96 results on '"Tieben, B."'
Search Results
2. Waardering verlenging commerciële radiovergunningen per 2022
- Author
-
Kerste, M., Poort, J., Tieben, B., Rougoor, W., Vlaanderen, M., IViR (FdR), SEO Economisch Onderzoek, and Faculteit Economie en Bedrijfskunde
- Abstract
Adviesrapport over verlengingsprijzen van vergunningen van commerciële radiostations.
- Published
- 2021
3. Reserveprijs veiling DAB+-laag 7
- Author
-
Rougoor, W., Tieben, B., Poort, J., Faculteit Economie en Bedrijfskunde, SEO Economisch Onderzoek, and IViR (FdR)
- Abstract
Voor de veiling van DAB+-laag 7 is een reserveprijs wenselijk die laag maar niet triviaal is om niet-serieuze aanvragers te weren zonder serieuze bieders af te schrikken. Op basis van een tentatieve kasstroomanalyse adviseren SEO Economisch Onderzoek en IViR een reserveprijs te hanteren van ten hoogste € 50 duizend per vergunning.
- Published
- 2020
4. Verlengingsprijs niet-landelijke vergunningen
- Author
-
Rougoor, W., Tieben, B., Poort, J., IViR (FdR), Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and SEO Economisch Onderzoek
- Published
- 2019
5. Verlengingsprijs vergunning MTV-NL
- Author
-
Rougoor, W., Tieben, B., Poort, J., IViR (FdR), Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and SEO Economisch Onderzoek
- Published
- 2019
6. Verlaging van gaswinning tot beneden het niveau van leveringszekerheid: Verkenning van economische en maatschappelijke gevolgen
- Author
-
Tieben, B., Smits, T., Hers, J.S., Welle, A.J. van der, Duijnhoven, H.L., Nieuwenhuijs, A.H., and Nooij, M. de
- Subjects
Leveringszekerheid ,Economische gevolgen ,Gaswinning ,Groningenveld ,Energy Efficiency ,Maatschappelijke gevolgen ,Energy / Geological Survey Netherlands - Abstract
Het eventueel abrupt verlagen van de gasproductie in het Groningenveld tot beneden het niveau van leveringszekerheid kan omvangrijke economische en maatschappelijke gevolgen hebben. De kosten voor de economie bedragen 10% tot 13% van het BBP; dit kan tot driekwart miljoen voltijdbanen kosten. Een groot aantal slachtoffers (> 10.000) en grootschalige maatschappelijke ontwrichting is niet uitgesloten. Veiligheidsrisico’s afschakeling Groningengas. Het kabinet heeft besloten om de gaswinning in Groningen terug te brengen en uiteindelijk te beëindigen. De vraag is of het mogelijk is om de gaswinning te reduceren, waardoor die beneden het niveau van leveringszekerheid zou komen en er gebruikers abrupt afgesloten zouden moeten worden. Dit rapport onderzoekt de economische en maatschappelijke gevolgen van het eventueel verminderen van de gaswinning tot beneden het niveau van leveringszekerheid uit het Groningen-veld. Hiervoor is een ketenanalyse uitgevoerd van de landelijk gevolgen van de plotselinge reductie van de gaswinning, die binnen een periode van enkele maanden kan worden gerealiseerd. De ke-tenanalyse richt zich op de directe en indirecte gevolgen voor bedrijven, (vitale) infrastructuur en burgers. Reikwijdte van het onderzoek. De analyse richt zich op een situatie waarin de gaswinning uit het Groningenveld abrupt verlaagd wordt en een niveau bereikt beneden leveringszekerheid. Abrupt houdt in dat de verlaging van de productie zo snel mogelijk wordt uitgevoerd. De nadruk in de analyse ligt op de gevolgen in de periode direct na de afsluiting. Er is geen rekening gehouden met effecten op de middellange en lange termijn. Ook richten de afschakelvarianten zich op de situatie dat er onvoldoende tijd is voor mitigerende maatregelen. Dit rapport moet dan ook gelezen worden als een verkenning van de orde van grootte van de economische en maatschappelijke schade, die uit verschillende maten van fschakeling tot onder het niveau van leveringszekerheid kan gaan optreden. Onzekerheid bij inschatting effecten. De onzekerheden bij de inschatting van deze effecten zijn groot. Zo is informatie over het gebruik van Groningengas beperkt beschikbaar, de kwantitatieve economische afhankelijkheden op sector-niveau zijn afgeleid van relatief veel kleinschaliger variaties en economische afhankelijkheid op het niveau van bedrijfsprocessen is slechts beperkt ontsloten. Verder zijn er vrijwel geen vergelijkbare situaties bekend van grootschalige uitval van economische en vitale functies in het maatschappe-lijke verkeer door een politiek besluit in de context van de moderne westerse samenleving, zodat de maatschappelijke onrust die daarop kan ontstaan zich op velerlei wijzen kan manifesteren. Van-wege de extreme veronderstellingen van de varianten en de grote onzekerheden die dit met zich meebrengt voor de gehanteerde methoden en technieken is de orde van grootte van de gevolgen het best haalbare en moet bij interpretatie de nodige voorzichtigheid betracht worden.
- Published
- 2019
7. Toegangswaarde: De maatschappelijke kosten en baten van het Schengen-visumbeleid voor Nederland
- Author
-
van Benthem, M., Tieben, B., SEO Economisch Onderzoek, and Faculteit Economie en Bedrijfskunde
- Abstract
Resultaten Het aantal visumaanvragen voor kort verblijf in Nederland is de afgelopen jaren sterk toegenomen tot 621 duizend in 2017. Dit is een stijging van 45 procent ten opzichte van 2011. SEO verwacht dat het aantal visumaanvragen in 2020 is toegenomen tot 700 à 900 duizend en in 2025 tot 0,8 à 2 miljoen. Het visumbeleid heeft directe effecten: de kosten van intake en beoordeling van de visumaanvraag en de inkomsten uit het verstrekken van visa. Deze effecten houden elkaar bijna in evenwicht. Het visumbeleid heeft daarnaast indirecte effecten: bezoekers aan Nederland doen consumptieve bestedingen, zakelijke bezoekers dragen daarnaast bij aan de productiezijde van de Nederlandse economie. Het visumbeleid is ook een randvoorwaarde voor het functioneren van de interne markt. Deze effecten zijn baten van meer dan driehonderd miljoen euro per jaar. Het visumbeleid heeft ook externe effecten: bezoekers kunnen een dreiging vormen voor de nationale veiligheid, de openbare orde en de volksgezondheid. Ook kan het gaan om illegale migranten. Toerisme veroorzaakt schade en overlast, maar brengt ook culturele baten met zich mee. De kosten en baten van visumbeleid zijn niet gelijk verdeeld over alle visumaanvragen. Aanvraaglanden waar de inzet van extra middelen veel kan opleveren, doen jaarlijks een groot aantal aanvragen en laten een sterke groei zien van het aantal aanvragen. Bezoekers uit die landen hebben hoge verwachte baten en een laag risico op kosten. SEO identificeert op basis van deze criteria negen kansrijke aanvraaglanden waaronder India, Rusland, China en Indonesië. Bezoekers met een zakelijk reisdoel zorgen voor meer baten en minder overlast dan bezoekers met een toeristisch of ander reisdoel. De verwachte stijging van het aantal visumaanvragen kan gevolgen hebben voor de uitvoering van het visumbeleid. In grote lijnen zijn er drie opties: de inzet van extra middelen, het verlagen van de inzet per aanvraag en het verlagen van het serviceniveau. Op basis van de kosten-batentabel kent de inzet van meer middelen meer voordelen dan de andere opties. Het onderzoek Het aantal visumaanvragen voor Nederland neemt al jaren sterk toe. Het ministerie van Buitenlandse Zaken wil graag meer inzicht in 1) de verwachte ontwikkeling van het aantal visumaanvragen 2) de kosten en baten van het huidige visumbeleid 3) welke bezoekerssegmenten de meeste baten opleveren voor Nederland en 4) hoe het beste kan worden omgegaan met het stijgende aantal aanvragen. Daarom heeft het ministerie SEO gevraagd om een forecast, een kosten-batenanalyse en advies over de uitvoering van het visumbeleid. Gebruikte methode Op basis van statistieken van het ministerie van Buitenlandse Zaken en de Europese Commissie heeft SEO het aantal visumaanvragen voor de periode 2011-2017 in kaart gebracht en geëxtrapoleerd naar 2025. Op basis van diverse openbare bronnen en interviews heeft SEO de kosten en baten van het visumbeleid vastgesteld en waar mogelijk gekwantificeerd. Tot slot zijn verschillende beleidsopties beoordeeld aan de hand van de kosten-batentabel.
- Published
- 2018
8. Kosten-batenanalyse norm bereikbaarheid 112 bij stroomstoringen: Eindrapport
- Author
-
Tieben, B., van Benthem, M., Hof, B., and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
Resultaten De conclusie van deze studie is dat voor geen van de onderzochte maatregelen ter verbetering van de bereikbaarheid van 1-1-2 bij stroomstoringen, de maatschappelijke baten en kosten een positief saldo hebben. Dit wijst erop dat de bereikbaarheid van 1-1-2 bij een stroomstoring op dit moment voldoende is gewaarborgd. Dit komt onder meer door de hoge kwaliteit van het stroomnet, waardoor storingen met een groot bereik (een groot aantal huishoudens zonder stroom) en een lange duur (meer dan vier uur) in Nederland praktisch niet voorkomen. In de loop van het onderzoek zijn wel diverse zaken aan het licht gekomen die op dit moment suboptimaal geregeld zijn en het functioneren van de 112-keten zouden kunnen verbeteren. Dergelijke maatregelen zijn te karakteriseren als no regret-maatregelen of laaghangend fruit. De 112-meldkamers voeren op dit moment diverse maatregelen door om hun beschikbaarheid te verbeteren. Andere gebieden waar relatief eenvoudig winst is te behalen, zijn de informatievoorziening van netbeheerders aan telecomoperators en een grotere politie-inzet op het gebied van accudiefstal. Het onderzoek In recente jaren heeft een aantal grote stroomstoringen tot gevolg gehad dat 1-1-2 niet altijd goed bereikbaar was. Telecomaanbieders hebben een wettelijke plicht om de bereikbaarheid van 1-1-2 te waarborgen, maar hoe ver deze plicht reikt is niet nauwkeurig omschreven. Het ministerie van Economische Zaken overweegt daarom om een specifiekere norm op te stellen. Een dergelijke norm is echter alleen wenselijk als de maatschappelijke welvaart hierdoor toeneemt. SEO heeft voor een aantal maatregelen doorgerekend of dit het geval is. Gebruikte methode Het onderzoek heeft de vorm van een maatschappelijke kosten-batenanalyse. Eerst zijn scenario’s opgesteld voor de grootte en frequentie van toekomstige stroomstoringen. Per scenario is berekend hoe vaak 1-1-2 niet bereikbaar is en hoe groot de maatschappelijke schade als gevolg hiervan is. Deze resultaten zijn vervolgens afgezet tegen alternatieve scenario’s waarin extra maatregelen zijn genomen om de bereikbaarheid van 1-1-2 te vergroten. Het doorvoeren van een maatregel brengt kosten met zich mee, maar daar staat tegenover dat de maatschappelijke schade als gevolg van mislukte 1-1-2-oproepen afneemt. Als het kosten-batensaldo van een maatregel positief is, is het wenselijk om deze door te voeren.
- Published
- 2018
9. Marktmonitor private aanbieders van beroepsopleidingen: Eindrapport
- Author
-
Tieben, B., in 't Veld, D., van der Ven, K., and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
Minder aanbieders, maar stabiele omzet in de markt voor private opleidingsbedrijven Private aanbieders van beroepsopleidingen hebben in 2017 een omzet van circa € 3,1 miljard met een bandbreedte tot maximaal € 3,4 miljard. Dit is nagenoeg gelijk aan de omzet in 2014. Het aantal opleidingsbedrijven is met 10 procent gedaald ten opzichte van 2014. Vooral bedrijven met een kleinere bedrijfsomvang hebben de sector verlaten waardoor opleiders met een grotere omvang een relatief groter marktaandeel hebben. Dit zijn de conclusies van de marktmonitor private aanbieders van beroepsopleidingen die SEO Economisch Onderzoek heeft opgesteld in opdracht van de NRTO (Nederlandse Raad voor Training en Opleiding). Dit is de derde editie van de marktmonitor die in 2010 voor het eerst verscheen. Het onderzoek is gebaseerd op een enquête onder private aanbieders van beroepsopleidingen en gegevens van de Kamer van Koophandel over de 14 duizend aanbieders in deze markt. Andere conclusies van het rapport zijn: -De gemiddelde leeftijd van bedrijven in de markt neemt toe. Het aandeel van de bedrijven jonger dan vijf jaar is sinds 2014 verder gedaald van 10,1 naar 8,6 procent. De jongere bedrijven hebben kennelijk meer moeite gehad om te profiteren van de betere economische omstandigheden sinds 2014. -Private aanbieders van beroepsopleidingen richten zich vooral op Nederlandse klanten. Het percentage bedrijven dat ook buiten Europa actief is is met 4 procent gehalveerd ten opzichte van 2014. -Het marktaandeel van het afstandsonderwijs is gestegen van 8 procent in 2014 naar 12 procent in 2017. Een andere trend is de toename van het aandeel gecombineerde (blended) opleidingsvormen in de markt. De aanbieders verzorgen relatief steeds minder contactonderwijs. -Opleidingen worden korter. De helft van de opleidingen heeft een duur van maximaal vijf dagen en dit percentage groeit. Vooral de eendaagse opleidingen laten in de monitor voor 2017 een sterke stijging zien ten opzichte van 2014.
- Published
- 2018
10. Evaluatie Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken (SGC) 2009-2016
- Author
-
van Benthem, M., Hof, B., Tieben, B., in 't Veld, D., SEO Economisch Onderzoek, and Faculteit Economie en Bedrijfskunde
- Abstract
Het functioneren van de Stichting geschillencommissies voor consumentenzaken (SGC) in de periode 2009-2016 is in belangrijke mate positief geweest. Dit is de conclusie van de evaluatie van de SGC die SEO Economisch Onderzoek in opdracht van het WODC heeft uitgevoerd. Geschilbeslechting voor consumenten Bij een conflict met een ondernemer kunnen consumenten terecht bij een van de geschillencommissies van de SGC. De geschilbeslechting door SGC is een buitengerechtelijke procedure om geschillen te beslechten. Het alternatief is een gang naar de rechtbank. Nederland is een van de landen in Europa waar de meeste consumentenzaken via geschillencommissies worden afgedaan. Het doel van de SGC is om geschillen tussen consumenten en ondernemers snel en goedkoop te beslechten. Consumenten en ondernemers binden zich daarbij van te voren aan de uitspraak. Methode van onderzoek SEO Economisch Onderzoek heeft de evaluatie uitgevoerd met een mix van kwantitatief en kwalitatief onderzoek. SEO heeft voor de evaluatie drie enquêtes uitgevoerd: onder consumenten, ondernemers en leden van geschillencommissies. Daarnaast heeft SEO gebruik gemaakt van de gegevens van de SGC over de binnengekomen klachten, aard van de klachten en het verloop van de procedures en ander datamateriaal over consumentenzaken. Daarnaast heeft SEO interviews afgenomen met de SGC, deskundigen, ondernemers en andere betrokken partijen. Ook is op basis van een steekproef een dossieronderzoek uitgevoerd bij de SGC. De evaluatievragen betreffen de toegankelijkheid en kwaliteit van de geschilbeslechting door de SGC. Daarnaast gaat de evaluatie in op de positie van de SGC in het veld van geschilbeslechting voor consumenten. Toegankelijkheid De scores van de SGC op de onderdelen eenvoud en snelheid is voldoende. Consumenten kunnen de informatie voor het indienen van hun klacht doorgaans eenvoudig vinden. De gemiddelde doorlooptijd van de procedure is drie maanden. Dit is een relatief korte doorlooptijd als we die vergelijken met de snelheid van procedures bij andere geschilbeslechtingsinstanties. De score op het onderdeel kosten is neutraal (deels voldoende, deels onvoldoende). Positief is dat de kosten van een procedure bij de SGC beperkt zijn. De tijd die consumenten kwijt zijn aan het voeren van de procedure, valt ze gemiddeld genomen echter tegen. Vooral het reizen naar en van zittingslocaties wordt genoemd als een knelpunt. Kwaliteit Consumenten en ondernemers zijn gemiddeld genomen tevreden over de kwaliteit van de dienstverlening door de SGC. Bij dit oordeel van consumenten en ondernemers speelt dat de rapportcijfers samenhangen met de uitspraak: krijgt men gelijk of niet? Consumenten die in de procedure hebben geschikt met de ondernemer zijn zeer tevreden; de groep die in de uitspraak ongelijk krijgt is niet tevreden. De samenhang van het oordeel met de uitspraak is van belang bij het oordeel van consumenten en ondernemers over de onafhankelijkheid van de geschillencommissies. 43 procent van de consumenten vindt de geschillencommissies (heel erg) partijdig. Dit negatieve oordeel is gegroeid ten opzichte van 2007 en is een zorgelijke ontwikkeling. De SGC heeft onafhankelijkheid hoog in het vaandel staan. De procedurele waarborgen op dit punt voldoen aan de wettelijke vereisten. De deskundigheid van de commissieleden is naar het oordeel van deze evaluatie voldoende. Over de kwaliteit van de uitspraken kan geen uitspraak worden gedaan, omdat objectieve bronnen voor de beoordeling ontbreken. De SGC functioneert voldoende als het gaat om de kwaliteit van de interne organisatie en de transparantie van de uitspraken. Er zijn argumenten die ervoor pleiten om alle uitspraken online te publiceren, maar het is niet duidelijk of de opbrengsten van deze grotere transparantie opwegen tegen de kosten van de online publicatie. Positie SGC in het veld van geschilbeslechting In algemene zin biedt alternatieve geschilbeslechting consumenten een relatief snel, goedkoop en gebruikersvriendelijk alternatief voor rechtspraak, vooral bij geschillen met een relatief lage financiële waarde.
- Published
- 2018
11. Aantal hotelbedden Amsterdam groeit sterk
- Author
-
Tieben, B., SEO Economisch Onderzoek, and Faculteit Economie en Bedrijfskunde
- Published
- 2018
12. Verkenning MKBA werkwijzer Energie
- Author
-
Koopmans, C.C., Mulder, M., and Tieben, B.
- Abstract
ResultatenEr moet een werkwijzer komen voor maatschappelijke kosten-batenanalyses (MKBA’s) van energiebeleid. Belangrijke aspecten zijn het aanpassingsvermogen van energiemarkten, de flexibiliteit van de energievoorziening, kosten van stroomuitval en betaalbaarheid van energie.Het onderzoekIn 2013 is de Algemene leidraad voor maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) vastgesteld door het kabinet. Hierna volgden werkwijzers voor het sociale domein, milieu en natuur. Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) heeft SEO en de Rijksuniversiteit Groningen gevraagd om na te gaan of een werkwijzer voor MKBA van energiebeleid nuttig is, en welke onderwerpen daarin moeten worden behandeld.Gebruikte methodeDe kosten en baten van energiebeleid worden beschreven aan de hand van doelen van het beleid: voorzieningszekerheid, leveringszekerheid, vermindering van milieueffecten en betaalbaarheid. Daarnaast wordt aandacht besteed aan effecten van beleid op de flexibiliteit van de energievoorziening. Bij elk onderdeel wordt op hoofdlijnen aangegeven hoe een MKBA-werkwijzer daar aandacht aan kan besteden.
- Published
- 2018
13. Verkenning MKBA werkwijzer Energie
- Author
-
Koopmans, C., Mulder, M., Tieben, B., Spatial Economics, Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
Resultaten Er moet een werkwijzer komen voor maatschappelijke kosten-batenanalyses (MKBA’s) van energiebeleid. Belangrijke aspecten zijn het aanpassingsvermogen van energiemarkten, de flexibiliteit van de energievoorziening, kosten van stroomuitval en betaalbaarheid van energie. Het onderzoek In 2013 is de Algemene leidraad voor maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) vastgesteld door het kabinet. Hierna volgden werkwijzers voor het sociale domein, milieu en natuur. Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) heeft SEO en de Rijksuniversiteit Groningen gevraagd om na te gaan of een werkwijzer voor MKBA van energiebeleid nuttig is, en welke onderwerpen daarin moeten worden behandeld. Gebruikte methode De kosten en baten van energiebeleid worden beschreven aan de hand van doelen van het beleid: voorzieningszekerheid, leveringszekerheid, vermindering van milieueffecten en betaalbaarheid. Daarnaast wordt aandacht besteed aan effecten van beleid op de flexibiliteit van de energievoorziening. Bij elk onderdeel wordt op hoofdlijnen aangegeven hoe een MKBA-werkwijzer daar aandacht aan kan besteden.
- Published
- 2018
14. Naar marktgerichte regulering van netwerksectoren
- Author
-
Tieben, B. and SEO Economisch Onderzoek
- Published
- 2015
- Full Text
- View/download PDF
15. Zachte duw naar gasloos beter dan verbod
- Author
-
Tieben, B., SEO Economisch Onderzoek, and Faculteit Economie en Bedrijfskunde
- Abstract
Een duw met zachte hand richting een energievoorziening zonder aardgas werkt beter dan het verbieden van cv-ketels. Een verbod zet het broze draagvlak voor de energietransitie onder druk, schrijft Bert Tieben.
- Published
- 2018
16. Equilibrium and uncertainty
- Author
-
Tieben, B., Dow, S., Jespersen, J., Tily, G., SEO Economisch Onderzoek, and Faculteit Economie en Bedrijfskunde
- Subjects
Warrant ,History of economic thought ,Pragmatism ,Argument ,media_common.quotation_subject ,Value (economics) ,Added value ,Economics ,Post-Keynesian economics ,Mathematical economics ,media_common ,Simple (philosophy) - Abstract
This chapter discusses the troublesome relation between equilibrium and uncertainty because these two words are closely related to both the method of The General Theory and the work of Victoria Chick. The issue is this: why use a static concept like equilibrium if the aim of theory is to say something useful about the real world, which is inherently dynamic? There are pragmatic reasons for theorising in terms of static relationships such as the argument that static theories are easier to understand than dynamic ones. Kohn (1986) argues that pragmatism of this kind explains why Keynes substituted the essentially static framework of The General Theory for the dynamic method that underpinned his Treatise on Money (Keynes [1930] 1973). But pragmatism is too simple an explanation for what essentially is a methodological choice. Adopting equilibrium must have added value in terms of explanatory value or descriptive accuracy to warrant the cost of causing a conflict between the assumptions of the theoretical realm (static) and the economic reality which it purports to explain (dynamic). This chapter focuses on the added value of the equilibrium method in Keynesian theory but also in other schools of thought.
- Published
- 2018
17. De impact van de bezoekerseconomie op Amsterdam
- Author
-
van Benthem, M., Fijnje, J., Koopmans, C., Tieben, B., and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
Het aantal bezoekers aan Amsterdam is tussen 2005 en 2016 gegroeid van 11 miljoen tot bijna 18 miljoen. Zij besteedden in 2015 6,3 miljard euro en creëerden daarmee circa 2 tot 2,7 miljard aan toegevoegde waarde. Er zijn 61.000 banen in de toeristische sector. De meeste negatieve effecten, zoals overlast en misdrijven, zijn voor de stad als geheel stabiel gebleven of gedaald. In het centrum zijn sommige negatieve effecten juist verergerd. Dit zijn de conclusies van het rapport De impact van de bezoekerseconomie op Amsterdam dat is geschreven in opdracht van de gemeente Amsterdam. Het rapport geeft antwoord op de volgende vragen: Wat is de omvang van de bezoekerseconomie? Wat zijn de directe economische effecten die samenhangen met bezoekers? Wat zijn de indirecte en externe effecten die samenhangen met bezoekers? Wat is de verdeling van de lasten en lusten van de bezoekerseconomie? Bezoekers Tussen 2005 en 2016 is het aantal bezoekers aan Amsterdam gestegen van 11 miljoen tot bijna 18 miljoen. Bijna de helft van deze bezoekers komt uit Nederland zelf. Het aantal hotelgasten in de zelfde periode is met 61 procent toegenomen. De meeste hotels bevinden zich in het Centrum, maar de groei vindt plaats in Zuidoost en Nieuw-West. Er is dus sprake van ruimtelijke spreiding van hotels. Bestedingen Bezoekers besteedden in 2015 6,3 miljard euro in Amsterdam. 82 procent hiervan werd door buitenlanders besteed. Een gemiddelde bezoeker besteedt in Amsterdam 242 euro. Buitenlandse bezoekers gaven per persoon ruim tweemaal zoveel uit als Nederlandse bezoekers. In de berekening zijn bestedingen van verblijfsbezoekers in niet-geregistreerde accommodaties zoals vakantieverhuur niet meegenomen. Het bedrag is daarom te beschouwen als een ondergrens. Toegevoegde waarde en werkgelegenheid De bestedingen van bezoekers leiden naar schatting tot een toegevoegde waarde voor Amsterdam van € 2 tot € 2,7 miljard op jaarbasis. Dit vertaalt zich door naar inkomen voor werknemers en winsten voor bedrijven. Een ander gevolg voor Amsterdam van het groeiende aantal bezoekers is de toegenomen werkgelegenheid: in 2016 zijn er in Amsterdam circa 61 duizend banen in de toeristische sector, een groei van 33 procent ten opzichte van 2007. Dit betekent 15 duizend extra banen in de toeristische sector sinds 2007. Belastingen en subsidies De overheid ontvangt parkeergelden, toeristenbelasting en vermakelijkheidsretributie; in totaal gaat het om 224 miljoen euro per jaar bedragen (exclusief bewonersvergunningen). De parkeerbelasting (€ 156 miljoen) wordt voor een deel opgebracht door inwoners. Daar staan kosten van subsidies en voorzieningen tegenover die maximaal circa 76 miljoen euro bedragen. Dit zijn deels kosten die gemaakt worden voor bezoekers. Voor het andere deel gebruiken inwoners de voorzieningen die hiermee worden bekostigd. Effecten op andere markten De afgelopen jaren was er een sterke stijging van de woningprijzen en een aanzienlijke verandering van het winkelaanbod. Het causale verband met bezoekers is echter onduidelijk. Op de woningmarkt is de schaarste aan woningen de belangrijkste reden van de prijsstijging. In de retailsector spelen veranderende consumentenvoorkeuren en de opkomst van de interneteconomie een grote rol. Het groeiend aanbod van winkels op het terrein van voedingsmiddelen, cosmetica en vrijetijdsartikelen lijken symptomatisch voor een stad met een sterke toename van het aantal bezoekers. Overlast De meeste externe effecten zijn stabiel of ontwikkelen zich gunstig voor Amsterdam als geheel. In het centrum is het aantal misdrijven echter gestegen. In vier buurten in het Centrum is de sociale overlast toegenomen. Ook bij de externe effecten geldt dat de causale relatie met de groei van het aantal bezoekers zwak is. Vaak zijn lokale factoren belangrijker dan de bezoekers van buiten, zoals bij het effect op de sociale cohesie. Wel is de overlast duidelijk op locaties die bekend staan om hun aantrekkingskracht op bezoekers, zoals de Wallen. De impact van de bezoekerseconomie moet dus vooral op buurtniveau worden beschouwd als het gaat om het oplossen van problemen. Totaalbeeld Het aantal bezoekers en hun bestedingen zijn sterk gegroeid, terwijl de meeste negatieve effecten voor de stad als geheel stabiel zijn gebleven of zijn gedaald. Wel nemen misdrijven toe in het Centrum en is de leefbaarheid afgenomen door sociale overlast.
- Published
- 2017
18. Financiële consequenties beleidsopties herinrichting loterijmarkt
- Author
-
Tieben, B., Witteman, J., Hof, B., Poort, J., Biesenbeek, C., Buunk, E., Rougoor, W., Kerste, M., Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
Doel De loterijenmarkt kent 5 wettelijke monopolies voor Staatsloterij, Lottospel, instantloterij, sportprijsvragen en Totalisator. Het ministerie van Veiligheid en Justitie en het ministerie van Financiën onderzoeken diverse beleidsopties voor instandhouding of afschaffing van deze monopolies. De ministeries hebben SEO Economisch Onderzoek opdracht gegeven de financiële gevolgen van de beleidsopties te onderzoeken. Vraagstelling De vraagstelling richt zich op het in kaart brengen van de financiële gevolgen voor de periode 2022-2026. Concrete vragen betreffen de ontwikkeling van de omzet van de loterijenmarkt voor de komende 10 jaar, de afbakening van deelmarkten en de gevolgen van beleidswijzingen voor de inkomsten van de Staat en de afdrachten aan goede doelen. Specifiek richt de vraagstelling zich op de gevolgen voor de Nederlandse Loterij, bijvoorbeeld in de vorm van de verkoop van het staatsbedrijf en de gevolgen hiervan voor de continuïteit van de bedrijfsvoering. Resultaten De resultaten laten zien dat de er potentieel is voor groei van de loterijenmarkt in de komende tien jaar. De beleidsscenario hebben de volgende financiële gevolgen: Uitbesteding van het management van de Nederlandse Loterij heeft een beperkt kostenbesparend effect;Periodiek veilen van de bestaande monopolierechten levert de hoogste veilingprijs en daarmee extra inkomsten voor de Staat;Het invoeren van een verplichting voor afdracht aan goede doelen voor alle loterijen dempt de groei van de loterijenmarkt maar zorgt voor hogere afdrachten aan goede doelen. De gevolgen van dit beleidsscenario voor de Nederlandse Loterij zijn negatief;Het creëren van een open markt voor loterijen levert de grootste impuls voor de omzetgroei. Dit genereert extra inkomsten voor de Staat en een grotere prijzenpot voor spelers. De gevolgen voor de afdrachten aan goede doelen zijn negatief.
- Published
- 2017
19. Zeewind versus kolenstroom: Quick scan kostprijsontwikkelingen tot 2030
- Author
-
van Benthem, M., Tieben, B., Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
In deze studie is gezocht naar een antwoord op de vraag: Hoe verhoudt de kostprijs van elektriciteit geproduceerd uit windparken op zee in Nederland zich tot die van elektriciteit geproduceerd uit kolen en hoe ontwikkelt deze verhouding zich tussen nu en 2030? De belangrijkste conclusies luiden als volgt: Voor 2015 wordt de kostprijs van kolen geschat op 5,3 €ct/kWh en de kostprijs van wind op zee geschat op 13,5 €ct/kWh. Voor de kostprijsontwikkeling van kolen richting 2030 wordt een gestage toename verwacht, leidend tot een kostprijs in 2030 van 10,3 tot 14,2 €ct/kWh. Deze wordt veroorzaakt door een hogere CO2-prijs, een lagere capaciteitsfactor en de inflatie. De historische kostprijsontwikkeling van wind biedt weinig aanknopingspunten voor het bepalen van de toekomstige kostprijs. Schattingen uit het verleden komen structureel te hoog uit vergeleken met de veilingresultaten van de afgelopen drie jaar.Op basis van deze veilingresultaten verwacht SEO een kostprijs tussen de 2 en 5 €ct/kWh in 2030. Deze wordt gerealiseerd via technologische ontwikkeling, schaal- en synergievoordelen, voldoende concurrentie over de gehele waardeketen en een gunstig en stabiel regelgevend kader, bestaande uit een gestaag aanbod van nieuwe locaties met bijbehorende subsidieregeling, een efficiënt veiling- en vergunningsproces en een goede regeling voor transport. Op basis van deze schattingen zal stroom uit wind op zee tussen nu en 2030 goedkoper worden dan stroom uit kolencentrales. Deze transitie vindt plaats tussen 2019 en 2024. Naast de kostprijs voor elektriciteitsproducenten spelen ook maatschappelijke kosten een rol. Wanneer ook rekening gehouden wordt met deze maatschappelijke kosten, schuift de transitieperiode naar voren en wordt wind op zee goedkoper in de periode 2018-2021. Beide kostprijsontwikkelingen kennen een ruime bandbreedte. Bij kolencentrales wordt deze bandbreedte vooral veroorzaakt door externe factoren die voor alle kolencentrales gelijk zijn. Bij wind op zee zullen daarentegen ook grote kostenverschillen bestaan tussen projecten, als gevolg van verschillen tussen locaties. Windparken op zee zullen in 2030 dan ook eerder 2 en 5 €ct/kWh kosten dan 2 of 5 €ct/kWh.
- Published
- 2017
20. Regeldrukscan Schiphol
- Author
-
Tieben, B., van Benthem, M., Blank, R., van der Heijden, J., de Bruijne, J., Donkersloot, A., Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
In opdracht van Actal (thans: Adviescollege Toetsing Regeldruk) hebben SEO Economisch Onderzoek, SIRA en Buck Consultants een quickscan uitgevoerd van de administratieve lasten voor bedrijven op Schiphol. Voor het onderzoek is in interviews en focusgroepen onderzocht hoe maatschappijen en ondernemers op Schiphol regeldruk ervaren. De regeldruk op Schiphol kent verschillende oorzaken. De eerste oorzaak betreft de nalevingskosten van wet- en regelgeving. Een voorbeeld betreft het verplicht uitladen van de bagage van passagiers die niet aan boord zijn. De tweede oorzaak van regeldruk ligt bij regels die strenger zijn dan noodzakelijk. Zo moet dierlijk en plantaardig afval uit vliegtuigen thans op hoge temperatuur worden verbrand wat hoge kosten met zich meebrengt en recycling van afval onmogelijk maakt. De derde oorzaak is de overlap van regels. Zo wordt het personeel van beveiligingsbedrijven onderworpen aan een dubbele screening. Een vierde oorzaak van regeldruk ligt bij het (nog) niet geoptimaliseerd zijn van processen. De digitalisering van de documentenstroom is bijvoorbeeld beperkt doorgevoerd waardoor ondernemers fysieke documenten beschikbaar moeten hebben wat kosten veroorzaakt. Een vijfde oorzaak van regeldruk is de onzekerheid rond en mogelijke tegenstrijdigheid van regelgeving. Zo stellen verschillende instanties verschillende eisen aan de brandveiligheid.Een laatste categorie regeldruk betreft de lange doorlooptijd van procedures. De tijd die nodig is voor de inspectie van vracht is hiervan een voorbeeld. Naast de kosten van de regeldruk zoals hierboven genoemd spelen opportuniteitskosten een rol. Deze kosten kunnen flink oplopen en zijn soms hoger dan de kosten van regeldruk. Een voorbeeld zijn de kosten gemoeid met de 100-procentcontroles op vluchten uit het Caribisch gebied. De opportuniteitskosten van deze controles zijn naar schatting € 2,7 miljoen per jaar. Deze kosten ontstaan doordat de vliegtuigen als gevolg van de controles minder snel beschikbaar zijn voor nieuwe vluchten. Naast de bronnen van regeldruk hebben ondernemers ook andere knelpunten in wet- en regelgeving aangedragen met een negatieve invloed op de concurrentiepositie van luchthaven Schiphol. De afspraken over het preferent baangebruik en de limiet voor het aantal vluchten op Schiphol zijn hiervan voorbeelden. Deze quickscan van de regeldruk op luchthaven Schiphol heeft een beperkte reikwijdte. De quickscan inventariseert de belangrijkste bronnen van regeldruk en biedt voor geselecteerde knelpunten een oplossing. Voor andere knelpunten is nader onderzoek nodig om tot eenduidige oplossingen te komen.
- Published
- 2017
21. De impact van de bezoekers-economie op Amsterdam
- Author
-
van Benthem, M., Fijnje, J., Koopmans, C.C., Tieben, B., and Spatial Economics
- Published
- 2017
22. Market Concentration and Price Formation in the Global Cocoa Value Chain
- Author
-
Oomes, N., Tieben, B., Laven, A., Ammerlaan, T., Appelman, R., Biesenbeek, Cindy, Buunk, E., Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
This report explores to what extent market concentration in the cocoa value chain is responsible for the widespread poverty of cocoa farmers. The report finds that market concentration among chocolate manufacturers and cocoa processors is not the key cause. Instead, there are two other key reasons why most cocoa farmers live in extreme poverty. The first is the fact that the productivity of cocoa farmers is very low, particularly in West Africa. The second is that there are many cocoa farmers without realistic alternative income options. As a result, these farmers continue to supply cocoa even at very low prices. While raising productivity can help individual cocoa farmers to earn a better income, this cannot be a sustainable solution for all farmers, as this would result in an oversupply of cocoa and an even lower cocoa price. The best solution is to create conditions that would allow cocoa farmers to earn alternative income sources and become less dependent on cocoa.
- Published
- 2016
23. De onderlinge verzekeraar in 2025: Ondergang of groei?
- Author
-
Tieben, B., Biesenbeek, C., Rosenboom, N., Weda, J., Kerste, M., Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
Onderlinge verzekeraars staan op een kruispunt. Als bedrijfsmodel is de onderlinge verzekeraar succesvol gebleken, maar toch zijn er zorgen over de toekomst. Als input voor de strategische agenda van het Platform Onderlinge Verzekeraars heeft SEO Economisch Onderzoek een studie uitgevoerd naar kansen en bedreigingen voor onderlinge verzekeraars in de periode tot 2025: De onderlinge verzekeraar in 2025. Het rapport onderbouwt de sterke punten van de onderlinge waarborgmaatschappij als bedrijfsvorm in de verzekeringsmarkt. In Nederland hebben onderlinge verzekeraars een marktaandeel van circa 25 procent. Onderlinge verzekeraars hebben relatief lagere schades waardoor ze de relatief hogere kosten van het bedrijfsmodel goed kunnen dragen: de winstmarges zijn hoger dan de concurrentie en de reserves liggen boven de niveaus die nodig zijn om te voldoen aan de eisen van het toezicht. De bedreigingen voor de toekomst liggen deels aan de kostenkant. Onderlinge verzekeraars zijn actief in een markt waarin schaalvergroting de dominante trend is. Dit zet winstmarges onder druk. Aanscherping van regelgeving en toezicht zorgt voor hogere toezichtlasten. Schadeverzekering is bovendien een relatief verzadigde markt met veel concurrentie. Uit dit onderzoek blijkt dat voor de klanten van de onderlinge verzekeraars ‘prijs’ de belangrijkste variabele is bij de keuze van voor een nieuwe verzekering. Een prijzenslag is daarmee een reële bedreiging voor de kleinere bedrijven in de sector. Daarnaast zorgt digitalisering voor een revolutie in de industrie. Dit rapport laat een tweedeling zien tussen jongere en oudere consumenten. De oudere klanten sluiten nog steeds graag een verzekering af op kantoor, voor de jongere generaties is internet het voorkeurskanaal. Onderlinge verzekeraars moeten inspelen op deze verandering. Meedoen op de digitale snelweg vraagt innovaties en aanzienlijke investeringen, lasten die zwaar rusten op de relatief kleine bedrijven in de sector. De vraag is of de onderlinge verzekeraars in deze markt voldoende overlevingskansen hebben. Dit rapport geeft aanknopingspunten voor strategieën waarmee onderlinge verzekeraars de uitdagingen het hoofd kunnen bieden dan wel de kansen voor de sector kunnen grijpen. De keuze van de strategieën is sterk afhankelijk van ontwikkelingen in de externe omgeving. Dit rapport bespreekt twee toekomstbeelden voor 2025 die bedoeld zijn om de speelruimte voor onderlinge verzekeraars af te bakenen. Het scenario Onderlinge Ondergang schetst ontwikkelingen die de overlevingskansen van de sector beperken. Het scenario Gouden Groei biedt daarentegen kansen voor versterking van de positie van de onderlinge verzekeraars. Beide scenario’s zijn beperkt waarschijnlijk. Dit betekent dat een tussenscenario waarschijnlijker is, maar dat wel degelijk rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat één van beide scenario’s in 2025 realiteit zal zijn. Dit vraagt om strategieën om de ‘worst case’ te vermijden en waar mogelijk de ‘best case’ te bevorderen. Schaalvergroting, vergroting van de bekendheid en innovatie vormen de rode draad van de maatregelen die zijn uitgewerkt in dit rapport.
- Published
- 2016
24. Evaluatie van de SDE+-regeling
- Author
-
Blom, M., Vergeer, R., Wielders, L., Schep, E., Hof, B., Buunk, E., Tieben, B., Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
In het Energieakkoord is overeengekomen dat het aandeel hernieuwbare energie sterk zal moeten groeien. Het belangrijkste instrument dat hier momenteel in voorziet is de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie (SDE+). Deze regeling compenseert het verschil tussen de kostprijs van een hernieuwbaar energieproject en de marktwaarde van de geleverde energie: de zogenaamde onrendabele top. De SDE+-regeling richt zich op deze wijze op de uitrol van hernieuwbare energietechnieken. CE Delft en SEO Economisch Onderzoek evalueren in deze publicatie in opdracht van het ministerie van Economische Zaken de doeltreffendheid en doelmatigheid van het instrument SDE+ over de periode 2011-2015. De algehele bevinding is dat de systematiek van SDE+ beter in elkaar zit dan de voorgaande subsidie-regelingen MEP en SDE. Een groot deel van de met SDE+ ondersteunde productie komt zonder SDE+-subsidies vermoedelijk niet tot stand. Mogelijke verbeterpunten liggen in de uitvoering van de regeling en zijn onder andere gericht op verbetering van de realisatie en op het gerichter rekening houden met de kenmerken van verschillende biomassamarkten in de SDE+-regeling.
- Published
- 2016
25. Alternatieven voor aardgasbaten
- Author
-
van Benthem, M., Buunk, E., Tieben, B., Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
Het geleidelijk terugbrengen van de gasproductie uit het Groningenveld tot nul in 2030 heeft een reductie van de aardgasbaten tot gevolg. Deze reductie ten opzichte van de huidige verwachtingen is maximaal in 2030 en bedraagt dan € 3,8 miljard per jaar. Groene belastingen zijn een veelbelovende manier om extra inkomsten voor de schatkist te genereren. Op basis van literatuur in het publieke domein beschrijft SEO Economisch Onderzoek 39 mogelijke maatregelen. Deze maatregelen zijn beoordeeld op vier criteria: technische uitvoerbaarheid, opbrengstzekerheid, vergroening en kostenverdeling. Maatregelen met de hoogste scores op één van de criteria zijn samengebracht in pakketten die elk voldoende inkomsten genereren om de lagere aardgasbaten te compenseren. Het potentieel aan groene belastingmaatregelen is vele malen groter dan de verwachte reductie van aardgasbaten.
- Published
- 2016
26. Impactanalyse lastenverlichting: voor luchtvaartmaatschappijen op Nederlandse luchthavens
- Author
-
Burghouwt, G., Zuidberg, J., Boonekamp, T., Tieben, B., Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
This study estimates the effects of a tax burden reduction for airlines at Dutch airports. Model calculations show that a burden deduction of € 100 million (approximately € 4 per ticket) will lead to 1.7 - 2.7 million additional passengers at Schiphol Airport and several hundred thousand extra passengers at regional airports in comparison with the current situation. The turnover will rise by € 540 to € 591 million for airlines and by approximately € 30 million for airports, whereas additional foreign visitors will bring in € 123 to € 133 million in revenues. Gross employment effects (in the short term) are estimated at 4,300 to 4,600 jobs whereas the estimated added value is € 340 to € 365 million. In the first year after the introduction of the tax burden reduction the net welfare gains will be € -8 to € 31 million. If a tax burden reduction prevents erosion of the network, the welfare gains will be € 116 to € 188 million.
- Published
- 2016
27. Sluiting kolencentrales: Analyse van de maatschappelijke kosten en baten
- Author
-
Buunk, E., Hof, B., Tieben, B., Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
De vervroegde sluiting van de vijf resterende kolencentrales in ons land in 2020 heeft een positief effect op de welvaart van in totaal € 4,7 miljard. Dit bedrag is de som van de maatschappelijke kosten en baten die aan de sluiting kunnen worden toegerekend. Het belangrijkste effect is het verminderen van de uitstoot van CO2 en overige emissies zoals NOx en fijnstof. De vermeden emissies vertegenwoordigen een maatschappelijke baat met een waarde van in totaal € 9,8 miljard.
- Published
- 2016
28. [Bespreking van: I. van Staveren (2016) Wat wij kunnen leren van economen die (bijna) niemand meer leest]
- Author
-
Tieben, B., Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and SEO Economisch Onderzoek
- Published
- 2016
29. Hotels 'on hold': Economische effecten van nieuw hotelbeleid in de gemeente Amsterdam
- Author
-
Tieben, B., Buunk, E., Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
Amsterdam will tighten its licensing policy for new hotels. Under the new policy, the principle of “no, unless” will apply to the entire city. The development of new hotels in Amsterdam will only be possible in exceptional circumstances. SEO Amsterdam Economics has been commissioned by the Municipality of Amsterdam to study the economic impact of the tightening of its hotel policy. Attention is paid to the impact on the hotel sector and on the substitutes for hotel stays, such as the letting of holiday accommodation through websites like Airbnb.
- Published
- 2016
30. Maatschappelijke kosten en baten van de World Expo 2025 Rotterdam: Analyse op basis van kengetallen
- Author
-
Hof, B., Rougoor, W., Tieben, B., Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
Bij de meest realistische variant waarin de World Expo 17,3 miljoen unieke bezoekers ontvangt, ligt het saldo van de maatschappelijke kosten en baten zonder het onderdeel Bereikbaarheid tussen € 183 miljoen negatief en € 2 miljoen negatief plus het saldo van de niet-berekende posten (PM). De organisatie van de World Expo vraagt bovendien investeringen in de vervoersinfrastructuur (‘Bereikbaarheid’). De huidige indicatie is dat de maatschappelijke kosten daarvan ongeveer € 500 miljoen tot € 800 miljoen hoger zijn dan de maatschappelijke baten plus het saldo van de niet-berekende posten (PM). Bij een zeer ambitieuze veronderstelling van 21,3 miljoen bezoekers verbetert het saldo met circa € 540 miljoen maar is de uitkomst inclusief de uitgaven voor bereikbaarheid waarschijnlijk nog steeds negatief.
- Published
- 2016
31. Financial regulation in the energy sector: jumping the gun
- Author
-
Kerste, M., Tieben, B., and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
The inclusion of energy OTC derivative trading in EMIR (European Market Infrastructure Regulation) strongly builds on the assumption that the sector poses risk of contagion towards the real economy. This hypothesis of systemic risk was not well tested as part of the regulatory preparation. We find that empirical evidence does not support the hypothesis, questioning the necessity of financial regulation in the energy sector.
- Published
- 2016
32. Waarborging van publieke belangen bij uitbesteding in de kansspelsector
- Author
-
Hof, B., in 't Veld, D., Rosenboom, N., Tieben, B., Faculteit Economie en Bedrijfskunde, and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
Dit onderzoeksrapport behandelt het vraagstuk hoe publieke belangen kunnen worden geborgd als kansspelaanbieders bedrijfsprocessen uitbesteden. De publieke belangen zijn het voorkómen van kansspelverslaving, het informeren en beschermen van de consument en het tegengaan van fraude en criminaliteit, zoals witwassen. Een eerste stap in het onderzoek is het opzetten van een analytisch kader, dat is toegepast op de vraag wanneer het uitbesteden van bedrijfsprocessen tot een toename in risico’s leidt. Vervolgens is gekeken naar het huidige locatiegebonden kansspelaanbod en het toekomstige online kansspelaanbod. Waar liggen gegeven de regulering mogelijke risico’s van uitbesteding door vergunninghouders? Een uitbesteding door een vergunninghouder kan leiden tot een toename in het risico op schending van publieke belangen als de vergunninghouder risico’s niet goed inschat of als de vergunninghouder de consequenties van risico’s voor anderen niet meeneemt in de beslissing om uit te besteden. De vergunninghouder blijft overigens hoe dan ook verantwoordelijk. Bij het locatiegebonden kansspelaanbod liggen er mogelijk risico’s bij de uitbesteding van lotenverkoop (als de vergunninghouder geen goede controles uitvoert op bijvoorbeeld onverkochte loten) en bij de trekking van loten en het systeembeheer hiervan (risico’s die een vergunninghouder zou moeten kunnen beperken middels een goede boekhouding en controles, maar die desondanks kunnen toenemen bij uitbesteding). Bij het toekomstige online kansspelaanbod hangen de risico’s deels af van de eisen van en controles op inputs als spelsoftware, servers, platforms en websites. De belangrijkste onderdelen van bedrijfsprocessen met het oog op waarborging van publieke belangen zijn de spelsoftware inclusief de toevalsgenerator, de servers waarop de kansspelwebsites draaien, de platforms oftewel white labels en het betalingsverkeer. Een vergunninghouder zal moeten kunnen laten zien hoe mogelijke risico’s op het schenden van publieke belangen worden beperkt, hoe bij uitbestedingen de juiste prikkels worden gegeven aan de partij aan wie wordt uitbesteed en hoe de vergunninghouder zicht houdt op het mogelijk toenemen van risico’s. Het moeten opstellen van uitbestedingsovereenkomsten en het verstrekken van deze overeenkomsten aan de Kansspelautoriteit zou een zinvol onderdeel van toezicht op uitbestede bedrijfsprocessen zijn.
- Published
- 2016
33. Verplichtgestelde bedrijfstakpensioenregelingen en het algemeen pensioenfonds
- Author
-
Lutjens, E., Witte, I.R.W., van der Lecq, S.G., Tieben, B., and Kok, L.
- Abstract
Dit rapport onderzoekt of in afwijking van de huidige wetgeving inzake verplichte bedrijfstakpensioenfondsen, waarbij een bedrijfstakpensioenfonds als verplichte uitvoerder is aangewezen, een verplichtstelling van de pensioenregeling en keuze ten aanzien van de uitvoerder juridisch mogelijk is en wat de markteffecten daarvan kunnen zijn. Het rapport is gepubliceerd als bijlage bij kamerstuk Tweede Kamer, 2015/16, 32043, nr. 291.
- Published
- 2016
34. On the surface things seemed quiet: the reception of the German Historical School in the Netherlands
- Author
-
Tieben, B., Schoorl, E., Cardoso, J.L., Psalidopoulos, M., and SEO Economisch Onderzoek
- Published
- 2016
35. Marktmonitor private opleiders van beroepsopleidingen en trainingen: eindrapport
- Author
-
Rosenboom, N., Tieben, B., and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
Private aanbieders van beroepsopleidingen hebben in 2014 een omzet van circa € 3,4 miljard. Dit is een stijging van circa 6 procent ten opzichte van de nulmeting in de monitor voor het jaar 2010. Het aantal opleidingsbedrijven is met 15 procent gedaald ten opzichte van 2010. Dit betekent dat per saldo de productiviteit van de private opleiders is gestegen. Dit is de conclusie van de Marktmonitor Private opleiders van beroepsopleidingen en -trainingen voor het jaar 2014, die SEO heeft opgesteld in opdracht van de Nederlandse Raad voor Training en Opleiding, NRTO. De monitor beschrijft de markt voor private aanbieders van beroepsopleidingen in het jaar 2014. In 2010 is door SEO een nulmeting uitgevoerd. Vergelijking met de resultaten voor 2014 biedt een beeld van de ontwikkeling van de markt. De monitor is opgesteld op basis van gegevens van de Kamer van Koophandel en een webenquête onder aanbieders. Opvallende resultaten zijn: In 2010 telde de sector meer dan 19 duizend bedrijven. In 2014 was dit aantal gedaald tot minder dan 16 duizend bedrijven. Circa 80 procent van de aanbieders is een zelfstandige zonder personeel. Private aanbieders van beroepsopleidingen hebben in 2014 een omzet van circa € 3,4 miljard. Dit is een stijging van circa 6 procent ten opzichte van 2010. De gemiddelde zzp'er die in de opleidingsbranche actief is heeft in 2014 een omzet van circa € 30 duizend. Voor de opleidingsbedrijven met personeel is die omzet gemiddeld € 1 miljoen. De aanbieders kijken relatief positief naar de toekomst. Per saldo verwacht de sector voor het komende jaar een hogere omzet te kunnen realiseren. De omzetverwachting is duidelijk positiever dan in de marktmonitor voor 2010 wat het effect kan zijn van de verbeterde economische omstandigheden. De marktdynamiek blijkt ook uit de toename van de gemiddelde leeftijd van de bedrijven in de opleidingsbranche. Het aandeel van de bedrijven jonger dan 5 jaar is sinds 2010 sterk gedaald van 26 procent naar 8 procent. De jongere bedrijven hebben kennelijk meer moeite gehad om te overleven in moeilijke economische omstandigheden. De meerderheid van de opleidingsbedrijven heeft een leeftijd die ligt tussen de 5 en twintig jaar. De internationalisering van de economie heeft vooralsnog weinig effect op de private opleidingsbranche. Bijna 80 procent van de bedrijven is alleen in Nederland actief en dit percentage is nauwelijks veranderd sinds 2010. In 2010 verwachtte een deel van de markt een toename van het afstandsonderwijs en een afname van het contactonderwijs. Deze verwachting is maar voor een deel uitgekomen. Het contactonderwijs is nog steeds de populairste onderwijsvorm, al is het marktaandeel van het contactonderwijs wel gedaald met een paar procentpunt naar circa 46 procent. Er is een duidelijke toename te zien van gecombineerde (blended) vormen van onderwijs. 20 procent van de onderwijsvormen in 2014 valt in deze categorie. Dit aandeel was in 2010 nog 15 procent. Korte opleidingen met een duur van maximaal 5 dagen winnen marktaandeel. Meer dan de helft van de opleidingen valt in deze categorie. Het aandeel van de meerjarige opleidingen is daarentegen licht gedaald van 17,3 procent in 2010 naar 12,9 procent in 2014. Er worden meer opleidingen op het terrein van de gezondheidszorg aangeboden. Economisch georiënteerde opleidingen zijn minder in trek dan in 2010.
- Published
- 2015
36. Reconsidering ex ante regulation in the Dutch electronic communications market
- Author
-
Kocsis, V., de Bijl, P., van der Noll, R., Tieben, B., and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
In this study we address the economic performance of ex ante regulation of the telecommunications industry and compare this regulatory framework to alternative approaches that respond better to the developments in the sector. The focus is on the Dutch market with two fixed networks with national coverage and a potentially converging mobile market. The economic effects of the ex ante regulatory approach are mixed. On the one hand it promoted lower retail prices for the benefit of consumers. On the other hand, the notion of a 'ladder of investment' - the transition from service-based competition to infrastructure competition - did not fully materialize. A central conclusion is that regulation needs to focus less on static efficiency, that is, competition, in favor of dynamic efficiency, namely investments and innovations. This shift in emphasis would be more in line with social welfare as the ultimate objective of regulation. It would require regulation to create more room for market forces (deregulation) and therefore to diverse and new business models. Deregulation, however may need to be complemented with ex post supervision and a reconsidered form of access regulation as a backstop option.
- Published
- 2015
37. Verplichtgestelde bedrijfstakpensioenregelingen en het algemeen pensioenfonds
- Author
-
Kok, L., van der Lecq, S., Lutjens, E., Rosenboom, N., Tieben, B., Witte, I., and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
Aanleiding voor het onderzoek is de wens van verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen om te komen tot schaalvergroting in een algemeen pensioenfonds. Een algemeen pensioenfonds mag meerdere pensioenregelingen uitvoeren en is dus niet gebonden aan een bepaalde sector. Het moet wel gescheiden vermogens aanhouden. Dit onderzoek richt zich op de mogelijke aanpassing van verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds, waardoor ook een algemeen pensioenfonds een verplichtgestelde bedrijfstakpensioenregeling kan uitvoeren. De aanpassing houdt in dat de verplichtstelling alleen geldt voor de bedrijfstakpensioenregeling en niet ook voor het bedrijfstakpensioenfonds als de uitvoerder van de regeling. Uit het onderzoek blijkt dat het verplichtstellen van alleen de bedrijfstakpensioenregeling niet in strijd is met het mededingingsrecht. De trend naar consolidatie zal door aanpassing van de verplichtstelling worden versterkt. Er blijven naar verwachting voldoende spelers op de markt voor effectieve concurrentie.
- Published
- 2015
38. [Bespreking van: R.Bregman, J. Frederik (2015) Waarom vuilnismannen meer verdienen dan bankiers]
- Author
-
Tieben, B. and SEO Economisch Onderzoek
- Published
- 2015
39. Nieuwe impulsen voor hernieuwbare elektriciteitsvoorziening in 2020-2030: eindrapport
- Author
-
Hof, B., Kersten, K., Kocsis, V., Tieben, B., and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
Financiële stimulering via exploitatiesubsidies en saldering vormt het meest effectieve instrument om in 2030 de productie van hernieuwbare elektriciteit uit windenergie en zonne-energie te verhogen naar 75 TWh, circa 60 procent van de verwachte elektriciteitsvraag. Het bestaande beleid is daarmee een geschikte basis om het duurzaam energiebeleid voor de periode na afloop van het Energieakkoord in 2023 vorm te geven. Dit is de belangrijkste conclusie van het rapport Nieuwe impulsen voor hernieuwbare elektriciteitsvoorziening in 2020-2030 dat SEO Economisch Onderzoek heeft geschreven in opdracht van Greenpeace en Nuon/Vattenfall. Doelstellingen hernieuwbare energie Dit rapport richt zich alleen op verduurzaming van de elektriciteitsproductie. Uitgangspunt is de ambitie van de opdrachtgevers om in 2030 75 TWh duurzame elektriciteit uit wind- en zonne-energie te produceren, circa 60 procent van de verwachte elektriciteitsvraag. Hiermee kan een reductie van de CO2-emissies van circa 15 tot 30 Mton gerealiseerd worden, wat van groot belang is om uiteindelijk in 2050 80-95 procent CO2-reductie te bereiken ten opzichte van 1990. Tevens zal met deze ambitie voor wind- en zonne-energie het aandeel duurzame energie stijgen van 16 procent in 2023 naar 22 procent in 2030, ceteris paribus energiebesparing en duurzame energie in andere sectoren. 75 TWh is ambitieus Dit rapport beoordeelt een aantal factoren die van belang zijn om 75 TWh in 2030 te kunnen realiseren. Dit is een verdubbeling van wat in het Energie akkoord is afgesproken. Er is daarom nader onderzoek nodig naar het voorwaardelijk beleid dat nodig is om de inpasbaarheid van extra productie van hernieuwbare elektriciteit uit zon en wind in het elektriciteitssysteem te waarborgen. Voorwaardelijk beleid bestaat uit het versterken van: verbindingen met het buitenland (interconnectie), demand side management, opslag, reserve- en balanceringsvermogen en verdergaande elektrificatie van het energieverbruik. Bestaand stimuleringsbeleid is een goede basis voor toekomstig beleid Ook na 2023 blijft stimulering van duurzame energie noodzakelijk, omdat de kostprijzen van wind- en zonne-energie hoger liggen dan de elektriciteitsprijs. Gebaseerd op de huidige inzichten wordt een extra stimulering (bovenop het Energieakkoord) voorzien in de orde grootte van 935 miljoen euro per jaar. Dit rapport concludeert dat bestaand beleid een geschikte basis is voor intensivering van het stimuleringsbeleid. In het algemeen geldt dat financiële stimulering de voorkeur verdient boven indirecte financiële stimulering of niet-financiële regulering. Dit betreft exploitatiesubsidies en uitbreiding van salderingsmogelijkheden die als meest effectief zijn beoordeeld. Andere maatregelen zoals een rol voor de overheid als launching customer zijn hooguit een aanvulling op de werking van financiële stimuleringsmaatregelen. Wind op zee Hernieuwbare elektriciteit uit wind op zee levert met 37 TWh de grootste bijdrage aan het doel van 75 TWh in 2030. Dit is een toename van 25 TWh ten opzichte van de productie uit wind op zee in 2023. Het realiseren van voldoende schaal is belangrijk om de onrendabele top voor wind op zee te laten dalen. Daarmee kan de stimuleringsbehoefte worden beperkt. Exploitatiesubsidies vormen een effectieve stimulans voor wind op zee. Wanneer de financiering in de toekomst een knelpunt blijkt, kan het interessant zijn overheidsdeelname in vreemd of eigen vermogen van de windparken op zee te overwegen. Wind op land Wind op land draagt in het scenario van dit rapport 23 TWh bij aan het einddoel van 75 TWh. Dit is een toename van 4 TWh ten opzichte van de productie uit wind op land in 2023. De groei van wind op land is in deze studie beperkt ingeschat in verband met lokaal draagvlak. Ook voor wind op land vormen exploitatiesubsidies een effectieve stimulans. Zon-PV Sterke kostendalingen kenmerken de ontwikkeling van Zon-PV. In 2030 draagt deze technologie met 15 TWh bij aan het einddoel. Dit is een toename van 8 TWh ten opzichte van de productie uit zonne-energie in 2023. Zon-PV kent bij toepassing door huishoudens en bedrijven een veel kleinere schaalgrootte dan wind op zee. Saldering sluit het best aan bij de behoeften van huishoudens en bedrijven als investeerders in zon-PV. Dit rapport beveelt aan de salderingsregeling geleidelijk aan te passen om overstimulatie te voorkomen. Tevens is het wenselijk om de grondslag voor saldering uit te breiden, zodat op meer locaties de installatie van zon-PV rendabel kan zijn.
- Published
- 2015
40. Groene groei: hoe bereiken we dat?
- Author
-
den Butter, F.A.G., Kocsis, V., Tieben, B., Economics, and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
Het regeerakkoord van het kabinet Rutte II belooft veel aandacht voor economische groei en duurzaamheid. Dit artikel bespreekt op welke wijze inhoud kan worden gegeven aan de wens van het kabinet om economische groei en zorg voor het milieu met elkaar te combineren. Vanuit het perspectief van de economische welvaartsanalyse gaat het daarbij om de afweging tussen de materiele welvaart en de milieukwaliteit. Vanuit de economische groeitheorie wordt geschetst welke mogelijkheden er zijn voor een dergelijke groene groei. De verschillende manieren om de productiviteit te beïnvloeden en te bevorderen vormen daarbij het aangrijpingspunt voor het beleid. Een verhoging van de milieu efficiëntie, bijvoorbeeld door een milieubesparende technologie kan tot groei met minder milieugebruik leiden, maar dat hoeft niet altijd het geval te zijn.
- Published
- 2015
41. Milieu als groene motor van de economie
- Author
-
Kocsis, V., Tieben, B., den Butter, F., and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
Deze notitie is bedoeld om eerste stap te maken in het onderzoeksprogramma voor ‘modelering groene economie’ van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Met dit programma willen SEO Economisch Onderzoek en het ministerie van Infrastructuur en Milieu een start maken om de economische wetenschap en het beleid voor groene groei dichter bij elkaar te brengen. De notitie gaat nader in op de lessen uit de wetenschappelijke literatuur over de rol van natuur en milieu in groene groei en hoe die zijn aangepakt door de economische theorie en modelbouw. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan de methoden om groene groei te meten, en om zodoende een oordeel te kunnen geven over de mate waarin groene groei plaatsvindt. Dit helpt bij het formuleren van de meest relevante vragen voor een mogelijk onderzoeksprogramma over groene groei.
- Published
- 2014
42. Windmolens en welvaart: de maatschappelijke kosten en baten van windenergie op de Noordzee
- Author
-
Tieben, B., Hof, B., and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
Het welvaartseffect van investeringen in windenergie op de Noordzee is sterk afhankelijk van de waarde van CO2-emissies. Bij een goed werkend ETS systeem is het effect op de welvaart per saldo negatief, omdat vermeden CO2-emissies niet meetellen. Bij een niet-goed werkend ETS is het effect op de welvaart per saldo positief. SEO Economisch Onderzoek heeft op verzoek van Stichting Natuur & Milieu onderzoek uitgevoerd naar de maatschappelijke kosten en baten van investeringen in windenergie op de Noordzee. Het gaat daarbij om de afspraken in het Energieakkoord om uiterlijk in 2023 3450 MW extra vermogen te plaatsen. Deze MKBA maakt een onderscheid tussen scenario’s voor de werking van het ETS, het Europese emissiehandelssysteem voor CO2. Als dit systeem goed werkt, mag de vermeden CO2 van extra windenergie niet worden geteld als een effect op de welvaart. Het financiële rendement van de investering in windenergie op de Noordzee is voor dit scenario met - € 2,1 miljard negatief. Er zijn echter verschillende externe effecten die positief meetellen, zoals de vermeden overige emissies (NOx, SO2 en fijnstof). Ook heeft windenergie een positief effect op de voorzieningszekerheid. Per saldo is het MKBA-saldo bij een goed werkend ETS systeem negatief met - € 1,1 miljard (netto contante waarde). Bij scenario’s zonder ETS tellen de vermeden CO2-emissies wel mee als een welvaartseffect. De waarde van de vermeden CO2 is bepaald op basis van de schadekosten. Deze schadekosten kennen een boven- en een ondergrens. Deze grenzen geven de extreme kansen weer op klimaatschades. Het saldo is bij de ondergrens positief met circa € 800 miljoen (netto contante waarde), voor de bovengrens is de waarde circa € 12 miljard (netto contante waarde). In potentie kan een investering in windenergie een groot effect op de welvaart hebben. De verklaring hiervan ligt bij het voorkomen van een extreme situatie waarin de klimaatschade erg hoog uitvalt. De kans hierop is klein. In het middenscenario voor de CO2-waarde is het MKBA-saldo positief met circa € 5,6 miljard (netto contante waarde). Naast de waarde van vermeden CO2, is de elektriciteitsprijs bepalend voor de uitkomst van de MKBA. Bij een hoger prijspad is ook het financiële rendement van de investering in windenergie op de Noordzee positief.
- Published
- 2014
43. Beleidsdoorlichting Energiebeleid 2007 t/m 2012: evaluatie van artikel 14 van het ministerie van Economische Zaken: een doelmatige en duurzame energievoorziening
- Author
-
Hof, B., Kocsis, V., Rougoor, W., Tieben, B., and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
Het energiebeleid van het ministerie van Economische Zaken heeft in voldoende mate een bijdrage geleverd aan de doelstelling van het beleid: het bevorderen van een internationaal concurrerende energiehuishouding die betrouwbaar, veilig en duurzaam is. Dit is de conclusie van de evaluatie van het energiebeleid die door SEO Economisch Onderzoek is uitgevoerd. Deze beleidsdoorlichting gaat over alle onderdelen van het energiebeleid en kijkt specifiek terug op de periode 2007-2012. Om de kwaliteit van het beleid te verbeteren zijn ministeries verplicht hun beleid periodiek te laten evalueren. Deze ex post evaluaties beoordelen onder meer de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid. De beleidsdoorlichting energie beoordeelt het beleid gericht op de drie operationele doelstellingen van het energiebeleid: (1) het streven naar optimale ordening en werking van energiemarkten, (2) het bevorderen van de voorzieningszekerheid en (3) het bevorderen van een duurzame en veilige energievoorziening. Dit is de eerste keer dat het ministerie van Economische Zaken het energiebeleid integraal laat evalueren. De beleidsdoorlichting maakt gebruik van bestaande evaluaties voor specifieke onderdelen van het beleid. Voor verschillende onderdelen is een nieuwe evaluaties opgesteld. Voor al geplande evaluaties is op hoofdlijnen naar de resultaten van het beleid gekeken. Voor alle drie operationele doelstellingen concludeert SEO Economisch Onderzoek dat het beleid in redelijke mate aan de doelstellingen heeft bijgedragen. Voor elk beleidsonderdeel is aangeven of het instrument slecht, matig, redelijk of goed voldoet aan de eisen van doeltreffendheid en doelmatigheid. Voor sommige onderdelen van het beleid was het niet mogelijk tot onderbouwde conclusies te komen door een gebrek aan gegevens. Vooral voor het criterium doelmatigheid is daardoor niet op alle onderdelen een beoordeling gegeven. De evaluatie sluit af met conclusies en aanbevelingen voor komende evaluaties. Zo is het voor het uitvoeren van periodieke evaluaties noodzakelijk dat de doelstellingen van het beleid voldoende concreet zijn en qua timing aansluiten bij de fasering van de periodieke evaluaties. Zo is het duurzame energiebeleid gericht op langetermijndoelstellingen voor 2020 later, terwijl de beleidsdoorlichting de effecten in een periode van 5 jaar beoordeelt. Dit bemoeilijkt het operationaliseren van de doelstellingen waar een beleidsdoorlichting zich op richt. Het ministerie van Economische Zaken heeft de beleidsdoorlichting met een toelichtend eindrapport en een second opinion door het Centraal Planbureau aan de Tweede Kamer gezonden.
- Published
- 2014
44. Maatschappelijke kosten-batenanalyse brandveiligheid in woningen
- Author
-
Hof, B., Rougoor, W., Tieben, B., and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
Dit rapport onderzoekt in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het ministerie van Veiligheid en Justitie beleidsmaatregelen die de brandveiligheid in woningen kunnen verbeteren. In een eerste stap is een inventarisatie gemaakt van mogelijke beleidsmaatregelen: een ‘long list’. Uit deze lijst van mogelijke beleidsmaatregelen is een selectie gemaakt van een viertal maatregelen. Deze zijn nader uitgewerkt en er is ingeschat welke maatschappelijke baten en kosten optreden bij invoering van de geselecteerde beleidsmaatregelen. Het viertal beleidsmaatregelen betreft twee typen met elk twee varianten. Het eerste type is verplichte woningsprinklers, het tweede type brandveiligheidseisen aan gestoffeerd meubilair zoals banken. Bij de verplichte woningsprinklers is het onderscheid tussen de varianten een verplichting bij nieuwbouw versus een verplichting bij bestaande bouw. De vaste kosten van een sprinklersysteem kunnen hierbij over meerdere appartementen worden verdeeld. Bij de brandveiligheidseisen aan gestoffeerd meubilair zijn eveneens twee varianten gehanteerd: toepassing van brandveiligheidseisen zoals die op het moment van schrijven in het Verenigd Koninkrijk gelden en dezelfde eisen, maar dan met een verbod op zogenaamde chemische vlamvertragers en zonder brandveiligheidseisen voor matrassen en bedden. Beide varianten van de beleidsmaatregel "verplichte woningsprinklers" kennen maatschappelijke baten in termen van vermeden schade, vermeden dodelijke slachtoffers, vermeden gewonden en vermeden inzet van de brandweer, maar deze blijken niet hoog genoeg om de investeringskosten van de woningsprinklers goed te maken. Maatschappelijke baten van woningsprinklers zouden hoger kunnen zijn dan maatschappelijke kosten indien de investeringskosten van woningsprinklers substantieel lager zijn zonder dat dit ten koste gaat van de effectiviteit. Bij de beleidsmaatregel "brandveiligheidseisen aan gestoffeerd meubilair" leiden de analyses niet tot een eenduidig positieve of negatieve uitkomst. Of het saldo van maatschappelijke baten minus kosten positief of negatief is, blijkt namelijk af te hangen van specifieke veronderstellingen in de berekeningen. Een beperking bij de variant zonder verbod op chemische vlamvertragers is dat het in de huidige analyses niet mogelijk is gebleken om een waarde toe te kennen aan mogelijke risico’s van het gebruik van chemische vlamvertragers om aan brandveiligheidseisen te voldoen. In dit onderzoek kon niet worden vastgesteld in welke mate producenten van meubilair van chemische vlamvertragers gebruik zouden maken om aan brandveiligheidseisen te voldoen en of en in welke mate de toegepaste chemische vlamvertragers tot verhoogde risico’s voor mens of milieu zouden leiden. Vervolgonderzoek met betrekking tot woningsprinklers zou zich kunnen richten op specifieke situaties waarin de maatschappelijke baten de maatschappelijke kosten wél overtreffen. In dit verband zou bijvoorbeeld meer onderzoek kunnen worden gedaan naar de zogenoemde waterleidingsprinkler, een type woningsprinkler dat gevoed wordt door de waterleiding en geen separate pomp kent. Wat brandveiligheidseisen aan gestoffeerd meubilair betreft is de kernvraag of er een vormgeving is waarbij de baten de kosten op robuuste wijze overtreffen. Nader onderzoek naar de toepassing van chemische vlamvertragers in de praktijk en de risico’s daarbij zou daarin behulpzaam zijn, evenals nader onderzoek naar de omstandigheden waaronder alternatieve technieken voor chemische vlamvertragers rijp zijn voor grootschalige toepassingen. Het rapport is door de Minister van Veiligheid en Justitie op vrijdag 13 juni 2014 aangeboden aan de Tweede Kamer, vergezeld van een aanbiedingsbrief. Het is eveneens te vinden op de website van het WODC.
- Published
- 2014
45. Prijzige suiker: de prijsopbouw en prijsontwikkeling van suiker
- Author
-
Rosenboom, N., Boschloo, M., van der Noll, R., Tieben, B., and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
De Europese suikerprijs voor industriële grootverbruikers is sinds 2011 met circa 50 procent gestegen. Dit onderzoek zoekt verklaringen voor deze prijsstijging in de regulering, de prijsopbouw en de marktstructuur. Het Europese quotasysteem zorgt er voor dat de quotaproductie van suiker lager is dan de vraag. Dit tekort kan aangevuld worden met import, het interen op voorraden of interventie door de Europese Commissie. Een aanzienlijk deel van de verwachte import komt in de praktijk niet tot stand. De voorraden die suikerproducenten aanhouden, zijn relatief laag. Deze bron biedt ook geen extra aanbod van suiker op de Europese markt. Het Europese beleid zorgt op dit moment voor schaarste in de markt wat de prijzen opdrijft. De winstopslag van de Nederlandse suikerproducent is de afgelopen jaren gestegen. De stijgende suikerprijs is niet het gevolg van hogere productiekosten. Deze stijging wordt daarentegen verklaard door de concurrentieverhoudingen in de markt. Op de Europese markt is een consolidatietenders gaande. Ook Nederland heeft hier aan meegedaan. Er is sinds 2007 nog maar één suikerproducent actief in Nederland, Royal Cosun. De Europese markt is bovendien sterk nationaal georganiseerd en nationaal geconcentreerd. Er lijkt weinig grensoverschrijdende handel te zijn, waardoor de nationale suikerproducenten hoge marktaandelen hebben. Daarnaast zijn er hoge toetredingsdrempels. In theorie kan compenserende inkoopmacht van industriële grootverbruikers de sterke onderhandelingspositie van de suikerproducenten tegenwerken. Maar vanwege hoge overstapdrempels, hoge importdrempels en imperfecte substituten is dit in de praktijk niet het geval.
- Published
- 2013
46. De suiker wordt duur betaald
- Author
-
Tieben, B., Rosenboom, N., and SEO Economisch Onderzoek
- Published
- 2013
47. Energiebeleid na 2020: niet-klimaatgerelateerde economische argumenten voor het energiebeleid
- Author
-
Kocsis, V., Koutstaal, P., Tieben, B., van Hout, M., Hof, B., Koopmans, C., and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
Dit onderzoek betreft de bijdrage van het beleid voor duurzame energie en het beleid voor energiebesparing aan de publieke doelen van het energiebeleid in Nederland. De huidige discussie omtrent duurzaam energiebeleid gaat voornamelijk over de bijdrage van energie aan het beperken van de gevolgen van klimaatveranderingen veroorzaakt door energieproductie en energieverbruik. Hierdoor worden veel andere effecten van het gebruik van duurzame energie en energiebesparing overschaduwd, terwijl die effecten ook belangrijk kunnen zijn. Het doel van dit onderzoek is die andere doelstellingen voor duurzaam energiebeleid en energiebesparing nader te belichten. In dit onderzoek worden de publieke doelen van energiebeleid om niet-klimaatgerelateerde redenen nader onderzocht in het licht van marktfalen. De algemene conclusie is dat duurzaamheid, voorzieningszekerheid en betaalbaarheid van energie slechts gedeeltelijk pleiten voor duurzame energie als we klimaatverandering als doelstelling bij wijze van gedachtenexperiment buiten beschouwing laten. In dat geval is luchtvervuiling de belangrijkste reden om duurzame energie te promoten als publiek doel van energiebeleid. Op de voorzieningszekerheid en betaalbaarheid van energie kan duurzame energie een negatieve invloed hebben. Energiebesparing heeft een gunstige invloed op de duurzaamheid, zekerheid en betaalbaarheid van energie als publiek doel en levert daaraan een positieve bijdrage op een kostenefficiënte manier.
- Published
- 2013
48. Naar een breder afwegings- en reguleringskader voor investeringen in interconnectoren: de Maatschappelijke Kosten-Baten Analyse (MKBA)
- Author
-
Sijm, J.P.M., Welle, A.J. van der, Tieben, B., Hof, B., Kocsis, V., and Energieonderzoek Centrum Nederland
- Published
- 2013
49. Toegevoegde waarde van de elektriciteitssector voor de Nederlandse economie
- Author
-
Sijm, J.P.M., Tieben, B., Hof, B., Kocsis, V., Hout, M. va., SEO Economisch Onderzoek, and Energieonderzoek Centrum Nederland
- Abstract
Deze studie is uitgevoerd door ECN en SEO Economisch Onderzoek in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken (EZ). Een van de centrale doelstellingen van het Nederlandse energiebeleid is het stimuleren van de overgang van de elektriciteitssector naar een betaalbare, betrouwbare en duurzame energievoorziening. Om deze doelstelling vorm te geven is een beter zicht nodig op de huidige en toekomstige bijdrage (toegevoegde waarde) van de elektriciteitssector aan de Nederlandse economie. Tegen deze achtergrond luidt de centrale vraagstelling van deze studie: Wat is de toevoegde waarde van de elektriciteitssector voor de Nederlandse economie nu en in de nabije toekomst? Meer in het bijzonder is het oogmerk van deze studie tweeledig: Het verzamelen, presenteren en analyseren van kwantitatieve informatie voor de nulmeting van het economische belang van de elektriciteitssector Het analyseren en verschaffen van informatie over de drijfveren achter de economische betekenis van de elektriciteitsmarkt teneinde aanknopingspunten te bieden voor het energiebeleid van het Ministerie van Economische Zaken.
- Published
- 2013
50. Regulation of fixed and mobile termination charges: a comparison of pure BULRIC and BULRIC plus as regulating principles
- Author
-
Kocsis, V., Tieben, B., van der Noll, R., and SEO Economisch Onderzoek
- Abstract
Call termination is a service that telecom network operators offer to connect their networks with each other. Telephony subscribers often have contracts with different fixed or mobile telecom operators, whose networks need to be connected for a telephone call. Networks are connected through call termination. If subscriber A calls subscriber B who has a contract with a different network operator, the operator of B arranges that the call terminates in its network. For that, the operator of A pays a termination charge to the operator of B. This termination charge is regulated because the network operator of B has a monopoly position at the moment of calling: the call cannot be terminated in another network. Regulation requires that termination charges are based on costs. Two methods are of particular interest. Both models are based on bottom up long run incremental costs (BULRIC). But they differ in which costs are taken into account as incremental costs. The price cap in the pure BULRIC model only accounts for costs relating to call termination. In contrast, the BULRIC plus price cap also contains some of the common costs. In this report, SEO Economic Research compares these methods based on their welfare effects. More specifically, these methods are compared based on their effectiveness and proportionality that correspond to the legal requirements of the Dutch Telecommunications Act. SEO draws the conclusion that pure BULRIC scores better in both aspects. In the absence of strong network and call externalities, such as in the Dutch mobile market, including common costs within incremental costs is not justified. Mobile operator can cover these costs more effectively by raising retail prices. Therefore, BULRIC plus that accounts for some common costs contains a mark-up over incremental costs. Consequently, pure BULRIC controls the market power of the monopoly network operator more effectively than BULRIC plus. Regulation complies with the requirement of proportionality if controlling market power does not include unnecessary costs or an unreasonable reallocation of welfare. In total, pure BULRIC has more positive welfare effects than BULRIC plus. Only under specific circumstances, BULRIC plus can deliver higher profits for mobile operators. However, the increase in profits does not outweigh the lost benefits of those mobile and fixed telephony consumers that pay a higher retail price and thus call less. Therefore, pure BULRIC achieves a higher level of welfare and meets better the proportionality requirement of regulation.
- Published
- 2013
Catalog
Discovery Service for Jio Institute Digital Library
For full access to our library's resources, please sign in.