Search

Contains fulltext : 163366.pdf (publisher's version ) (Open Access), This study explores the presence of different moral natures - neutral, good, bad, ambivalent - and its association with sociodemographic characteristics in 3 television genres, through content analysis (N = 3,993). Results show that morally ambivalent characters dominate the cast of fiction, whereas neutral characters form a majority in news and information programming. In all genres, morally ambivalent characters are typed by social and professional transgression, while morally bad characters are typed by transgressions of the law. Although two thirds of all transgressions are punished, morally bad characters are always punished, whereas morally ambivalent characters more often get away without consequences.

Item does not contain fulltext, Het woord framing komt al een vijftiental jaren in het Nederlands voor in politiek en media. Het wordt meestal gebruikt om een communicatiestrategie aan te duiden. Door een onderwerp via woord en/of beeld in een bepaald kader te plaatsen, krijgt het een lading met positieve of juist negatieve associaties. De frames die in beleidsrapporten en media een rol spelen (de zogenoemde mediaframes) wijken wat af van het meer algemene begrip dat Goffman in zijn boek Frame Analysis (1974) introduceerde, maar zij zijn daarmee wel verwant. Een frame brengt orde in de ervaring van de persoon en is een leidraad voor situatiedefinities. Frame-analyse is dan ook een kwalitatieve onderzoekstechniek die past bij het symbolisch-interactionisme, een theoretisch perspectief dat de sociale werkelijkheid bestudeert in termen van handelingsprocessen (vgl. Arts, Hilhorst & Wester, 1985). Via frame-analyse worden structuren gereconstrueerd in de betekenisverlening, die men zich via ervaring en socialisatie heeft eigen gemaakt (vgl. Mead, 1934). In deze bijdrage zal ik Goffmans ideeën en een voorbeeld van zijn frame-analyse presenteren en vervolgens ingaan op het framing-perspectief in onderzoek van de media.

Contains fulltext : 179341.pdf (publisher's version ) (Open Access), Background: Intimate partner violence (IPV) is highly prevalent and associated with physical and mental health problems. Mentor mother support is a low threshold intervention in family practice consisting of support by non-professionals trained to support mothers experiencing IPV. A mentor mother support study showed reduced exposure to IPV and decreased symptoms of depression.Objectives: Identify factors determining implementation success of mentor mother support in family practice. Methods: Individual interviews were conducted with 12 family physicians, 16 abused mothers and three mentor mothers. Four mentor mothers participated in a focus group. Qualitative content analysis was used to analyse the data. Results: The identification and discussion of abuse is hindered by family physicians' attitudes because they considered mothers experiencing IPV as a difficult target group with a responsibility of their own to break out of their violent situation. Some family physicians doubted the partner's violence because he was known as a patient as well. Acceptance of mentor mother support is related to the readiness for change of mothers experiencing IPV. Mentor mothers facilitate acceptance and completion of their support by connecting as a friend who is equal and less threatening than professionals. Conclusion: To improve successful implementation of mentor mother support in primary care, we should focus on family physicians' attitudes towards IPV. To change these attitudes, we recommend continuous training of family physicians. By being paraprofessional friends, mentor mothers offer low threshold support that is complementary to professional support and should be embedded more widely in primary care.KEY MESSAGES: We need to focus on family physicians' attitudes towards IPV to improve the support for mothers experiencing IPV. As 'paraprofessional friends', mentor mothers offer low-threshold support that is complementary to professional support.

Radboud University, 20 december 2017, Promotores : Lagro-Janssen, A.L.M., Wester, F.P.J. Co-promotores : Lo Fo Wong, S.H., Laurant, M.G.H., Contains fulltext : 178911.pdf (publisher's version ) (Open Access)

Item does not contain fulltext, Als u dit leest, is het misschien wat moeilijk voorstelbaar, maar ik schrijf deze boodschap op een bijna tropische dag in september. Een bijzondere tijd, niet vanwege het weer, want in 1929 leer ik zojuist, was het in september ook al 34,4 graden Celsius. Ik weet niet hoe u daar achteraf tegen aankijkt, maar het nieuws wordt dezer dagen gedomineerd door stripfiguren. De jeugd jaagt op straat, strand, bos en hei op Pokemons, Trump jaagt vooral op aandacht, Erdogan op Gülen en consorten, en Blind, de naam zegt het al, aast tevergeefs op een overwinning. Kortom, de verbeelding heeft in deze hitte de overhand en dus is er verlangen naar de tijd dat de beide benen weer stevig op grond staan. Buiten is het bij u ongetwijfeld al flink afgekoeld, wellicht geldt dat voor de meeste van deze stripfiguren ook.

Item does not contain fulltext, Reinoud Bosch heeft in zijn discussiebijdrage meerdere doelstellingen geformuleerd: of gesuggereerd. Ik lees er minstens drie: - Hoe kan causaliteit in het sociale leven het best worden geanalyseerd? - Hoe ziet macht als sensitizing concept eruit? - Hoe kan macht conceptueel worden uitgewerkt?

Radboud University, 08 december 2016, Promotor : Wester, F.P.J. Co-promotor : Hijmans, E.J.S., Item does not contain fulltext

Contains fulltext : 170047.pdf (publisher's version ) (Closed access), BACKGROUND: Some gynaecological and pregnancy-associated conditions are more common in abused women than in non-abused women, but this has not been examined in family practice. OBJECTIVE: We aimed to investigate intimate partner violence (IPV) prevalence in family practice and to investigate whether gynaecological and pregnancy-associated conditions are more common in abused women than in non-abused women. METHODS: We conducted a cross-sectional waiting room survey in 12 family practices in the Netherlands in 2012. Women were eligible if they were of 18 years or older. Questionnaires measured IPV and gynaecological and pregnancy-associated conditions. Chi-square tests were used to assess the differences in gynaecological and pregnancy-associated conditions between abused women and non-abused women. RESULTS: The response rate was 86% (262 of 306 women). The past-year prevalence of IPV in women who had had an intimate relationship in the past year and were not accompanied by their partner was 8.7% (n = 195). Lifetime prevalence of women who had ever had an intimate relationship, but not in the past year, was 17.6% (n = 51). Sexually transmitted infections (STIs) [odds ratio (OR) = 4.6, 95% confidence interval [CI] = 1.7-12.5, n = 240], menstrual disorders (OR = 3.7, 95% CI = 1.2-11.2, n = 143), sexual problems (OR = 3.3, 95% CI = 1.2-9.3, n = 229), miscarriages (OR = 2.5, 95% CI = 1.062-5.8, n = 202) and induced abortions (OR = 2.7, 95% CI = 1.028-7.3, n = 202) were significantly more common in abused women than in non-abused women. CONCLUSION: Family physicians should ask about IPV when women present with STIs, menstrual disorders, sexual problems, miscarriages or induced abortions. To improve the recognition of IPV, future research needs to investigate whether a combination of symptoms offers improved prediction of IPV.

Item does not contain fulltext, IJsheiligen, kent u die uitdrukking? Het dateert uit de tijd dat het leven nog netjes geordend was volgens een religieus wereldbeeld, en dus ook de natuur zich aan die orde moest houden. De ijsheiligen markeren de periode van de overgang in het voorjaar naar minder koude nachten, waarin al warme perioden kunnen voorkomen en veelal plotseling omslag naar kouder weer kan plaatsvinden, vanwege de nabijheid van de nog koude zee. Het is een periode waarin dwaalgasten uit het Noorden en Zuiden langskomen, bloeiende vruchtbomen beschermd moeten worden tegen nachtvorst, en ook de periode waarin nieuwe aanplant wordt aangebracht. De voorzichtige hovenier wacht daarmee tot na de ijsheiligen (11 tot 14 mei), omdat nachtvorst dan niet meer wordt verwacht. Tot de ijsheiligen behoren Servaes (14 mei) uit Maastricht en ook Bonifatius, niet die uit Dokkum (ook een dwaalgast, daar wisten de Friezen wel raad mee), maar die uit Tarsus. Dit jaar doen zij hun naam geen eer aan, want de temperatuur is net zo aangenaam als het naar verwachting is als u dit alles tot u neemt.

Item does not contain fulltext

Item does not contain fulltext, Volgens de statistieken van de weergoden van het KNMI en hun collega's hebben we een heel warme en vooral ook droge zomer achter de rug. Met betrekking tot deze kenmerken is er zelfs sprake van een recordzomer, wat weer gedachten oproept aan het onderwerp klimaatverandering. Als ik terugdenk aan de afgelopen zomer, komen er vreemd genoeg heel andere ervaringen bij mij op. Zoals een paar dagen fietsen op Terschelling, met soms prachtig weer, maar wel een ijskoude wind recht uit de Noordzee. Of wandelen in de Franse Ardennen, met regen en temperaturen lager dan in Nederland. En vorige week nog keek ik onder een matje in de kelder en ontdekte vochtplekken, waarschijnlijk vanwege wateroverlast na een stortbui. En gisteren betrapte ik mijzelf erop dat ik dacht 'eindelijk zon', na een paar dagen van kwakkelweer met buien (maar dat zou ook kunnen samenhangen met de zonnepanelen die sinds een dag of drie op het dak liggen, kan ik eindelijk eens nagaan wat die dingen op een zonrijke dag opbrengen). Hoe dan ook, dit soort zomerse herinneringen geeft toch een heel ander idee dan recordzomer! Ik geef toe dat het wel erg uitdagend is om op grond van één gevalletje te generaliseren, maar het lijkt mij toe dat het bovenstaande niet alleen voor mij geldt. Is de individuele mens wel in staat om processen en ontwikkelingen die langer duren dan zeg een dag te registreren en wel zodanig dat er overeenstemming valt te vinden met bijvoorbeeld de wat abstracte statistieken over het weer van de afgelopen tijd? Dat mensen processen en ontwikkelingen denken te registreren, is wel zeker, de meeste mensen zijn erg goed in het constateren van ontwikkelingen als de achteruitgang van de kwaliteit van peren, het onderwijs, gesprekken in de trein dan wel het voetbal op de Nederlandse velden. De kwaliteit om processen en ontwikkelingen te constateren is dus wel aanwezig, maar zit er ook een kern van waarheid in? Nu zal niemand voorstellen om het KNMI te vervangen door een internetpanel van De Hond

Item does not contain fulltext, Nog wat opgeblazen door kerstkrans en oliebollen las ik de discussie over interviewen en focusgroepen door. Mij bekroop het gevoel dat ik al eens eerder zoiets had gelezen, van auteurs die zich afzetten tegen geavanceerde methoden als schaaltechnieken, regressieanalyse en big data. Probeer methoden niet te verabsoluteren: observatie is niet beter dan interviewen, experimenten zijn ook heilzaam voor interpretatieve zoekers en enquêtes zijn heel geschikt om het veranderende culturele wolkendek in de samenleving te schilderen, maar zeggen weinig over persoonlijke perspectieven. Natuurlijk worden wij uitgedaagd door het onderwerp van Verhulst en Lamberts. Als je een zelfevaluatie-instrument moet ontwikkelen voor een beroepsgroep, dan voel je aan je water dat er heel veel haken en ogen aan zitten. Nou heb ik de afgelopen jaren niet met diëtisten gewerkt, maar mijn ervaringen met de zelfevaluatie van de onderwijs- en onderzoeksproductie van een vakgroep zijn een rijke bron om uit te putten om kanttekeningen te plaatsen bij de afweging van interview of focusgroep.

Item does not contain fulltext, In deze KWALON presenteert Harald Warmelink in een bijzondere bijdrage aan de rubriek 'In de voetsporen van Malinowski' het probleem van etnografie op het internet (soms ook wel 'netnografie' genoemd). Hij kijkt daarbij naar de wereld van het online spel, met bijzondere aandacht voor het spel EVE Online. Dat is een razend populair spel en trekt wereldwijd vele miljoenen in een spelomgeving die sterke trekken heeft van een sciencefictionwereld. In zijn bijdrage stelt Warmelink de vraag of etnografie eigenlijk wel mogelijk is in een dergelijke online wereld, en daarmee adresseert hij en passant de grenzen van de etnografie. Dat is een belangrijk, methodologisch probleem om verder te bespreken, vandaar dat de KWALON-redactie heeft besloten om hier een kort debat aan te wijden. Dat debat leiden we hieronder kort in, waarna Harald Warmelink zijn stuk presenteert. Daarop geven KWALON-redacteuren Joost Beuving en Fred Wester een gezamenlijke repliek, gevolgd door een dupliek van Warmelink.