48 results on '"de Boer PT"'
Search Results
2. Visiedocument gebruik van biobeschikbaarheid in bodembeoordeling : Mogelijkheden voor metalen in bodem en waterbodem
- Author
-
Lijzen JPA, Verschoor AJ, Mesman M, de Boer PT, Osté L, Römkens P, DDB, and M&V
- Subjects
quality assessment ,Total content ,ecotoxicologische risico's ,totaalgehaalte ,effecten ,soil ,bodem ,potential available concentration ,potentieel beschikbare concentratie ,sediment ,beleid ,effects ,biobeschikbaarheid ,kwaliteitsbeoordeling ,bioavailability ,RIVM rapport 2015-0215 ,policy - Abstract
Om te bepalen of de kwaliteit van een bodem geschikt is voor (her)gebruik, wordt een risicobeoordeling uitgevoerd. Daarmee wordt onder meer beoordeeld of de aanwezige metalen een risico vormen voor mens, plant en dier. Momenteel wordt hiervoor de totale concentratie van de aanwezige metalen gemeten. Bekend is echter dat niet al het aanwezige metaal schadelijke effecten veroorzaakt. Door de hoeveelheid metalen te bepalen die effecten kan veroorzaken, wordt de risicobeoordeling van metalen in land- en waterbodem verbeterd. Aanbevolen wordt een meetmethode met verdund salpeterzuur toe te passen waarmee dit kan. Het RIVM heeft een visiedocument opgesteld, waarin staat waar, hoe en waarom dit in het bodem- en waterbodembeleid mogelijk is. Het heeft de voorkeur de nieuwe werkwijze in de eerste stap van de risicobeoordeling voor land- en waterbodem te gebruiken. Met de voorgestelde methode wordt nauwkeuriger het deel van de metalen bepaald dat verantwoordelijk is voor effecten op organismen. Voor kwik in beide bodemsoorten blijkt deze methode vooralsnog niet geschikt. Geadviseerd wordt om uit te werken welke concentraties voor land- en waterbodem toelaatbaar zijn. Ook wordt aangeraden de consequenties van de voorgestelde methode in de eerste stap van de risicobeoordeling voor de uitvoering van het bodembeleid in de praktijk in beeld te brengen. De nieuwe werkwijze kan wel direct worden gebruikt als aanvullende risicobeoordeling (tweede stap) van land- en waterbodem en binnen het beleid voor de diepe plassen van de aankomende Omgevingswet.
- Published
- 2020
3. Kosteneffectiviteit van een screeningsprogramma naar chronische Q-koorts
- Author
-
de Boer PT, Broek I van den, Wielders CCH, Schneeberger PM, van der Hoek W, RES, and EPI
- Subjects
screening programme ,Q-koorts ,Coxiella burnetii ,screening ,kosteneffectiviteit ,bevolkingsonderzoek ,RIVM rapport 2017-0127 ,Cost-effectiveness ,Q-fever - Abstract
In Nederland was tussen 2007 en 2010 een grote epidemie van Q- koorts. Bij ongeveer twee op de 100 patiënten die Q-koorts hebben doorgemaakt blijft de bacterie in het lichaam aanwezig. Dit kan na maanden of jaren een ernstige ziekte veroorzaken, namelijk chronische Q-koorts. Chronische Q-koorts komt vooral voor bij mensen met specifieke hart- en vaataandoeningen of met een verzwakt immuunsysteem. Als het op tijd wordt opgemerkt, kunnen deze personen worden behandeld met een antibioticakuur die ten minste anderhalf jaar moet duren. Diverse maatschappelijke groepen hebben gevraagd om een bevolkingsonderzoek op te zetten zodat mensen op tijd kunnen worden opgespoord en behandeld vóórdat ze chronisch ziek worden. Het RIVM heeft onderzocht of een dergelijk bevolkingsonderzoek kosteneffectief is. Dat is het geval voor de genoemde risicogroepen (mensen met een specifieke hart- of vaataandoening of een verzwakt immuunsysteem) die in een gebied wonen waar tijdens de epidemie Q-koorts voorkwam. Het screenen van ouderen of volwassenen zonder risicofactor voor chronische Q-koorts is niet kosteneffectief. In dit onderzoek is gekeken wat het kost en oplevert om chronische Q- koorts op te sporen bij verschillende groepen mensen. Bij dit soort analyses wordt gerekend met de eenheid 'levensjaar in goede gezondheid', meestal aangeduid met de Engelse afkorting 'QALY' (Quality-Adjusted Life Year). Met deze maat kan het effect van verschillende behandelingen of preventieve ingrepen met elkaar worden vergeleken. In de berekeningen wordt gekeken naar kosten (zoals die voor het onderzoek zelf en voor behandeling) en baten (zoals gezondheidswinst, minder mensen met ernstige complicaties en benodigde behandelingen). Het eindresultaat is het aantal euro's dat het kost om één QALY te winnen. Dit wordt vervolgens afgewogen tegen een bedrag tot aan waar het programma als kosteneffectief wordt gezien. Een screening om patiënten vroegtijdig op te sporen, kan ook nadelen hebben. Zo kan onterecht de diagnose chronische Q-koorts worden gesteld. Ook kan het soms onduidelijk zijn of het zinvol is om een behandeling te starten of niet. Verder kan het, behalve veel onrust, voor lichamelijke schadelijke effecten zorgen, zoals bijwerkingen van langdurig gebruik van antibiotica.
- Published
- 2020
4. Influenza vaccination in the Netherlands : Background information for the Health Council of the Netherlands
- Author
-
Schurink-van 't Klooster, TM, van Gageldonk-Lafeber, AB, Wallinga, J, Meijer, A, van Boven, M, Sanders, EAM, van Vliet, JA, de Melker, HE, van der Hoek, W, Backer, JA, de Boer, PT, Carpay, M, Dijkstra, F, Kemmeren, JM, Kok, S, de Lange, M, Luytjes, W, van der Maas, NAT, Mollema, L, Rots, N, Schreuder, I, Vollaard, A, and de Vos-Klootwijk, L
- Subjects
vaccineffectiviteit ,safety ,vaccinatie ,flu ,vaccine effectiveness ,kosteneffectiviteit ,veiligheid ,vaccine efficacy ,vaccination ,griep ,disease burden ,ziektelast ,influenza ,cost-effectiveness ,acceptatie ,acceptance - Abstract
Van alle infectieziekten veroorzaakt griep de meeste ziekenhuisopnames en sterfgevallen. De belangrijkste manier om dit te voorkomen, is door mensen tegen dit virus te vaccineren. Ook zorgt vaccinatie ervoor dat infecties milder verlopen. De Gezondheidsraad bereidt momenteel een nieuw advies voor over de doelgroepen van de vaccinatie en de veiligheid en effectiviteit van nieuwe vaccins. Hierbij wordt ook gekeken of griepvaccinatie voor zwangere vrouwen en kinderen een goed idee is. Als ondersteuning van dit advies geeft het RIVM een overzicht van beschikbare wetenschappelijke informatie over griepvaccinatie. Onderwerpen zijn onder andere de effectiviteit, acceptatie, impact, veiligheid en kosteneffectiviteit ervan. Op dit moment wordt in Nederland twee groepen mensen geadviseerd zich tegen de griep te laten vaccineren: alle mensen van 60 jaar en ouder, en mensen die (chronische) aandoeningen hebben en daardoor een hoger risico om complicaties te krijgen of te overlijden door de griep. Vaccinatie tijdens de zwangerschap kan zowel de moeder beschermen als het kind tot zes maanden na de geboorte. Bij kinderen kan de vaccinatie een dubbel effect hebben: zij zijn zelf beschermd tegen de griep en de vaccinatie kan de kans verkleinen dat mensen in hun omgeving de griep krijgen. Er bestaan veel verschillende vaccins tegen de griep. De vaccins die nu in Nederland worden gebruikt, beschermen matig. Ze voorkomen een derde tot de helft van de infecties. Ook geldt: hoe ouder mensen zijn op het moment dat ze zich laten vaccineren, hoe minder het vaccin hen beschermt. Recente onderzoeken laten zien dat nieuwe vaccins oudere proefpersonen beter beschermen. Deze vaccins worden nog niet gebruikt in Nederland. Vanaf 2019-2020 zal een vaccin tegen vier typen griepvirus worden gebruikt in plaats van het huidige vaccin tegen drie typen.
- Published
- 2019
5. Health Economics of Vaccines: Challenges posed by Regional Differences
- Author
-
Postma, MJ, primary, de Boer, PT, additional, and Dolk, FCK, additional
- Published
- 2018
- Full Text
- View/download PDF
6. Visiedocument gebruik van biobeschikbaarheid in bodembeoordeling : Mogelijkheden voor metalen in bodem en waterbodem
- Author
-
DDB, M&V, Lijzen JPA, Verschoor AJ, Mesman M, de Boer PT, Osté L, Römkens P, DDB, M&V, Lijzen JPA, Verschoor AJ, Mesman M, de Boer PT, Osté L, and Römkens P
- Abstract
RIVM rapport:Om te bepalen of de kwaliteit van een bodem geschikt is voor (her)gebruik, wordt een risicobeoordeling uitgevoerd. Daarmee wordt onder meer beoordeeld of de aanwezige metalen een risico vormen voor mens, plant en dier. Momenteel wordt hiervoor de totale concentratie van de aanwezige metalen gemeten. Bekend is echter dat niet al het aanwezige metaal schadelijke effecten veroorzaakt. Door de hoeveelheid metalen te bepalen die effecten kan veroorzaken, wordt de risicobeoordeling van metalen in land- en waterbodem verbeterd. Aanbevolen wordt een meetmethode met verdund salpeterzuur toe te passen waarmee dit kan. Het RIVM heeft een visiedocument opgesteld, waarin staat waar, hoe en waarom dit in het bodem- en waterbodembeleid mogelijk is. Het heeft de voorkeur de nieuwe werkwijze in de eerste stap van de risicobeoordeling voor land- en waterbodem te gebruiken. Met de voorgestelde methode wordt nauwkeuriger het deel van de metalen bepaald dat verantwoordelijk is voor effecten op organismen. Voor kwik in beide bodemsoorten blijkt deze methode vooralsnog niet geschikt. Geadviseerd wordt om uit te werken welke concentraties voor land- en waterbodem toelaatbaar zijn. Ook wordt aangeraden de consequenties van de voorgestelde methode in de eerste stap van de risicobeoordeling voor de uitvoering van het bodembeleid in de praktijk in beeld te brengen. De nieuwe werkwijze kan wel direct worden gebruikt als aanvullende risicobeoordeling (tweede stap) van land- en waterbodem en binnen het beleid voor de diepe plassen van de aankomende Omgevingswet., Risk assessments are carried out to determine if the quality of the soil should be increased or to determine if it is fit for re-use. It is assessed if compounds, amongst which metals, cause a risk for men and environment. Currently the total content of metals is measured, of which is known that not all the metals present cause environmental impact. This study concludes that by measuring metals that potentially can cause an effect, the risk assessment of metals in soil and sediment can be improved. We recommend using the 'aqua nitrosa' method (with diluted nitric acid) for on soil and sediment assessments. The RIVM made a vision document, which describes where, how and why this method can be applied in policy on soil and sediment. It is preferred to use the method in the first step of the risk assessment of terrestrial soil as well as for sediment, because it more accurately measures the part that is responsible for effects on organisms. For mercury, this method currently is not suitable. It is advised to elaborate the accepted concentrations in soil and sediments in different legislations and to analyse the consequences of the proposed method before implementation into policy. In any case, the proposed method can be used as an additional measurement in the second step of soil risk assessment and in the oncoming risk assessment of deep freshwater pools in the oncoming Environment & Planning Act
- Published
- 2017
7. Kosteneffectiviteit van een screeningsprogramma naar chronische Q-koorts
- Author
-
RES, EPI, de Boer PT, Broek I van den, Wielders CCH, Schneeberger PM, van der Hoek W, RES, EPI, de Boer PT, Broek I van den, Wielders CCH, Schneeberger PM, and van der Hoek W
- Abstract
RIVM rapport:In Nederland was tussen 2007 en 2010 een grote epidemie van Q- koorts. Bij ongeveer twee op de 100 patiënten die Q-koorts hebben doorgemaakt blijft de bacterie in het lichaam aanwezig. Dit kan na maanden of jaren een ernstige ziekte veroorzaken, namelijk chronische Q-koorts. Chronische Q-koorts komt vooral voor bij mensen met specifieke hart- en vaataandoeningen of met een verzwakt immuunsysteem. Als het op tijd wordt opgemerkt, kunnen deze personen worden behandeld met een antibioticakuur die ten minste anderhalf jaar moet duren. Diverse maatschappelijke groepen hebben gevraagd om een bevolkingsonderzoek op te zetten zodat mensen op tijd kunnen worden opgespoord en behandeld vóórdat ze chronisch ziek worden. Het RIVM heeft onderzocht of een dergelijk bevolkingsonderzoek kosteneffectief is. Dat is het geval voor de genoemde risicogroepen (mensen met een specifieke hart- of vaataandoening of een verzwakt immuunsysteem) die in een gebied wonen waar tijdens de epidemie Q-koorts voorkwam. Het screenen van ouderen of volwassenen zonder risicofactor voor chronische Q-koorts is niet kosteneffectief. In dit onderzoek is gekeken wat het kost en oplevert om chronische Q- koorts op te sporen bij verschillende groepen mensen. Bij dit soort analyses wordt gerekend met de eenheid 'levensjaar in goede gezondheid', meestal aangeduid met de Engelse afkorting 'QALY' (Quality-Adjusted Life Year). Met deze maat kan het effect van verschillende behandelingen of preventieve ingrepen met elkaar worden vergeleken. In de berekeningen wordt gekeken naar kosten (zoals die voor het onderzoek zelf en voor behandeling) en baten (zoals gezondheidswinst, minder mensen met ernstige complicaties en benodigde behandelingen). Het eindresultaat is het aantal euro's dat het kost om één QALY te winnen. Dit wordt vervolgens afgewogen tegen een bedrag tot aan waar het programma als kosteneffectief wordt gezien. Een screening om patiënten vroegtijdig op te sporen, kan ook nadelen hebben. Zo kan onterecht de
- Published
- 2017
8. Inclusion Of Safety/ADR-Related Outcomes In Economic Evaluations For Seasonal Influenza Vaccines: A Review Of Available Studies
- Author
-
Fens, T, primary, van Maanen, BM, additional, de Boer, PT, additional, van Puijenbroek, EP, additional, and Postma, MJ, additional
- Published
- 2017
- Full Text
- View/download PDF
9. Inclusion Of Costs And Effects Related To Toxicity/Safety In Cost -Effectiveness Analysis; An Illustration For Influenza Vaccines
- Author
-
Fens, T, primary, de Boer, PT, additional, and Postma, MJ, additional
- Published
- 2016
- Full Text
- View/download PDF
10. A Systematic Review Of The Cost-Effectiveness Of Quadrivalent Influenza Vaccine
- Author
-
van Maanen, BM, primary, Postma, MJ, additional, and de Boer, PT, additional
- Published
- 2016
- Full Text
- View/download PDF
11. Assessment of Validation of Health-Economics Decision Models In Intervention Studies of Seasonal Influenza and Breast Cancer
- Author
-
de Boer, PT, primary, Frederix, GW, additional, Al, MJ, additional, Feenstra, TF, additional, and Vemer, P, additional
- Published
- 2015
- Full Text
- View/download PDF
12. PIN50 - Inclusion Of Safety/ADR-Related Outcomes In Economic Evaluations For Seasonal Influenza Vaccines: A Review Of Available Studies
- Author
-
Fens, T, van Maanen, BM, de Boer, PT, van Puijenbroek, EP, and Postma, MJ
- Published
- 2017
- Full Text
- View/download PDF
13. PIN52 - Inclusion Of Costs And Effects Related To Toxicity/Safety In Cost -Effectiveness Analysis; An Illustration For Influenza Vaccines
- Author
-
Fens, T, de Boer, PT, and Postma, MJ
- Published
- 2016
- Full Text
- View/download PDF
14. PIN44 - A Systematic Review Of The Cost-Effectiveness Of Quadrivalent Influenza Vaccine
- Author
-
van Maanen, BM, Postma, MJ, and de Boer, PT
- Published
- 2016
- Full Text
- View/download PDF
15. From 'low hanging' to 'user ready': initial steps into a HealthGrid.
- Author
-
Olabarriaga SD, Glatard T, Boulebiar K, and de Boer PT
- Published
- 2008
16. PRM121 - Assessment of Validation of Health-Economics Decision Models In Intervention Studies of Seasonal Influenza and Breast Cancer
- Author
-
de Boer, PT, Frederix, GW, Al, MJ, Feenstra, TF, and Vemer, P
- Published
- 2015
- Full Text
- View/download PDF
17. PRM121 Assessment of Validation of Health-Economics Decision Models In Intervention Studies of Seasonal Influenza and Breast Cancer
- Author
-
de Boer, PT, Frederix, GW, Al, MJ, Feenstra, TF, and Vemer, P
- Full Text
- View/download PDF
18. Higher-valency pneumococcal conjugate vaccines in older adults, taking into account indirect effects from childhood vaccination: a cost-effectiveness study for the Netherlands.
- Author
-
de Boer PT, van Werkhoven CH, van Hoek AJ, Knol MJ, Sanders EAM, Wallinga J, de Melker HE, and Steens A
- Subjects
- Child, Humans, Aged, Cost-Benefit Analysis, Netherlands epidemiology, Pneumococcal Vaccines, Vaccination, Quality-Adjusted Life Years, Vaccines, Conjugate, Pneumococcal Infections epidemiology, Pneumococcal Infections prevention & control
- Abstract
Background: New 15- and 20-valent pneumococcal vaccines (PCV15, PCV20) are available for both children and adults, while PCV21 for adults is in development. However, their cost-effectiveness for older adults, taking into account indirect protection and serotype replacement from a switch to PCV15 and PCV20 in childhood vaccination, remains unexamined., Methods: We used a static model for the Netherlands to assess the cost-effectiveness of different strategies with 23-valent pneumococcal polysaccharide vaccine (PPV23), PCV15, PCV20, and PCV21 for a 65-year-old cohort from a societal perspective, over a 15-year time horizon. Childhood vaccination was varied from PCV10 to PCV13, PCV15, and PCV20. Indirect protection was assumed to reduce the incidence of vaccine serotypes in older adults by 80% (except for serotype 3, no effect), completely offset by an increase in non-vaccine serotype incidence due to serotype replacement., Results: Indirect effects from childhood vaccination reduced the cost-effectiveness of vaccination of older adults, depending on the serotype overlap between the vaccines. With PCV10, PCV13, or PCV15 in children, PCV20 was more effective and less costly for older adults than PPV23 and PCV15. PCV20 costs approximately €10,000 per quality-adjusted life year (QALY) gained compared to no pneumococcal vaccination, which falls below the conventional Dutch €20,000/QALY gained threshold. However, with PCV20 in children, PCV20 was no longer considered cost-effective for older adults, costing €22,550/QALY gained. As indirect effects progressed over time, the cost-effectiveness of PCV20 for older adults further diminished for newly vaccinated cohorts. PPV23 was more cost-effective than PCV20 for cohorts vaccinated 3 years after the switch to PCV20 in children. PCV21 offered the most QALY gains, and its cost-effectiveness was minimally affected by indirect effects due to its coverage of 11 different serotypes compared to PCV20., Conclusions: For long-term cost-effectiveness in the Netherlands, the pneumococcal vaccine for older adults should either include invasive serotypes not covered by childhood vaccination or become more affordable than its current pricing for individual use., (© 2024. The Author(s).)
- Published
- 2024
- Full Text
- View/download PDF
19. Age-specific severity of severe acute respiratory syndrome coronavirus 2 in February 2020 to June 2021 in the Netherlands.
- Author
-
de Boer PT, van de Kassteele J, Vos ERA, van Asten L, Dongelmans DA, van Gageldonk-Lafeber AB, den Hartog G, Hofhuis A, van der Klis F, de Lange DW, Stoeldraijer L, de Melker HE, Geubbels E, van den Hof S, and Wallinga J
- Subjects
- Aged, Humans, Netherlands epidemiology, COVID-19 Vaccines, Age Factors, SARS-CoV-2, COVID-19 epidemiology
- Abstract
Background: The severity of Severe Acute Respiratory Syndrome Coronavirus 2 infection varies with age and time. Here, we quantify how age-specific risks of hospitalization, intensive care unit (ICU) admission, and death upon infection changed from February 2020 to June 2021 in the Netherlands., Methods: A series of large representative serology surveys allowed us to estimate age-specific numbers of infections in three epidemic periods (late-February 2020 to mid-June 2020, mid-June 2020 to mid-February 2021, and mid-February 2021 to late-June 2021). We accounted for reinfections and breakthrough infections. Severity measures were obtained by combining infection numbers with age-specific numbers of hospitalization, ICU admission, and excess all-cause deaths., Results: There was an accelerating, almost exponential, increase in severity with age in each period. The rate of increase with age was the highest for death and the lowest for hospitalization. In late-February 2020 to mid-June 2020, the overall risk of hospitalization upon infection was 1.5% (95% confidence interval [CI] 1.3-1.8%), the risk of ICU admission was 0.36% (95% CI: 0.31-0.42%), and the risk of death was 1.2% (95% CI: 1.0-1.4%). The risk of hospitalization was significantly increased in mid-June 2020 to mid-February 2021, while the risk of ICU admission remained stable over time. The risk of death decreased over time, with a significant drop among ≥70-years-olds in mid-February 2021 to late-June 2021; COVID-19 vaccination started early January 2021., Conclusion: Whereas the increase in severity of Severe Acute Respiratory Syndrome Coronavirus 2 with age remained stable, the risk of death upon infection decreased over time. A significant drop in risk of death among elderly coincided with the introduction of COVID-19 vaccination., Competing Interests: None., (© 2023 The Authors. Influenza and Other Respiratory Viruses published by John Wiley & Sons Ltd.)
- Published
- 2023
- Full Text
- View/download PDF
20. A scenario modelling analysis to anticipate the impact of COVID-19 vaccination in adolescents and children on disease outcomes in the Netherlands, summer 2021.
- Author
-
Ainslie KEC, Backer JA, de Boer PT, van Hoek AJ, Klinkenberg D, Korthals Altes H, Leung KY, de Melker H, Miura F, and Wallinga J
- Subjects
- Child, Adolescent, Humans, Aged, Adult, Middle Aged, Child, Preschool, Netherlands epidemiology, COVID-19 Vaccines, Vaccination, SARS-CoV-2, COVID-19 epidemiology, COVID-19 prevention & control
- Abstract
BackgroundSince the roll-out of COVID-19 vaccines in late 2020 and throughout 2021, European governments have relied on mathematical modelling to inform policy decisions about COVID-19 vaccination.AimWe present a scenario-based modelling analysis in the Netherlands during summer 2021, to inform whether to extend vaccination to adolescents (12-17-year-olds) and children (5-11-year-olds).MethodsWe developed a deterministic, age-structured susceptible-exposed-infectious-recovered (SEIR) model and compared modelled incidences of infections, hospital and intensive care admissions, and deaths per 100,000 people across vaccination scenarios, before the emergence of the Omicron variant.ResultsOur model projections showed that, on average, upon the release of all non-pharmaceutical control measures on 1 November 2021, a large COVID-19 wave may occur in winter 2021/22, followed by a smaller, second wave in spring 2022, regardless of the vaccination scenario. The model projected reductions in infections/severe disease outcomes when vaccination was extended to adolescents and further reductions when vaccination was extended to all people over 5 years-old. When examining projected disease outcomes by age group, individuals benefitting most from extending vaccination were adolescents and children themselves. We also observed reductions in disease outcomes in older age groups, particularly of parent age (30-49 years), when children and adolescents were vaccinated, suggesting some prevention of onward transmission from younger to older age groups.ConclusionsWhile our scenarios could not anticipate the emergence/consequences of SARS-CoV-2 Omicron variant, we illustrate how our approach can assist decision making. This could be useful when considering to provide booster doses or intervening against future infection waves.
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
21. Targeted Screening for Chronic Q Fever, the Netherlands.
- Author
-
Reukers DFM, de Boer PT, Loohuis AO, Wever PC, Bleeker-Rovers CP, van Gageldonk-Lafeber AB, van der Hoek W, and Timen A
- Subjects
- Antibodies, Bacterial, Humans, Immunoglobulin G, Netherlands epidemiology, Coxiella burnetii genetics, Q Fever diagnosis, Q Fever epidemiology
- Abstract
Early detection of and treatment for chronic Q fever might prevent potentially life-threatening complications. We performed a chronic Q fever screening program in general practitioner practices in the Netherlands 10 years after a large Q fever outbreak. Thirteen general practitioner practices located in outbreak areas selected 3,419 patients who had specific underlying medical conditions, of whom 1,642 (48%) participated. Immunofluorescence assay of serum showed that 289 (18%) of 1,642 participants had a previous Coxiella burnetii infection (IgG II titer >1:64), and 9 patients were suspected of having chronic Q fever (IgG I y titer >1:512). After medical evaluation, 4 of those patients received a chronic Q fever diagnosis. The cost of screening was higher than estimated earlier, but the program was still cost-effective in certain high risk groups. Years after a large Q fever outbreak, targeted screening still detected patients with chronic Q fever and is estimated to be cost-effective.
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
22. Consultations for Influenza-Like Illness in Primary Care in The Netherlands: A Regression Approach.
- Author
-
Dolk FCK, de Boer PT, Nagy L, Donker GA, Meijer A, Postma MJ, and Pitman R
- Subjects
- Adolescent, Adult, Age Factors, Aged, Child, Child, Preschool, Cost-Benefit Analysis, Humans, Infant, Influenza Vaccines administration & dosage, Influenza Vaccines economics, Influenza, Human economics, Influenza, Human prevention & control, Middle Aged, Models, Statistical, Netherlands epidemiology, Primary Health Care economics, Virus Diseases economics, Virus Diseases epidemiology, Young Adult, Influenza, Human epidemiology, Primary Health Care statistics & numerical data
- Abstract
Objectives: To estimate the general practitioner (GP) consultation rate attributable to influenza in The Netherlands., Methods: Regression analysis was performed on the weekly numbers of influenza-like illness (ILI) GP consultations and laboratory reports for influenza virus types A and B and 8 other pathogens over the period 2003-2014 (11 influenza seasons; week 40-20 of the following year)., Results: In an average influenza season, 27% and 11% of ILI GP consultations were attributed to infection by influenza virus types A and B, respectively. Influenza is therefore responsible for approximately 107 000 GP consultations (651/100 000) each year in The Netherlands. GP consultation rates associated with influenza infection were highest in children under 5 years of age, at 667 of 100 000 for influenza A and 258 of 100 000 for influenza B. Influenza virus infection was found to be the predominant cause of ILI-related GP visits in all age groups except children under 5, in which respiratory syncytial virus (RSV) infection was found to be the main contributor., Conclusions: The burden of influenza in terms of GP consultations is considerable. Overall, influenza is the main contributor to ILI. Although ILI symptoms in children under 5 years of age are most often associated with RSV infection, the majority of visits related to influenza occur among children under 5 years of age., (Copyright © 2020 ISPOR–The Professional Society for Health Economics and Outcomes Research. Published by Elsevier Inc. All rights reserved.)
- Published
- 2021
- Full Text
- View/download PDF
23. Cost-Effectiveness of Pediatric Influenza Vaccination in The Netherlands.
- Author
-
de Boer PT, Nagy L, Dolk FCK, Wilschut JC, Pitman R, and Postma MJ
- Subjects
- Adolescent, Age Factors, Child, Child, Preschool, Cost-Benefit Analysis, Humans, Immunization Programs economics, Influenza, Human economics, Influenza, Human epidemiology, Models, Economic, Netherlands epidemiology, Quality-Adjusted Life Years, Seasons, Influenza Vaccines administration & dosage, Influenza Vaccines economics, Influenza, Human prevention & control
- Abstract
Objective: This study evaluates the cost-effectiveness of extending the Dutch influenza vaccination program for elderly and medical high-risk groups to include pediatric influenza vaccination, taking indirect protection into account., Methods: An age-structured dynamic transmission model was used that was calibrated to influenza-associated GP visits over 4 seasons (2010-2011 to 2013-2014). The clinical and economic impact of different pediatric vaccination strategies were compared over 20 years, varying the targeted age range, the vaccine type for children or elderly and high-risk groups. Outcome measures include averted symptomatic infections and deaths, societal costs and quality-adjusted life-years (QALYs), and incremental cost-effectiveness ratios. Costs and QALYs were discounted at 4% and 1.5% annually., Results: At an assumed coverage of 50%, adding pediatric vaccination for 2- to 17-year-olds with quadrivalent live-attenuated vaccine to the current vaccination program for elderly and medical high-groups with quadrivalent inactivated vaccine was estimated to avert, on average, 401 820 symptomatic cases and 72 deaths per year. Approximately half of averted symptomatic cases and 99% of averted deaths were prevented in other age groups than 2- to 17-year-olds due to herd immunity. The cumulative discounted 20-year economic impact was 35 068 QALYs gained and €1687 million saved, that is, the intervention was cost-saving. This vaccination strategy had the highest probability of being the most cost-effective strategy considered, dominating pediatric strategies targeting 2- to 6-year-olds or 2- to 12-year-olds or strategies with trivalent inactivated vaccine., Conclusion: Modeling indicates that introducing pediatric influenza vaccination in The Netherlands is cost-saving, reducing the influenza-related disease burden substantially., (Copyright © 2020 ISPOR–The Professional Society for Health Economics and Outcomes Research. Published by Elsevier Inc. All rights reserved.)
- Published
- 2021
- Full Text
- View/download PDF
24. Occupation- and age-associated risk of SARS-CoV-2 test positivity, the Netherlands, June to October 2020.
- Author
-
de Gier B, de Oliveira Bressane Lima P, van Gaalen RD, de Boer PT, Alblas J, Ruijten M, van Gageldonk-Lafeber AB, Waegemaekers T, Schreijer A, van den Hof S, and Hahné SJ
- Subjects
- Adolescent, Adult, Aged, COVID-19 diagnosis, COVID-19 prevention & control, Child, Child, Preschool, Contact Tracing, Female, Health Services Accessibility, Hospitalization statistics & numerical data, Humans, Incidence, Infant, Infant, Newborn, Male, Mass Screening, Middle Aged, Netherlands epidemiology, Occupational Exposure, Physical Distancing, Quarantine, Risk, Young Adult, Age Distribution, COVID-19 epidemiology, COVID-19 Testing, Communicable Disease Control methods, Occupations statistics & numerical data, Pandemics, SARS-CoV-2 isolation & purification
- Abstract
High coronavirus incidence has prompted the Netherlands to implement a second lockdown. To elucidate the epidemic's development preceding this second wave, we analysed weekly test positivity in public test locations by population subgroup between 1 June and 17 October 2020. Hospitality and public transport workers, driving instructors, hairdressers and aestheticians had higher test positivity compared with a reference group of individuals without a close-contact occupation. Workers in childcare, education and healthcare showed lower test positivity.
- Published
- 2020
- Full Text
- View/download PDF
25. Cost-effectiveness of Screening Program for Chronic Q Fever, the Netherlands.
- Author
-
de Boer PT, de Lange MMA, Wielders CCH, Dijkstra F, van Roeden SE, Bleeker-Rovers CP, Oosterheert JJ, Schneeberger PM, and van der Hoek W
- Subjects
- Adult, Age Factors, Aged, Aged, 80 and over, Cost-Benefit Analysis, Decision Support Techniques, Female, Humans, Male, Middle Aged, Netherlands epidemiology, Prevalence, Q Fever economics, Q Fever prevention & control, Young Adult, Mass Screening economics, Q Fever epidemiology
- Abstract
In the aftermath of a large Q fever (QF) epidemic in the Netherlands during 2007-2010, new chronic QF (CQF) patients continue to be detected. We developed a health-economic decision model to evaluate the cost-effectiveness of a 1-time screening program for CQF 7 years after the epidemic. The model was parameterized with spatial data on QF notifications for the Netherlands, prevalence data from targeted screening studies, and clinical data from the national QF database. The cost-effectiveness of screening varied substantially among subpopulations and geographic areas. Screening that focused on cardiovascular risk patients in areas with high QF incidence during the epidemic ranged from cost-saving to €31,373 per quality-adjusted life year gained, depending on the method to estimate the prevalence of CQF. The cost per quality-adjusted life year of mass screening of all older adults was €70,000 in the most optimistic scenario.
- Published
- 2020
- Full Text
- View/download PDF
26. Vaccinating children against influenza: overall cost-effective with potential for undesirable outcomes.
- Author
-
de Boer PT, Backer JA, van Hoek AJ, and Wallinga J
- Subjects
- Adolescent, Child, Child, Preschool, Cost-Benefit Analysis, Female, Humans, Influenza Vaccines administration & dosage, Male, Netherlands, Quality-Adjusted Life Years, Time Factors, Immunization Programs economics, Influenza Vaccines adverse effects, Influenza Vaccines economics, Influenza, Human prevention & control
- Abstract
Background: The present study aims to assess the cost-effectiveness of an influenza vaccination program for children in the Netherlands. This requires an evaluation of the long-term impact of such a program on the burden of influenza across all age groups, using a transmission model that accounts for the seasonal variability in vaccine effectiveness and the shorter duration of protection following vaccination as compared to natural infection., Methods: We performed a cost-effectiveness analysis based on a stochastic dynamic transmission model that has been calibrated to reported GP visits with influenza-like illness in the Netherlands over 11 seasons (2003/2004 to 2014/2015). We analyzed the costs and effects of extending the current program with vaccination of children aged 2-16 years at 50% coverage over 20 consecutive seasons. We measured the effects in quality-adjusted life-years (QALYs) and we adopted a societal perspective., Results: The childhood vaccination program is estimated to have an average incremental cost-effectiveness ratio (ICER) of €3944 per QALY gained and is cost-effective in the general population (across 1000 simulations; conventional Dutch threshold of €20,000 per QALY gained). The childhood vaccination program is not estimated to be cost-effective for the target-group itself with an average ICER of €57,054 per QALY gained. Uncertainty analyses reveal that these ICERs hide a wide range of outcomes. Even though introduction of a childhood vaccination program decreases the number of infections, it tends to lead to larger epidemics: in 23.3% of 1000 simulations, the childhood vaccination program results in an increase in seasons with a symptomatic attack rate larger than 5%, which is expected to cause serious strain on the health care system. In 6.4% of 1000 simulations, the childhood vaccination program leads to a net loss of QALYs. These findings are robust across different targeted age groups and vaccination coverages., Conclusions: Modeling indicates that childhood influenza vaccination is cost-effective in the Netherlands. However, childhood influenza vaccination is not cost-effective when only outcomes for the children themselves are considered. In approximately a quarter of the simulations, the introduction of a childhood vaccination program increases the frequency of seasons with a symptomatic attack rate larger than 5%. The possibility of an overall health loss cannot be excluded.
- Published
- 2020
- Full Text
- View/download PDF
27. Burden of surgical site infections in the Netherlands: cost analyses and disability-adjusted life years.
- Author
-
Koek MBG, van der Kooi TII, Stigter FCA, de Boer PT, de Gier B, Hopmans TEM, and de Greeff SC
- Subjects
- Aged, Aged, 80 and over, Arthroplasty, Replacement, Hip adverse effects, Colectomy adverse effects, Female, Health Care Costs, Humans, Male, Mastectomy adverse effects, Middle Aged, Netherlands epidemiology, Retrospective Studies, Survival Analysis, Cost of Illness, Surgical Wound Infection epidemiology
- Abstract
Background: Surgical site infections (SSIs) are associated with morbidity, mortality and costs., Aim: To identify the burden of (deep) SSIs in costs and disability-adjusted life years (DALYs) following colectomy, mastectomy and total hip arthroplasty (THA) in the Netherlands., Methods: A retrospective cost-analysis was performed using 2011 data from the national SSI surveillance network PREZIES. Sixty-two patients with an SSI (exposed) were matched to 122 patients without an SSI (unexposed, same type of surgery). Patient records were studied until 1 year after SSI diagnosis. Unexposed patients were followed for the same duration. Costs were calculated from the hospital perspective (2016 price level), and cost differences were tested using linear regression analyses. Disease burden was estimated using the Burden of Communicable Disease in Europe Toolkit of the European Centre for Disease Prevention and Control. The SSI model was specified by type of surgery, with country- and surgery-specific parameters where possible., Findings: Attributable costs per SSI were €21,569 (THA), €14,084 (colectomy) and €1881 (mastectomy), mainly caused by prolonged length of hospital stay. National hospital costs were estimated at €10 million, €29 million and €0.6 million, respectively. National disease burden was greatest for SSIs following colectomy (3200 DALYs/year, 150 DALYs/100 SSIs), while individual disease burden was highest following THA (1200 DALYs/year, 250 DALYs/100 SSIs). For mastectomy, these DALYs were <1. The total cost of DALYs for the three types of surgery exceeded €88 million., Conclusion: Depending on the type of surgery, SSIs cause a significant burden, both economically and in loss of years in full health. This underlines the importance of appropriate infection prevention and control measures., (Copyright © 2019 The Healthcare Infection Society. Published by Elsevier Ltd. All rights reserved.)
- Published
- 2019
- Full Text
- View/download PDF
28. Trends in governmental expenditure on vaccination programmes in the Netherlands, a historical analysis.
- Author
-
van Wijhe M, de Boer PT, de Jong HJ, van Vliet H, Wallinga J, and Postma MJ
- Subjects
- Health Expenditures history, History, 20th Century, History, 21st Century, Humans, Immunization Programs history, Netherlands epidemiology, Public Health Surveillance, Socioeconomic Factors, Vaccination history, Government Programs economics, Health Expenditures trends, Immunization Programs economics, Vaccination economics, Vaccination statistics & numerical data
- Abstract
Background: Health economic evaluations are often required before implementing a vaccination programme. Such evaluations rarely consider the historical context of a vaccination programme. We review the financial history of vaccination programmes in the Netherlands, and compare these to demographic and macroeconomic developments as well as avoided mortality burden., Methods: Previously uncatalogued historical expenditures on the Dutch National Immunisation Programme (NIP) and influenza vaccination were obtained from official reports. Costs were adjusted for inflation using Consumer Price Indices and expressed in Euro of 2016. Estimates on mortality burden averted were obtained from previous research and used to calculate the ratio of expenses to averted mortality burden for vaccinations against diphtheria, tetanus, pertussis, polio, measles, mumps and rubella for birth cohorts 1953-1992., Results: Developments towards a uniform government funded NIP started early 1950s with vaccinations against diphtheria, pertussis and tetanus, culminating in its official launch in 1957 together with polio vaccinations. Since the 1980s, expenditure increased nearly five-fold mostly due to the addition of new vaccines, while spending on already implemented vaccinations tended to decline. Overall, expenditure increased from € 5 million in 1957 to € 93 million in 2014. Relative to total healthcare expenditure, the NIP contributed little, ranging between 0.05% and 0.14%. Spending on influenza vaccination increased from € 37 million in 1996 to € 52 million in 2014, while relative to total healthcare expenditure it decreased from 0.069% to 0.055%. In 2014, 0.15% of healthcare expenditure and € 533 per birth was spent on vaccination programmes. Overall, for birth cohorts 1953-1992, € 5.4 thousand (95% confidence interval: 4.0-7.3) was expended per year-of-life-lost averted., Conclusion: The actual costs per year-of-life gained are more favorable than estimated here since averted medical costs were not included. Although expenditure on vaccination programmes increased substantially, the contribution to overall healthcare expenditure remained small., (Copyright © 2019 The Authors. Published by Elsevier Ltd.. All rights reserved.)
- Published
- 2019
- Full Text
- View/download PDF
29. Cost-effectiveness of vaccination of immunocompetent older adults against herpes zoster in the Netherlands: a comparison between the adjuvanted subunit and live-attenuated vaccines.
- Author
-
de Boer PT, van Lier A, de Melker H, van Wijck AJM, Wilschut JC, van Hoek AJ, and Postma MJ
- Subjects
- Adjuvants, Immunologic pharmacology, Adjuvants, Immunologic therapeutic use, Aged, Aged, 80 and over, Female, Herpes Zoster Vaccine pharmacology, Herpes Zoster Vaccine therapeutic use, Humans, Male, Middle Aged, Netherlands, Quality of Life, Vaccines, Attenuated pharmacology, Vaccines, Attenuated therapeutic use, Adjuvants, Immunologic economics, Cost-Benefit Analysis methods, Herpes Zoster drug therapy, Herpes Zoster Vaccine economics, Vaccines, Attenuated economics
- Abstract
Background: The newly registered adjuvanted herpes zoster subunit vaccine (HZ/su) has a higher efficacy than the available live-attenuated vaccine (ZVL). National decision-makers soon need to decide whether to introduce HZ/su or to prefer HZ/su above ZVL., Methods: Using a Markov model with a decision tree, we conducted a cost-effectiveness analysis of vaccination with HZ/su (two doses within 2 months) or zoster vaccine live (ZVL) (single dose, or single dose with a booster after 10 years) for cohorts of 50-, 60-, 70- or 80-year-olds in the Netherlands. The model was parameterized using vaccine efficacy data from randomized clinical trials and up-to-date incidence, costs and health-related quality of life data from national datasets. We used a time horizon of 15 years, and the analysis was conducted from the societal perspective., Results: At a coverage of 50%, vaccination with two doses of HZ/su was estimated to prevent 4335 to 10,896 HZ cases, depending on the cohort age. In comparison, this reduction was estimated at 400-4877 for ZVL and 427-6466 for ZVL with a booster. The maximum vaccine cost per series of HZ/su to remain cost-effective to a willingness-to-pay threshold of €20,000 per quality-adjusted life year (QALY) gained ranged from €109.09 for 70-year-olds to €63.68 for 50-year-olds. The cost-effectiveness of ZVL changed considerably by age, with corresponding maximum vaccine cost per dose ranging from €51.37 for 60-year-olds to €0.73 for 80-year-olds. Adding a ZVL booster after 10 years would require a substantial reduction of the maximum cost per dose to remain cost-effective as compared to ZVL single dose. Sensitivity analyses on the vaccine cost demonstrated that there were scenarios in which vaccination with either HZ/su (two doses), ZVL single dose or ZVL + booster could be the most cost-effective strategy., Conclusions: A strategy with two doses of HZ/su was superior in reducing the burden of HZ as compared to a single dose or single dose + booster of ZVL. Both vaccines could potentially be cost-effective to a conventional Dutch willingness-to-pay threshold for preventive interventions. However, whether HZ/su or ZVL would be the most cost-effective alternative depends largely on the vaccine cost.
- Published
- 2018
- Full Text
- View/download PDF
30. Secondary adherence to non-vitamin-K antagonist oral anticoagulants in patients with atrial fibrillation in Sweden and the Netherlands.
- Author
-
Jacobs MS, Schouten JF, de Boer PT, Hoffmann M, Levin LÅ, and Postma MJ
- Subjects
- Administration, Oral, Aged, Antithrombins administration & dosage, Antithrombins adverse effects, Dabigatran administration & dosage, Dabigatran adverse effects, Dose-Response Relationship, Drug, Drug Utilization Review, Female, Humans, Male, Middle Aged, Netherlands epidemiology, Pyrazoles administration & dosage, Pyrazoles adverse effects, Pyridones administration & dosage, Pyridones adverse effects, Rivaroxaban administration & dosage, Rivaroxaban adverse effects, Sweden epidemiology, Thromboembolism prevention & control, Atrial Fibrillation complications, Atrial Fibrillation drug therapy, Atrial Fibrillation epidemiology, Medication Adherence statistics & numerical data
- Abstract
Objective: There is limited evidence on patients' adherence and the impact of the prescribed dosing regimen in non-vitamin-K oral anticoagulants (NOACs). We aimed to assess secondary adherence to NOACs and to determine the impact of the dosing regimen in patients with atrial fibrillation., Methods: Patients using a NOAC between 2009 and 2013 were identified from the nation-wide Swedish Prescribed Drug Register and the Dutch regional IADB.nl database. Patients using a consistent dosage for at least 180 consecutive days were included. Adherence was calculated using the medication possession ratio (MPR) and adjusted for overlapping dates. Adherence was defined as a MPR ≥0.8. Sensitivity analyses were performed using a MPR ≥0.9. Logistic regression was performed to compare secondary adherence and to explore the influence of the dosing regimen., Results: A total of 5254 Swedish and 430 Dutch NOAC users were included. The mean MPR was 96.0% (SD 7.8%) in Sweden and 95.1% (SD 10.1%) in the Netherlands. Multivariable logistic regression analysis showed that a twice daily regimen had a lower likelihood of being secondary adherent compared to a once daily regimen in Sweden (odds ratio [OR] 0.21 [95% CI 0.12-0.35])., Limitations: The influence of selection bias introduced by the inclusion criterion of ≥2 dispensations covering at least 180 days could not be excluded., Conclusions: This study demonstrated that secondary adherence was high in this specific setting among patients with at least two initial dispensations of a NOAC covering a minimum of 180 days. The use of NOACs in a once daily regimen showed higher adherence compared to a twice daily regimen.
- Published
- 2018
- Full Text
- View/download PDF
31. The cost-effectiveness of trivalent and quadrivalent influenza vaccination in communities in South Africa, Vietnam and Australia.
- Author
-
de Boer PT, Kelso JK, Halder N, Nguyen TP, Moyes J, Cohen C, Barr IG, Postma MJ, and Milne GJ
- Subjects
- Australia epidemiology, Female, Humans, Influenza Vaccines administration & dosage, Influenza, Human epidemiology, Influenza, Human transmission, Male, Models, Theoretical, Monte Carlo Method, Outcome Assessment, Health Care, Public Health Surveillance, Socioeconomic Factors, South Africa epidemiology, Vietnam epidemiology, Community Health Services, Cost-Benefit Analysis, Influenza Vaccines immunology, Influenza, Human prevention & control, Vaccination
- Abstract
Background: To inform national healthcare authorities whether quadrivalent influenza vaccines (QIVs) provide better value for money than trivalent influenza vaccines (TIVs), we assessed the cost-effectiveness of TIV and QIV in low-and-middle income communities based in South Africa and Vietnam and contrasted these findings with those from a high-income community in Australia., Methods: Individual based dynamic simulation models were interfaced with a health economic analysis model to estimate the cost-effectiveness of vaccinating 15% of the population with QIV or TIV in each community over the period 2003-2013. Vaccination was prioritized for HIV-infected individuals, before elderly aged 65+ years and young children. Country or region-specific data on influenza-strain circulation, clinical outcomes and costs were obtained from published sources. The societal perspective was used and outcomes were expressed in International$ (I$) per quality-adjusted life-year (QALY) gained., Results: When compared with TIV, we found that QIV would provide a greater reduction in influenza-related morbidity in communities in South Africa and Vietnam as compared with Australia. The incremental cost-effectiveness ratio of QIV versus TIV was estimated at I$4183/QALY in South Africa, I$1505/QALY in Vietnam and I$80,966/QALY in Australia., Conclusions: The cost-effectiveness of QIV varied between communities due to differences in influenza epidemiology, comorbidities, and unit costs. Whether TIV or QIV is the most cost-effective alternative heavily depends on influenza B burden among subpopulations targeted forvaccination in addition to country-specific willingness-to-pay thresholds and budgetary impact., (Copyright © 2018 The Authors. Published by Elsevier Ltd.. All rights reserved.)
- Published
- 2018
- Full Text
- View/download PDF
32. The Effect of Individual Movements and Interventions on the Spread of Influenza in Long-Term Care Facilities.
- Author
-
Najafi M, Laskowski M, de Boer PT, Williams E, Chit A, and Moghadas SM
- Subjects
- Aged, Antiviral Agents therapeutic use, Contact Tracing, Cross Infection epidemiology, Cross Infection transmission, Humans, Influenza, Human epidemiology, Influenza, Human transmission, Long-Term Care, Middle Aged, Models, Theoretical, Monte Carlo Method, Ontario epidemiology, Patient Isolation, Radio Waves, Cross Infection prevention & control, Disease Outbreaks prevention & control, Influenza, Human prevention & control, Patient Transfer
- Abstract
Background: Nosocomial influenza poses a serious risk among residents of long-term care facilities (LTCFs)., Objective: We sought to evaluate the effect of resident and staff movements and contact patterns on the outcomes of various intervention strategies for influenza control in an LTCF., Methods: We collected contact frequency data in Canada's largest veterans' LTCF by enroling residents and staff into a study that tracked their movements through wireless tags and signal receivers. We analyzed and fitted the data to an agent-based simulation model of influenza infection, and performed Monte-Carlo simulations to evaluate the benefit of antiviral prophylaxis and patient isolation added to standard (baseline) infection control practice (i.e., vaccination of residents and staff, plus antiviral treatment of residents with symptomatic infection)., Results: We calibrated the model to attack rates of 20%, 40%, and 60% for the baseline scenario. For data-driven movements, we found that the largest reduction in attack rates (12.5% to 27%; ANOVA P < 0.001) was achieved when the baseline strategy was combined with antiviral prophylaxis for all residents for the duration of the outbreak. Isolation of residents with symptomatic infection resulted in little or no effect on the attack rates (2.3% to 4.2%; ANOVA P > 0.2) among residents. In contrast, parameterizing the model with random movements yielded different results, suggesting that the highest benefit was achieved through patient isolation (69.6% to 79.6%; ANOVA P < 0.001) while the additional benefit of prophylaxis was negligible in reducing the cumulative number of infections., Conclusions: Our study revealed a highly structured contact and movement patterns within the LTCF. Accounting for this structure-instead of assuming randomness-in decision analytic methods can result in substantially different predictions.
- Published
- 2017
- Full Text
- View/download PDF
33. Economic Consequences and Potentially Preventable Costs Related to Osteoporosis in the Netherlands.
- Author
-
Dunnewind T, Dvortsin EP, Smeets HM, Konijn RM, Bos JHJ, de Boer PT, van den Bergh JP, and Postma MJ
- Subjects
- Aged, Aged, 80 and over, Bone Density Conservation Agents economics, Databases, Factual, Female, Health Policy, Humans, Male, Middle Aged, Netherlands, Osteoporosis diagnosis, Osteoporosis therapy, Osteoporotic Fractures prevention & control, Retrospective Studies, Bone Density Conservation Agents administration & dosage, Dietary Supplements economics, Health Care Costs, Osteoporosis economics, Osteoporotic Fractures economics
- Abstract
Background: Osteoporosis often does not involve symptoms, and so the actual number of patients with osteoporosis is higher than the number of diagnosed individuals. This underdiagnosis results in a treatment gap., Objectives: To estimate the total health care resource use and costs related to osteoporosis in the Netherlands, explicitly including fractures, and to estimate the proportion of fracture costs that are linked to the treatment gap and might therefore be potentially preventable; to also formulate, on the basis of these findings, strategies to optimize osteoporosis care and treatment and reduce its related costs., Methods: In this retrospective study, data of the Achmea Health Database representing 4.2 million Dutch inhabitants were used to investigate the economic consequence of osteoporosis in the Netherlands in 2010. Specific cohorts were created to identify osteoporosis-related fractures and their costs. Besides, costs of pharmaceutical treatment regarding osteoporosis were included. Using data from the literature, the treatment gap was estimated. Sensitivity analysis was performed on the base-case results., Results: A total of 108,013 individuals with a history of fractures were included in this study. In this population, 59,193 patients were using anti-osteoporotic medication and 86,776 patients were using preventive supplements. A total number of 3,039 osteoporosis-related fractures occurred. The estimated total costs were €465 million. On the basis of data presented in the literature, the treatment gap in our study population was estimated to vary from 60% to 72%., Conclusions: The estimated total costs corrected for treatment gap were €1.15 to €1.64 billion. These results indicate room for improvement in the health care policy against osteoporosis., (Copyright © 2017 International Society for Pharmacoeconomics and Outcomes Research (ISPOR). Published by Elsevier Inc. All rights reserved.)
- Published
- 2017
- Full Text
- View/download PDF
34. A systematic review of the health economic consequences of quadrivalent influenza vaccination.
- Author
-
de Boer PT, van Maanen BM, Damm O, Ultsch B, Dolk FCK, Crépey P, Pitman R, Wilschut JC, and Postma MJ
- Subjects
- Cost-Benefit Analysis, Humans, Influenza B virus immunology, Influenza Vaccines economics, Influenza Vaccines immunology, Influenza, Human economics, Influenza, Human immunology, Public Health, Influenza Vaccines administration & dosage, Influenza, Human prevention & control, Vaccination economics
- Abstract
Background: Quadrivalent influenza vaccines (QIVs) contain antigens derived from an additional influenza type B virus as compared with currently used trivalent influenza vaccines (TIVs). This should overcome a potential reduced vaccine protection due to mismatches between TIV and circulating B viruses. In this study, we systematically reviewed the available literature on health economic evaluations of switching from TIV to QIV. Areas covered: The databases of Medline and Embase were searched systematically to identify health economic evaluations of QIV versus TIV published before September 2016.A total of sixteen studies were included, thirteen cost-effectiveness analyses and three cost-comparisons. Expert commentary: Published evidence on the cost-effectiveness of QIV suggests that switching from TIV to QIV would be a valuable intervention from both the public health and economic viewpoint. However, more research seems mandatory. Our main recommendations for future research include: 1) more extensive use of dynamic models in order to estimate the full impact of QIV on influenza transmission including indirect effects, 2) improved availability of data on disease outcomes and costs related to influenza type B viruses, and 3) more research on immunogenicity of natural influenza infection and vaccination, with emphasis on cross-reactivity between different influenza B viruses and duration of protection.
- Published
- 2017
- Full Text
- View/download PDF
35. Dynamic modelling approaches for the analysis of the cost-effectiveness of seasonal influenza control.
- Author
-
Van Maanen BM, de Boer PT, Dolk FC, Friedrich AW, Wilschut JC, Pitman R, and Postma MJ
- Subjects
- Humans, Influenza, Human economics, Models, Statistical, Communicable Disease Control economics, Communicable Disease Control methods, Cost-Benefit Analysis methods, Disease Transmission, Infectious prevention & control, Influenza, Human epidemiology, Influenza, Human prevention & control
- Published
- 2017
- Full Text
- View/download PDF
36. Cost-Effectiveness of Quadrivalent versus Trivalent Influenza Vaccine in the United States.
- Author
-
de Boer PT, Crépey P, Pitman RJ, Macabeo B, Chit A, and Postma MJ
- Subjects
- Adolescent, Adult, Age Factors, Aged, Child, Child, Preschool, Cost of Illness, Cost-Benefit Analysis, Health Status, Hospitalization economics, Humans, Infant, Infant, Newborn, Influenza, Human complications, Influenza, Human epidemiology, Middle Aged, Primary Health Care economics, United States, Young Adult, Influenza Vaccines economics, Influenza, Human prevention & control, Influenza, Human virology, Quality-Adjusted Life Years
- Abstract
Background: Designed to overcome influenza B mismatch, new quadrivalent influenza vaccines (QIVs) contain one additional B strain compared with trivalent influenza vaccines (TIVs)., Objective: To examine the expected public health impact, budget impact, and incremental cost-effectiveness of QIV versus TIV in the United States., Methods: A dynamic transmission model was used to predict the annual incidence of influenza over the 20-year-period of 2014 to 2034 under either a TIV program or a QIV program. A decision tree model was interfaced with the transmission model to estimate the public health impact and the cost-effectiveness of replacing TIV with QIV from a societal perspective. Our models were informed by published data from the United States on influenza complication probabilities and relevant costs. The incremental vaccine price of QIV as compared with that of TIV was set at US $5.40 per dose., Results: Over the next 20 years, replacing TIV with QIV may reduce the number of influenza B cases by 27.2% (16.0 million cases), resulting in the prevention of 137,600 hospitalizations and 16,100 deaths and a gain of 212,000 quality-adjusted life-years (QALYs). The net societal budget impact would be US $5.8 billion and the incremental cost-effectiveness ratio US $27,411/QALY gained. In the probabilistic sensitivity analysis, 100% and 96.5% of the simulations fell below US $100,000/QALY and US $50,000/QALY, respectively., Conclusions: Introducing QIV into the US immunization program may prevent a substantial number of hospitalizations and deaths. QIV is also expected to be a cost-effective alternative option to TIV., (Copyright © 2016 International Society for Pharmacoeconomics and Outcomes Research (ISPOR). Published by Elsevier Inc. All rights reserved.)
- Published
- 2016
- Full Text
- View/download PDF
37. Unremarked or Unperformed? Systematic Review on Reporting of Validation Efforts of Health Economic Decision Models in Seasonal Influenza and Early Breast Cancer.
- Author
-
de Boer PT, Frederix GW, Feenstra TL, and Vemer P
- Subjects
- Decision Making, Female, Humans, Research Design, Validation Studies as Topic, Breast Neoplasms economics, Decision Support Techniques, Influenza, Human economics, Models, Economic
- Abstract
Background: Transparent reporting of validation efforts of health economic models give stakeholders better insight into the credibility of model outcomes. In this study we reviewed recently published studies on seasonal influenza and early breast cancer in order to gain insight into the reporting of model validation efforts in the overall health economic literature., Methods: A literature search was performed in Pubmed and Embase to retrieve health economic modelling studies published between 2008 and 2014. Reporting on model validation was evaluated by checking for the word validation, and by using AdViSHE (Assessment of the Validation Status of Health Economic decision models), a tool containing a structured list of relevant items for validation. Additionally, we contacted corresponding authors to ask whether more validation efforts were performed other than those reported in the manuscripts., Results: A total of 53 studies on seasonal influenza and 41 studies on early breast cancer were included in our review. The word validation was used in 16 studies (30 %) on seasonal influenza and 23 studies (56 %) on early breast cancer; however, in a minority of studies, this referred to a model validation technique. Fifty-seven percent of seasonal influenza studies and 71 % of early breast cancer studies reported one or more validation techniques. Cross-validation of study outcomes was found most often. A limited number of studies reported on model validation efforts, although good examples were identified. Author comments indicated that more validation techniques were performed than those reported in the manuscripts., Conclusions: Although validation is deemed important by many researchers, this is not reflected in the reporting habits of health economic modelling studies. Systematic reporting of validation efforts would be desirable to further enhance decision makers' confidence in health economic models and their outcomes.
- Published
- 2016
- Full Text
- View/download PDF
38. The 'Dynamic' Marriage Between Varicella and Zoster.
- Author
-
de Boer PT, Wilschut JC, and Postma MJ
- Subjects
- Herpes Zoster, Herpesvirus 3, Human, Humans, Chickenpox, Marriage
- Published
- 2015
- Full Text
- View/download PDF
39. Retrospective public health impact of a quadrivalent influenza vaccine in the United States.
- Author
-
Crépey P, de Boer PT, Postma MJ, and Pitman R
- Subjects
- Adolescent, Adult, Age Factors, Aged, Aged, 80 and over, Child, Child, Preschool, Cross Protection, Female, Humans, Infant, Infant, Newborn, Influenza B virus genetics, Influenza B virus immunology, Influenza, Human epidemiology, Licensure, Male, Middle Aged, Retrospective Studies, Time Factors, United States epidemiology, Young Adult, Influenza Vaccines administration & dosage, Influenza Vaccines chemistry, Influenza, Human prevention & control, Models, Immunological, Public Health
- Abstract
Introduction: Vaccination is an effective preventive strategy against influenza. However, current trivalent influenza vaccines (TIVs) contain only one of the two influenza B lineages that circulate each year. Vaccine mismatches are frequent because predicting which one will predominate is difficult. Recently licensed quadrivalent influenza vaccines (QIVs) containing the two B lineages should address this issue. Our study estimates their impact by assessing what would have been the US public health benefit of routinely vaccinating with QIV in 2000-2013., Methods: We developed a dynamic compartmental model that accounts for interactions between influenza B lineages (natural or vaccine-induced) and simulates the multiyear influenza dynamics for 2000-2013. Age-structured population dynamics, vaccine efficacy (VE) per strain, and weekly ramp-up of vaccination coverage are modeled. Sensitivity analyses were performed on VE, duration of immunity, and levels of vaccine-induced cross-protection between B lineages., Results: Assuming a cross-protection of 70% of the VE of the matched vaccine, the model predicts 16% more B lineage cases prevented by QIV. Elderly (≥65 years) and young seniors (50-64 years) benefit most from QIV, with 21% and 18% reductions in B lineage cases. Reducing cross-protection to 50%, 30%, and 0% of the VE of the matched vaccine improves the relative benefit of QIV to 25%, 30%, and 34% less B lineage cases., Conclusion: Using a dynamic retrospective framework with real-life vaccine mismatch, our analysis shows that QIV routine vaccination in the United States has the potential to substantially reduce the number of influenza infections, even with relatively high estimates of TIV-induced cross-protection., (© 2015 The Authors. Influenza and Other Respiratory Viruses Published by John Wiley & Sons Ltd.)
- Published
- 2015
- Full Text
- View/download PDF
40. Cost-Effectiveness of Quadrivalent Versus Trivalent Influenza Vaccine in the United States.
- Author
-
De Boer PT, Pitman RJ, Macabeo B, Chit A, Postma MJ, and Crépey P
- Published
- 2014
- Full Text
- View/download PDF
41. Cost-effectiveness of vaccination against herpes zoster.
- Author
-
de Boer PT, Wilschut JC, and Postma MJ
- Subjects
- Cost-Benefit Analysis, Herpes Zoster immunology, Herpes Zoster Vaccine administration & dosage, Humans, Neuralgia, Postherpetic immunology, Quality-Adjusted Life Years, Vaccination methods, Herpes Zoster economics, Herpes Zoster prevention & control, Herpes Zoster Vaccine economics, Herpes Zoster Vaccine immunology, Neuralgia, Postherpetic economics, Neuralgia, Postherpetic prevention & control, Vaccination economics
- Abstract
Herpes zoster (HZ) is a common disease among elderly, which may develop into a severe pain syndrome labeled postherpetic neuralgia (PHN). A live-attenuated varicella zoster virus vaccine has been shown to be effective in reducing the incidence and burden of illness of HZ and PHN, providing the opportunity to prevent significant health-related and financial consequences of HZ. In this review, we summarize the available literature on cost-effectiveness of HZ vaccination and discuss critical parameters for cost-effectiveness results. A search in PubMed and EMBASE was performed to identify full cost-effectiveness studies published before April 2013. Fourteen cost-effectiveness studies were included, all performed in western countries. All studies evaluated cost-effectiveness among elderly above 50 years and used costs per quality-adjusted life year (QALY) gained as primary outcome. The vast majority of studies showed vaccination of 60- to 75-year-old individuals to be cost-effective, when duration of vaccine efficacy was longer than 10 years. Duration of vaccine efficacy, vaccine price, HZ incidence, HZ incidence and discount rates were influential to the incremental cost-effectiveness ratio (ICER). HZ vaccination may be a worthwhile intervention from a cost-effectiveness point of view. More extensive reporting on methodology and more detailed results of sensitivity analyses would be desirable to address uncertainty and to guarantee optimal comparability between studies, for example regarding model structure, discounting, vaccine characteristics and loss of quality of life due to HZ and PHN.
- Published
- 2014
- Full Text
- View/download PDF
42. Persistence with osteoporosis medication among newly-treated osteoporotic patients.
- Author
-
van Boven JF, de Boer PT, Postma MJ, and Vegter S
- Subjects
- Aged, Aged, 80 and over, Alendronate administration & dosage, Alendronate therapeutic use, Etidronic Acid administration & dosage, Etidronic Acid analogs & derivatives, Etidronic Acid therapeutic use, Female, Humans, Male, Middle Aged, Patient Compliance, Risedronic Acid, Bone Density Conservation Agents administration & dosage, Bone Density Conservation Agents therapeutic use, Medication Adherence statistics & numerical data, Osteoporosis drug therapy
- Abstract
Low persistence with osteoporosis medication is associated with higher fracture risk. Previous studies estimated that 1-year persistence with osteoporosis medication is low. Our aim was to study persistence with osteoporosis medication among patients with long-term follow-up (to 5 years). The InterAction Database (IADB) was used to analyze persistence of 8610 Dutch patients initiating osteoporosis drugs between 2003 and 2011. Drugs under study were alendronate, risedronate, ibandronate, etidronate, raloxifene and strontium ranelate. Cumulative persistence rates were calculated after different time frames (3 months-5 years) using survival analysis. Multivariate Cox proportional hazard analyses were used to identify determinants of non-persistence. Furthermore, switching rates of persistent patients who initiated bisphosphonate therapy were analyzed. Persistence with osteoporosis therapy was 70.7 % (95 % CI, 69.7-71.7), 58.5 % (95 % CI, 57.4-59.6 %), 25.3 % (95 % CI, 24.1-26.5) after 6 months, 1 and 5 years, respectively. Determinants associated with higher risk to non-persistence within the first year were daily dosing regimen [HR, 1.76 (95 % CI, 1.46-2.14)], age <60 years [HR, 1.26 (95 % CI, 1.19-1.34)] and use of glucocorticoids [HR, 1.16 (95 % CI, 1.07-1.26)]. Monthly dosing schedule and use of generic brands of alendronate did not show a significant association with non-persistence. Approximately 4.0 % of patients initiating therapy with weekly alendronate or weekly risedronate switched therapy. Persistence with osteoporosis medication is low. Because low persistence is strongly associated with higher fracture risk, interventions to improve persistence are recommended. This study identified several patient groups in whom such interventions may be most relevant.
- Published
- 2013
- Full Text
- View/download PDF
43. Cost-effectiveness of vaccination of the elderly against herpes zoster in The Netherlands.
- Author
-
de Boer PT, Pouwels KB, Cox JM, Hak E, Wilschut JC, and Postma MJ
- Subjects
- Age Factors, Aged, Aged, 80 and over, Cohort Studies, Cost-Benefit Analysis, Female, Herpes Zoster epidemiology, Humans, Male, Middle Aged, Netherlands epidemiology, Herpes Zoster economics, Herpes Zoster prevention & control, Herpes Zoster Vaccine administration & dosage, Herpes Zoster Vaccine economics, Vaccination economics, Vaccination methods
- Abstract
Background: Each year a substantial number of Dutch elderly suffers from herpes zoster (HZ), caused by the reactivation of the varicella zoster virus (VZV). A potential complication of HZ is postherpetic neuralgia (PHN) which results in a prolonged loss of quality of life. A large randomized clinical trial, labelled the Shingles Prevention study (SPS), demonstrated that a live attenuated VZV vaccine can reduce the incidence of HZ and PHN., Objective: We aimed to estimate the incremental cost-effectiveness ratio (ICER) of vaccination of the elderly against HZ versus no such vaccination in The Netherlands., Methods: A cohort model was developed to compare the costs and effects in a vaccinated and a non-vaccinated age- and gender-stratified cohort of immune-competent elderly. Vaccination age was varied from 60 to 75 years. Data from published literature such as the SPS were used for transition probabilities. The study was performed from the societal as well as the health care payer's perspective and results were expressed in euros per quality-adjusted life year (QALY) gained., Results: In the base case, we estimated that vaccination of a cohort of 100,000 60-year-olds would prevent 4136 cases of HZ, 305 cases of PHN resulting in a QALY-gain of 209. From the societal perspective, a total of €1.9 million was saved and the ICER was €35,555 per QALY gained when a vaccine price of €87 was used. Vaccination of women resulted in a lower ICER than vaccination of men (€33,258 vs. €40,984 per QALY gained). The vaccination age with the most favourable ICER was 70 years (€29,664 per QALY gained). Parameters with a major impact on the ICER were the vaccine price and HZ incidence rates. In addition, the model was sensitive to utility of mild pain, vaccine efficacy at the moment of uptake and the duration of protection induced by the vaccine., Conclusion: Vaccination against HZ might be cost-effective for ages ranging from 60 to 75 when a threshold of €50,000 per QALY gained would be used, at €20,000 per QALY this might not be the case. Additional information on the duration of vaccine-protection is needed to further optimize cost-effectiveness estimations., (Copyright © 2012 Elsevier Ltd. All rights reserved.)
- Published
- 2013
- Full Text
- View/download PDF
44. An update of "Cost-effectiveness of rotavirus vaccination in the Netherlands: the results of a Consensus Rotavirus Vaccine model".
- Author
-
Tu HA, Rozenbaum MH, de Boer PT, Noort AC, and Postma MJ
- Subjects
- Cost-Benefit Analysis, Gastroenteritis economics, Gastroenteritis prevention & control, Hospitalization economics, Humans, Netherlands, Quality-Adjusted Life Years, Rotavirus immunology, Rotavirus Infections economics, Rotavirus Infections prevention & control, Rotavirus Vaccines immunology, Vaccination economics
- Abstract
Background: To update a cost-effectiveness analysis of rotavirus vaccination in the Netherlands previously published in 2011., Methods: The rotavirus burden of disease and the indirect protection of older children and young adults (herd protection) were updated., Results: When updated data was used, routine infant rotavirus vaccination in the Netherlands would potentially become an even more cost-effective strategy than previously estimated with the incremental cost per QALY at only €3,000-4,000. Break-even total vaccination costs were indicated at €92-122, depending on the applied threshold., Conclusions: We concluded that the results on potentially favourable cost-effectiveness in the previous study remained valid, however, the new data suggested that previous results might represent an underestimation of the economic attractiveness of rotavirus vaccination.
- Published
- 2013
- Full Text
- View/download PDF
45. Resistance to diet-induced adiposity in cannabinoid receptor-1 deficient mice is not due to impaired adipocyte function.
- Author
-
Oosterveer MH, Koolman AH, de Boer PT, Bos T, Bleeker A, van Dijk TH, Bloks VW, Kuipers F, Sauer PJ, and van Dijk G
- Abstract
Background: Overactivity and/or dysregulation of the endocannabinoid system (ECS) contribute to development of obesity. In vitro studies indicate a regulatory role for the cannabinoid receptor 1 (CB1) in adipocyte function and CB1-receptor deficient (CB1-/-) mice are resistant to high fat diet-induced obesity. Whether this phenotype of CB1-/- mice is related to altered fat metabolism in adipose tissue is unknown., Methods: We evaluated adipose tissue differentiation/proliferation markers and quantified lipogenic and lipolytic activities in fat tissues of CB1-/- and CB1+/+ mice fed a high-fat (HF) or a high-fat/fish oil (HF/FO) diet as compared to animals receiving a low-fat chow diet. Comparison between HF diet and HF/FO diet allowed to investigate the influence of dietary fat quality on adipose tissue biology in relation to CB1 functioning., Results: The adiposity-resistant phenotype of the CB1-/- mice was characterized by reduced fat mass and adipocyte size in HF and HF/FO-fed CB1-/- mice in parallel to a significant increase in energy expenditure as compared to CB1+/+ mice. The expression levels of adipocyte differentiation and proliferation markers were however maintained in these animals. Consistent with unaltered lipogenic gene expression, the fatty acid synthesis rates in adipose tissues from CB1-/- and CB1+/+ mice were unchanged. Whole-body and adipose-specific lipoprotein lipase (LPL) activities were also not altered in CB1-/- mice., Conclusions: These findings indicate that protection against diet-induced adiposity in CB1-deficient mice is not related to changes in adipocyte function per se, but rather results from increased energy dissipation by oxidative and non-oxidative pathways.
- Published
- 2011
- Full Text
- View/download PDF
46. A virtual laboratory for medical image analysis.
- Author
-
Olabarriaga SD, Glatard T, and de Boer PT
- Subjects
- Computers, Humans, Magnetic Resonance Imaging, Software, Diagnostic Imaging, User-Computer Interface
- Abstract
This paper presents the design, implementation, and usage of a virtual laboratory for medical image analysis. It is fully based on the Dutch grid, which is part of the Enabling Grids for E-sciencE (EGEE) production infrastructure and driven by the gLite middleware. The adopted service-oriented architecture enables decoupling the user-friendly clients running on the user's workstation from the complexity of the grid applications and infrastructure. Data are stored on grid resources and can be browsed/viewed interactively by the user with the Virtual Resource Browser (VBrowser). Data analysis pipelines are described as Scufl workflows and enacted on the grid infrastructure transparently using the MOTEUR workflow management system. VBrowser plug-ins allow for easy experiment monitoring and error detection. Because of the strict compliance to the grid authentication model, all operations are performed on behalf of the user, ensuring basic security and facilitating collaboration across organizations. The system has been operational and in daily use for eight months (December 2008), with six users, leading to the submission of 9000 jobs/month in average and the production of several terabytes of data.
- Published
- 2010
- Full Text
- View/download PDF
47. Electroencephalographic findings in antiepileptic drug trials: a review and report of 6 studies.
- Author
-
Van Wieringen A, Binnie CD, De Boer PT, Van Emde Boas W, Overweg J, and De Vries J
- Subjects
- Adolescent, Adult, Brain drug effects, Clinical Trials as Topic, Double-Blind Method, Electroencephalography, Epilepsy physiopathology, Female, Humans, Male, Middle Aged, Anticonvulsants therapeutic use, Brain physiopathology, Epilepsy drug therapy
- Abstract
A recent survey has shown that the EEG is of doubtful value as an outcome variable in clinical antiepileptic drug (AED) trials. Analysis of findings in 6 trials shows that in only two no consistent effect was seen; that in two power spectral analysis provided additional information to confirm changes in background activity; that in one a close relationship could be established between reduction in frequency of epileptiform discharges and administration of the trial drug (lamotrigine), and that in one, even though no correlation was apparent during use of the AED, there was an increase in frequency of both discharges and seizures on withdrawal (CGP 11952). In general the EEG would appear to be unsuitable as an outcome variable for assessing drug efficacy in AED trials. On the other hand it may give insight into the mode of drug action. Conceivably more efficient use could be made of the EEG if the methodology--including patient selection, consideration of circadian rhythms and of combination AED therapy, and standardized long-term recording--were to be improved and automation and quantification techniques used.
- Published
- 1987
- Full Text
- View/download PDF
48. Monitoring at the Instituut voor Epilepsiebestrijding Meer en Bosch.
- Author
-
Binnie CD, Aarts JH, Van Bentum-De Boer PT, and Wisman T
- Subjects
- Automation, Critical Care, Epilepsy drug therapy, Humans, Long-Term Care, Netherlands, Personnel Staffing and Scheduling, Psychological Tests, Telemetry, Videotape Recording, Electroencephalography methods, Epilepsy diagnosis, Hospitals, Special, Monitoring, Physiologic methods
- Abstract
A requirement for intensive epilepsy monitoring arose from a demand for ictal EEG registration for diagnostic purposes and in the context of pharmacokinetic research. The monitoring facility developed gradually: first conventional EEG equipment was used on the wards, later miniaturized pre-amplifiers were introduced to allow the patient greater freedom, finally a comprehensive specialized monitoring facility was created with its own accommodation. For most clinical and research applications arising in the Institute intensive observation and video monitoring are necessary. The greater reliability, channel capacity and bandwidth of cable telemetry offer considerable advantages over alternative monitoring techniques as radio telemetry. For recording from patients in locations outside the monitoring unit but where restricted mobility is acceptable a combination of telephone telemetry with a local radio link is used. Synchronization of EEG and video images is achieved by various means, depending on the application: split-screen technique, superimposition of EEG on video images or annotating the paper EEG chart with digital time information derived from the video time-date generator. Buffering of EEG signals is also available by means of a computer disk or a shift register. During the development of the system evaluation studies have been performed showing a progressively increasing yield of clinically useful information. At the most recent assessment, 79% of the investigations answered the clinical question addressed, in 65% of instances the findings had consequences for management and in over 25% the decisions resulting from monitoring had long-term therapeutic benefits for the patient.
- Published
- 1985
Catalog
Discovery Service for Jio Institute Digital Library
For full access to our library's resources, please sign in.