47 results on '"Sloot S"'
Search Results
2. Tumor Mitotic Rate Added to the Equation: Melanoma Prognostic Factors Changed?: A Single-Institution Database Study on the Prognostic Value of Tumor Mitotic Rate for Sentinel Lymph Node Status and Survival of Cutaneous Melanoma Patients
- Author
-
Speijers, M. J., Bastiaannet, E., Sloot, S., Suurmeijer, A. J. H., and Hoekstra, H. J.
- Published
- 2015
- Full Text
- View/download PDF
3. Een jonge vrouw met een acuut pijnlijke heup
- Author
-
Sloot, S., Schrier, J.C.M., Mostert, A.K., and Houben, P.F.J.
- Published
- 2013
- Full Text
- View/download PDF
4. Central blood flow measurements in stable preterm infants after the transitional period
- Author
-
Sloot, S C, de Waal, K A, van der Lee, J H, and van Kaam, A H
- Published
- 2010
- Full Text
- View/download PDF
5. Persoonlijk Leiderschap - PBLQ
- Author
-
Hove, E. ten, Raaij, S. van, Sloot, S. van der, Abbink, M., Azar, R., Passchier, M., Olsthoorn, W., and Wuertz, S.
- Abstract
Hoe haal je het beste uit jezelf? Leiderschap. Medewerkers inspireren, motiveren en aansporen het beste uit zichzelf te halen. Hoe ontwikkel jij je van student tot professional en groei je naar de functie van leidinggevende? Persoonlijk leiderschap is daarbij een belangrijk onderdeel. Jezelf goed kennen en daar naar handelen. Weten waar je kracht ligt, waar je energie van krijg en wat je normen en waarden zijn.
- Published
- 2019
6. B.I.L. Activiteiten
- Author
-
Hove, E. ten, Raaij, S. van, Sloot, S. van der, Abbink, M., Azar, R., Passchier, M., Olsthoorn, W., and Wuertz, S.
- Published
- 2019
7. Bestuurskundige Berichten augustus 2019
- Author
-
Hove, E. ten, Raaij, S. van, Sloot, S. van der, Abbink, M., Azar, R., Passchier, M., Olsthoorn, W., and Wuertz, S.
- Published
- 2019
8. Bestuurskundige Berichten januari 2019
- Author
-
Hove, E. ten, Raaij, S. van, Sloot, S. van der, Abbink, M., Azar, R., Malkus, M., Passchier, M., and Olsthoorn, W.
- Published
- 2019
9. SIMULATION IN FACILITATION OF OPERATIONS MANAGEMENT EDUCATION
- Author
-
Durk-Jouke van der Zee and Sloot, S.
- Published
- 2018
- Full Text
- View/download PDF
10. Simulation in Facilitation of Operations Management Education
- Author
-
van der Zee, D.J., Sloot, S., Rabe, M., Mustafee, N., Skoogh, A., Jain, S., Johansson, B., SOM OPERA, and Value, Affordability and Sustainability (VALUE)
- Abstract
Traditionally, discrete event simulation is associated with logistic system analysis due to its role as an operations research method. In this article, we consider a multiple case study on the alternative use of simulation for operations management education. When stressing the role of the student or trainee instead of operations—as in operations research—alternative demands on model set up and use arise. Identifying such demands and ways to deal with them extends simulation methodology by showing how to exploit existing simulation knowledge and tools for pedagogic purposes. Our multiple case study evaluates four simulation-based games reflecting operations systems in health care and manufacturing. Respective games target learning activities of a different nature. Outcomes of the evaluation provide insights on modelling requirements, and guidelines and good practices that are supportive in meeting these.
- Published
- 2018
11. Cliëntraadpleging: een instrument voor de reclasseringsorganisaties
- Author
-
Straver, R., Sloot, S., Vosters, N., and Sperna Weiland, Aleid
- Subjects
kwaliteitszorg ,reclassering ,clienttevredenheid ,klantgerichtheid - Abstract
Geen samenvatting aanwezig.
- Published
- 2016
12. Is there a relation between type of primary melanoma treatment and the development of intralymphatic metastasis? A review of the literature
- Author
-
Sloot, S., primary, Speijers, M.J., additional, Bastiaannet, E., additional, and Hoekstra, H.J., additional
- Published
- 2016
- Full Text
- View/download PDF
13. Side effects of analgesia may significantly reduce quality of life in symptomatic multiple myeloma: a cross-sectional prevalence study
- Author
-
Sloot, S., Boland, J., Snowden, J.A., Ezaydi, Y., Foster, A., Gethin, A., Green, T., Chopra, L., Verhagen, S., Vissers, K., Engels, Y.M., Ahmedzai, S.H., Sloot, S., Boland, J., Snowden, J.A., Ezaydi, Y., Foster, A., Gethin, A., Green, T., Chopra, L., Verhagen, S., Vissers, K., Engels, Y.M., and Ahmedzai, S.H.
- Abstract
Contains fulltext : 153967.pdf (Publisher’s version ) (Open Access), BACKGROUND: Pain is a common symptom in patients with multiple myeloma (MM). Many patients are dependent on analgesics and in particular opioids, but there is limited information on the impact of these drugs and their side effects on health-related quality of life (HRQoL). METHOD: In a cross-sectional study, semi-structured interviews were performed in 21 patients attending the hospital with symptomatic MM on pain medications. HRQoL was measured using items 29 and 30 of the European Organisation for Research and Treatment of Cancer (EORTC) QLQ-C30. RESULTS: Patients were able to recall a median of two (range 0-4) analgesics. They spontaneously identified a median of two (range 1-5) side effects attributable to their analgesic medications. Patients' assessment of HRQoL based on the EORTC QLQ-C30 questions 29/30 was mean 48.3 (95 % CI; 38.7-57.9) out of 100. Patients' assessment of their HRQoL in the hypothetical situation, in which they would not experience any side effects from analgesics, was significantly higher: 62.6 (53.5-71.7) (t test, p = 0.001). CONCLUSION: This study provides, for the first time, evidence that side effects of analgesics are common in symptomatic MM and may result in a statistically and clinically significant reduction of self-reported HRQoL.
- Published
- 2015
14. Body mass index as a prognostic marker for biochemical recurrence in Dutch men treated with radical prostatectomy
- Author
-
Roermund, J.G.H. van, Kok, D.E., Wildhagen, M.F., Kiemeney, L.A.L.M., Struik, F., Sloot, S., Oort, I.M. van, Hulsbergen-van de Kaa, C.A., Leenders, G.J.L.H. van, Bangma, C.H., and Witjes, J.A.
- Abstract
OBJECTIVE: To investigate whether body mass index (BMI) is a prognostic factor for biochemical recurrence (BCR) in Dutch men after radical prostatectomy (RP), as although epidemiological studies of obesity in relation to prostate cancer have provided conflicting results, recent studies from the USA suggest that a higher BMI is a risk factor for progression of prostate cancer. PATIENTS AND METHODS: Of the 1417 patients with prostate cancer who had RP at two University hospitals, 1302 were included in the present study. BMI (kg/m(2)) classes were defined as normal ( or =30). The median follow-up was 59 months and clinical data were obtained retrospectively from charts. BCR was defined as two consecutive prostate-specific antigen (PSA) levels of >0.1 ng/mL. RESULTS: In all, 600 patients were classified as having normal weight (43.9%), 665 as overweight (48.6%) and 103 as obese (7.5%). Overall, 297 patients developed BCR after RP; the 10-year risk (95% confidence interval) of BCR was 31.9 (26.6-37.2)%, 30.5 (25.8-35.2)% and 23.9 (14.9-32.9)% for patients in the three categories, respectively (P = 0.836). Multivariable proportional hazard regression analyses of BMI and established prognostic factors for BCR did not change these results. CONCLUSION: BMI appeared to have no prognostic value for BCR in Dutch patients with clinically localized prostate cancer and treated with RP.
- Published
- 2009
15. Bilateral catheter-directed thrombolysis in a patient with deep venous thrombosis caused by a hypoplastic inferior vena cava
- Author
-
Sloot, S, primary, Nierop, J Van, additional, Kootstra, JJ, additional, Wittens, C, additional, and Fritschy, WM, additional
- Published
- 2014
- Full Text
- View/download PDF
16. 'Je bent jong en je wilt wat… - Onderzoek naar jongerenparticipatie voor het Centrum voor Jeugd en Gezin van de gemeente Geldermalsen'
- Author
-
Vermeer, E.M.F., Sloot, S. (Thesis Advisor), Zijdeman, R.L., Vermeer, E.M.F., Sloot, S. (Thesis Advisor), and Zijdeman, R.L.
- Abstract
De Rijksoverheid en 90% van de Nederlandse gemeentes hebben dan ook de doelstelling om de jongerenparticipatie te vergroten. De gemeente Geldermalsen heeft een project gestart genaamd Jongeren voor Jongeren. Waarbij een brugklas jongeren uit Geldermalsen training krijgt om voorlichting te geven over verschillende onderwerpen aan andere jongeren. Er wordt in dit onderzoek gekeken of het Jongeren voor Jongeren project bijdraagt aan het vergroten van de jongerenparticipatie. De onderzoeksvraag is Welke factoren zijn van invloed op de participatie van jongeren die deelnemen aan het Jongeren voor Jongeren project in Geldermalsen? Er wordt gebruik gemaakt van een combinatie van kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Doormiddel van een experimentele opzet wordt er een enquête afgenomen bij 3 brugklassen in Geldermalsen. In de enquête wordt gekeken naar verschillende factoren gebaseerd op sociologische theorieën van onder andere Durkheim, Inglehart en Bourdieu.
- Published
- 2012
17. Radicale Duurzame Innovatie
- Author
-
Gijsbers, M.A.C., Corten, R. (Thesis Advisor), Sloot, S., Gijsbers, M.A.C., Corten, R. (Thesis Advisor), and Sloot, S.
- Abstract
De afgelopen decennia is er veel kritiek gekomen op het niet duurzame karakter van de westerse samenleving. Er is veel kritiek op ondernemingen die teveel focussen op aandeelhouderswaarde en winst op de korte termijn. Ondernemingen hebben een rol in het verduurzamen van de samenleving, maar worden nu vooral bekritiseerd over wat ze niet of fout doen. Vele theoretici hebben betoogd dat er een nieuw waardebegrip moet komen, namelijk waardecreatie. Waarbij er geen óf óf situatie maar een én én situatie ontstaat, namelijk zowel financiële als maatschappelijke waarde ontwikkelen als onderneming. Dit kan via duurzame innovatie. Duurzame Innovatie heeft de belofte in zich om met deze kritiek en spanning om te gaan. Het is een manier om de economie te verduurzamen. Dit verduurzamen van de economie is tevens hard nodig, zo laten de recente en huidige economische crises zien. Duurzame innovatie is een zeer breed begrip wat niet in één scriptie te onderzoeken is. Daarom is er voor gekozen om op een aantal facetten die in de literatuur naar voren komen te focussen, namelijk het hebben van een maatschappelijk doel, samenwerken, de noodzaak van duurzame innovatie en barrières die daarbij ervaren worden. Er zijn verschillende hypothesen opgesteld rondom deze thema’s, die zijn getoetst via een kwantitatieve onderzoeksmethode, waarbij een vragenlijst is uitgezet onder ondernemingen in Nederland. De resultaten van dit onderzoek laten zien dat het enige wat significant van invloed is op (de mate van) duurzame innovatie samenwerking is, zowel het aantal samenwerkingspartners als de intensiteit van samenwerking in aparte functies van het innovatiesysteem. Tevens wordt duidelijk dat de noodzaak om duurzaam te innoveren wel degelijk aanwezig is en gevoeld wordt, maar dat de druk om radicaal te veranderen niet gevoeld wordt. Het radicale element ontbreekt, waardoor duurzame innovatie blijft hangen. Opvallend is dat het hebben van een maatschappelijk doel geen significant effect heeft, terw
- Published
- 2012
18. JongerenInterventieTeam en een kring van solidariteit
- Author
-
Mersch, M.G. van der, Sloot, S. (Thesis Advisor), Bool, M., Mersch, M.G. van der, Sloot, S. (Thesis Advisor), and Bool, M.
- Abstract
Een grote groep jongeren in Nederland kampt met een opeenstapeling van problemen. Deze ‘overbelaste’ jongeren vallen tussen wal en schip doordat de verbindende factor in het huidige hulpverleningsaanbod mist. Het JongerenInterventieTeam (JIT) in Schiedam neemt een centrale rol aan in de omgeving waarin het functioneert. Zij trachten het netwerk van een jongere te mobiliseren en een ‘kring van solidariteit’ te vergroten. Dit onderzoek belicht de aanpak van JIT en de wijze waarop zij het sociaal kapitaal vergroten. Daarnaast is bekeken of de mate van problematiek waar de overbelaste jongeren mee kampt ook in relatie staat met het sociaal kapitaal. Dat resulteert in twee onderzoeksvragen: 1. JIT-aanpak: Hoofdvraag 1: Hoe vergroot het JIT het sociaal kapitaal van jongeren? 2. Sociaal netwerk - omvang van problemen: Hoofdvraag 2: Welke vormen van sociaal kapitaal staan in relatie met de omvang van problemen die de jongeren ervaren die door het JIT begeleid worden?
- Published
- 2012
19. Werkkenmerken uit de ‘nieuwe’ arbeidsrelatie als instrument voor betrokkenheid - Een kwantitatief onderzoek naar de invloed van flexibilisering van arbeid, transformationeel leiderschap en een gezondheidsbeleid op de mate van werktevredenheid
- Author
-
Wit, A.K.A. de, Sloot, S. (Thesis Advisor), Pass, J.A., Wit, A.K.A. de, Sloot, S. (Thesis Advisor), and Pass, J.A.
- Abstract
Door de intrede van de ‘nieuwe’ arbeidsrelatie, ten opzichte van de ‘traditionele’ arbeidsrelatie, is de betrokkenheid van werknemers bij de organisatie afgenomen. Hierbij geldt dat naarmate een werknemer minder betrokken is de verloopintentie toeneemt. Werkgevers streven echter naar een stabiel personeelsbestand, omdat dit leidt tot continuïteit en zekerheid. Omdat betrokkenheid bij de organisatie niet meer de norm is, moet de binding met de organisatie op een andere manier tot stand worden gebracht. Een goede manier om werknemers aan een organisatie te binden, is door te voorzien in hun wensen en behoeften, zodat werktevredenheid ontstaat. Wensen en behoeften van werknemers en werkgevers zijn met de komst van de ‘nieuwe’ arbeidsrelatie veranderd. Onder andere op het gebied van flexibilisering, leiderschap en gezondheid. Dit onderzoek brengt in kaart in hoeverre deze aspecten de werktevredenheid beinvloeden. En daarnaast, of zij een toevoeging vormen aan de reeds bestaande voorspellers van werktevredenheid.
- Published
- 2012
20. De kracht tot zelfredzaamheid, samen sta je sterk!
- Author
-
Ulehake, M.A.A., Blommaert, L. (Thesis Advisor), Sloot, S., Ulehake, M.A.A., Blommaert, L. (Thesis Advisor), and Sloot, S.
- Abstract
De Nederlandse samenleving is aan het veranderen. Denk hierbij aan de toenemende vergrijzing en individualisering van de maatschappij. Dit vergt aanpassing in de zorgsector. Een verandering hierbij is de kanteling in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Deze kanteling houdt in dat de landelijke overheid steeds verder uit gaat van wat iemand wel kan en de nadruk legt op de kwaliteiten die mensen bezitten. Dit betekent over het algeheel dat de eigen kracht van burgers centraal komt te staan. Bij het verhogen van de eigen kracht zijn de zelfredzaamheid van burgers en participeren in de samenleving belangrijke elementen. Het doel van de kanteling is dan ook iedereen in de samenleving mee te laten doen. Voor de gemeente Sint-Oedenrode brengt dit ook veranderingen met zich mee. Hoe gaan de burgers in Sint-Oedenrode om met deze verandering, waarbij zelfredzaamheid centraal staat, en hoe kan de gemeente de zelfredzaamheid verhogen? Om de zelfredzaamheid te kunnen vergroten, moet er eerst duidelijkheid zijn over hoe het er op dit moment voor staat met de zelfredzaamheid van burgers. De hoofdvraag van het onderzoek luidt dan ook “ hoe zelfredzaam zijn de burgers in Sint- Oedenrode in de leeftijdscategorie van 55 tot en met 75 jaar?”. Zelfredzaamheid wordt door verschillende factoren beïnvloedt, maar welke dit zijn wordt nader onderzocht met de deelvraag “welke factoren zijn van invloed op zelfredzaamheid?”. In dit onderzoek wordt antwoord gegeven op deze vragen .
- Published
- 2012
21. Jongerenoverlast en gezagsaanvaarding in de publieke ruimte - Een zoektocht naar 'hedendaags’ gezag: de visie van beleidsmakers
- Author
-
Quataert, M., Sloot, S. (Thesis Advisor), Schulz, W., Quataert, M., Sloot, S. (Thesis Advisor), and Schulz, W.
- Abstract
Hoewel reeds veel onderzoek is gedaan naar jongerenoverlast, richt weinig onderzoek zich expliciet op het verband tussen overlast en gezagsaanvaarding onder jongeren. In deze thesis is gekeken of er een verband is en zo ja, hoe dit tot uiting komt in (gemeentelijk) beleid. Er zijn tweeëntwintig expertinterviews afgenomen met onder andere beleidsmakers op het gebied van Jeugd en Jeugd & Veiligheid. Er kan aangegeven worden dat er een negatief verband is; hoe meer gezagsaanvaarding onder jongeren, hoe minder overlast. Daarnaast is een verschuiving zichtbaar van formeel naar informeel gezag. Het gaat steeds meer om hoe je bent (attitude) in plaats van wat je bent (functie/positie). Het hebben van gezag zit hem veel meer in de manier van benaderen. Kijkend naar de hedendaagse effectieve gezagsdrager, dan zijn bepaalde eigenschappen als betrouwbaar, geloofwaardig, zichtbaar zijn, grenzen stellen en zelf de grenzen van mogelijkheden opzoeken kenmerkend. Deze mensen die het verschil weten te maken zijn volgens beleidsmakers ‘vrij’ zeldzaam, maar desondanks zijn dus specifieke kenmerken te onderscheiden. Omdat het bij deze gezagsdragers om in de persoon gelegen factoren gaat, maakt dat hun aanpak effectief, maar tevens ook kwetsbaar.
- Published
- 2012
22. Samenwerken aan zorg voor jeugd - Een onderzoek naar een effectieve samenwerking tussen gemeenten en jeugdzorgaanbieders binnen de transitie jeugdzorg
- Author
-
Meulepas, T.P.A., Sloot, S. (Thesis Advisor), Meulepas, T.P.A., and Sloot, S. (Thesis Advisor)
- Abstract
In de komende jaren moet de transitie jeugdzorg vormgegeven worden. Daarmee krijgen gemeenten de taak om de jeugdzorg te organiseren. In dit onderzoek is gekeken naar de samenwerking tussen gemeenten en jeugdzorgaanbieders en de rol die gemeenten daarbij innemen. In het theoretisch kader zijn drie rollen opgesteld die gemeenten aan kunnen nemen. Dat zijn een sterk sturende rol, een samenwerkende rol en een faciliterende rol. Door middel van de topics: initiatief, visie, doel, script, expertise, randvoorwaarden, afstemming, verantwoordelijkheid, monitoring, sturing en doorzettingsmacht is gekeken in welke rol gemeente de jeugdzorg het best kan organiseren. Dit is gedaan door te spreken met veel verschillende partijen. Dit waren gemeenten, provincies, jeugdzorgaanbieders, Bureaus Jeugdzorg, een zorgkantoor en Jeugdzorg Nederland. Uit de analyse is naar voren gekomen dat de rol van gemeenten het best kan verschuiven gedurende de transitie. Gemeenten kunnen sturend beginnen bij het opstellen van een visie, vervolgens zouden zij samen moeten werken met de jeugzorgaanbieders om de zorg in te vullen en tot slot zouden zij de jeugdzorgaanbieders moeten faciliteren wanneer de zorg in uitvoering is. Op uitvoeringsniveau moeten gemeenten dus niet te veel sturen. Tevens is er gebleken dat er op een aantal punten nog geen overeenstemming is tussen de verschillende actoren over de manier waarop gemeenten deze zorg het best kunnen organiseren in samenwerking met jeugdzorgaanbieders. In het beleidsadvies wordt gemeenten dan ook geadviseerd om tijdig en open te communiceren met jeugdzorgaanbieders. Hierdoor kan de transitie jeugdzorg het meest effectief uitpakken.
- Published
- 2012
23. Eigen kracht in de jeugdzorg - Onderzoek onder jeugdwerkers
- Author
-
Eek, C.C., Sloot, S. (Thesis Advisor), Man, S. de, Eek, C.C., Sloot, S. (Thesis Advisor), and Man, S. de
- Abstract
In 2015 vindt de decentralisatie van de jeugdzorg plaats, wat wil zeggen dat de gemeente in plaats van de provincie de zorg voor de jeugd gaat organiseren. Tegelijkertijd wil de overheid de jeugdzorg inhoudelijk veranderen met ‘eigen kracht’; een andere werkwijze die de jeugdige centraal stelt. Eigen kracht is gebaseerd op het inzetten van de mogelijkheden van de jeugdige en de mogelijkheden van haar netwerk. In dit kwantitatieve onderzoek kijken we naar hoe jeugdwerkers tegenover eigen kracht staan en in hoeverre ze de werkwijze al toepassen. Uit de theorie zijn een aantal motivatie- en communicatiefactoren gehaald die mogelijk van invloed zijn. De data is verzameld door middel van een vragenlijst onder jeugdwerkers van verschillende instellingen in Zaanstad. Bij de analyse komt naar voren dat jeugdwerkers positief staan tegenover de werkwijze ‘eigen kracht’, waarbij ze minder positief zijn ten opzichte van het netwerk van de jeugdige inzetten. Jeugdwerkers passen ‘eigen kracht’ al regelmatig toe in hun werkwijze. Het blijkt zo te zijn dat naarmate jeugdwerkers meer autonoom gemotiveerd ze een positievere houding hebben en eigen kracht meer toepassen in hun werkwijze. Jeugdwerkers werken voornamelijk met eigen kracht omdat ze er persoonlijk belang bij hebben of omdat ze de waarde inzien voor de jeugdige. Jeugdwerkers noemen een aantal onmogelijkheden om eigen kracht in te zetten, zoals bij psychische gevallen en wanneer geen motivatie vanuit de jeugdige aanwezig is. De beleidsaanbevelingen die voortvloeien uit dit onderzoek, zijn er voornamelijk op gericht hoe de gemeente Zaanstad organisaties kan vrijlaten in het werken met ‘Eigen kracht’.
- Published
- 2012
24. Cultuurverandering, communicatie en betrokkenheid
- Author
-
Backx, T., Sloot, S. (Thesis Advisor), Backx, T., and Sloot, S. (Thesis Advisor)
- Abstract
In dit onderzoek wordt inzicht gegeven in wat de invloed is van interne communicatie op de betrokkenheid van medewerkers bij een cultuurverandering en hoe interne communicatie een rol kan spelen in het bevorderen van betrokkenheid voor de gewenste cultuur. De centrale onderzoeksvraag in deze scriptie luidt: ‘Wat is de invloed van interne communicatie op de betrokkenheid van medewerkers bij de cultuurverandering en hoe kan interne communicatie een rol spelen om de betrokkenheid van medewerkers voor de gewenste cultuur te bevorderen?’ Het onderzoek geeft een verkennend beeld over wat de perceptie van medewerkers is. Wat denken zij wat de invloed is van communicatie op betrokkenheid en hoe beoordelen zij interne communicatie waardoor duidelijk wordt waar verbeterpunten liggen.
- Published
- 2011
25. Zorg goed voor elkaar. Een onderzoek naar de invloed van sociaal kapitaal op de deelname aan zelfhulpgroepen.
- Author
-
Janse, A.R., Sloot, S. (Thesis Advisor), Janse, A.R., and Sloot, S. (Thesis Advisor)
- Published
- 2011
26. Prestaties in het primair onderwijs: een onderzoek naar trends in competenties
- Author
-
Hoff, M.L.L. van, Sloot, S. (Thesis Advisor), Hoff, M.L.L. van, and Sloot, S. (Thesis Advisor)
- Abstract
The present master thesis describes trends in competencies within primary education in the Netherlands. The aim of this study is to declare why the focus lies on cognitive competencies like reading, mathematics and language, instead of more social competencies like working together, presenting yourself and work attitude. First, a theoretical framework of competencies in the Netherlands and a policy change model are described. Policy changes in the educational field took place in the context of external pressure from politics, changes in environment and an increasing focus on measurement. In the public sector, and therefore also the educational sector, the focus on measurement means an emphasis on hard performance indicators, like the 'Citotoets' and ‘Referentieniveau’s’. Analyses were based on newspaper articles of four national newspapers: De Telegraaf, de Trouw, de Volkskrant and NRC-Handelsblad during a decade (1 January 2001 until 1 May 2011). The search for relevant newspaper articles took place with the help of keywords based on actors and competencies. The actors were the politics, the ‘Onderwijsinspectie’, the educational field and the parents of children of primary schools. The results of this study show that the ‘Citotoets’ and the ‘Referentieniveaus’ contribute to a focus on cognitive competencies instead of social competencies. Moreover, the Politics and ‘Onderwijsinspectie’ have a great influence on the emphasis on cognitive competencies during the previous decade. The increasing interest in cognitive competencies is explained by the focus of politicians on the ability to measure results. Indeed, cognitive competencies are more able to measure performance in education, instead of abstract social competencies.
- Published
- 2011
27. Het Nieuwe Werken meegewogen
- Author
-
Stam, P.R., Sloot, S. (Thesis Advisor), Stam, P.R., and Sloot, S. (Thesis Advisor)
- Abstract
Het Nieuwe Werken (HNW) is een organisatievorm die momenteel steeds meer terrein wint. HNW brengt nieuwe spelregels met zich mee: werken onafhankelijk van tijd en plaats, medewerkers sturen op resultaatgerichtheid, flexibele arbeidsrelaties en het organiseren van een vrije toegang tot kennis, ideeën en ervaringen. Voor HR-instrumenten (assessments, opleidingen/trainingen, management development, persoonlijk ontwikkelingsplan etc.) die worden gebruikt om medewerkers te stimulerenen in hun ontwikkeling, te beoordelen of te selecteren bestaat de mogelijkheid dat ze gedateerd zijn omdat deze instrumenten zijn toegespitst op de traditionele werkomgeving (focus op het functieprofiel als afgeleide van de organisatiedoelstelling) en niet of minder goed aansluiten op de veranderende werkomgeving (HNW). Het gewenst gedrag in de werkomgeving van HNW is in deze studie vergeleken met het gedrag van medewerkers in de traditionele werkomgeving. Hierbij is gebruik gemaakt van gedragsvoorbeelden die samen een competentie vormen. Het doel van het onderzoek was om inzicht te verkrijgen waar het gedrag behorend bij deze competenties verschilt tussen de twee typen werkomgeving. Tegelijkertijd is onderzocht welke competenties, die gerelateerd zijn aan HNW, van belang zijn zodat organisaties hun HR-instrumentarium beter kunnen afstemmen op de werkomgeving waarin zij als organisatie werkzaam zijn of waaraan zij adviseren. Een competentie is in deze studie gedefinieerd als: een combinatie van kennis, vaardigheden en gedrag. Bij het gedrag dat een competentie tot uitdrukking brengt gaat het om waarneembaar gedrag. Dit type gedrag vormt de essentie van het onderzoek. Uit de literatuur handelend over HNW en telewerken zijn de belangrijkste competenties geselecteerd die van betekenis leken te zijn voor HNW. Om inzicht in de gedragsverschillen horend bij de twee soorten werkomgevingen te kunnen krijgen is een online-enquête uitgezet onder medewerkers die of werkzaam zijn in de omgeving van HNW o
- Published
- 2011
28. Leren buiten schooltijd – buitenschoolse leerbegeleiding in Vlaardingen
- Author
-
Jongejan, Y.J.Y., Sloot, S. (Thesis Advisor), Jongejan, Y.J.Y., and Sloot, S. (Thesis Advisor)
- Abstract
This study looks at the supply and demand of extracurricular learning support in the city of Vlaardingen and the stand the Gemeente Vlaardingen should take in the creation of policy concerning extracurricular learning support. Data was collected through several interviews with involved organizations and schools and a survey for parents. It was found that there is a good balance between supply and demand. However, because the schools are unaware of the supply available in Vlaardingen because they have a reserved attitude towards the organizations, they advise parents not to use extracurricular learning support. Parents are most likely to find advice for extracurricular learning support at schools. There is also no initiative from the organizations to keep contact with the schools. Because of this, there is a skewed distribution between the need and use of extracurricular learning support. It is advised for the Gemeente Vlaardingen to pay attention to and to improve the cooperation between schools and organizations.
- Published
- 2011
29. Prestatiebeloning; een attitude-onderzoek
- Author
-
Nanda, S.M.S., Sloot, S. (Thesis Advisor), Nanda, S.M.S., and Sloot, S. (Thesis Advisor)
- Abstract
Het huidig kabinet is gecharmeerd van de invoering van een mogelijke prestatiebeloning voor het onderwijsveld als beleidsmaatregel, waar de komende jaren structureel 250 miljoen voor is gereserveerd (‘Regeerakkoord VVD-CDA: Vrijheid en Verantwoordelijkheid 2010’). Prestatiebeloning grijpt hierbij naar het volgend doel; docenten die voor de klas staan, moeten zich continu blijven ontwikkelen. Hierdoor zal de kwaliteit van het onderwijs zichtbaar centraal staan. Prestatiebeloning zal moeten leiden tot een verbetering van de onderwijskwaliteit. De weg naar een daadwerkelijke invoering van prestatiebeloning wordt aangekaart als een ‘verkenningstocht’. Waarbij geëxperimenteerd zal worden met alternatieven van experimenten betreffende beloning aan docenten op individueel of team niveau. De meningen betreffende de invoering van een maatregel als prestatiebeloning in het onderwijsveld, bij de Nederlandse onderwijsprofessionals zijn verdeeld. Prestatiebeloning wordt enerzijds gezien als financiële discriminatie tussen onderwijspersoneel. Anderzijds is men gematigd positief met betrekking tot prestatiebeloning van docenten. Vanuit de bestaande literatuur komt naar voren dat een ‘valide en betrouwbaar experiment met betrouwbare resultaten’ ontbreekt. Nederland heeft behoefte aan een (kwalitatief en kwantitatief) ‘goed’ experiment gericht op de invoering van prestatiebeloning voor het onderwijsveld, waarbij duidelijk moet zijn op welke ‘aspecten’ gelet moet worden. Het doel van deze studie is dan ook het aanvullen van de fundamentele kennis betreffende de attitude van docenten ten opzichte van de invoering van prestatiebeloning en de vormen van prestatiebeloning. De onderzoeksvragen van deze studie luidden dan ook; - Waar moet het Nederlandse beleid betreffende prestatiebeloning in het onderwijsveld op inzetten? - In welke mate hebben leraren op de ROC’s een positieve attitude ten opzichte van de invoering van ‘prestatiebeloning’? - Welke factoren zijn van invloed op de attitud
- Published
- 2011
30. Van onderwijsstad naar studentenstad
- Author
-
Oudshoorn, W.F., Gallenkamp, R. (Thesis Advisor), Sloot, S., Oudshoorn, W.F., Gallenkamp, R. (Thesis Advisor), and Sloot, S.
- Abstract
De master thesis van onderwijsstad naar studentenstad is uitgevoerd namens SSH. Dit kwalitatieve onderzoek geeft inzicht in de studentenhuisvesting van de steden Den Bosch, Venlo en Vlissingen. Het geeft inzicht in het huidige beleid en het toekomstige beleid van de gemeenten, onderwijsinstellingen, woningcorporaties en studentenvertegenwoordigers in de steden. Verder geeft het inzicht in de maatregelen die genomen worden om krimp in deze steden tegen te gaan. Het onderzoek is gedaan d.m.v. een documentenanalyse en diepte-interviews met de betrokken organisaties. Het onderzoek heeft als doel de woningnood en leefbaarheid voor studenten te verbeteren en heeft daarnaast een adviesfunctie richting SSH over het of niet betreden van de studentenwoningmarkt in deze steden.
- Published
- 2011
31. Inburgeringscursussen, een onderzoek naar de opvattingen van vrijwillige en verplichte inburgeraars in Den Haag, Delft en Breda
- Author
-
Lodder, J., Tubergen, F. van (Thesis Advisor), Sloot, S., Lodder, J., Tubergen, F. van (Thesis Advisor), and Sloot, S.
- Abstract
In dit onderzoek wordt onderzocht wat de effecten zijn van een inburgeringscursus op de integratie van cursisten. Tevens wordt onderzocht wat de mening is van de cursisten ten aanzien van de verschillende onderdelen in de inburgeringstrajecten. De resultaten vloeien voort in concrete beleidsaanbevelingen.
- Published
- 2011
32. Bilateral catheter-directed thrombolysis in a patient with deep venous thrombosis caused by a hypoplastic inferior vena cava.
- Author
-
Sloot, S, Nierop, J Van, Kootstra, JJ, Wittens, C, and Fritschy, WM
- Subjects
- *
VENOUS thrombosis diagnosis , *VENOUS thrombosis treatment , *INFERIOR vena cava surgery , *POSTTHROMBOTIC syndrome , *CATHETERS , *LEG , *VENOUS thrombosis , *THROMBOSIS , *VEIN surgery , *VENA cava inferior , *DRUG-eluting stents , *PREVENTION - Abstract
Introduction: Deep venous thrombosis treatment using catheter-directed thrombolysis is advocated over systemic thrombolysis because it reduces bleeding complications. With the development of a catheter that combines ultrasound vibrations and the local delivering of thrombolytics, new and safer treatments appear that are suitable for more complex problems. Report: An adolescent male presented with bilateral iliofemoral thrombosis based on a hypoplastic inferior vena cava that had existed for more than two weeks. He was succesfully treated by bilateral ultrasound-accelerated catheterdirected thrombolysis using EkoSonic® (Small Vessel) Endovascular System (EKOS) and stenting of the inferior vena cava. After eight months of follow-up, the inferior vena cava is still patent. Conclusion: EKOS thrombolysis of longer existing bilateral deep venous thrombosis in the central venous system is a succesful treatment modality in congenital inferior vena cava anomalies. [ABSTRACT FROM AUTHOR]
- Published
- 2015
- Full Text
- View/download PDF
33. Preoperative medical record-keeping can be improved: New informed consent form assists both physicians and patients,Preoperatieve dossiervoering kan beter: Nieuw informed-consentformulier helpt arts én patiënt
- Author
-
Leclercq, W. K. G., Sloot, S., Keulers, B. J., Johan Legemaate, and Scheltinga, M. R.
34. Mathematical modeling identifies LAG3 and HAVCR2 as biomarkers of T cell exhaustion in melanoma.
- Author
-
Beck RJ, Sloot S, Matsushita H, Kakimi K, and Beltman JB
- Abstract
Cytotoxic T lymphocytes (CTLs) control tumors via lysis of antigen-presenting targets or through secretion of cytokines such as interferon-γ (IFNG), which inhibit tumor cell proliferation. Improved understanding of CTL interactions within solid tumors will aid the development of immunotherapeutic strategies against cancer. In this study, we take a systems biology approach to compare the importance of cytolytic versus IFNG-mediated cytostatic effects in a murine melanoma model (B16F10) and to dissect the contribution of immune checkpoints HAVCR2, LAG3, and PDCD1/CD274 to CTL exhaustion. We integrated multimodal data to inform an ordinary differential equation (ODE) model of CTL activities inside the tumor. Our model predicted that CTL cytotoxicity played only a minor role in tumor control relative to the cytostatic effects of IFNG. Furthermore, our analysis revealed that within B16F10 melanomas HAVCR2 and LAG3 better characterize the development of a dysfunctional CTL phenotype than does the PDCD1/CD274 axis., Competing Interests: The authors declare no competing interests., (© 2023 The Author(s).)
- Published
- 2023
- Full Text
- View/download PDF
35. Reply to Improving the survival of patients with American Joint Committee on Cancer stage III and IV melanoma.
- Author
-
Sloot S, Chen YA, Zhao X, Weber JL, Benedict JJ, Mulé JJ, Smalley KS, Weber JS, Zager JS, Forsyth PA, Sondak VK, and Gibney GT
- Subjects
- Humans, Neoplasm Staging, Proto-Oncogene Proteins B-raf, United States, Brain Neoplasms, Melanoma
- Published
- 2018
- Full Text
- View/download PDF
36. Improved survival of patients with melanoma brain metastases in the era of targeted BRAF and immune checkpoint therapies.
- Author
-
Sloot S, Chen YA, Zhao X, Weber JL, Benedict JJ, Mulé JJ, Smalley KS, Weber JS, Zager JS, Forsyth PA, Sondak VK, and Gibney GT
- Subjects
- Adolescent, Adult, Aged, Aged, 80 and over, Brain Neoplasms mortality, Female, Humans, Male, Melanoma mortality, Middle Aged, Prognosis, Proportional Hazards Models, Retrospective Studies, Young Adult, B7-H1 Antigen antagonists & inhibitors, Brain Neoplasms drug therapy, Brain Neoplasms secondary, Melanoma pathology, Programmed Cell Death 1 Receptor antagonists & inhibitors, Proto-Oncogene Proteins B-raf antagonists & inhibitors
- Abstract
Background: The development of brain metastases is common for systemic treatment failure in patients with melanoma and has been associated with a poor prognosis. Recent advances with BRAF and immune checkpoint therapies have led to improved patient survival. Herein, the authors evaluated the risk of de novo brain metastases and survival among patients with melanoma brain metastases (MBM) since the introduction of more effective therapies., Methods: Patients with unresectable AJCC stage III/IV melanoma who received first-line systemic therapy at Moffitt Cancer Center between 2000 and 2012 were identified. Data were collected regarding patient characteristics, stage of disease, systemic therapies, MBM status/management, and overall survival (OS). The risk of de novo MBM was calculated using a generalized estimating equation model and survival comparisons were performed using Kaplan-Meier and Cox proportional analyses., Results: A total of 610 patients were included, 243 of whom were diagnosed with MBM (40%). Patients with MBM were younger, with a lower frequency of regional metastasis. No significant differences were noted with regard to sex, BRAF status, or therapeutic class. The risk of de novo MBM was found to be similar among patients treated with chemotherapy, biochemotherapy, BRAF-targeted therapy, ipilimumab, and anti-programmed cell death protein 1/programmed death-ligand 1 regimens. The median OS of patients with MBM was significantly shorter when determined from the time of first regional/distant metastasis but not when determined from the time of first systemic therapy. The median OS from the time of MBM diagnosis was 7.5 months, 8.5 months, and 22.7 months, respectively, for patients diagnosed from 2000 to 2008, 2009 to 2010, and 2011 to the time of last follow-up (P = .002)., Conclusions: Brain metastases remain a common source of systemic treatment failure. The OS for patients with MBM has improved significantly. Further research into MBM prevention is needed. Cancer 2018;124:297-305. © 2017 American Cancer Society., (© 2017 American Cancer Society.)
- Published
- 2018
- Full Text
- View/download PDF
37. Challenging the knowledge base and skillset for providing surgical consent by orthopedic and plastic surgeons in the Netherlands: an identified area of improvement in patient safety.
- Author
-
Leclercq WK, Sloot S, Keulers BJ, Houterman S, Legemaate J, Veerman M, Thomas L, and Scheltinga MR
- Abstract
Background: Successfully completing a surgical informed consent process is an important element of the preoperative consult. A previous study of Dutch general surgeons demonstrated that the implementation of SIC did not meet acceptable standards. However, the quality of the SIC process in the orthopedic surgical or plastic surgical arena is unknown., Methods: Following ethical approval, an online survey investigating specifics of surgical informed consent was performed among members of the Dutch Scientific Association of Orthopedic Surgeons and the Dutch Society for Plastic Surgery., Results: A total of 335 responses from a majority of departments of orthopedic (86 %) and plastic surgery (78 %) were eligible for analysis. Scores on knowledge were poor as only 50 % recognized the three basic elements of surgical informed consent (competence, exchange of information and consent). The orthopedic group used more tools in the surgical informed consent process, such as instruction movies and websites or specialized nursing staff, compared to plastic surgery (orthopedic: 31-50 % vs. plastic: 6-30 %, p = 0.05- < 0.001). In contrast, surgical informed consent forms were used more frequently by the plastic surgical group (orthopedic 21 % vs. plastic:42 % p < 0.001). Control of the efficacy of the surgical informed consent process was low, 36 % in both groups. One in every seven orthopedic or plastic surgeons was faced with an official surgical informed consent-related complaint in the previous five years., Conclusions: Similar to general surgeons, Dutch orthopedic and plastic surgeons demonstrate poor knowledge and skills regarding surgical informed consent. Increased awareness, better training and use of modern tools including standard forms and online software programs will improve the SIC process and will optimize patient care.
- Published
- 2016
- Full Text
- View/download PDF
38. BRAF inhibition for advanced locoregional BRAF V600E mutant melanoma: a potential neoadjuvant strategy.
- Author
-
Sloot S, Zager JS, Kudchadkar RR, Messina JL, Benedict JJ, Gonzalez RJ, DeConti R, Turner LM, McCardle T, Smalley KS, Weber JS, Sondak VK, and Gibney GT
- Subjects
- Amino Acid Substitution, Disease Progression, Female, Follow-Up Studies, Glutamic Acid genetics, Humans, Imidazoles administration & dosage, Indoles administration & dosage, Male, Melanoma genetics, Melanoma mortality, Melanoma pathology, Middle Aged, Molecular Targeted Therapy, Mutation, Missense, Neoadjuvant Therapy, Oximes administration & dosage, Protein Kinase Inhibitors administration & dosage, Proto-Oncogene Proteins B-raf genetics, Pyridones administration & dosage, Pyrimidinones administration & dosage, Retrospective Studies, Skin Neoplasms genetics, Skin Neoplasms mortality, Sulfonamides administration & dosage, Treatment Outcome, Valine genetics, Vemurafenib, Antineoplastic Combined Chemotherapy Protocols therapeutic use, Melanoma drug therapy, Proto-Oncogene Proteins B-raf antagonists & inhibitors, Skin Neoplasms drug therapy
- Abstract
Selective BRAF inhibitors (BRAFi) yield objective responses in 50% of patients with metastatic BRAF V600E mutant melanoma. Adding an MEK inhibitor increases this response rate to 70%. Limited data are available on the outcomes of unresectable stage III patients, and it remains unclear whether BRAF-targeted therapy can be utilized as a neoadjuvant strategy. Data on patients with advanced locoregional BRAF V600E mutant melanoma treated with BRAF-targeted therapy at Moffitt Cancer Center were analyzed to determine response rates, subsequent resection rates after tumor downsizing, pathologic responses, and patient survival. Fifteen patients with locoregional disease treated with BRAF-targeted therapy, either BRAFi alone (vemurafenib; 11 patients) or a combination of BRAFi and an MEK inhibitor (dabrafenib plus trametinib or placebo; four patients), were identified. The median age was 50 years; the median follow-up was 25.4 months. The median BRAF-targeted therapy treatment duration was 6.0 months (range 1.2-29.4 months). Response Evaluation Criteria In Solid Tumors-based evaluation demonstrated objective response in 11 patients (73.3%). Six patients underwent resection of the remaining disease after therapy. Pathological analysis showed complete pathologic response (n=2), partial pathologic response (n=2), or no pathologic response (n=2). Four of six patients undergoing surgery have been alive for more than 2 years, including three patients currently free from active disease. No complications attributable to BRAF-targeted therapy were observed in the perioperative period. Dose reduction or discontinuation because of toxicities occurred in 10/15 patients. Neoadjuvant BRAF-targeted therapy may be effective in advanced locoregional BRAF V600E mutant melanoma patients in increasing resectability, yielding pathological responses, and achieving prolonged survival.
- Published
- 2016
- Full Text
- View/download PDF
39. Developments in Intralesional Therapy for Metastatic Melanoma.
- Author
-
Sloot S, Rashid OM, Sarnaik AA, and Zager JS
- Subjects
- Administration, Cutaneous, BCG Vaccine administration & dosage, BCG Vaccine adverse effects, BCG Vaccine therapeutic use, DNA, Recombinant administration & dosage, DNA, Recombinant therapeutic use, Electrochemotherapy methods, Fluorescent Dyes administration & dosage, Fluorescent Dyes therapeutic use, Granulocyte-Macrophage Colony-Stimulating Factor administration & dosage, Granulocyte-Macrophage Colony-Stimulating Factor therapeutic use, HLA-B7 Antigen genetics, Herpesvirus 1, Human, Humans, Interleukin-2 administration & dosage, Interleukin-2 therapeutic use, Lipids administration & dosage, Lipids therapeutic use, Melanoma genetics, Rose Bengal administration & dosage, Rose Bengal therapeutic use, Skin Neoplasms genetics, Genetic Therapy, Immunotherapy, Injections, Intralesional methods, Melanoma therapy, Oncolytic Viruses, Skin Neoplasms therapy
- Abstract
Background: Locoregional advanced melanoma poses a complex clinical challenge that requires a multidisciplinary, patient-centered approach. Numerous agents have been studied for their suitability as intralesional therapy in the past decades, but few have successfully completed phase 3 clinical trial testing., Methods: The relevant medical literature was searched for articles regarding use of intralesional therapies in metastatic melanoma. Therapies with data from phase 2 or higher studies were selected for review. This review also summarizes the mechanisms of action, adverse-event profiles, and clinical data for these agents., Results: Intralesional therapies demonstrate promising effects in select patients with advanced melanoma. The optimal approach should be individually tailored and consist of a combination of intralesional therapies, regional perfusions, systemic immunotherapies, targeted therapies, and surgery, if necessary., Conclusions: Due to its relatively good local response rates and tolerable adverse-event profile, intralesional therapy may be a treatment option for select patients with unresectable, locally advanced or metastatic melanoma.
- Published
- 2016
- Full Text
- View/download PDF
40. Ligand-independent EPHA2 signaling drives the adoption of a targeted therapy-mediated metastatic melanoma phenotype.
- Author
-
Paraiso KH, Das Thakur M, Fang B, Koomen JM, Fedorenko IV, John JK, Tsao H, Flaherty KT, Sondak VK, Messina JL, Pasquale EB, Villagra A, Rao UN, Kirkwood JM, Meier F, Sloot S, Gibney GT, Stuart D, Tawbi H, and Smalley KS
- Subjects
- Drug Resistance, Neoplasm, Humans, Ligands, Melanoma drug therapy, Molecular Targeted Therapy, Neoplasm Metastasis, Phosphatidylinositol 3-Kinases metabolism, Phosphoproteins metabolism, Protein Binding, Protein Interaction Mapping, Protein Interaction Maps, Protein Kinase Inhibitors pharmacology, Proteome, Proteomics methods, Proto-Oncogene Proteins B-raf antagonists & inhibitors, Proto-Oncogene Proteins B-raf metabolism, Proto-Oncogene Proteins c-akt metabolism, Melanoma metabolism, Melanoma pathology, Phenotype, Receptor, EphA2 metabolism, Signal Transduction drug effects
- Abstract
Unlabelled: Many patients with BRAF inhibitor resistance can develop disease at new sites, suggesting that drug-induced selection pressure drives metastasis. Here, we used mass spectrometry-based phosphoproteomic screening to uncover ligand-independent EPHA2 signaling as an adaptation to BRAF inhibitor therapy that led to the adoption of a metastatic phenotype. The EPHA2-mediated invasion was AKT-dependent and readily reversible upon removal of the drug as well as through PI3K and AKT inhibition. In xenograft models, BRAF inhibition led to the development of EPHA2-positive metastases. A retrospective analysis of patients with melanoma on BRAF inhibitor therapy showed that 68% of those failing therapy develop metastases at new disease sites, compared with 35% of patients on dacarbazine. Further IHC staining of melanoma specimens taken from patients on BRAF inhibitor therapy as well as metastatic samples taken from patients failing therapy showed increased EPHA2 staining. We suggest that inhibition of ligand-independent EPHA2 signaling may limit metastases associated with BRAF inhibitor therapy., Significance: This study provides evidence that BRAF inhibition promotes the adoption of a reversible, therapy-driven metastatic phenotype in melanoma. The cotargeting of ligand-independent EPHA2 signaling and BRAF may be one strategy to prevent the development of therapy-mediated disease at new sites., (©2014 American Association for Cancer Research.)
- Published
- 2015
- Full Text
- View/download PDF
41. Side effects of analgesia may significantly reduce quality of life in symptomatic multiple myeloma: a cross-sectional prevalence study.
- Author
-
Sloot S, Boland J, Snowden JA, Ezaydi Y, Foster A, Gethin A, Green T, Chopra L, Verhagen S, Vissers K, Engels Y, and Ahmedzai SH
- Subjects
- Aged, Cross-Sectional Studies, Female, Humans, Male, Middle Aged, Multiple Myeloma complications, Multiple Myeloma epidemiology, Pain drug therapy, Pain epidemiology, Pain etiology, Prevalence, Surveys and Questionnaires, Analgesia adverse effects, Analgesics, Opioid adverse effects, Multiple Myeloma drug therapy, Pain Management adverse effects, Quality of Life
- Abstract
Background: Pain is a common symptom in patients with multiple myeloma (MM). Many patients are dependent on analgesics and in particular opioids, but there is limited information on the impact of these drugs and their side effects on health-related quality of life (HRQoL)., Method: In a cross-sectional study, semi-structured interviews were performed in 21 patients attending the hospital with symptomatic MM on pain medications. HRQoL was measured using items 29 and 30 of the European Organisation for Research and Treatment of Cancer (EORTC) QLQ-C30., Results: Patients were able to recall a median of two (range 0-4) analgesics. They spontaneously identified a median of two (range 1-5) side effects attributable to their analgesic medications. Patients' assessment of HRQoL based on the EORTC QLQ-C30 questions 29/30 was mean 48.3 (95 % CI; 38.7-57.9) out of 100. Patients' assessment of their HRQoL in the hypothetical situation, in which they would not experience any side effects from analgesics, was significantly higher: 62.6 (53.5-71.7) (t test, p = 0.001)., Conclusion: This study provides, for the first time, evidence that side effects of analgesics are common in symptomatic MM and may result in a statistically and clinically significant reduction of self-reported HRQoL.
- Published
- 2015
- Full Text
- View/download PDF
42. LINAC-based stereotactic radiosurgery to the brain with concurrent vemurafenib for melanoma metastases.
- Author
-
Ahmed KA, Freilich JM, Sloot S, Figura N, Gibney GT, Weber JS, Sarangkasiri S, Chinnaiyan P, Forsyth PA, Etame AB, and Rao NG
- Subjects
- Adult, Aged, Aged, 80 and over, Brain pathology, Brain Neoplasms mortality, Brain Neoplasms secondary, Case-Control Studies, Combined Modality Therapy, Female, Follow-Up Studies, Humans, Male, Melanoma mortality, Melanoma pathology, Middle Aged, Neoplasm Staging, Prognosis, Survival Rate, Vemurafenib, Young Adult, Brain Neoplasms therapy, Indoles therapeutic use, Melanoma therapy, Particle Accelerators, Radiosurgery, Sulfonamides therapeutic use
- Abstract
While selective BRAF inhibitors have demonstrated improved outcomes in patients with metastatic BRAF V600E mutant melanoma, management of brain metastases prior to and during therapy presents challenges. Stereotactic radiosurgery (SRS) is an effective treatment for melanoma brain metastases, but there is limited safety and efficacy data on the use of SRS during BRAF therapy. An analysis was performed of patients with metastatic melanoma and brain metastases treated with SRS while on vemurafenib. MRI scans were reviewed post-SRS to evaluate local control (LC) as well as distant control. We identified 80 metastatic melanoma brain lesions treated in 24 patients. The median planning target volume was 0.28 cm(3) (range 0.05-4.19 cm(3)), and lesions were treated to a median dose of 24 Gy (range 15-24 Gy). The median follow up was 5.1 months (range 2-25.2 months). Eight (10 %) lesions showed progression at a median of 6.1 months (range 2-20.1 months) following SRS. Kaplan-Meier LC estimates at 6 and 12 months were 92 and 75 %, respectively. Fourteen (58 %) patients were noted to have distant brain failure at a median of 3.4 months (range 1.9-16.1 months) following treatment with SRS. Median overall (OS) from the date of SRS was 7.2 months (range 1.5-26.8 months) with a median of 11.9 months (range 1.5-28.5 months) since the date of brain metastases diagnosis. There was no evidence of increased toxicity with the combination of SRS and vemurafenib. SRS to brain metastases appears to be both safe and effective for patients treated concurrently with BRAF inhibitors.
- Published
- 2015
- Full Text
- View/download PDF
43. Intralesional therapy for metastatic melanoma.
- Author
-
Sloot S, Rashid OM, and Zager JS
- Subjects
- Administration, Topical, Clinical Trials as Topic, Electrochemotherapy, Humans, Infusions, Intralesional, Antineoplastic Agents therapeutic use, Immunosuppressive Agents therapeutic use, Melanoma drug therapy, Skin Neoplasms drug therapy
- Abstract
Introduction: Intralesional therapy for metastatic melanoma has some advantages over systemic therapy. Local drug administration allows for delivery of an increased concentration of the agent and reduced systemic exposure, thereby increasing local efficacy and limiting toxicity. Moreover, since in vivo tumor nodules contain the tumor antigens, this tumor tissue may serve as an autologous vaccine to induce systemic immunity. This so-called 'bystander effect', where uninjected distant lesions exhibit a response, has been reported in select intralesional therapy trials., Areas Covered: This review will give an overview of the working mechanisms, clinical evidence and side effects for available intralesional and topical therapies and summarize the most recent developments in this field., Expert Opinion: The ideal treatment approach for locoregionally advanced melanoma should be multidisciplinary and tailored to the patient, taking into consideration patient-related, tumor-related factors (such as location, tumor burden, mutation status) and previous treatments received. It will likely not be a single therapy, but rather a combination of injectable treatments, regional perfusions and systemic therapies.
- Published
- 2014
- Full Text
- View/download PDF
44. Regional therapy in metastatic melanoma: an update on minimally invasive intraarterial isolated limb infusion and percutaneous hepatic perfusion.
- Author
-
Rashid OM, Sloot S, and Zager JS
- Subjects
- Antineoplastic Agents administration & dosage, Chemotherapy, Cancer, Regional Perfusion methods, Humans, Infusions, Intra-Arterial, Liver Neoplasms drug therapy, Liver Neoplasms secondary, Melanoma pathology, Neoplasm Metastasis, Skin Neoplasms pathology, Antineoplastic Agents therapeutic use, Melanoma drug therapy, Skin Neoplasms drug therapy
- Abstract
Introduction: The management of locoregioanlly metastatic melanoma of the limb and metastatic melanoma to the liver poses a clinical challenge with limited therapeutic options. An effective therapeutic modality includes regional intraarterial perfusion-based therapy. Percutaneous vascular isolation as in isolated limb infusion (ILI) and percutaneous hepatic perfusion (PHP) provide the additional advantage of minimally invasive techniques to further limit morbidity., Areas Covered: This review includes the technical aspects of ILI, PHP, the chemotherapeutic agents used and clinical responses. Also reviewed are pharmacokinetics and novel methods to enhance delivery of chemotherapeutics for both ILI and PHP and the efforts to improve therapeutic response and limit toxicity., Expert Opinion: Metastatic melanoma, particularly unresectable disease in the liver and in-transit disease in the limb, poses a clinical challenge with few effective treatments available. Although systemic therapy with immunotherapy or targeted therapy is an option, these modalities are associated with some systemic toxicity. Modalities that target treatment regionally, particularly minimally invasive techniques such as ILI and PHP, provide promising options to focus therapy on treating the affected limb or liver. The effectiveness of these minimally invasive methods has been supported by retrospective studies as well as prospective trials.
- Published
- 2014
- Full Text
- View/download PDF
45. Long-term effects of BRAF inhibitors in melanoma treatment: friend or foe?
- Author
-
Sloot S, Fedorenko IV, Smalley KS, and Gibney GT
- Subjects
- Humans, Imidazoles therapeutic use, Indoles therapeutic use, MAP Kinase Signaling System, Melanoma enzymology, Melanoma pathology, Neoplasm Metastasis, Oximes therapeutic use, Skin Neoplasms enzymology, Skin Neoplasms pathology, Sulfonamides therapeutic use, Vemurafenib, Antineoplastic Agents therapeutic use, Melanoma drug therapy, Protein Kinase Inhibitors therapeutic use, Proto-Oncogene Proteins B-raf antagonists & inhibitors, Skin Neoplasms drug therapy
- Abstract
The clinical development of selective BRAF inhibitors for metastatic BRAF V600 mutant melanoma patients has been a major breakthrough in targeted therapeutics. Objective response rates of approximately 50% have been observed in the Phase III studies of the BRAF inhibitors vemurafenib and dabrafenib. The side effects can be relatively common, including proliferative skin toxicities. The latter range from hyperkeratosis and keratoacanthomas (KAs) to squamous cell carcinomas (SCCs) and new primary melanomas. In addition, case reports on the emergence of gastric/colonic polyps and RAS mutant malignancies have been described during BRAF inhibitor therapy. These events have been attributed to paradoxical activation of the MAPK pathway in BRAF wild-type cells exposed to selective BRAF inhibitors in addition to increased RAS activity. Combined BRAF and MEK inhibition appears to improve clinical outcomes and reduce cutaneous proliferation events as fewer KAs and SCCs have been observed with combination therapy. Next-generation pan-RAF inhibitors ('paradox breakers') and ERK inhibitors may further enhance clinical activity in metastatic BRAF-mutant melanoma patients and mitigate this paradoxical oncogenesis. Further investigation into the potential long-term effects of selective BRAF inhibitors is warranted as expanded use of these agents is expected in patients with BRAF-mutant melanoma and other malignancies.
- Published
- 2014
- Full Text
- View/download PDF
46. [Preoperative medical record-keeping can be improved: new informed consent form assists both physicians and patients].
- Author
-
Leclercq WK, Sloot S, Keulers BJ, Legemaate J, and Scheltinga MR
- Subjects
- Checklist, Humans, Informed Consent legislation & jurisprudence, Netherlands, Consent Forms, Informed Consent standards, Medical Records legislation & jurisprudence, Medical Records standards, Preoperative Care standards, Surgery Department, Hospital standards
- Abstract
Adequate record-keeping is an important part of the surgical informed consent (IC) process. Standardization can enhance the quality of this process but is incomplete and qualitatively insufficiently implemented in current surgical practice. The introduction of well-designed tools would improve daily practice. We inventoried preoperative reporting at all 91 Dutch departments of General Surgery. Thirty-nine of the 73 departments that provided information on their IC process used a standard form. Twenty-nine of these forms were sent for analysis using a checklist based on legislation, recent case law and specialist literature. The mean number of items per form was 37, but not a single form was complete. Based on these results in combination with relevant legislation, guidelines and expert opinions, an adequate, user-friendly and straightforward preoperative IC form was designed. This IC form can serve as a checklist and report for the physician and as an information leaflet for the patient.
- Published
- 2014
47. Body mass index as a prognostic marker for biochemical recurrence in Dutch men treated with radical prostatectomy.
- Author
-
van Roermund JG, Kok DE, Wildhagen MF, Kiemeney LA, Struik F, Sloot S, van Oort IM, Hulsbergen-van de Kaa CA, van Leenders GJ, Bangma CH, and Witjes JA
- Subjects
- Aged, Epidemiologic Methods, Humans, Male, Middle Aged, Neoplasm Recurrence, Local blood, Obesity complications, Overweight complications, Prognosis, Prostatic Neoplasms blood, Prostatic Neoplasms complications, Prostatic Neoplasms surgery, Body Mass Index, Neoplasm Recurrence, Local diagnosis, Prostate-Specific Antigen blood, Prostatectomy methods, Prostatic Neoplasms pathology
- Abstract
Objective: To investigate whether body mass index (BMI) is a prognostic factor for biochemical recurrence (BCR) in Dutch men after radical prostatectomy (RP), as although epidemiological studies of obesity in relation to prostate cancer have provided conflicting results, recent studies from the USA suggest that a higher BMI is a risk factor for progression of prostate cancer., Patients and Methods: Of the 1417 patients with prostate cancer who had RP at two University hospitals, 1302 were included in the present study. BMI (kg/m(2)) classes were defined as normal (<25), overweight (25-30) and obese (> or =30). The median follow-up was 59 months and clinical data were obtained retrospectively from charts. BCR was defined as two consecutive prostate-specific antigen (PSA) levels of >0.1 ng/mL., Results: In all, 600 patients were classified as having normal weight (43.9%), 665 as overweight (48.6%) and 103 as obese (7.5%). Overall, 297 patients developed BCR after RP; the 10-year risk (95% confidence interval) of BCR was 31.9 (26.6-37.2)%, 30.5 (25.8-35.2)% and 23.9 (14.9-32.9)% for patients in the three categories, respectively (P = 0.836). Multivariable proportional hazard regression analyses of BMI and established prognostic factors for BCR did not change these results., Conclusion: BMI appeared to have no prognostic value for BCR in Dutch patients with clinically localized prostate cancer and treated with RP.
- Published
- 2009
- Full Text
- View/download PDF
Catalog
Discovery Service for Jio Institute Digital Library
For full access to our library's resources, please sign in.