
Slooff W, Bremmer HJ, Hesse JM, Matthijsen AJCM, van den Berg R, Bloemen HJT, Eerens HC, Hrubec J, Janssens H, de Leeuw FAAM, van der Linden AMA, Loch JPG, Peijnenburg WJGM, Speijers GJA, Struijs J, Versteegh JFM, Jumelet JC, van der Velde JMA, Verburgh JJ, Slooff W, Bremmer HJ, Hesse JM, Matthijsen AJCM, van den Berg R, Bloemen HJT, Eerens HC, Hrubec J, Janssens H, de Leeuw FAAM, van der Linden AMA, Loch JPG, Peijnenburg WJGM, Speijers GJA, Struijs J, Versteegh JFM, Jumelet JC, van der Velde JMA, and Verburgh JJ
- Abstract
RIVM rapport:This document contains data on chlorobenzenes with regard to sources and distribution, the risks based on a consideration of exposure levels and harmful concentrations and the technical possibilities to reduce these risks. Chlorobenzenes form a group of 12 compounds in total. They are unnatural ; often they are produced by humans by chlorating benzenes, but it is possible that they are formed by integration of substreams of waste water and/or by degradation of chlorinated hydrocarbons. In the Netherlands there are standards and guidelines for soil and groundwater and for surface water, water and soil.
- Published
- 1991
22. Prognose van luchtkwaliteit: signalering van fotochemische smogepisoden
- Author
-
van Rheineck Leyssius HJ, de Leeuw FAAM, van Rheineck Leyssius HJ, and de Leeuw FAAM
- Abstract
RIVM rapport:A description of two procedures which are used at RIVM in forecasting photochemical smog episodes is presented. Both procedures lead to the estimation of daily average oxidant (O3 + NO2) concentrations. The procedure OXPRO provides prognoses for the concentrations of "today" and procedure ZOMEREPI for the concentrations of "today", "tomorrow" and "the day after tomorrow". The overall performance of both forecasting procedures is described for the summer of 1989 (May- October), as well as the performance of predicting exceedances of threshold values (exceedence of the pre-warnbing level, 63 ppb and of the warning level, 75 ppb daily average oxidant). Recommendations to improve both procedures are given. Changes in the procedures, necessary for the planned revision in the smog alarm system in The Nehterlands (from daily average oxidant concentrations to maximum hourly average O3 concentrations), are mentioned. The procedure versions which are operational in the summer of 1990 are described.
- Published
- 1990
23. Verkenning van mogelijkheden van gebiedsgericht ammoniakbeleid in de provincies Gelderland en Noord-Brabant
- Author
-
Schutter MAA, de Leeuw FAAM, Schutter MAA, and de Leeuw FAAM
- Abstract
RIVM rapport:The atmospheric input of potential acid, total nitrogen and NHx has been estimated for several selected receptor areas (gridcells of 5 x 5 km2) in the provinces Gelderland and Noord-Brabant. The deposition calculations are made for the years 1986, 1994 and 2000 using the expected development of emissions in The Netherlands and surrounding countries. For the situation in 1986 the deposition target of 4000 eq H+/ha/y, proposed for the year 1994, is exceeded in all receptor areas in both provinces. In 1994 in Gelderland in 64% of the receptors the target value is exceeded ; in Noord-Brabant the atmospheric acid input is strongly reduced (from an average value of 7050 eq H+/ha.y it drops to 5150 eq H+/ha.y) but the deposition target is still exceeded in all receptors. In the year 2000 in Gelderland in 92% of the receptors the target proposed for this year is exceeded, in Noord-Brabant in all receptors exceedance is expected. In a number of scenario calculations the effectivity of regio-oriented NH3 abatement policy has been investigated. In Noord-Brabant extremely high emissions reductions (more than 90% with respect tot the 1986 emissions) are needed to approach the deposition targets for potential acid and total nitrogen. For Gelderland it is concluded that the deposition targets for total-N and potential acid can be closely met in a limited number of receptor areas in the Gelderse Vallei and the Achterhoek. However, this requires that emissions are reduced to 10 and 20 kg NH3/ha.y in these specific receptor areas and the direct neighbouring areas, respectively.
- Published
- 1990
24. Integrated Criteria Document Chromium
- Author
-
Slooff W, Cleven RFMJ, Janus JA, van der Poel P, van Beelen P, Boumans LJM, Canton JH, Eerens HC, Krajnc EI, de Leeuw FAAM, Matthijsen AJCM, van de Meent D, van der Meulen A, Mohn GR, Wijland GC, de Bruijn PJ, van Keulen A, Verburgh JJ, van der Woerd KF, Slooff W, Cleven RFMJ, Janus JA, van der Poel P, van Beelen P, Boumans LJM, Canton JH, Eerens HC, Krajnc EI, de Leeuw FAAM, Matthijsen AJCM, van de Meent D, van der Meulen A, Mohn GR, Wijland GC, de Bruijn PJ, van Keulen A, Verburgh JJ, and van der Woerd KF
- Abstract
RIVM rapport:This report contains a systematic review and a critical evaluation of the most relevant data on the priority substance chromium for the purpose of environmental policy.
- Published
- 1990
25. The effect of aircraft emissions on atmospheric ozone in the northern hemisphere
- Author
-
Beck JP, Reeves CE, de Leeuw FAAM, Penkett SA, Beck JP, Reeves CE, de Leeuw FAAM, and Penkett SA
- Abstract
RIVM rapport:The effect of aircraft emissions on tropospheric ozone was studied using a 2-D zonal model, of longitude versus altitude. An emission inventory for the 1987 civil aircraft fleet was constructed based on fuel usage and civil aviation statistics. For the area covered by the model (30 - 60 degrees N) this resulted in emission rates of 2.0, 0.17, 0.43 and 2.5 Mtonnes/year of NO2, SO2, NMHCs and CO respectively. The addition of 1987 civil aircraft emissions to the modelled standard atmosphere caused increases in concentrations of O3 (12% ; 10ppbv), NOx (40%) ; 20 pptv) and OH (10%) between 8-12 km altitude. A doubling and tripling of the 1987 aircraft emissions corresponding to a present day inclusion of military aircraft emissions and a future scenario respectively caused the increase in 03 concentrations to double (19%) and almost triple (25%). Lightning a source of NOx in the natural atmosphere caused increases in concentrations of O3 (12% ; 10ppbv), NOx (40% ; 20 pptv) and OH (10%) between 8-12 km altitude. A doubling and tripling of the 1987 aircraft emissions and a future scenario respectively caused the increase in O3 concentrations to double (19%) and almost triple (25%). Lightning a source of NOx in the natural atmosphere was found to be an important parameter in this study. When this NOx source was omitted the change in O3 between 8-12 km altitude due to the 1987 civil aircraft was increased to 16%.
- Published
- 1990
26. Description of the RIVM/KNMI PUFF dispersion model
- Author
-
Verver GHL, de Leeuw FAAM, van Rheineck Leyssius HJ, Verver GHL, de Leeuw FAAM, and van Rheineck Leyssius HJ
- Abstract
RIVM rapport:In this report an atmospheric transport model (the RIVM/KNMI PUFF- model) is described. The model is intended for operational use at KNMI and RIVM in case of an accidental release of (toxic or radioactive) gases or particles into the atmosphere. In its operational version the model area will cover most of Europe. The main processes accounted for in the model are: relative diffusion by wind shear and turbulence, advection as a function of space and time, the diurnal cycle of boundary layer height and stability, dry and wet deposition and linear chemical transformation or radioactive decay. Input fields for the model are: horizontal wind (depending on the numerical weather prediction model every 3 or 6 hours on 2 or 3 levels), precipitation data (every 3 hours, optional) and the height of the mixed layer (every 3 hours, optional). The meteorological data used may be either analyses or prognostic fields. The use of prognoses offers the possibility to create a medium range (0-72h) air quality forecast. The source is defined by an effective emission height and a source strength as a function of time. The model calculates fields of concentrations near the surface and dry and wet depositions as a function of time.
- Published
- 1990
27. Basisdocument Chloorfenolen
- Author
-
Slooff W, Bremmer HJ, Janus JA, Matthijsen AJCM, van Beelen P, van den Berg R, Bloemen HJT, Canton JH, Eerens HC, Hrubec J, Janssens H, Jumelet JC, Knaap AGAC, de Leeuw FAAM, van der Linden AMA, Loch JPG, van Loveren H, Peijnenburg WJGM, Piersma AH, Struijs J, Taalman RDFM, Theelen RMC, van der Velde JMA, Verburgh JJ, Versteegh JFM, van der Woerd KF, Slooff W, Bremmer HJ, Janus JA, Matthijsen AJCM, van Beelen P, van den Berg R, Bloemen HJT, Canton JH, Eerens HC, Hrubec J, Janssens H, Jumelet JC, Knaap AGAC, de Leeuw FAAM, van der Linden AMA, Loch JPG, van Loveren H, Peijnenburg WJGM, Piersma AH, Struijs J, Taalman RDFM, Theelen RMC, van der Velde JMA, Verburgh JJ, Versteegh JFM, and van der Woerd KF
- Abstract
RIVM rapport:This report contains data on chlorophenols concerning its sources and distribution pattern (soil, water, air, biota), the risks based on a careful consideration of exposure levels and toxic concentrations, the technical possibilities of reducing these risks and the financial consequences for the industries concerned of any measures to be taken. Chlorophenols are mainly brought into the environment via man (directly or indirectly). There is no industrial production of chlorophenols in the Netherlands. The damaging effects of chlorophenols to the environment has generally decreased in the past years. This decrease is the direct result of a sharp reduction of the use of chlorophenols in the last decennium.
- Published
- 1990
28. Appendix to Integrated Criteria Document Chromium
- Author
-
Slooff W, Cleven RFMJ, Janus JA, van der Poel P, van Beelen P, Boumans LJM, Canton JH, Eerens HC, Krajnc EI, de Leeuw FAAM, Matthijsen AJCM, van de Meent D, van der Meulen A, Mohn GR, Wijland GC, de Bruijn PJ, van Keulen A, Verburgh JJ, van der Woerd KF, Slooff W, Cleven RFMJ, Janus JA, van der Poel P, van Beelen P, Boumans LJM, Canton JH, Eerens HC, Krajnc EI, de Leeuw FAAM, Matthijsen AJCM, van de Meent D, van der Meulen A, Mohn GR, Wijland GC, de Bruijn PJ, van Keulen A, Verburgh JJ, and van der Woerd KF
- Abstract
RIVM rapport:This report contains a systematic review and a critical evaluation of the most relevant data on the priority substance chromium for the purpose of environmental policy.
- Published
- 1990
29. Schatting van de lange- en korte-termijn bijdragen van elektriciteitscentrales aan de SO2-concentraties en depositie
- Author
-
de Leeuw FAAM, Kesseboom H, van Jaarsveld JA, van Egmond ND, de Leeuw FAAM, Kesseboom H, van Jaarsveld JA, and van Egmond ND
- Abstract
RIVM rapport:M.b.v. operationele RIVM-luchtverontreinigingsmodellen zijn de lange- en korte-termijn bijdragen van de elektriciteitscentrales te Offleben en Buschhaus (omgeving Helmstedt) aan de SO2-concentratie en depositie op een afstand van 150 km berekend. De berekeningen zijn uitgevoerd voor een vijftal scenario's. Bij de berekening van de korte-termijn bijdragen is gebruik gemaakt van de actuele meteorologie van een typische transportepisode (15 januari 1982). Bij alle berekeningen is gebruik gemaakt van Nederlandse klimatologie. Niettemin is te verwachten dat de resultaten indicatief zijn voor de werkelijke bijdragen van de elektriciteitscentrales in het noordelijke gedeelte van Duitsland.
- Published
- 1984
30. Europees verspreidingsmodel ter bepaling van concentraties en deposities van verzurende componenten
- Author
-
de Leeuw FAAM, Kesseboom H, van Rheineick-Leyssius HJ, Scheele, M.P.*, de Leeuw FAAM, Kesseboom H, van Rheineick-Leyssius HJ, Scheele, and M.P.*
- Abstract
RIVM rapport:M.b.v. een grootschalig atmosferisch transportmodel kunnen concentraties en deposities van SO2, NOx en hung volgprodukten geschat worden voor een gebied dat zich uitstrekt vanaf Ierland t/m Polen en van midden Frankrijk tot aan Zuid Noorwegen. Het model kenmerkt zich door een eenvoudige meteorologische beschrijving deels op basis van extrapolatie vanuit Nederland. Ondanks het relatief eenvoudige modelconcept wordt een redelijke overeenstemming in ruimte en tijd gevonden tussen berekende en gemeten SO2 en SO4 concentraties. Doordat NOx-concentratiemetingen niet beschikbaar zijn op Europese schaal is validatie van het Nox-model niet goed mogelijk. Voor wat betreft Nederland wordt voor NOx een goede, voor NO2 een verminderde overeenstemming tussen model en meting gevonden. Discrepanties zijn grotendeels terug te voeren op de (te) eenvoudige meteorologische en chemische beschrijivng. Verfijningen hiervan zullen echter ten koste gaan van het sterk operationele karakter van het model.
- Published
- 1986
31. Schatting van de effecten van een reductie in NOx-emissies op oxidantniveaus
- Author
-
de Leeuw FAAM and de Leeuw FAAM
- Abstract
RIVM rapport:Uit berekeningen m.b.v. computersimulatiemodellen volgt dat de oxidantproduktiesnelheid tijdens fotochemische episoden afhankelijk is van de NOx- en van de koolwaterstofconcentraties. Zowel lage als hoge NOx-concentraties hebben een remmende invloed op de oxidantproduktiesnelheid. Dit heeft tot gevolg dat er een optimale concentratie NOmx bestaat waarbij de oxidantproduktiesnelheid maximaal is. Op basis van meetresultaten van het Nationaal Meetnet voor Luchtverontreiniging wordt voor die Nederlandse situatie de optimale NOmx-concentratie geschat op circa 20 ppb. In het algemeen wordt het NOmx-niveau tijdens fotochemische episoden niet overschreden zodat een reductie in NOx-emissies zal leiden tot een verminderde oxidantproduktie.
- Published
- 1984
32. Modelmatige berekening van fotolyse snelheden relevant voor troposferische chemie
- Author
-
de Leeuw FAAM and de Leeuw FAAM
- Abstract
RIVM rapport:In dit rapport wordt een model beschreven waarmee de fotolyse snelheden die een rol spelen in de troposferische chemie berekend kunnen worden. In het model wordt rekening gehouden met absorptie van zonlicht door ozon en aerosol, met verstrooiing door luchtmoleculen en aerosol en met reflectie aan het aardoppervlak. Op sterk vereenvoudigde wijze is getracht de invloed van bewolking op de stralingsintensiteit en de fotolysesnelheden te schatten. De berekende fotolysesnelheden van NO2 en O3 zijn in goede overeenstemming met metingen en met eerdere in de literatuur gepresenteerde berekeningen. Berekeningen uitgevoerd voor een gedeeltelijk bewolkte hemel wijzen op een niet-lineair verband tussen de afname in NO2-fotolysesnelheid en de bedekkingsgraad: bij een grotere bedekking neemt de NO2 fotolysesnelheid meer dan proportioneel af. Voor een volledig bedekte hemel moet geconcludeerd worden dat bewolking de globale straling in sterkere mate reduceert dan de voor fotochemische reacties relevante UV-straling.
- Published
- 1988
33. Gezondheidsrisico van stadsbewoners door blootstelling aan luchtverontreiniging tijdens zomersmogepisoden en het effect van verkeersbeperkende maatregelen
- Author
-
Rombout PJA, Eerens HC, de Leeuw FAAM, Rombout PJA, Eerens HC, and de Leeuw FAAM
- Abstract
RIVM rapport:Ozone is considered to be the most important compound for the development of health effects caused by exposure of the population in urban areas to summer-smog. Exposure to O3 containing outside air during a worst-case episode may cause respiratory and non-respiratory symptoms and lung function decrements, together with a pulmonary inflammatory reaction, an increased airway reactivity and an altered lung clearance. Large variations of the O3 dose within the population and of the individual sensitivity exist, resulting in large differences in the degree of response and in the number of responders. Results from inhalation studies with animals indicate the need to prevent repeated exposures of the population to effect levels of O3. Based on present knowledge it is assumed that repeated exposure to 8 hour mean O3 concentrations of 100-120 mug/m3 will not cause adverse health effects. In case of a total ban on traffic in the larger cities and an unchanged activity pattern of the population a decrease of health risk of maximally 15-20% is to be expected. To prevent unwanted effects on health risk, it could be considered to attend traffic limiting measures by advice to the public to minimize their inhaled O3 dose by restricting their physical activity outdoors, especially between 12.00 and 20.00 hours.
- Published
- 1989
34. Een een-dimensionaal diffusiemodel: modelconcept en enkele toepassingen
- Author
-
de Leeuw FAAM and de Leeuw FAAM
- Abstract
RIVM rapport:Een model waarmee de verticale diffusieprocessen in de onderste honderden meters van de atmosfeer op gedetailleerde wijze beschreven worden, wordt gepresenteerd. Enkele toepassingen worden gegeven: - verspreiding en depositie van ammoniak op korte afstand tot de bron. - berekeningen van concentratieprofielen van reactieve componenten. - toetsing van de sterk vereenvoudigde beschrijving van verticale uitwisseling in grootschalige atmosferische transportmodellen.
- Published
- 1987
35. Werkdocument verpreidingsmodellen
- Author
-
LLO, van Dop H, de Leeuw FAAM, Kesseboom, LLO, van Dop H, de Leeuw FAAM, and Kesseboom
- Published
- 1985
36. Modelmatige berekening van groeiseizoengemiddelde ozonconcentraties. Modelbeschrijving en voorlopige resultaten
- Author
-
de Leeuw FAAM, van Rheineck Leyssius HJ, Builtjes PJH, de Leeuw FAAM, van Rheineck Leyssius HJ, and Builtjes PJH
- Abstract
RIVM rapport:Groeiseizoengemiddelde ozonconcentraties op grondniveau in Nederland zijn berekend met behulp van een lange-afstand transportmodel. In de referentie-berekening zijn de gemodelleerde concentraties van Ox (som van No-2 en O-3) en O-3 in redelijke overeenstemming met de metingen. In een aantal gevoeligheidsberekeningen is de invloed van Europese antropogene emissies van stikstofoxiden (NOx) en vluchtige organische stoffen (VOS) onderzocht. De berekeningen wijzen erop dat de invloed van Europese emissies op de groeiseizoen overdaggemiddelde ozonconcentraties (mei t/m september, 10-17 uur) klein is. Voor reducties van enkele tientallen procenten blijkt een VOS-emissiereductie tot een sterkere verlaging van de ozonconcentraties te leiden dan een NOx-emissiereductie. Bij een sterke verlaging van emissies (ca. 70%) zijn VOS en NOx even effectief. De groeiseizoen overdaggemiddelde ozonconcentraties zullen in Nederland toenemen indien de NOx-emissie gereduceerd wordt (2.0 tot 7.7% toename bij een NOx-emissiereductie van 50%). Pas bij een 70% NOx-emissiereductie is in een omgeving met een relatief geringe NOx-emissiedichtheid een verlaging in ozonniveau te verwachten. Een vermindering van VOS-emissies leidt in alle gevallen tot een verlaging van ozonconcentraties (bij een VOS-emissiereductie van 40% neemt het ozonniveau af met 9%, bij 70% emissiereductie wordt een afname van 16% berekend). Bij een gelijktijdige vermindering van zowel VOS- als NOx-emissies met 30 tot 50% is een geringe afname in ozonconcentraties te verwachten.
- Published
- 1988
37. Depositie van de voor verzuring in Nederland belangrijkste componenten in de jaren 1980 t/m 1986
- Author
-
Erisman JW, de Leeuw FAAM, van Aalst RM, Erisman JW, de Leeuw FAAM, and van Aalst RM
- Abstract
RIVM rapport:In dit rapport worden de waarden gepresenteerd van de droge en natte depositie van de zure en verzurend werkende componenten in Nederland. De belangrijkste stoffen die bijdragen aan de verzuring zijn zwaveldioxiden, stikstofdioxiden en ammoniak en uit deze stoffen gevormde volgprodukten. De deposities zijn bepaald aan de hand van metingen van concentraties in de buitenlucht en in neerslag. Alleen de droge depositie van ammoniak en ammonium is bepaald met behulp van modelberekeningen met een atmosferisch transportmodel. Uit modelberekeningen zijn bijdrage- en herkomstschattingen afgeleid, tevens is een schatting gemaakt van import en export van zure en verzurende verontreiniging in Nederland. Plaatselijk en met name boven bos- en heideranden kan de depositie van bepaalde componenten aanzienlijk hoger zijn dan het landelijk gemiddelde, een schatting wordt gegeven van de hoeveelheid extra depositie op bos- en heideranden.
- Published
- 1987
38. STAD: a Simple Town Air Dispersion model for simulation of photochemical air pollution in urban areas
- Author
-
de Leeuw FAAM and de Leeuw FAAM
- Abstract
RIVM rapport:In een eenvoudig verspreidingsmodel wordt, uitgaande van de emissie van stikstofoxiden (NO-x) en vluchtige organische stoffen (VOS) de fotochemische vorming van ozon en andere secundaire verontreinigingen in een stedelijke omgeving gesimuleerd. De berekeningen zijn uitgevoerd voor een "gemiddelde" stad van circa 300.000 inwoners op een bebouwd oppervlak van 10x10 km2. In een scenariostudie is nagegaan wat het effect op de luchtkwaliteit zal zijn indien tijdens fotochemische episoden het verkeer in de stad volledig stilgelegd wordt. De berekeningen geven geen eenduidig beeld met betrekking tot ozonconcentraties. Bij het stilleggen van het verkeer zullen de ozonconcentraties in de vroege ochtend en 's avonds toenemen ; overdag wordt bij lage windsnelheden een afname, bij hoge windsnelheden een toename berekend in de maximale 1-uurs en 8-uurs gemiddelde ozonniveaus. Voor de andere componenten, zoals NO-2, salpeterzuur, PAN, aldehyden en zuur aerosol, wordt in alle modelsimulaties een verlaging in concentraties berekend indien het verkeer stilgelegd wordt. De afname varieert van circa 10% voor de secundaire verontreinigingen (salpeterzuur, PAN) tot 40-60% voor de deels primair geemitteerde verontreinigingen (aldehyden).
- Published
- 1989
39. Een Lagrangiaans lange-afstand transportmodel met niet-lineaire atmosferische chemie: MPA-model
- Author
-
de Leeuw FAAM, van Rheineck Leyssius HJ, van den Hout KD, Diederen HSMA, Berens M, Asman WAH, de Leeuw FAAM, van Rheineck Leyssius HJ, van den Hout KD, Diederen HSMA, Berens M, and Asman WAH
- Abstract
RIVM rapport:In het kader van het Meetplan Aerosolen is door TNO en RIVM in samenwerking met KNMI en IMOU een tweelaags, receptor georienteerd, trajectorie model ontwikkeld. Het model beschrijft transport, omzetting en verwijdering van luchtverontreinigende componenten gedurende 72 uur. De omzetting wordt beschreven met een gedetailleerd niet-lineair chemisch mechanisme, waardoor een schatting gegeven kan worden van de niveaus van secundaire luchtverontreiniging (aerosolen, ozon).
- Published
- 1987
40. Numerical solution of ordinary differential equations arising from chemical kinetics
- Author
-
de Leeuw FAAM and de Leeuw FAAM
- Abstract
RIVM rapport:Twee numerieke methoden voor het oplossen van een stijf stelsel van differentiaal vergelijkingen dat de kinetiek van chemische reacties beschrijft, worden vergeleken. De eerste methode is gebaseerd op het werk van Gear (Comm ACM, 14, 185-190, 1971). De tweede methode, QSSA, wordt in dit rapport beschreven. Voor korte simulatietijden, tot enkele uren vereist de QSSA-methode aanzienlijk minder rekentijd zonder dat dit ten koste gaat van de nauwkeurigheid van de berekeningen. Aanbevolen wordt om deze methode toe te passen in atmosferische transportmodellen. Echter, indien de aandacht volledig ligt op de evaluatie van chemische mechanismen en fysische processen zoals depositie, emissie en transport niet worden meegenomen, dan is de nauwkeuriger Gear-methode aan te raden. Dit geldt des te meer wanneer simulaties uitgevoerd worden voor een periode van een of meer dagcycli.
- Published
- 1988
41. UV straling in Nederland: indicatie van de invloed van een verandering in ozonkolom
- Author
-
de Leeuw FAAM, Slaper H, de Leeuw FAAM, and Slaper H
- Abstract
RIVM rapport:Een modela voor stralingsoverdracht in de atmosfeer is toegepast om een indicatie te krijgen van de toekomstige ontwikkelingen van UV-straling op grondniveau als gevolg van veranderingen in ozonkolom. Bij vergelijking van het hier gebruikte model met (schaarse) metingen en met ander theoretisch werk, wordt een redelijke overeenstemming gevonden. Metingen in Nederland en Zweden worden door het model enigszins onderschat. Bij vergelijking met ander theoretisch werk is echter geen sprake van een systematische onderschatting. Een afname in ozonkolomdichtheid leidt tot een toename in UV-intensiteit die des te sterker is voor kortere golflengten. De toename in effectieve dosis is afhankelijk van het veronderstalde actiespectrum. Mondiale 2-dimensionale modellen voorspellen dat bij een ongewijzigd beleid t.a.v. de emissies van chloorfluorkoolwaterstoffen de ozonkolom met circa 10% is afgenomen omstreeks het jaar 2035. Voor deze situatie wordt de toename in effectieve dosis geschat op 11-19% (0.2-0.4% toename per jaar). De trend in UV-belasting die het gevolg is van verandering in ozonkolomdichtheid kan zowel versterkt als verzwakt worden door simultaan optredende veranderingen in meteorologische parameters (bijvoorbeeld bewolking) en/of concentraties aan aerosol en andere sporegassen.
- Published
- 1989
42. Luchtverontreinigingsepisode 16-21 januari 1985: meetresultaten, modelberekeningen en informatieverschaffing
- Author
-
de Leeuw FAAM, van Egmond ND, de Leeuw FAAM, and van Egmond ND
- Abstract
RIVM rapport:Van 16-21 januari 1985 heeft zich in noordelijk Europa, en daarmee ook in Nederland, bij extreme winterse omstandigheden een periode van hoge luchtverontreinigingsconcentraties voorgedaan. Op 20 januari werd het SO2-emergency-niveau van 830 ug/m3 incidenteel overschreden. Een geringe droge depositie van SO2 als gevolg van de aanwezigheid van een sneeuwdek leidde tot transport over grote afstanden. In combinatie met een gering mengvolume, als gevolg van een sterke inversie op 400-800 m gaf dit aanleiding tot hoge concentraties. In dit rapport wordt een overzicht gegeven van de informatievoorziening zoals die door RIVM is verzorgd. Daarnaast wordt een beschrijving van de episode gegeven op basis van zowel de verkregen meetresultaten als de modelberekeningen.
- Published
- 1985
43. Numerieke verspreidingsmodellen voor de interpretatie van meetresultaten van het Nationaal Meetnet voor Luchtverontreiniging; ontwikkeling 1982-1985
- Author
-
de Leeuw FAAM, Kesseboom H, van Egmond ND, de Leeuw FAAM, Kesseboom H, and van Egmond ND
- Abstract
RIVM rapport:Ter ondersteuning van de interpretatie van de meetresultaten van het Nationaal Meetnet voor Luchtverontreiniging zijn een aantal modellen voor verspreiding en transport over middelgrote afstanden verder ontwikkeld. Met behulp van deze modellen kan het transport en de omzetting van SO2 en NOx over de 400 x 400 km2 omgeving van Nederland gesimuleerd worden. Als resultaat geven de modellen de concentratie- en depositievelden van de primaire componenten SO2 en NO en van de secundaire componenten NO2, sulfaat en nitraat. Met behulp van de modellen kunnen bijdrage-schattingen van landen, broncategorieen, of zelfs een enkele puntbron aan de concentratie en droge/natte depositie bepaald worden.
- Published
- 1985
44. Basisdocument Chroom
- Author
-
Slooff W, Cleven RFMJ, Janus JA, van der Poel P, van Beelen P, Boumans LJM, Canton JH, Eerens HC, Krajnc EI, de Leeuw FAAM, Matthijsen AJCM, van de Meent D, van der Meulen A, Mohn GR, Wijland GC, de Bruijn PJ, van Keulen A, Verburgh JJ, van der Woerd KF, Slooff W, Cleven RFMJ, Janus JA, van der Poel P, van Beelen P, Boumans LJM, Canton JH, Eerens HC, Krajnc EI, de Leeuw FAAM, Matthijsen AJCM, van de Meent D, van der Meulen A, Mohn GR, Wijland GC, de Bruijn PJ, van Keulen A, Verburgh JJ, and van der Woerd KF
- Abstract
RIVM rapport:Dit rapport bevat een systematisch overzicht en een kritische evaluatie van de belangrijkste gegevens over de prioritaire stof chroom ten behoeve van het effectgericht milieubeleid.
- Published
- 1989
45. Meetplan aerosolen: interpretatie episode metingen
- Author
-
de Leeuw FAAM, Kesseboom H, van Reineck Leyssius HJ, de Leeuw FAAM, Kesseboom H, and van Reineck Leyssius HJ
- Abstract
RIVM rapport:In de periode september 1982 - februari 1984 zijn in het kader van het Meetplan Aerosolen tijdens een vijftal perioden met verhoogde luchtverontreiniging door diverse instituten (ECN, IHE, IMOU, RIVM en TNO)aerosol-meetcampagnes uitgevoerd. In dit rapport wordt getracht de episodemetingen te interpreteren in termen van atmosferisch transport, omzettings- en verwijderingsmechanismen. Tijdens de episoden is de bijdrage tot de SO-2 en SO-4-concentraties gering (resp. ca. 10% en 5%). De Oost-Europese bijdrage tot de sulfaatniveaus is groot (50%), de SO-2-bijdrage wordt geschat op ca. 10%. De Nederlandse NO-x-bijdrage wordt geschat op 45% tijdens zomerepisoden en 15% tijdens winterepisoden. Zowel door de kortere atmosferische verblijftijd van NO-x als door de relatief geringere NO-x-emissies is de Oost-Europese bijdrage tot NO-x en nitraatniveaus geringer dan de overeenkomstige SO-2 en sulfaatbijdragen.
- Published
- 1987
46. Aerosolepisode september 1982, een fenomenologische beschrijving
- Author
-
van der Meulen A, de Leeuw FAAM, van der Meulen A, and de Leeuw FAAM
- Abstract
RIVM rapport:De aerosolepisode werd gedomineerd door een persistent hogedrukgebied boven Oost-Europa. De concentratieniveau's van de diverse gas- en deeltjesvormige luchtverontreinigingscomponenten lagen in het 95-98 percentiel bereik voor een zomerperiode. Verdeeld naar de fijne en grove deeltjesfunctie vond er vooral verrijking plaats in de fijne fractie, zowel voor totaal stof, als het sulfaat- en nitraatgehalte. De verrijking van de fijne fractie houdt een extra zichtvermindering in t.o.v. een evenredige afname met de deeltjes aantallen concentratie.
- Published
- 1984
47. Berekening van de zure depositie op Nederland op basis van overdrachtsmatrices
- Author
-
Olsthoorn TN, de Leeuw FAAM, Olsthoorn TN, and de Leeuw FAAM
- Abstract
RIVM rapport:Dit rapport beschrijft een stationair spreadsheet-model ter berekening en uiteenrafeling naar herkomst van de jaargemiddelde depositie van verzurende stoffen in Nederland als gevolg van sectorale emissies van NH3, NOx en SO2 in Nederland en de rest van Europa. De berekening vindt plaats met behulp van overdrachtsmatrices die door het Laboratorium voor Luchtonderzoek van het RIVM zijn ontwikkeld in het kader van het Additioneel Programma Verzuring, dat onder auspicien van de Stuurgroep Verzuring wordt uitgevoerd. De matrices, die overigens in 1989 zullen worden herzien, gelden voor een meteorologisch gemiddeld jaar en beschrijven, gevoed met de emissies in een actueel jaar, de totale depositie van de verzurende stoffen NHx, NOx, en SOx, uitgedrukt in equivalenten potentieel zuur per ha en per jaar. Deze wijze van modellering kent een flink aantal inhoudelijke beperkingen waarvan men zich bewust moet blijven. De flexibiliteit van een dergelijke modellering biedt echter mogelijkheden om gevolgen van maatregelen snel in te schatten, zoals tijdens een symposium in februari 1988 ter plekke is bewezen.
- Published
- 1988
48. Ozone and other photochemical oxidants. Exposure and Health Effects; Measurements and Monitoring Strategy
- Author
-
Rombout PJA, Marra M, Veninga TS, de Leeuw FAAM, Goldstein BD, Scibiensky CA, Rombout PJA, Marra M, Veninga TS, de Leeuw FAAM, Goldstein BD, and Scibiensky CA
- Abstract
RIVM rapport:Ozon is een sterk oxiderende agent. Bewijs voor vrije radicalen- of lipideperoxide-gemedieerde toxiciteit is aangetoond en deze mechanismen zijn suggestief voor potentiele chronische toxiciteit. Resultaten van epidemiologisch onderzoek veronderstellen respiratoire symptomen, aspecifieke symptomen en afname van de pulmonaire functie bij blootstellingsconcentraties van 160-200 u g 03/m3 gedurende enige uren. Menselijke blootstelling aan 240 u g 03/m3 gedurende 2,5 uur induceert respiratoire symptomen en ademhalingsmoeilijkheden. Op basis van recente blootstelling en de geobserveerde blootstelling-effect relaties, is ozon beoordeeld als een potentiele bedreiging voor de bevolking van West-Europa, vooral omdat er nauwelijks een veiligheidsfactor aanwezig is.
- Published
- 1986
49. Atmosferisch transportmodel voor de berekening van seizoensgemiddelde oxidant concentraties
- Author
-
van den Berg RC, de Leeuw FAAM, van den Berg RC, and de Leeuw FAAM
- Abstract
RIVM rapport:Op basis van het bestaande episodische MPA-model is een modelversie ontwikkeld voor de berekening van seizoensgemiddelde concentraties aan primaire en secundaire luchtverontreinigende componenten. Hoewel het model op een aantal punten nog verbeterd moet worden, geven voorlopige scenario berekeningen voor seizoensgemiddelde concentraties een analoog beeld als gevonden voor concentraties tijdens episoden. De meest effectieve maatregel om tot een verlaging van seizoensgemiddelde oxidantconcentraties te komen is een reductie van koolwaterstofemissies. Een reductie van NOx-emissies met 30% heeft nauwelijks invloed op de seizoensconcentraties aan oxidant.
- Published
- 1986
50. Zuur aerosol in de buitenlucht. Directe schade voor de volksgezondheid?
- Author
-
Balfoort HW, de Leeuw FAAM, Balfoort HW, and de Leeuw FAAM
- Abstract
RIVM rapport:Epidemiologische studies in Canada en de Verenigde Staten laten een correlatie zien tussen (zuur) aerosol concentraties en respiratoire ziekten of sterfte. Resultaten van dierexperimentele en humane blootstelling studies geven aan dat een herhaalde blootstelling aan zwavelzuur aerosol psysiologische en morfologische veranderingen in de long. Geschatte maximale concentraties van minder dan 100 ug/m3 kan resulteren in permanente zwavelzuur aerosol concentraties in Nederland varieren van 20-50 ug/m3.
- Published
- 1986
Catalog
Discovery Service for Jio Institute Digital Library
For full access to our library's resources, please sign in.