Search

The mass and energy flows of the entire process of wastewater treatment, including the water-, sludge- and biogas line, are modelled in this research. This model is based on input data of the Wastewater Treatment Plant (WWTP) Amsterdam West. Connecting the entire system made it possible to make changes to the technologies within one part of the system, and to calculate the corresponding effect on the mass and energy flows of the entire system. This system model is used to provide input data for a consequential Life Cycle Assessment (cLCA) on the Global Warming Potential (GWP) of the WWTP Amsterdam West in combination with different technologies to capture and digest sludge. This cLCA includes biogenic carbon dioxide, in contrast to current practices in LCA, showing all emissions in wastewater treatment and indicating the remaining potential of Carbon Capture and Utilisation (CCU). Four scenarios are created, which differ from each other in the technologies used. First, a baseline scenario is created, which consists of the current technologies used at the WWTP Amsterdam west. The second scenario (A-trap scenario) consists of an A-trap instead of a Pre-Settling Tank (PST). An A-trap captures more sludge from the wastewater than a PST, resulting in a reduced sludge flow through the waterline and an increased sludge output towards the sludge line. The third scenario (AHPD scenario) consists, in addition to an A-trap, of Autogenerative High Pressure Digestion (AHPD) instead of Anaerobic Digestion (AD). AHPD is a new technology that directly produces biomethane with a methane content between 90% and 95% (Lindeboom et al., 2014). It is expected that the biomethane can be directly injected into the gas grid, in contrast to low calorific biogas from AD. The fourth scenario (AH2PD scenario) is like the AHPD scenario, but also includes the injection of hydrogen. This leads to the conversion of hydrogen and carbon dioxide into methane. The cLCA resulted in a total GWP for the e

Zal Nederland in 2050 nog lijken op het Nederland van nu? In veel opzichten waarschijnlijk niet. Tegen die tijd zal Nederland de energietransitie achter de rug hebben en hernieuwbare energie opwekken waar het maar kan. Ons land heeft zich aan de klimaatverandering aangepast. En er zullen nieuwe woon- en werkomgevingen zijn ontstaan. Hoe kunnen de provincies zorgen dat deze veranderingen en opgaven kwalitatief goed vorm krijgen en hoe betrekken zij initiatiefnemers, bewoners en gebruikers daarbij?

Wat vinden de inwoners van Overijssel belangrijk aan hun leefomgeving? Naast werkgelegenheid hechten ze veel belang aan behoud van natuur en landschap. Dat stelt de provincie Overijssel voor de vraag waar de balans tussen economische groei en kwaliteit van natuur en landschap ligt. Vanaf 2009 stuurt de provincie Overijssel op ruimtelijke kwaliteit om deze balans te vinden.

De flora van Nederland is in de afgelopen eeuw sterk vernaderd en veranderingen treden nog steeds op. De ontwikkelingen worden gevolgd door het Landelijk meetnet Flora. Momenteel zijn er voldoende herhalingsmetingen gedaan om de eerste conclusies te kunnen trekken over veranderingen over de laatste zeven jaar. In dit artikel (vanuit CBS en MNP) staat de vegetatie centraal van natuurlijke terreinen als bos, heide en duinen

Roofvliegen zijn met met hun goede ogen, krachtige poten en sterke steeksnuit goed toegerust voor het vangen van allerlei insecten in de vlucht. De meeste soorten komen voor in structuurrijke, half-open gebieden, maar ook in bos zijn ze te vinden. In dit artikel wordt de eerste waarneming voor Nederland van Stichopogon elegantulus besproken. Hiermee komt het totale soortenaantal voor Nederland op 40., A female of the robberfly Stichopogon elegantulus (Wiedemann in Meigen 1820) was discovered in a malaise trap in Papenvoort (Drenthe, the Netherlands) on June, 22th, 1998. It is the first record for the Netherlands. The capture is odd because it is far north from the nearest sites where the species occurs, along the river Rhine in the southern parts of Germany. In Germany, the species extends its range northward. We expect, however, that the Dutch specimen was transported accidentally by man. There are no populations between our site and the sites in southern Germany, making it improbable that the range already extends so far north.