19 results on '"Tijhuis, MAR"'
Search Results
2. De gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven bij astma en COPD vergeleken met andere groepen in Nederland
- Author
-
Beaumont M, Tijhuis MAR, and CZE
- Subjects
health-related quality of life ,copd ,asthma ,respiratory tract diseases - Abstract
In opdracht van het Astmafonds worden in dit rapport beschikbare gegevens in kaart gebracht over de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven van personen met astma en COPD vergeleken met die van andere groepen. Hiertoe is enerzijds een literatuurstudie uitgevoerd waarvoor studies zijn geselecteerd waarin de kwaliteit van leven van personen met astma of COPD wordt vergeleken met die van de algemene bevolking of van personen met een andere (chronische) ziekte. Anderzijds zijn nieuwe analyses uitgevoerd op basis van twee epidemiologische studies. Gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven is een begrip met meerdere dimensies. Zowel de gezondheidstoestand als de gevolgen daarvan voor het functioneren en de waardering daarvoor zijn van belang. Het literatuur onderzoek en de analyses toonden aan dat zowel het fysieke, emotionele als sociale functioneren wordt be6nvloed door astma. Personen met COPD bleken lager te scoren op maten voor kwaliteit van leven dan personen met astma. Personen met astma of COPD gaven de laagste score aan hoe zij hun algemene gezondheid ervoeren in vergelijking met personen met een andere chronische ziekte. Veel gegevens over de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven van personen met astma en COPD in Nederland in vergelijking met andere groepen bleken beschikbaar. Andere gegevens zijn niet gepubliceerd maar lijken wel aanwezig. Zo is er nog weinig bekend over verschillen tussen mannen en vrouwen. Ook verschillen tussen leeftijdsgroepen, mensen met een verschillende sociaal-economische achtergrond of uit verschillende regio's binnen de groep personen met astma of COPD zijn niet direct beschikbaar. Deze gegevens zijn wel via secundaire analyses te verkrijgen. Enkele gegevens blijken in de huidige studies niet aanwezig. Dat betreft de kwaliteit van leven van kinderen met astma in de leeftijd van 0-6 jaar en 14-20 jaar. Ook over de subjectieve beleving van het functioneren en specifieke activiteiten of situaties waarin men beperkingen ervaart is nog weinig bekend.
- Published
- 2012
3. Sociaal-epidemiologisch onderzoek bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiene. Position Paper
- Author
-
Tijhuis MAR and CCM
- Subjects
research ,psychische processen ,mental processes ,socioeconomic factors ,netherlands ,life style ,psychopathology ,onderzoek ,psychopathologie ,nederland ,rivm ,chronische ziekten ,levensstijl ,sociaal-economische factoren ,chronic disease - Abstract
Onderzoek naar psychische en sociale factoren bij chronische ziekten is voor het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiene een geheel nieuw terrein. In dit rapport wordt kort uiteengezet wat de stand van zaken is op dit onderzoeksterrein, welke lacunes en behoeften kunnen worden geconstateerd, welke onderzoeken andere instituten in Nederland uitvoeren en wat de plaats van het RIVM hierin zal zijn. Psychische en sociale factoren spelen in op diverse aspecten van het ziekteproces. Wij beperken ons hier tot die factoren die van belang zijn voor het ontstaan van chronische aandoeningen of determinanten daarvan. Psychische en sociale factoren, zo blijkt uit onderzoek, zijn gerelateerd aan leefstijlfactoren zoals bijvoorbeeld roken en alcohol-consumptie. Onderzoek naar de relaties tussen psychische en sociale factoren en biologische risico-factoren staat nog in de kinderschoenen. Er is al wel onderzoek gedaan naar psychische en sociale factoren in relatie tot verschillende aandoeningen. De laatste paar jaar wordt veel onderzoek naar ervaren gezondheid en kwaliteit van leven uitgevoerd. De onderzoeksactiviteiten van het RIVM zullen in eerste instantie zijn gericht op de relatie tussen psychische en sociale determinanten van leefstijl en biologische risicofactoren, en op de relatie tussen kenmerken van het sociale netwerk en morbiditeit en mortaliteit. Op langere termijn zal ook onderzoek worden uitgevoerd naar de kwaliteit van leven in de algemene populatie. Toekomstig onderzoek bij het RIVM zou kunnen worden ontwikkeld op het gebied van de gevolgen van stress in de algemene populatie.
- Published
- 2012
4. The role of psychosocial factors in the etiology of cancer ; a pilot study of procedures and assessment instruments
- Author
-
Tijhuis MAR, Surtees PG, Ormel J, and CCM
- Subjects
validation ,pathogenesis ,neoplasms ,epidemiologic factors ,pilot projects ,psychological processes ,measurements ,psychosocial factors - Abstract
De eerste fase in het onderzoek naar psychosociale factoren bestond uit een pilot van de procedures en de meetinstrumenten. Deze pilot werd uitgevoerd in april en mei 1996 onder respondenten van het Peilstationsproject Hart- en Vaatziekten in Maastricht. In dit rapport worden de resultaten van deze pilot getoond. Naast sociaal-demografische factoren zijn vragen over lichamelijk functioneren en welzijn, werk, sociale relaties, psychische gezondheid, levensgebeurtenissen, kindertijd en persoonlijkheid en coping opgenomen in de vragenlijst. Nederlandse versies van vragenlijsten over lichamelijk functioneren en welzijn en van persoonlijkheid en coping (actieve coping, neuroticisme, en extraversie) waren beschikbaar. De psychometrische eigenschappen van alle vragenlijsten bleken goed. Er is geen gedetailleerde vergelijking van scores met andere populaties uitgevoerd vanwege het lage aantal respondenten in deze pilot studie. Het feit dat alle gebruikte schalen vergelijkbaar zijn met de originele onderzoeken geeft vertrouwen ten aanzien van de hoofdstudie van het project.
- Published
- 2012
5. Which chronic conditions are associated with better or poorer quality of life?
- Author
-
Sprangers, MAG, de Regt, EB, Andries, F, van Agt, HME, Bijl, RV, de Boer, JB, Foets, M, Hoeymans, N, Jacobs, AE, Kempen, GIJM, Miedema, HS, Tijhuis, MAR, de Haes, HJM, de Haes, J.C.J.M., and Science in Healthy Ageing & healthcaRE (SHARE)
- Subjects
OF-LIFE ,health status ,HEALTH SURVEY ,MULTIPLE-SCLEROSIS ,RHEUMATOID-ARTHRITIS ,functioning ,ILLNESSES ,quality of life ,comparison ,FUNCTIONAL STATUS ,SF-36 ,CHRONIC DISEASE ,MEDICAL OUTCOMES ,POPULATION - Abstract
The objective of the present study is to compare the QL of a wide range of chronic disease patients. Secondary analysis of eight existing data sets, including over 15,000 patients, was performed. The studies were conducted between 1993 and 1996 and included population-based samples, referred samples, consecutive samples, and/or consecutive samples. The SF-36 or SF-24 were employed as generic QL instruments. Patients who were older, female, had a low level of education, were not living with a partner, and had at least one comorbid condition, in general, reported the poorest level of QL. On the basis of rank ordering across the QL dimensions, three broad categories could be distinguished. Urogenital conditions, hearing impairments, psychiatric disorders, and dermatologic conditions were found to result in relatively favorable functioning. A group of disease clusters assuming an intermediate position encompassed cardiovascular conditions, cancer, endocrinologic conditions, visual impairments, and chronic respiratory diseases. Gastrointestinal conditions, cerebrovascular/neurologic conditions, renal diseases, and musculoskeletal conditions led to the most adverse sequelae. This categorization reflects the combined result of the diseases and comorbid conditions. If these results are replicated and validated in future studies, they can be considered in addition to information on the prevalence of the diseases, potential benefits of care, and current disease-specific expenditures. This combined information will help to better plan and allocate resources for research, training, and health care. (C) 2000 Elsevier Science Inc. All rights reserved.
- Published
- 2000
6. Meervoudig ongezond gedrag in Nederland: Een exploratie van risicogroepen en samenhang met omgeving, gezondheid en zorggebruik
- Author
-
PZO, Wendel-Vos GCW, Picavet HSJ, van Gelder BM, Tijhuis MAR, Droomers M, PZO, Wendel-Vos GCW, Picavet HSJ, van Gelder BM, Tijhuis MAR, and Droomers M
- Abstract
RIVM rapport:In dit onderzoek werd bekeken hoe vaak combinaties van roken, excessief alcoholgebruik, te weinig bewegen en ongezond eten voorkomen in de Nederlandse bevolking. Vooral rokers blijken er een tweede ongezonde leefgewoonte op na te houden. Combinaties met roken komen vaker voor dan de percentages van de twee afzonderlijke gedragingen doen vermoeden. De combinatie van twee ongezonde gedragingen komt echter niet vaker voor in bepaalde bevolkingsgroepen of bij mensen met een betere of slechtere gezondheidstoestand. Ook blijkt het voorkomen van combinaties van ongezonde gedragingen onafhankelijk te zijn van factoren uit de sociale en fysieke leefomgeving van de persoon, zoals gezinssamenstelling en mate van verstedelijking. De combinatie van twee ongezonde gedragingen geeft wel een grotere kans op vroegtijdig overlijden dan de risicoberekening hierover voor het afzonderlijke gedrag, maar deze is niet excessief groter. Mensen die twee ongezonde gedragingen combineren maken niet meer gebruik van de gezondheidszorg dan mensen met enkelvoudig ongezond gedrag., This study explored the prevalence of combinations of smoking, excessive alcohol consumption, physical inactivity and an unhealthy diet in the Netherlands. Especially smokers often showed unhealthy behaviour concerning at least one other lifestyle factor. Combinations with smoking occur more frequently than can be expected based on the prevalence of the individual behaviours. Generally, this was true independent of demographic characteristics of the population, health status and factors from the social and physical environment such as the number of people in one family and degree of urbanisation. A combination of unhealthy behaviours was associated with a higher mortality risk. However, this risk was not high enough for clustering of mortality risk to be present. Overall, no association was found between the combination of two unhealthy behaviours and health care use.
- Published
- 2008
7. Adaptieve opgaven bij chronische ziekte
- Author
-
de Haes, JCJM (Johanna), Sprangers, MAG, de Regt, HB, Andries, F, Agt, Heleen, de Boer, JB (Josien), Foets, Marleen, Hoeymans, N, Jacobs, A, Kempen, GIJM, Miedema, HS, Tijhuis, MAR, van Zessen, G, Public Health, and Psychiatry
- Published
- 1997
8. Final report of the HALE (Healthy Ageing: a Longitudinal study in Europe) project
- Author
-
PZO, Bogers RP, Tijhuis MAR, van Gelder BM, Kromhout D, PZO, Bogers RP, Tijhuis MAR, van Gelder BM, and Kromhout D
- Abstract
RIVM rapport:Lichamelijk functioneren, psychisch welzijn, het geheugen en het sociale leven nemen af en ziekte en sterfte nemen toe met het ouder worden. Echter, niet iedereen krijgt te maken met ernstige gezondheidsproblemen op oudere leeftijd. In opeenvolgende generaties worden we steeds gezonder oud. Deze en andere resultaten worden beschreven in het eindrapport van het HALE project (HALE is "Healthy Ageing: a Longitudinal study in Europe", ofwel "Gezond ouder worden: een langlopende vervolg studie in Europa"). De resultaten tonen aan dat de gevolgen van ouder worden te beinvloeden zijn door voeding en leefstijl (roken, alcohol, bewegen) en daarmee samenhangende factoren. Mediterrane voeding, matig alcoholgebruik, niet roken en regelmatig bewegen dragen ieder afzonderlijk en vooral ook in combinatie bij aan het verlagen van het sterfterisico. Een lagere systolische bloeddruk en minder cholesterol in het bloed zijn ook bij ouderen gerelateerd aan een lager risico op sterfte aan hart- en vaatziekten. Blijven bewegen, matig koffiegebruik, getrouwd zijn of samenwonen verkleinen de kans op achteruitgang in geheugen. Ook bleek dat de huidige epidemie van overgewicht niet iets is van de laatste jaren: het aantal mensen met overgewicht in opeenvolgende generaties neemt al toe sinds 1960. In dit project stonden voeding en leefstijl centraal. Daarom bevelen we aan om interventies op het gebied van de gezondheidsbevordering te richten op verschillende aspecten van voeding en leefstijl. Daarbij kunnen mensen dan zelf kiezen of ze bijvoorbeeld hun voedingsgewoonten of bewegingspatroon aanpassen, of allebei., The HALE project showed an increase in Body Mass Index in the different age cohorts, suggesting that the current obesity epidemic went back as far as the 1960s. In some countries favorable changes in systolic blood pressure and serum cholesterol levels occurred. In general, low systolic blood pressure and serum cholesterol levels were related to a low cardiovascular diseases mortality risk. Consumption of a Mediterranean type of diet, moderate consumption of alcohol, non-smoking and regular physical activity were related to a lower mortality risk. These were taken both separately and in combination, the relationship was even stronger in the latter. In the elderly, health and functional status decreased with age, although in subsequent cohorts the proportion of healthy elderly has increased. Regular physical activity, moderate coffee consumption, being married, and living with others were all associated with a smaller cognitive decline in elderly men. The aim of the HALE project was to study changes in and determinants of usual and healthy ageing in 13 European countries. For this project longitudinal data were used of three international studies: the Seven Countries Study database (7047 men followed for 35 years in five European countries) and the combined database of the FINE and SENECA Study (3805 elderly men and women followed for 10 years in 12 European countries).
- Published
- 2006
9. Final report of the HALE (Healthy Ageing: a Longitudinal study in Europe) project
- Author
-
VGC/SVC, PZO, Bogers RP, Tijhuis MAR, Gelder BM van, Kromhout D, VGC/SVC, PZO, Bogers RP, Tijhuis MAR, Gelder BM van, and Kromhout D
- Abstract
RIVM rapport:The HALE project showed an increase in Body Mass Index in the different age cohorts, suggesting that the current obesity epidemic went back as far as the 1960s. In some countries favorable changes in systolic blood pressure and serum cholesterol levels occurred. In general, low systolic blood pressure and serum cholesterol levels were related to a low cardiovascular diseases mortality risk. Consumption of a Mediterranean type of diet, moderate consumption of alcohol, non-smoking and regular physical activity were related to a lower mortality risk. These were taken both separately and in combination, the relationship was even stronger in the latter. In the elderly, health and functional status decreased with age, although in subsequent cohorts the proportion of healthy elderly has increased. Regular physical activity, moderate coffee consumption, being married, and living with others were all associated with a smaller cognitive decline in elderly men. The aim of the HALE project was to study changes in and determinants of usual and healthy ageing in 13 European countries. For this project longitudinal data were used of three international studies: the Seven Countries Study database (7047 men followed for 35 years in five European countries) and the combined database of the FINE and SENECA Study (3805 elderly men and women followed for 10 years in 12 European countries)., Lichamelijk functioneren, psychisch welzijn, het geheugen en het sociale leven nemen af en ziekte en sterfte nemen toe met het ouder worden. Echter, niet iedereen krijgt te maken met ernstige gezondheidsproblemen op oudere leeftijd. In opeenvolgende generaties worden we steeds gezonder oud. Deze en andere resultaten worden beschreven in het eindrapport van het HALE project (HALE is "Healthy Ageing: a Longitudinal study in Europe", ofwel "Gezond ouder worden: een langlopende vervolg studie in Europa"). De resultaten tonen aan dat de gevolgen van ouder worden te beinvloeden zijn door voeding en leefstijl (roken, alcohol, bewegen) en daarmee samenhangende factoren. Mediterrane voeding, matig alcoholgebruik, niet roken en regelmatig bewegen dragen ieder afzonderlijk en vooral ook in combinatie bij aan het verlagen van het sterfterisico. Een lagere systolische bloeddruk en minder cholesterol in het bloed zijn ook bij ouderen gerelateerd aan een lager risico op sterfte aan hart- en vaatziekten. Blijven bewegen, matig koffiegebruik, getrouwd zijn of samenwonen verkleinen de kans op achteruitgang in geheugen. Ook bleek dat de huidige epidemie van overgewicht niet iets is van de laatste jaren: het aantal mensen met overgewicht in opeenvolgende generaties neemt al toe sinds 1960. In dit project stonden voeding en leefstijl centraal. Daarom bevelen we aan om interventies op het gebied van de gezondheidsbevordering te richten op verschillende aspecten van voeding en leefstijl. Daarbij kunnen mensen dan zelf kiezen of ze bijvoorbeeld hun voedingsgewoonten of bewegingspatroon aanpassen, of allebei.
- Published
- 2006
10. De fysieke omgeving in relatie tot bewegen en voeding - Onderzoek in het kader van preventie van overgewicht
- Author
-
PZO, VTV, Wendel-Vos GCW, Blokstra A, Zwakhals SLN, Wijga AH, Tijhuis MAR, PZO, VTV, Wendel-Vos GCW, Blokstra A, Zwakhals SLN, Wijga AH, and Tijhuis MAR
- Abstract
RIVM rapport:Ondanks de hoge verwachtingen van de invloeden van fysieke omgeving op ons voedings- en beweegpatroon, zijn er relatief weinig studies die een dergelijke samenhang hebben onderzocht. Hierbij blijft het aantal Nederlandse studies duidelijk achter bij studies uit de Verenigde Staten en Australie. Om een gedegen uitspraak te kunnen doen over of aspecten uit de fysieke omgeving samenhangen met voeding en bewegen, welke specifieke aspecten dit zijn en of deze aspecten verschillen voor verschillende onderdelen van voeding en bewegen is meer (Nederlands) onderzoek nodig. De weinige studies die er zijn impliceren een rol voor aanwezigheid en toegankelijkheid van voorzieningen en recreatieve ruimte en verkeersveiligheid in relatie tot beweeggedrag. Daarnaast speelt het aanbod van groente en fruit een rol in de consumptie ervan. Deze bevindingen zijn afkomstig uit een uitgebreid literatuuronderzoek naar de samenhang tussen fysieke omgeving, voeding en bewegen. Aanvullend zijn de aanwijzingen uit de literatuur getoetst op basis van twee grote studies van het RIVM, gecombineerd met aanwezige objectieve informatie over de fysieke omgeving. Deze analyses bevestigden de bevindingen uit de literatuur. Volwassenen bewogen bijvoorbeeld meer wanneer er in de omgeving van de woning voldoende recreatieve ruimte beschikbaar was. Kinderen in een niet-stedelijke omgeving speelden meer buiten dan kinderen in een stedelijke omgeving., Despite great expectations of the influence of the physical environment on nutrition and physical activity, relatively few studies have addressed this association, with the Netherlands clearly showing a backlog in comparison to the United States and Australia. More (Dutch) research is needed to be able to make well-grounded statements on: 1) the relationship between aspects of the physical environment and diet and physical activity; 2) the aspects of particulate importance and 3) whether or not these aspects differ according to the different domains of diet and physical activity. The small number of published studies suggest presence and accessibility of facilities and recreational space and traffic safety as potential determinants of physical activity. The presence of fruit and vegetables in shops forms a potential determinant for fruit and vegetable consumption. These findings come from an extensive review of the literature on environmental determinants of diet and physical activity. Subsequently, indications from the literature were tested on the basis of two large studies from the National Institute for Public Health and the Environment, combined with the use of existing objective data on the physical environment. These analyses confirmed findings from the literature. For example, adults in a living environment with more recreational space were more active. Children living in a non-urban environment also spent more time playing outside than children living in an urban environment.
- Published
- 2005
11. Interventies ter preventie van overgewicht in de wijk, op school, op het werk en in de zorg - Een verkennende studie naar de effecten
- Author
-
PZO, Bemelmans WJE, Wendel-Vos GCW, Bos G, Schuit AJ, Tijhuis MAR, PZO, Bemelmans WJE, Wendel-Vos GCW, Bos G, Schuit AJ, and Tijhuis MAR
- Abstract
RIVM rapport:De Nederlandse overheid wil graag bereiken dat het aantal mensen met overgewicht afneemt. Daarvoor is het belangrijk dat meer mensen voldoende bewegen en/of minder eten. Het doel van dit onderzoek is om uit te zoeken met welke maatregelen, interventies genoemd, dit bereikt kan worden en welke effecten deze interventies op de langere termijn hebben op het gewicht, beweeggedrag en energie-inname. Dit rapport beschrijft zowel Nederlandse als buitenlandse interventies in de wijk, op school, op het werk en in de zorg. In totaal vonden we in de literatuur ruim 70 overzichtsstudies met de resultaten van ruim honderd interventies. Er kon geen duidelijke conclusie getrokken worden over de effecten van interventies op school en op het werk, maar wel over de effecten van interventies in de wijk en in de zorg. Het wijkgerichte Hartslag-Limburg-project bereikte een positief effect op het gemiddelde gewicht (-0,2 kg), de lichamelijke activiteit (+1,6 uren/week) en de energie-inname (-51 kcal/dag) na 5 jaar. Ook het SLIM-project in de zorg bereikte een positief effect na 2 jaar op het gemiddelde gewicht (-2,4 kg) en verbeterde de conditie in de interventiegroep ten opzichte van de controlegroep. De langetermijneffecten van ruim 30 andere Nederlandse projecten ter preventie van overgewicht zijn nog niet bekend, maar vergelijkbare buitenlandse projecten bevestigen bovenstaande resultaten. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat alleen een intensieve aanpak het gewicht en gedrag van mensen langdurig kan veranderen. In theorie zou zowel het aantal mensen met overgewicht als het aantal mensen dat inactief is met 1 tot 3 procentpunten kunnen afnemen, wanneer interventies overeenkomstig met Hartslag-Limburg en SLIM worden aangeboden aan 30 tot 90% van de Nederlandse bevolking., A health policy that aims at increasing physical activity and decreasing the intake of energy contributes to the prevention of overweight. In general, the long-term effects of interventions targeted at body weight, physical activity and/or energy intake are unknown. This report describes a literature study done by the RIVM under commission of the Dutch Ministry of Health on the effects of interventions in the community, at school, at work and in the health care system. We found more than 70 reviews of international interventions, summarizing the results of more than hundred interventions. Information on the long-term effects of interventions at school and work was limited and inconsistent, but we could conclude about the effects of interventions in the community and in the health care system. The community project called 'Hartslag-Limburg' (Heartbeat Limburg) yielded the following for the intervention community, when compared to a control community after five years: an average decrease in body weight of 0.2 kg, a rise in physical activity of 1.6 hours/week and a decrease in energy intake of 51 kcal per day. The intervention group in the SLIM project, consisting of patients with impaired glucose tolerance, had a lower body weight (-2.4 kg) and a better condition than the control group after 2 years. The results of more than 30 recent Dutch projects have not yet been published, but the above-mentioned results are in line with comparable international projects. The international literature led us to the conclusion that an intensive approach would be needed to establish long-term positive effects. Theoretically, the number of both overweight and inactive people could be reduced by 1 to 3 percent points when interventions similar to Hartslag-Limburg and SLIM are targeted at 30 to 90% of the Dutch population.
- Published
- 2005
12. De gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven bij astma en COPD vergeleken met andere groepen in Nederland. Deel 2
- Author
-
PZO, Tabak C, Tijhuis MAR, PZO, Tabak C, and Tijhuis MAR
- Abstract
RIVM rapport:In opdracht van het Nederlands Astma Fonds worden in dit rapport beschikbare gegevens in kaart gebracht over de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven van personen met astma en COPD vergeleken met die van andere groepen. Hiertoe is enerzijds een literatuurstudie uitgevoerd waarvoor studies zijn geselecteerd waarin de kwaliteit van leven van personen met astma of COPD wordt vergeleken met die van de algemene bevolking of van personen met een andere (chronische) ziekte. In totaal werden 27 studies geselecteerd, waarvan 9 over kinderen en 18 over volwassenen. Anderzijds zijn secundaire analyses uitgevoerd op data verzameld in drie epidemiologische studies.Gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven is een begrip met meerdere dimensies. Zowel de gezondheidstoestand als de gevolgen daarvan voor het functioneren en de waardering daarvoor zijn van belang. Astma en COPD kunnen leiden tot fysieke en emotionele klachten die op hun beurt kunnen leiden tot beperkingen in het fysieke, emotionele en sociale functioneren. Beperkingen in het functioneren kunnen door de ene patient anders worden ervaren dan door de andere. Bij kinderen ging het hebben van astma samen met een minder goed fysiek, emotioneel en sociaal functioneren. Dit gold sterker voor meisjes dan voor jongens, sterker voor 10-13-jarigen dan voor 7-9-jarigen en ook sterker voor kinderen van laagopgeleide ouders dan voor kinderen van ouders met een hogere opleiding. Bij kinderen met astma ging het hebben van recente astmaklachten samen met een minder goed fysiek en emotioneel functioneren. In vergelijking met kinderen met diabetes mellitus voerden kinderen met astma fysieke activiteiten minder vaak en goed uit, maar hadden zij minder zorgen om hun ziekte. In vergelijking met kinderen met epilepsie voerden kinderen met astma fysieke en sociale activiteiten minder goed uit. Bij volwassenen gingen astma en COPD gepaard met een slechtere kwaliteit van leven op zowel fysiek, emotioneel als op sociaal terrein. Ook ervo, This report, commissioned by the Dutch Asthma Foundation, gives an overview of available information on the health-related quality of life of persons with asthma or COPD in comparison with other groups. One of the means used was a literature search selecting Dutch studies that compared the quality of life in the Netherlands of persons with asthma or COPD to that of the general population or persons with other (chronic) diseases. In total 27 relevant studies were selected, 9 for children and 18 for adults. The other means was to carry out secondary analyses on data collected in three epidemiological studies. Health-related quality of life is a concept with multiple dimensions: the state of health, consequences of health for functioning and the appreciation given to levels of functioning are all important dimensions. Asthma and COPD may lead to physical and emotional complaints, and to limitations in physical, emotional and social functioning. The way functional limitations are experienced may vary from patient to patient. In children, asthma was associated with a deterioration of physical, emotional and social functioning. This relation was stronger for girls than for boys, stronger for 10 to 13-year-olds than for 7 to 9-year-olds, and stronger for children of parents with a lower education than for children of parents with a higher education. In children with asthma, having recent asthma complaints was associated with worse physical and emotional functioning. Compared to children with diabetes mellitus, children with asthma reported their physical functioning to be worse, but they were less worried about their disease. Children with asthma reported physical and social functioning to be worse than that reported by children with epilepsy. In adults, asthma and COPD were associated with a deterioration of health-related quality of life in terms of physical, emotional and social functioning. Persons with asthma or COPD also rated their health as being worse than that of
- Published
- 2003
13. Zutphen Ouderen Studie 2000. Epidemiologisch onderzoek naar leefstijl, chronische ziekten, functioneren en kwaliteit van leven bij oudere mannen
- Author
-
CZE, Kalmijn S, Viet AL, Lokhorst WH, Tijhuis MAR, Kromhout D, CZE, Kalmijn S, Viet AL, Lokhorst WH, Tijhuis MAR, and Kromhout D
- Abstract
RIVM rapport:De Zutphen Ouderen Studie is een langlopend epidemiologisch onderzoek onder mannen geboren in de periode 1900-1920, dat in 1960 is gestart als Nederlandse bijdrage aan de Zeven Landen Studie. Het heeft als doel meer inzicht te krijgen in veranderingen in en risicofactoren voor lichamelijk, sociaal, psychologisch en cognitief functioneren en ervaren gezondheid bij zeer oude mannen in een internationale context. Daarnaast geeft deze studie informatie over de status van risicofactoren en de voedselconsumptie en de relatie tussen deze factoren en het optreden van chronische ziekten. Dit rapport beschrijft de methoden van de laatste onderzoeksronde in 2000, waarin een vragenlijst, een test voor lichamelijk en cognitief functioneren, en een voedingsvragenlijst werd afgenomen. Daarnaast vond een kort lichamelijk onderzoek plaats. Er werden 235 nog in leven zijnde deelnemers benaderd, waarvan er 171 (respons 73%) hebben deelgenomen. Non-respondenten woonden minder vaak zelfstandig en met partner en ze voelden zich iets minder vaak gezond., The Zutphen Elderly Study is a longitudinal epidemiological study among men born between 1900-1920, which started in 1960 as the Dutch contribution to the Seven Countries Study. The purpose of the study is to obtain insight into changes in and risk factors for physical, social, psychological and cognitive functioning and subjective health among very old men in an international context. In addition, this study provides information on risk factors, including diet, for chronic diseases. This report describes the methods of the last examination round in 2000, in which a questionnaire, a test for physical and cognitive functioning, and a food consumption questionnaire was obtained. Additionally, a short physical examination took place. In total, 235 participants who were still alive were invited, of whom 171 participated (response 73%). Non-respondents less often lived independently or with partner and they less often classified themselves as healthy.
- Published
- 2001
14. De gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven bij astma en COPD vergeleken met andere groepen in Nederland
- Author
-
CZE, Beaumont M, Tijhuis MAR, CZE, Beaumont M, and Tijhuis MAR
- Abstract
RIVM rapport:In opdracht van het Astmafonds worden in dit rapport beschikbare gegevens in kaart gebracht over de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven van personen met astma en COPD vergeleken met die van andere groepen. Hiertoe is enerzijds een literatuurstudie uitgevoerd waarvoor studies zijn geselecteerd waarin de kwaliteit van leven van personen met astma of COPD wordt vergeleken met die van de algemene bevolking of van personen met een andere (chronische) ziekte. Anderzijds zijn nieuwe analyses uitgevoerd op basis van twee epidemiologische studies. Gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven is een begrip met meerdere dimensies. Zowel de gezondheidstoestand als de gevolgen daarvan voor het functioneren en de waardering daarvoor zijn van belang. Het literatuur onderzoek en de analyses toonden aan dat zowel het fysieke, emotionele als sociale functioneren wordt be6nvloed door astma. Personen met COPD bleken lager te scoren op maten voor kwaliteit van leven dan personen met astma. Personen met astma of COPD gaven de laagste score aan hoe zij hun algemene gezondheid ervoeren in vergelijking met personen met een andere chronische ziekte. Veel gegevens over de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven van personen met astma en COPD in Nederland in vergelijking met andere groepen bleken beschikbaar. Andere gegevens zijn niet gepubliceerd maar lijken wel aanwezig. Zo is er nog weinig bekend over verschillen tussen mannen en vrouwen. Ook verschillen tussen leeftijdsgroepen, mensen met een verschillende sociaal-economische achtergrond of uit verschillende regio's binnen de groep personen met astma of COPD zijn niet direct beschikbaar. Deze gegevens zijn wel via secundaire analyses te verkrijgen. Enkele gegevens blijken in de huidige studies niet aanwezig. Dat betreft de kwaliteit van leven van kinderen met astma in de leeftijd van 0-6 jaar en 14-20 jaar. Ook over de subjectieve beleving van het functioneren en specifieke activiteiten of situaties waarin men beperkingen ervaar, This report, commissioned by the Dutch Asthma Foundation, draws together available information on health-related quality of life for persons with asthma or COPD compared to other groups. On the one hand, a literature search was conducted using a selection of Dutch studies comparing the quality of life of persons with asthma or COPD with that of the general population or persons with other (chronic) diseases. On the other, new analyses were conducted on the basis of two epidemiological studies. Health-related quality of life is a concept with multiple dimensions: the state of health, consequences of health for functioning and the appreciation given to levels of functioning are all important dimensions. The literature search and analyses showed physical, emotional and social functioning to be lower in persons with asthma or COPD compared to the general populations. When compared to persons with other chronic diseases, those with asthma or COPD perceived their general health as being worse. The quality of life for COPD sufferers was lower than for asthma sufferers. The studies reported here contained considerable information on the quality of life of persons with asthma or COPD, not of all of it published. Secondary analyses on gender, age, regional and socioeconomic differences might be worthwhile undertaking in the future. No information was found on the quality of life for children with asthma in the age groups 0-6 and 14-20. Neither had specific activities or situations in which one is limited and appreciation of functional limitations been previously studied.
- Published
- 2000
15. The role of psychosocial factors in the etiology of cancer ; a pilot study of procedures and assessment instruments
- Author
-
CCM, Tijhuis MAR, Surtees PG, Ormel J, CCM, Tijhuis MAR, Surtees PG, and Ormel J
- Abstract
RIVM rapport:De eerste fase in het onderzoek naar psychosociale factoren bestond uit een pilot van de procedures en de meetinstrumenten. Deze pilot werd uitgevoerd in april en mei 1996 onder respondenten van het Peilstationsproject Hart- en Vaatziekten in Maastricht. In dit rapport worden de resultaten van deze pilot getoond. Naast sociaal-demografische factoren zijn vragen over lichamelijk functioneren en welzijn, werk, sociale relaties, psychische gezondheid, levensgebeurtenissen, kindertijd en persoonlijkheid en coping opgenomen in de vragenlijst. Nederlandse versies van vragenlijsten over lichamelijk functioneren en welzijn en van persoonlijkheid en coping (actieve coping, neuroticisme, en extraversie) waren beschikbaar. De psychometrische eigenschappen van alle vragenlijsten bleken goed. Er is geen gedetailleerde vergelijking van scores met andere populaties uitgevoerd vanwege het lage aantal respondenten in deze pilot studie. Het feit dat alle gebruikte schalen vergelijkbaar zijn met de originele onderzoeken geeft vertrouwen ten aanzien van de hoofdstudie van het project., The first phase in this study on psychosocial factors was a pilot of the logistics and the questionnaire. This pilot was held from April through May 1996 among former respondents of the Monitoring project on Cardiovascular Disease Risk Factors in Maastricht. This report shows the results of the pilot. Apart from socio-demographic characteristics, also questions on functional status and well-being, work, social life, mental health status, life experiences, childhood experiences and personal beliefs are included in the questionnaire. Dutch versions of questionnaires on functional status and well-being, and on elements of the part on personal beliefs (active coping, neuroticism, and extraversion) were available. Psychometric properties of all scales included were good. No attempt is made to compare in detail scores to other populations because of the limited number of respondents. The fact that all scales are comparable to the studies they originate from, gives good confidence in the main study of this project.
- Published
- 1997
16. Zutphen Ouderen Studie ; Onderzoek naar leefstijl, chronische ziekten en kwaliteit van leven bij oudere mannen in Zutphen (1995)
- Author
-
CCM, Feskens EJM, Hoeymans FHGM, Tijhuis MAR, Viet L, Kromhout D, CCM, Feskens EJM, Hoeymans FHGM, Tijhuis MAR, Viet L, and Kromhout D
- Abstract
RIVM rapport:Betreft de opzet en uitvoering van een onderzoek naar leefstijl, chronische ziekten en kwaliteit van leven bij oudere mannen. Dit onderzoek maakt deel uit van de FINE-studie welke een vervolg is op de 'Zeven Landen Studie' met als deelnemende cohorten Finland, Italie en Nederland. Het 35-jaars follow-up onderzoek vond van 1994 tot 1995 plaats. Het Nederlandse cohort werd gevormd door de 'Zutphen ouderen Studie'. Gebruikte vragenlijsten zijn als bijlagen aan dit rapport toegevoegd, evenals een lijst van recente publicaties over de 'Zutphen Ouderen Studie'., This study is part of the FINE-study which is a continuation of the 'Seven Countries Study' ; the participating countries are Finland, Italy and the Netherlands. The 35-year follow-up survey took place in the period of 1994-1995. The 'Zutphen Elderly Study' is the Dutch contribution to the FINE-Study. Used questionnaires are enclosed together with a list of all recent publications based on the 'Zutphen Elderly Study'.
- Published
- 1996
17. The relationship between quality of life and perceived body weight and dieting history in Dutch men and women
- Author
-
Burns, CM, primary, Tijhuis, MAR, additional, and Seidell, JC, additional
- Published
- 2001
- Full Text
- View/download PDF
18. Sociaal-epidemiologisch onderzoek bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiene. Position Paper
- Author
-
CCM, Tijhuis MAR, CCM, and Tijhuis MAR
- Abstract
RIVM rapport:Onderzoek naar psychische en sociale factoren bij chronische ziekten is voor het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiene een geheel nieuw terrein. In dit rapport wordt kort uiteengezet wat de stand van zaken is op dit onderzoeksterrein, welke lacunes en behoeften kunnen worden geconstateerd, welke onderzoeken andere instituten in Nederland uitvoeren en wat de plaats van het RIVM hierin zal zijn. Psychische en sociale factoren spelen in op diverse aspecten van het ziekteproces. Wij beperken ons hier tot die factoren die van belang zijn voor het ontstaan van chronische aandoeningen of determinanten daarvan. Psychische en sociale factoren, zo blijkt uit onderzoek, zijn gerelateerd aan leefstijlfactoren zoals bijvoorbeeld roken en alcohol-consumptie. Onderzoek naar de relaties tussen psychische en sociale factoren en biologische risico-factoren staat nog in de kinderschoenen. Er is al wel onderzoek gedaan naar psychische en sociale factoren in relatie tot verschillende aandoeningen. De laatste paar jaar wordt veel onderzoek naar ervaren gezondheid en kwaliteit van leven uitgevoerd. De onderzoeksactiviteiten van het RIVM zullen in eerste instantie zijn gericht op de relatie tussen psychische en sociale determinanten van leefstijl en biologische risicofactoren, en op de relatie tussen kenmerken van het sociale netwerk en morbiditeit en mortaliteit. Op langere termijn zal ook onderzoek worden uitgevoerd naar de kwaliteit van leven in de algemene populatie. Toekomstig onderzoek bij het RIVM zou kunnen worden ontwikkeld op het gebied van de gevolgen van stress in de algemene populatie., The study of psychological and social factors in chronic diseases is a new area of research for the National Institute of Public Health and Environmental Protection. In this report, a short description of the state of the art in this research-area is given, as well as a description of the gaps and needs in this research, what research in the area other institutes in the Netherlands are conducting, and what the position of the RIVM in this area will be. Psychological and social factors play a part in several stages of the disease process. We limit ourselves fo factors important for the etiology of several chronic diseases or their determinants. Research shows that psychological and social factors are related to lifestyle factors like smoking and alcohol consumption. The study of relationships between psychological and social factors, and biological risk factors is relatively new. Some studies have been conducted on psychological and social factors related to several diseases. Very recently, a number of studies were reported on perceived health and quality of life. Research activities of the RIVM will be focused in the short run on psychological and social determinants of lifestyle- and biological riskfactors, and on the relationship between characteristics of the social network and morbidity and mortality. In a few years, research on quality of life in a general population will be conducted. Future research at the RIVM might be developed in the area of consequences of stress in a general population.
- Published
- 1995
19. Selection in the social network: effects of chronic diseases.
- Author
-
Tijhuis MAR, Flap HD, Foets M, and Groenewegen PP
- Abstract
Background: This article deals with the consequences of disease for someone's personal social network. It is hypothesized that the duration of a socially severe disease will affect the social network in such a way that the proportions of women, kin, long-standing relationships and people living nearby are higher for people suffering from a disease longer. Contacts with colleagues will decline. Methods: These hypotheses were tested on the data of a representative sample of the Dutch, gathered by means of a health interview (N=10, 110). The presence and duration of diseases were measured by a checklist of 23 chronic diseases. The social severity of a disease was determined by its visibility, threat to others and functional disablement. The network characteristics in this study were church membership, membership of voluntary organizations, number of close friends, number of supportgivers, proportions of kin, women, colleagues, long-standing relationships and people living nearby. Gender, education, life-cycle stage and work status were taken into account in all analyses. Results: Logistic and linear regression analyses showed that the duration of a disease, whatever the degree of social severity, does not affect the network strongly. People suffering longer from socially severe chronic diseases reported fewer friends and supportgivers. People suffering longer from moderately severe chronic diseases reported fewer supportgivers for health-related support. The results on socially mild chronic diseases were not in line with the expectations: people who are ill longer reported more friends and fewer women in their network. Conclusion: We conclude that in a general population the duration of diseases hardly has any effect on social network characteristics. [ABSTRACT FROM AUTHOR]
- Published
- 1998
- Full Text
- View/download PDF
Catalog
Discovery Service for Jio Institute Digital Library
For full access to our library's resources, please sign in.