235 results on '"Slaper H"'
Search Results
2. Estimating probability distributions of solar irradiance
- Author
-
Voskrebenzev, A., Riechelmann, S., Bais, A., Slaper, H., and Seckmeyer, G.
- Published
- 2015
- Full Text
- View/download PDF
3. Tritium besmetting in Petten en mogelijke risico's voor de omgeving
- Author
-
Slaper H, Twenhöfel C, van der Knaap Y, VLH, and M&V
- Subjects
radiation ,straling ,tritium ,radioactivity ,radioactiviteit ,grondwater ,groundwater ,RIVM rapport 2017-0103 ,bodembesmetting ,soil contamination - Abstract
In 2012 is bij de Hoge Flux Reactor (HFR) in Petten een lekkage ontdekt van de radioactieve stof tritium in de bodem. De beheerder, NRG, heeft inmiddels maatregelen genomen om de lekkage te stoppen. RIVM heeft onderzocht wat de gevolgen voor omwonenden kunnen zijn. Uit dit onderzoek komt dat ook bij zeer ongunstige scenario's de blootstelling voor omwonenden beperkt blijft tot een dosis die als onbeduidend wordt aangemerkt, namelijk minder dan 10 microsievert per jaar. Ter vergelijking: dat is minder dan 0,4 % van de hoeveelheid straling die Nederlanders gemiddeld in een jaar opdoen door bronnen die veelal van nature in de leefomgeving aanwezig zijn (www.rivm.nl/stralingsbelasting). Er zijn geen aanwijzingen dat de lekkage van tritium naar de bodem nog voortduurt, maar de concentraties aan de terreingrens kunnen door grondwaterstroming nog wel hoger worden dan eerder geschat. Voortzetting van een monitoringprogramma is daarom wenselijk. Het RIVM-onderzoek is gebaseerd op de door NRG uitgevoerde bodemanalyses en de modellering van de grondwaterstromen door het ingenieursbureau Sweco, en is uitgevoerd in opdracht van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming. RIVM bestudeerde een twintigtal aangeleverde rapportages (tot en met oktober 2016) en onderschrijft de conclusie dat de concentratie van tritium in het grondwater aan de terreingrens in of na 2018 mogelijk hoger kan worden dan de eerder gestelde grenswaarde van 100 Bq/L. Ook schat RIVM dat de totale nog resterende besmetting waarschijnlijk groter is dan door Sweco en NRG aangegeven. De maximale concentratie aan de terreingrens blijft naar verwachting onder een waarde van enkele duizenden Bq/L. Voor tritium hanteert de World Health Organization (WHO) een richtlijn voor drinkwaterbesmetting van 10.000 Bq/L, ruim hoger dan de nu voor het grondwater aan de terreingrens geschatte maximale waarden. Ook in het ongunstigste scenario blijft de blootstelling voor omwonenden beperkt tot maximaal 10 microsievert per jaar. Maatregelen NRG heeft als beheerder van de HFR maatregelen genomen om de lekkage te stoppen en de besmetting te beteugelen. Op basis van de beschikbare gegevens concludeert het RIVM dat er geen aanwijzingen zijn dat de lekkage nog voortduurt. Er zijn door NRG verschillende alternatieven beschouwd om de concentraties aan de terreingrens nog verder te beteugelen. Omdat de concentraties al laag zijn en er bij omwonenden geen effecten op de gezondheid verwacht worden, lijken deze maatregelen weinig extra effectief. Wel beveelt het RIVM aan dat NRG het monitoring programma op het terrein in stand houdt, omdat het moeilijk gebleken is om de waterstromen op het terrein goed te voorspellen. In aanvulling daarop beveelt het RIVM aan ook juist buiten de terreingrens de besmettingsniveaus te bewaken, bijvoorbeeld in de nabijgelegen sloot. Tritium Tritium is een radioactieve stof die ontstaat door kernreacties in een watergekoelde kernreactor. De stof komt ook in de natuur voor, door reacties van zonnedeeltjes met onze atmosfeer. Tritium wordt gebruikt in noodverlichting in vliegtuigen, en als lichtbron in militaire apparatuur. De straling van tritium is heel zwak en kan niet door de huid dringen. Alleen na opname in het lichaam (vooral door inslikken of inademen) kan het bijdragen aan de stralingsblootstelling van mensen. Tritium vervalt vrij langzaam: na 12 jaar is nog de helft van de originele hoeveelheid over.
- Published
- 2020
4. UV-straling en gezondheid : Probleemveld en kennisbasis bij het RIVM
- Author
-
Slaper H, van Dijk A, den Outer P, van Kranen H, Slobbe L, VLH, and M&V
- Subjects
skin cancer ,aantasting ozonlaag ,UV-measurements ,UV-meetinfrastructuur ,klimaatverandering ,health ,UV-straling ,zonkracht ,huidkanker ,climate change ,prevention ,preventie ,ultraviolet ,gezondheid ,UV-index ,UV-radiation ,RIVM rapport 2017-0074 ,ozone layer - Abstract
Jaarlijks krijgen meer dan 51.000 mensen in Nederland te horen dat ze huidkanker hebben en overlijden ruim 900 mensen aan de gevolgen ervan. Sinds 1990 is het aantal gevallen verviervoudigd. Deze stijging is veel sterker dan bij andere vormen van kanker, en een verdere stijging dreigt (met een factor 2 tot 5). De gevaarlijkste vorm van huidkanker komt in Nederland relatief vaak voor, en binnen Europa behoort Nederland tot de koplopers. Blootstelling van de huid aan UV-straling is de voornaamste oorzaak van het ontstaan van huidkanker, en dan vooral door onverstandig zongedrag. De vergrijzing en de aantasting van de ozonlaag blijken slechts een deel van de toename aan huidkanker te verklaren. Het blootstellingsgedrag lijkt de hoofdrol te spelen en daarbij zijn het dragen van minder bedekkende kleding, meer vrije tijd en langere (zon/strand) vakanties van belang, maar ook klimaatverandering en het gebruik van kunstmatige UV-bronnen voor bruining dragen mogelijk bij. De belangrijkste manier om huidkanker te voorkomen is dan ook ervoor te zorgen dat de huid niet verbrandt door de zon of zonnebank. Maar ook zonder te verbranden kan de huid beschadigd raken. Daarom is het verstandig om de huiddelen die veelvuldig worden blootgesteld extra te beschermen en om daarbij rekening te houden met de zonkracht en de duur van het verblijf in de zon. Bij een hoogstaande (zomer)zon tussen 11 en 16 uur is meer bescherming nodig dan 's morgens vroeg en in de namiddag. Behalve aan huidkanker draagt UV-straling bij aan de vorming van staar en veroorzaakt het huidveroudering en sneeuwblindheid. Het is niet wenselijk om de zonblootstelling volledig te vermijden, omdat UV-blootstelling van de huid ook de voornaamste bron is van vitamine D. Deze vitamine is essentieel voor gezonde botten en spieren. Bovendien zijn er aanwijzingen dat vitamine D de kans op darmkanker kan verkleinen. Momenteel is er een felle wetenschappelijke discussie gaande welke hoeveelheid vitamine D de meeste gezondheidswinst oplevert. De kosten van de medische behandeling van huidkanker bedragen naar schatting circa 325 (250-400) miljoen euro per jaar. De kosten voor de behandeling van door UV veroorzaakte staar, worden geschat op 75-150 miljoen euro per jaar. De kosten zijn grotendeels vermijdbaar door verstandiger (zon)gedrag. De actuele zonkrachtmetingen (www.rivm.nl/zonkracht) en betere kennis over (ontwikkelingen in) blootstellingsgedrag en gezondheidseffecten dragen bij aan een goede voorlichting en preventie. Er is alle reden de kennisopbouw met betrekking tot UV-stralingsbescherming te versterken.
- Published
- 2020
5. The impact of ozone depletion on skin cancer incidence: An assessment of the Netherlands and Australia
- Author
-
Martens, W. J. M., den Elzen, M. G. J., Slaper, H., Koken, P. J. M., and Willems, B. A. T.
- Published
- 1996
- Full Text
- View/download PDF
6. Ensemble dispersion forecasting—Part I: concept, approach and indicators
- Author
-
Galmarini, S., Bianconi, R., Klug, W., Mikkelsen, T., Addis, R., Andronopoulos, S., Astrup, P., Baklanov, A., Bartniki, J., Bartzis, J.C., Bellasio, R., Bompay, F., Buckley, R., Bouzom, M., Champion, H., D’Amours, R., Davakis, E., Eleveld, H., Geertsema, G.T., Glaab, H., Kollax, M., Ilvonen, M., Manning, A., Pechinger, U., Persson, C., Polreich, E., Potemski, S., Prodanova, M., Saltbones, J., Slaper, H., Sofiev, M.A., Syrakov, D., Sørensen, J.H., Auwera, L.Van der, Valkama, I., and Zelazny, R.
- Published
- 2004
- Full Text
- View/download PDF
7. Ensemble dispersion forecasting—Part II: application and evaluation
- Author
-
Galmarini, S., Bianconi, R., Addis, R., Andronopoulos, S., Astrup, P., Bartzis, J.C., Bellasio, R., Buckley, R., Champion, H., Chino, M., D’Amours, R., Davakis, E., Eleveld, H., Glaab, H., Manning, A., Mikkelsen, T., Pechinger, U., Polreich, E., Prodanova, M., Slaper, H., Syrakov, D., Terada, H., and Van der Auwera, L.
- Published
- 2004
- Full Text
- View/download PDF
8. Assessment report on NRP subtheme “Atmospheric processes & UV-B radiation”
- Author
-
Guicherit, R., primary, ten Brink, H., additional, Ruijgrok, W., additional, Vosbeek, M., additional, Allaart, M., additional, van Dorland, R., additional, Feijt, A.J., additional, Kuik, F., additional, van Lammeren, A.C.A.P., additional, van Meijgaard, E., additional, Stammes, P., additional, Verver, G.H.L., additional, van Duyl, F.C., additional, Lindeboom, H.J., additional, Osinga, R., additional, Beck, J.P., additional, Bordewijk, J., additional, van Pul, W.A.J., additional, Reinen, H., additional, Schlamann, E., additional, Slaper, H., additional, Swart, D.P.J., additional, The, T.H.P., additional, Veenstra, D.L., additional, Dijkhuizen, J., additional, Gieskens, W.W.C., additional, Hansen, T.A., additional, van der Maarel, M.J.E.C., additional, Quest, P., additional, Stefels, J., additional, Bregman, B., additional, Vilà-Guerau de Arellano, J., additional, Baart, A., additional, Bosman, R., additional, Builtjes, P.J.H., additional, Esser, P., additional, Guicherit, R., additional, Kramer, K.J.M., additional, Kwint, R.L.J., additional, and Roemer, M., additional
- Published
- 1995
- Full Text
- View/download PDF
9. Zonkrachtactieplan : Versie 2019
- Author
-
van Dijk, A, Hagens, W, Slaper, H, Boekema, M, van Dijk, A, Hagens, W, Slaper, H, and Boekema, M
- Abstract
RIVM rapport:Jaarlijks krijgen ruim 50.000 Nederlanders te horen dat ze huidkanker hebben. Blootstelling aan UV-straling van zonlicht is daar de belangrijkste oorzaak van. Ook vergroot UV-straling de kans op staar in het oog. Verstandig zongedrag kan het risico op schade door UV-straling verkleinen. Om verstandig zonnen te stimuleren is het Zonkrachtactieplan opgesteld. Het doel van het plan is dat betrokken partijen afspraken maken over een eenduidige communicatie over UV-blootstelling. Deze afspraken zullen eraan bijdragen dat mensen bewuster en verstandiger omgaan met UV-straling. Daarnaast kan het Zonkrachtplan de kennis over UV-straling en blootstelling vergroten door een gezamenlijke kennisagenda op te stellen. Hierin staan de kennisonderdelen benoemd en geprioriteerd waar extra onderzoek nodig is en waaraan in gezamenlijkheid kan worden gewerkt. Het Zonkrachtactieplan is opgesteld door het RIVM en maatschappelijke partners die zich inspannen om huidkanker te voorkomen. Het ministerie van VWS heeft hiertoe opdracht gegeven, omdat het bezorgd is over de sterke toename van het aantal huidkankergevallen. Dit aantal is harder gestegen dan vanwege de vergrijzing en de aantasting van de ozonlaag was verwacht. Vermoedelijk komt het doordat mensen vaker en langer de huid aan UV-straling blootstellen. Door de klimaatverandering zal het aantal warme dagen toenemen. Daardoor zullen we in de toekomst vermoedelijk nog vaker buiten zijn en onze huid en ogen nog meer blootstellen aan de zon., Every year more than 50,000 new cases of skin cancer are diagnosed in the Netherlands. Exposure of the skin to solar UV-radiation is the primary cause of such cancers. UV-radiaton also contributes to the incidence of cataract of the eye. Sensible sun protection habits can reduce the risk of damage from UV radiation. The UV-index action plan was established to promote such habits. The plan aims to ensure that the parties involved agree on clear and consistent communications with regard to UV exposure. These agreements will contribute to people being more aware and sensible about UV radiation. In addition, the UV-index action plan can increase knowledge of UV radiation and exposure by drafting a joint knowledge agenda. This agenda will identify and prioritize the topics where extra research is needed, also in collaboration with other parties. The UV-index action plan was drawn up by the RIVM together with other partners involved in efforts to prevent skin cancer. The Ministry of Health, Welfare and Sport commissioned the plan due to its concern about the sharp increase of skin cancer incidence. This increase is only partly explained by the ageing of the Dutch population and the depletion of the ozone layer. The increase is most likely caused, in large part, by the fact that people expose their skin to UV radiation more frequently and for longer periods of time. Due to climate change, the number of warm days will increase, and as a result we will probably spend more time outdoors in the future and expose our skin and eyes even more to the sun.
- Published
- 2019
10. RADON AND THORON PROGENY IN DUTCH DWELLINGS
- Author
-
Smetsers, R C G M, primary, Blaauboer, R O, additional, Dekkers, F, additional, and Slaper, H, additional
- Published
- 2018
- Full Text
- View/download PDF
11. Dose and Dose-Rate Responses to UV-B Radiation: Implications for Reciprocity
- Author
-
de Gruijl, F. R., Sterenborg, H. J. C. M., Slaper, H., van der Leun, J. C., Worrest, Robert C., editor, and Caldwell, Martyn M., editor
- Published
- 1986
- Full Text
- View/download PDF
12. Radon en thoron in Nederlandse woningen vanaf 1930 : Resultaten RIVM-meetcampagne 2013-2014
- Author
-
Smetsers RCGM, Blaauboer RO, Dekkers F, van der Schaaf M, Slaper H, and M&V
- Subjects
longkanker ,dwellings ,radioactiviteit ,thoron ,radon ,health ,radiation ,lungcancer ,straling ,binnenmilieu ,RIVM rapport 2015-0087 ,radioactivity ,gezondheid ,indoor ,woningen - Abstract
In vrijwel alle Nederlandse woningen is de concentratie van zowel radon als thoron laag. Dat blijkt uit onderzoek naar radon en thoron dat het RIVM in 2013 en 2014 in ruim 2500 woningen in Nederland (bouwjaar 1930 en later) heeft uitgevoerd. Het is wereldwijd voor het eerst dat op deze schaal onderzoek is gedaan naar thoron in woningen. Radon en thoron zijn radioactieve edelgassen die van nature ontstaan in de bodem en in daarvan gemaakte bouwmaterialen. Vandaar uit kunnen ze in de woning terechtkomen. De radioactieve stoffen die ontstaan als radon en thoron vervallen, dragen bij aan het risico op longkanker. Bij radon zien we regionale verschillen. Zo is de gemiddelde concentratie in Zuid-Limburg ongeveer tweeënhalf keer zo hoog als het landelijk gemiddelde. Dit heeft waarschijnlijk te maken met verschillen in bodemtype. Maar in vergelijking met andere Europese landen is de radonconcentratie in Nederlandse woningen laag. Verder zien we dat de gemiddelde radonconcentratie in woningen, gebouwd vanaf 2000, ruim twintig procent lager is dan het landelijk gemiddelde. Daarmee is aan de eerder gemaakte afspraken tussen overheid en bouwwereld, om de straling in nieuwbouwwoningen niet te laten toenemen, voldaan. Voor thoron vallen de metingen lager uit dan verwacht. Er zijn enkele uitzonderingen, maar het aantal woningen met een meetwaarde aan de hoge kant is veel kleiner dan het RIVM op basis van een vooronderzoek uit 2012 had ingeschat. Voor thoron zijn nog geen normen of grens- waarden vastgesteld. En omdat dit het eerste grote thorononderzoek in de wereld is, is de onzekerheid in de meetresultaten groter dan bij radon het geval is. Dat maakt het interpreteren en beoordelen van de thoronmeetresultaten ingewikkeld. Ook is het precieze verband tussen de hoeveelheid thoron die vrijkomt uit pleistermaterialen, en de concentratie van vervalproducten van thoron in de woning nog niet duidelijk. Er is extra onderzoek nodig om dit beter uit te zoeken. Van nature veranderen radon en thoron in radioactieve stoffen die zich aan zwevende stofdeeltjes in huis hechten. Na inademen blijven ze achter in de longen en geven daar straling af. Die straling draagt bij aan het risico op longkanker. Hoewel de hier gemeten concentraties radon en thoron in woningen internationaal gezien laag zijn, leidt het toch nog tot zo'n vierhonderd gevallen van longkanker per jaar in Nederland. Het betreft vooral rokers. Dat komt doordat het gezondheidsrisico van radon en thoron voor rokers gemiddeld 25 keer zo groot is als voor nooit- rokers. De nieuwe schatting van het aantal gevallen van longkanker per jaar door radon en thoron valt iets lager uit dan de vorige schatting uit 2000. Ook hebben we nu een beter beeld van de bijdrage door radon (ongeveer 70 procent) en door thoron (ongeveer 30 procent).
- Published
- 2017
13. Tritium besmetting in Petten en mogelijke risico's voor de omgeving
- Author
-
VLH, M&V, Slaper H, Twenhöfel C, van der Knaap Y, VLH, M&V, Slaper H, Twenhöfel C, and van der Knaap Y
- Abstract
RIVM rapport:In 2012 is bij de Hoge Flux Reactor (HFR) in Petten een lekkage ontdekt van de radioactieve stof tritium in de bodem. De beheerder, NRG, heeft inmiddels maatregelen genomen om de lekkage te stoppen. RIVM heeft onderzocht wat de gevolgen voor omwonenden kunnen zijn. Uit dit onderzoek komt dat ook bij zeer ongunstige scenario's de blootstelling voor omwonenden beperkt blijft tot een dosis die als onbeduidend wordt aangemerkt, namelijk minder dan 10 microsievert per jaar. Ter vergelijking: dat is minder dan 0,4 % van de hoeveelheid straling die Nederlanders gemiddeld in een jaar opdoen door bronnen die veelal van nature in de leefomgeving aanwezig zijn (www.rivm.nl/stralingsbelasting). Er zijn geen aanwijzingen dat de lekkage van tritium naar de bodem nog voortduurt, maar de concentraties aan de terreingrens kunnen door grondwaterstroming nog wel hoger worden dan eerder geschat. Voortzetting van een monitoringprogramma is daarom wenselijk. Het RIVM-onderzoek is gebaseerd op de door NRG uitgevoerde bodemanalyses en de modellering van de grondwaterstromen door het ingenieursbureau Sweco, en is uitgevoerd in opdracht van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming. RIVM bestudeerde een twintigtal aangeleverde rapportages (tot en met oktober 2016) en onderschrijft de conclusie dat de concentratie van tritium in het grondwater aan de terreingrens in of na 2018 mogelijk hoger kan worden dan de eerder gestelde grenswaarde van 100 Bq/L. Ook schat RIVM dat de totale nog resterende besmetting waarschijnlijk groter is dan door Sweco en NRG aangegeven. De maximale concentratie aan de terreingrens blijft naar verwachting onder een waarde van enkele duizenden Bq/L. Voor tritium hanteert de World Health Organization (WHO) een richtlijn voor drinkwaterbesmetting van 10.000 Bq/L, ruim hoger dan de nu voor het grondwater aan de terreingrens geschatte maximale waarden. Ook in het ongunstigste scenario blijft de blootstelling voor omwonenden beperkt tot maximaal 10 microsie, In 2012 a leakage of radioactive tritium to soil was discovered at the High Flux Reactor (HFR) in Petten. NRG, the HFR-operator, took countermeasures to stop the leakage into the soil. RIVM investigated the radiological consequences for residents in the vicinity of the reactor. Even in very unfavourable scenarios, the exposure of local residents remains limited to a dose that is generally considered insignificant, namely less than 10 microsievert per year. To put things into perspective, this is less than 0.4% of the average amount of radiation that people in the Netherlands are exposed to per year from sources that are largely present in the environment (www.rivm.nl/stralingsbelasting). The leakage of tritium to the soil appears to have stopped, but the concentrations at the edge of the site could increase to higher levels than previously estimated. Continuation of a monitoring programme is therefore deemed advisable. The above conclusions were the result of an investigation carried out by RIVM for the Authority for Nuclear Safety and Radiation Protection. The investigation was based on the soil analyses carried out by NRG and the modelling of the groundwater flows by the Sweco firm of consulting engineers. RIVM has studied 20 reports submitted on the matter (up to and including October 2016) and supports the conclusion that the concentration of tritium in the groundwater on the edge of the site in or after 2018 could possibly exceed the threshold value of 100 Bq/L that was set previously. RIVM also estimates that the total amount of contamination still remaining is probably greater than the amount indicated by Sweco and NRG. However, the maximum concentration at the edge of the site is expected to remain below a few thousand Bq/L. For tritium contamination of drinking water, the World Health Organisation (WHO) applies a guideline of 10,000 Bq/L, which is considerably higher than the estimated maximum concentrations in the groundwater at the edge of the site. Even
- Published
- 2017
14. UV-straling en gezondheid : Probleemveld en kennisbasis bij het RIVM
- Author
-
VLH, M&V, Slaper H, van Dijk A, den Outer P, van Kranen H, Slobbe L, VLH, M&V, Slaper H, van Dijk A, den Outer P, van Kranen H, and Slobbe L
- Abstract
RIVM rapport:Jaarlijks krijgen meer dan 51.000 mensen in Nederland te horen dat ze huidkanker hebben en overlijden ruim 900 mensen aan de gevolgen ervan. Sinds 1990 is het aantal gevallen verviervoudigd. Deze stijging is veel sterker dan bij andere vormen van kanker, en een verdere stijging dreigt (met een factor 2 tot 5). De gevaarlijkste vorm van huidkanker komt in Nederland relatief vaak voor, en binnen Europa behoort Nederland tot de koplopers. Blootstelling van de huid aan UV-straling is de voornaamste oorzaak van het ontstaan van huidkanker, en dan vooral door onverstandig zongedrag. De vergrijzing en de aantasting van de ozonlaag blijken slechts een deel van de toename aan huidkanker te verklaren. Het blootstellingsgedrag lijkt de hoofdrol te spelen en daarbij zijn het dragen van minder bedekkende kleding, meer vrije tijd en langere (zon/strand) vakanties van belang, maar ook klimaatverandering en het gebruik van kunstmatige UV-bronnen voor bruining dragen mogelijk bij. De belangrijkste manier om huidkanker te voorkomen is dan ook ervoor te zorgen dat de huid niet verbrandt door de zon of zonnebank. Maar ook zonder te verbranden kan de huid beschadigd raken. Daarom is het verstandig om de huiddelen die veelvuldig worden blootgesteld extra te beschermen en om daarbij rekening te houden met de zonkracht en de duur van het verblijf in de zon. Bij een hoogstaande (zomer)zon tussen 11 en 16 uur is meer bescherming nodig dan 's morgens vroeg en in de namiddag. Behalve aan huidkanker draagt UV-straling bij aan de vorming van staar en veroorzaakt het huidveroudering en sneeuwblindheid. Het is niet wenselijk om de zonblootstelling volledig te vermijden, omdat UV-blootstelling van de huid ook de voornaamste bron is van vitamine D. Deze vitamine is essentieel voor gezonde botten en spieren. Bovendien zijn er aanwijzingen dat vitamine D de kans op darmkanker kan verkleinen. Momenteel is er een felle wetenschappelijke discussie gaande welke hoeveelheid vitamine D de meeste gezondheids, Every year more than 51,000 new cases of skin cancer are diagnosed in the Netherlands and over 900 fatalities are reported. The number of new skin cancer cases is rising rapidly and since 1990 a fourfold increase has been observed. This increase is much stronger than for other types of cancer, and a further increase is expected (with a factor of 2-5). The incidence of melanoma of the skin in the Netherlands is among the highest in Europe. Exposure of the skin to UV-radiation is the primary cause of skin cancer, and sun-exposure is the primary source of UV-exposure. The increase in skin cancer incidence that has been observed is only partly explained by the ageing of the Dutch population and the depletion of the ozone layer. A change in exposure behaviour is probably the most dominant factor that could explain a major part of the increased skin cancer incidence. Changes in fashion, with more of the body exposed, shorter working hours and longer vacations, including an increase in summer holidays spent in southern Europe are likely causes. Climate change and the use of artificial tanning devices may also contribute. Skin cancer prevention should be focused on the avoidance of UV-induced erythema (sunburn) in solar and artificial exposures. Limiting the chronic exposure of the most exposed skin parts is also very important, because damage to the skin also occurs below the threshold of erythemal doses. It is, therefore, important to provide additional protection for the parts of the skin that are chronically exposed. Solar exposure is the most important UV-source and protection is most needed when the sun is high in the sky, in the summer months between 11:00 am and 16:00 (4 pm). The UV-index is a good indicator; it is much lower in the early morning or late afternoon/early evening. UV-exposure also contributes to the incidence of cataract and causes skin ageing and snow blindness (photokeratitis). Exposure of the skin to solar UV from the sun should not be completely a
- Published
- 2017
15. Inventarisatie van wetenschappelijk onderzoek en onderwijs in de stralingsbescherming
- Author
-
Bijwaard H, Slaper H, and M&V
- Subjects
education ,research ,onderwijs ,stralingsbescherming ,expertise ,onderzoek ,radiation protection ,health physics - Abstract
De Gezondheidsraad heeft in 2008 gesignaleerd dat de wetenschappelijke kennis over stralingsbescherming in Nederland afneemt. Dit wordt bevestigd door een enquête en een workshop onder deskundigen die RIVM uitvoerde in samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Stralingshygiëne (NVS). De aanwezige expertise lijkt onvoldoende om in de toekomst hoogwaardige opleidingen op het gebied van stralingsbescherming te waarborgen. Hetzelfde geldt voor de beantwoording van maatschappelijke stralingsvragen. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om vragen die samenhangen met veranderingen in nucleaire activiteiten, de gevolgen en bestrijding van mogelijke grootschalige kernongevallen, de verwerking en opslag van radioactief afval, en onzekerheden in de stralingsrisico's bij lage blootstellingen. Een mogelijke oplossing is de oprichting van een (virtueel) kenniscentrum of een onderzoeksschool met één of enkele leerstoelen of lectoraten, waar kennis wordt ontwikkeld, onderhouden en geïntegreerd. Zo'n centrum moet breed gedragen zijn door deskundigen en participerende instituten en financieel door de overheid worden ondersteund. Stralingsbescherming In het dagelijks leven wordt iedereen blootgesteld aan kleine hoeveelheden straling. Dit kan straling zijn die van nature in onze leefomgeving aanwezig is, door radioactieve stoffen in binnenmilieu, bodem, en voeding en door straling vanuit de ruimte. Maar ook via medische diagnostiek en behandelingen staan mensen aan straling bloot. Verder kunnen industriële toepassingen blootstelling veroorzaken. De stralingsbescherming is erop gericht onbedoelde blootstelling aan ioniserende straling zoveel mogelijk te beperken. Kennis van dit vakgebied omvat vraagstukken als: wat doet straling, hoe meet je het, hoe kun je je ertegen beschermen, en welke maatregelen zijn nodig om de blootstelling aan straling en risico's te beperken. Onderzoek en onderwijs Uit de [onderzoeks]resultaten volgt dat de wetenschappelijke kennisbasis op stralingsbeschermingsgebied verspreid is over meerdere, relatief kleine onderzoeksgroepen. Verder wordt de continuïteit van de kennis bij diverse groepen bedreigd als gevolg van de vergrijzing. Het medisch stralingsonderzoek naar methodeontwikkeling voor radiotherapie is de afgelopen jaren wel toegenomen, maar de omvang van traditioneel stralingsbeschermingsonderzoek krimpt. Daardoor neemt de kennis in Nederland van nieuwe ontwikkelingen in het vakgebied per saldo af. Ook dreigt een tekort aan wetenschappelijk gekwalificeerde opleiders voor de inhoudelijk diepgaander opleidingen op stralingsbeschermingsgebied. Bovendien is geconstateerd dat sociaalwetenschappelijke aspecten bij stralingsvraagstukken, zoals de expertise over de communicatie over en perceptie van stralingsrisico's, onvoldoende geborgd zijn. De inrichting van een kenniscentrum biedt een oplossingsrichting.
- Published
- 2013
16. Effective Ultraviolet radiation in the Netherlands
- Author
-
Slaper H, Reinen HAJM, Bordewijk JA, Schlamann E, LSO, and LLO
- Subjects
meten ,risk analysis ,analyse ,netherlands ,blootstelling ,vulkanisme ,uv ,nederland ,monitoring ,straling ,uit ,exposure ,vulcanism ,ozonlaag ,uv radiation ,measurements ,ozone layer ,risico - Abstract
In dit rapport worden de meetresultaten en eerste analyses van de spectrale UV-metingen gepresenteerd, zoals die zijn verkregen met de bij het RIVM ontwikkelde spectrale UV-meetsysteem, dat sedert april 1993 operationeel is. De spectrale meetgegevens zijn in dit rapport geanalyseerd met betrekking tot effecten van variaties van de dikte van de ozonlaag, bewolking en aerosolen. Metingen zijn vergeleken met modelberekeningen van de UV-transfer voor onbewolkte situaties en een empirische methode is ontwikkeld en toegepast voor de analyse van de invloeden van bewolking en aerosolen. Bewolking en aerosolen reduceren de effectieve UV jaardosis met circa 35%. De methoden zijn gebruikt voor het berekenen van de effectieve UV jaardoses in de periode van 1991-1994. De resultaten zijn vergeleken met een referentie jaarsom, gebaseerd op gemiddelde ozonwaarden in de periode van 1972-1993 en een gemiddelde reductie door bewolking en aerosolen. Vergeleken met de referentie jaarsom is de voor bewolking en aerosolen gecorrigeerde berekende jaardosis in 1991 3% lager, de jaardosis in 1992 5% hoger en in 1993 12% hoger. De voor bewolking en aerosolen gecorrigeerde jaardosis in 1994 was ruim 8% hoger dan de referentie jaarsom, hetgeen inhoudt dat de sterke opwaartse trend van 1992 en 1993, die mogelijk is beinvloed door de vulkaanuitbarsting van de Pinatubo in 1991, niet wordt voortgezet. Niettemin is de jaardosis in 1994 beduidend hoger dan de jaardosis in 1991 en de referentie dosis.
- Published
- 2012
17. Dichtheid van meetnetten voor radioactiviteit met betrekking tot signalering van kernongevallen
- Author
-
Slaper H, de Haan BJ, and Veling EJM
- Subjects
kernongeval ,luchtbesmetting ,meetnet ,signalering milieu incident ,radioactiviteit ,milieuaccident - Abstract
Kernongevallen kunnen aanleiding geven tot een grootschalige radioactieve besmetting van mens en milieu. Het RIVM speelt een centrale rol bij de verzameling en verwerking van relevante meetgegevens ten tijde van kernongevallen. Nauw aansluitend bij haar taken op het gebied van de milieu-monitoring zal het RIVM een meetnet inrichten ten behoeve van signalering van lucht- en bodembesmetting bij kernongevallen. Dit meetnet is primair opgezet om buitenlandse kernongevallen, waarbij besmetting van Nederland optreedt, te signaleren. In dit rapport wordt aangegeven dat het meetnet een integraal onderdeel vormt van de RIVM meetstrategie bij kernongevallen. Het gepresenteerde onderzoek richt zich met name op de vraag hoe de signaleringskans en signaleringstijd bij voor Nederland representatieve meteorologische omstandigheden samenhangen met de dichtheid aan meetposten, het ongevalstype en de gevoeligheid van de meetinstrumenten. Geconcludeerd wordt dat het RIVM-meetnet voldoende meetposten telt voor een adequate signalering van ongevallen met buitenlandse kerncentrales. Ter verkorting van signaleringstijd van ongevallen met buitenlandse kerncentrales die dichtbij de Nederlandse grens zijn gelegen, verdient het aanbeveling om enige extra meetpunten te plaatsen. Meetnetten zullen geen adequate signalering opleveren van lokale ongevallen zoals die met transport van radioactief afval kunnen voorkomen. Voor kerncentrale ongevallen in of nabij Nederland is de dichtheid aan meetposten dicht bij de centrale bepalend voor de signalering. Het nu in uitvoering zijnde RIVM-meetnet kent rond Borssele een signaleringskans binnen enkele uren van circa 70%, met een mediane signaleringstijd van 1 uur (exclusief 10-20 min. meldingsrespons). Rond Dodewaard bedraagt de signaleringskans circa 90% met een mediane signaleringstijd van circa 1 1/2 uur. De plaatsing van 2 extra posten bij Borssele verhoogt de signaleringskans tot 90% en bekort de signaleringstijd tot 45 minuten.
- Published
- 2012
18. Ozone depletion and skin cancer incidence: an integrated modelling approach
- Author
-
Slaper H, den Elzen MGJ, de Woerd HJ, and de Greef J
- Subjects
model ,depletion ,skin neoplasms ,health risks ,uv ,modelling ,huidkanker ,cfc ,londen amendements ,uv-radiation ,ozonlaag ,afbraak ,ozone-layer ,cfk ,montreal protocol ,gezondheidsrisico - Abstract
A decrease in stratospheric ozone, probably caused by chlorofluorocarbon (CFC) emissions, has been observed over large parts of the globe. The incidence of skin cancer is expected to increase due to ozone depletion. An integrated source-risk model is developed and applied to evaluate the increased skin cancer incidence related to various CFC emission scenarios. The source-risk model is an independent submodule within the framework of IMAGE, an integrated source-effect-model for climate change and ozone depletion. The model provides estimates for tropospheric concentrations of CFC's, chlorine levels in the stratosphere, ozone depletion, UV irradiance and effects on skin cancer incidence and death rates. The model results show that nu full recovery of the stratospheric chemical balance is expected, even if all countries in the world were to comply to the London Amendments of the Montreal Protocol. Excess death and incidence rates in the Netherlands refering to the additional skin cancer cases caused by ozone depletion are made and compared with preliminary estimated for the USA. The model can be used to evaluate the effects of various new policy options, including the role of CFC alternatives. Furthermore, the model can also be applied for estimating other effects of UV exposure if sufficient information on the exposure-effect relationships becomes available.
- Published
- 2012
19. Blootstelling aan ultraviolette straling. Een analyse van het probleemveld
- Author
-
Slaper H and Eggink GJ
- Subjects
uv-bronnen ,huidkanker ,uv-blootstelling ,91-4 ,ultraviolet ,ozonlaag ,uv-effecten ,uv-risico's ,uv ,risicoschatting ,actiespectra - Abstract
This report provides an overview and analysis of the knowledge, concerning exposure to ultraviolet radiation (UV), and the risks associated with UV-exposure. Sources of UV are found in the outdoor environment, in the indoor environment, an in medical therapies and labour situations. Although limited information is available of UV- exposure, it is very likely that the exposure increases. UV-exposure can lead or contribute to a variety of deleterious effects, among which sunburn and snowblindness shortly after irradiation, and skin cancer, skin ageing, cataract formation and selective suppression of immuneresponses after prolonged exposure. In the environment increasing UV-exposure levels could lead to a decrease in the production of biomass in terrestrial and aquatic ecosystems, with possibly negative implications for the foodweb and influence on the biodiversity of ecosystems. The quantitative risk assessment is presently only possible for skin cancer, and to a lesser degree for cataract formation. The report summarizes a number of research priorities which can contribute to support policymakers.
- Published
- 2012
20. Het meten van radioactieve bodembesmettingen vanuit de lucht. Gebruik van de in-situ gammaspectrometriemethode
- Author
-
Loman AC, ter Kuile CR, and Slaper H
- Subjects
in-situ gammaspectrometrie ,kernongevallen ,bodembesmetting ,bodembesmetting met radioactiviteit - Abstract
In-situ gamma spectrometry can be used to determine the qualitative and quantitative deposition of radioactive materials on the ground surface. By applying the in-situ spectrometry method using either a helicopter or an airplane, large areas can be scanned in a short period of time. In this report the results of in-situ gamma spectroscopic measurements taken from a helicopter are described. Measurements were carried out using a single point source, a field of 36 point sources, and using the present ground contamination due to the fall-out from the Chernobyl accident and atom bombs. The results of these measurements were used to determine calibration factors, which were in agreement with a calibration obtained using more simple (and less expensive) laboratory measurements in combination with flux calculations. Detection limits for the measurement of surface contamination were determined. At a height of 50 meters above the surface and using a measurement time of two minutes, the minimally detectable surface contamination was 1.1 kGqm -2 for a Cs-137 contamination and 2.1 kBqm-2 for an I-131 contamination. Fall- out determinations based on measurements taken at a height of 50 meters were in agreement with determinations taken at a height of one meter, and with the results obtained measuring soil samples. The in-situ gamma spectroscopy, using either a helicopter or an airplane, is a fast and powerful method for mapping surface contamination.
- Published
- 2012
21. Definitiestudie spectrometrische UV-meetopstelling
- Author
-
van Sonderen JF, Slaper H, Swart DPJ, and Smetsers RCGM
- Subjects
uv-straling ,spectroradiometer ,uv-b ,zonnestraling ,91-1 - Abstract
Ultraviolet radiation has many, mostly harmful, effects on man and the environment. The stratospheric ozone layer offers an important protection against ultraviolet radiation because ozone absorbs the short-wave ultraviolet radiation. Therefore, a reduction in the ozone layer can cause an increased UV-radiation level on the earth's surface. In the Netherlands, a project to collect information on the current UV climatic conditions and changes has begun, which will include the development of an UV spectrometer system. In this report requirements for the system are formulated based on the project objectives. Several methods for UV-radiation measurement are presented, and monitoring networks in other countries are discussed. A specific UV-radiation measurement system in the Netherlands is proposed, consisting of a double monochromator for short-wave UV-B measurement, and a multichannel detection system for UV-A radiation measurement.
- Published
- 2012
22. Kinderkanker in de omgeving van kerncentrales : Resultaten van een Duitse studie in perspectief
- Author
-
Dekkers SAJ, Slaper H, Tanzi CP, and LSO
- Subjects
Epidemiologie ,Leukemia ,Epidemiology ,Nuclear power plants ,Leukemie ,Borssele ,Kinderkanker ,ZIEKTEN ,Kerncentrales ,STRALING ,Childhood cancer - Abstract
Of kinderkanker nabij kerncentrales vaker voorkomt blijft onzeker. Het resultaat van een Duits onderzoek uit 2007, dat hiervoor een significant verhoogd risico liet zien, wordt in Brits en Frans onderzoek niet bevestigd. Dit blijkt uit onderzoek van het RIVM. In het Duitse onderzoek, de zogenoemde KiKK-studie, is in de nabijheid van zestien Duitse kerncentrales gekeken naar het aantal gevallen van kanker bij kinderen in de afgelopen decennia. Hieruit bleek dat kinderen onder de vijf, die binnen vijf kilometer van een kerncentrale wonen, een verhoogd risico lopen op kanker. De onderzoekers kunnen dit risico niet verklaren. De extra straling door kerncentrales is daarvoor veel te beperkt. Het onderzoek leidde tot Tweede Kamervragen aan de minister van VROM. De minister heeft vervolgens het RIVM gevraagd de resultaten van de Duitse studie met ander onderzoek te vergelijken en daarbij extra aandacht te geven aan de situatie rond Borssele. In Borssele wonen circa driehonderd kinderen onder de vijf jaar op minder dan vijf kilometer afstand van de kerncentrale. Indien het in Duitsland waargenomen risico ook voor de kerncentrale Borssele zou gelden, dan zou dat één extra geval van kanker bij kinderen in dertig jaar tijd betekenen. Zo'n lage frequentie is met epidemiologisch onderzoek niet aantoonbaar. Iemand die in de omgeving van de kerncentrale Borssele woont, ontvangt van de centrale in een jaar tijd minder straling dan wat Nederlandse burgers gemiddeld per dag al van nature ontvangen. Een dergelijke lage dosis kan een verhoogd risico zoals dat in Duitsland is waargenomen niet verklaren. '
- Published
- 2012
23. Stratospheric Ozone and Surface Ultraviolet Radiation
- Author
-
Douglass, A., Fioletov, V., Godin-Beekmann, S., Müller, R., Stolarski, R. S., Webb, A., Arola, A., Burkholder, J. B., Burrows, J. P., Chipperfield, M. P., Cordero, R., David, C., den Outer, P. N., Diaz, S. B., Flynn, L. E., Hegglin, M., Herman, J. R., Huck, P., Janjai, s., Janosi, I. M., Kryscin, J. W., Liu, Y., Logan, J., Matthes, Katja, McKenzie, R. L., Muthama, N. J., Petropavlovskikh, I., Pitts, M., Ramachandran, S., Rex, M., Salawitch, R. J., Sinnhuber, B.-M., Staehelin, J., Strahan, S., Tourpali, K., Valverde-Canossa, J., Vigouroux, C., Bodeker, G. E., Canty, T., De Backer, H., Demoulin, P., Feister, U., Frith, S. M., Grooß, J.-U., Hase, F., Klyft, J., Koide, T., Kurylo, M. J., Loyola, D., McLinden, C. A., Megretskaia, I. A., Nair, P. J., Palm, M., Papanastasiou, D., Poole, L. R., Schneider, M., Schofield, R., Slaper, H., Steinbrecht, W., Tegtmeier, Susann, Terao, Y., Tilmes, S., Vyushin, D. I., Weber, M., and Yang, E.-S.
- Published
- 2011
24. European UV DataBase (EUVDB) as a repository and quality analyzer for solar spectral UV irradiance monitored in Sodankylä
- Author
-
Heikkilä, A., primary, Kaurola, J., additional, Lakkala, K., additional, Karhu, J. M., additional, Kyrö, E., additional, Koskela, T., additional, Engelsen, O., additional, Slaper, H., additional, and Seckmeyer, G., additional
- Published
- 2016
- Full Text
- View/download PDF
25. Radon en thoron in Nederlandse woningen vanaf 1930 : Resultaten RIVM-meetcampagne 2013-2014
- Author
-
M&V, Smetsers RCGM, Blaauboer RO, Dekkers F, van der Schaaf M, Slaper H, M&V, Smetsers RCGM, Blaauboer RO, Dekkers F, van der Schaaf M, and Slaper H
- Abstract
RIVM rapport:In vrijwel alle Nederlandse woningen is de concentratie van zowel radon als thoron laag. Dat blijkt uit onderzoek naar radon en thoron dat het RIVM in 2013 en 2014 in ruim 2500 woningen in Nederland (bouwjaar 1930 en later) heeft uitgevoerd. Het is wereldwijd voor het eerst dat op deze schaal onderzoek is gedaan naar thoron in woningen. Radon en thoron zijn radioactieve edelgassen die van nature ontstaan in de bodem en in daarvan gemaakte bouwmaterialen. Vandaar uit kunnen ze in de woning terechtkomen. De radioactieve stoffen die ontstaan als radon en thoron vervallen, dragen bij aan het risico op longkanker. Bij radon zien we regionale verschillen. Zo is de gemiddelde concentratie in Zuid-Limburg ongeveer tweeënhalf keer zo hoog als het landelijk gemiddelde. Dit heeft waarschijnlijk te maken met verschillen in bodemtype. Maar in vergelijking met andere Europese landen is de radonconcentratie in Nederlandse woningen laag. Verder zien we dat de gemiddelde radonconcentratie in woningen, gebouwd vanaf 2000, ruim twintig procent lager is dan het landelijk gemiddelde. Daarmee is aan de eerder gemaakte afspraken tussen overheid en bouwwereld, om de straling in nieuwbouwwoningen niet te laten toenemen, voldaan. Voor thoron vallen de metingen lager uit dan verwacht. Er zijn enkele uitzonderingen, maar het aantal woningen met een meetwaarde aan de hoge kant is veel kleiner dan het RIVM op basis van een vooronderzoek uit 2012 had ingeschat. Voor thoron zijn nog geen normen of grens- waarden vastgesteld. En omdat dit het eerste grote thorononderzoek in de wereld is, is de onzekerheid in de meetresultaten groter dan bij radon het geval is. Dat maakt het interpreteren en beoordelen van de thoronmeetresultaten ingewikkeld. Ook is het precieze verband tussen de hoeveelheid thoron die vrijkomt uit pleistermaterialen, en de concentratie van vervalproducten van thoron in de woning nog niet duidelijk. Er is extra onderzoek nodig om dit beter uit te zoeken. Van nature veranderen radon, Concentrations of radon and thoron progeny are low in virtually all Dutch dwellings, built since 1930. That is the outcome of a national survey, conducted by RIVM in approximately 2500 dwellings in the period 2013-2014. Radon and thoron are naturally occurring radioactive noble gasses, which are formed in soil and building materials. From there, part of it may reach the indoor environment. Inhalation of non- gaseous radioactive decay products of radon and thoron contributes to the induction of lung cancer. The average concentration of radon in all dwellings equals 15,6 Bq/m3. The 50th and 95th percentiles were found to be 12,2 and 37,9 Bq/m3, respectively. In 0,4 per cent of the dwellings, values were found between 100 and 200 Bq/m3. The average concentration of thoron progeny in all dwellings equals 0,64 Bq/m3. The 50th and 95th percentiles are 0,53 and 1,37 Bq/m3, respectively. A maximum value of 13,3 Bq/m3 was recorded. Concentrations of both radon and thoron progeny were lower, on average, in dwellings built since the year 2000. We also noted a regional difference in radon concentrations, presumably due to differences in soil type. The highest regional average radon value, of approximately 40 Bq/m3, was found in the most south-eastern part of the Netherlands. In 75 dwellings, an additional measurement program was conducted to determine the relation between the exhalation of thoron from walls and the concentration of thoron progeny in the room. Thoron exhalation values exceeding ten times the median value of 0,022 Bq/m2s (with a highest value of approximately 1 Bq/m2s) were found rather frequently, but they seldom give rise to enhanced concentrations of thoron progeny. This may be explained by the fact that a thoron exhalation value from a specific spot on the wall does not represent the average exhalation of thoron from all wall surfaces in a room. Based on these results, we estimate that indoor radon and thoron are responsible for about 400 cases of lung cancer
- Published
- 2015
26. Risks of potential accidents of nuclear power plants in Europe
- Author
-
Slaper H, Eggink GJ, and Blaauboer RO
- Subjects
risk analysis ,radioactiviteit ,accidents ,analyse ,population ,health ,blootstelling ,ongeval ,power plants ,nuclear energy ,europa ,emissie ,exposure ,bevolking ,radioactivity ,emission ,gezondheid ,europe ,kernenergie ,elektriciteitscentrale ,risico - Abstract
Over 200 nuclear power plants for commercial electricity production are presently operational in Europe. The 1986 accident with the nuclear power plant in Chernobyl has shown that severe accidents with a nuclear power plant can lead to a large scale contamination of Europe. This report is focussed on an integrated assessment of probabilistic cancer mortality risks due to possible accidental releases from the European nuclear power plants. For each of the European nuclear power plants the probability of accidental releases per year of operation is combined with the consequences in terms of the excess doses received over a lifetime (70 years). Risk estimates are restricted to cancer mortality and do not include immediate or short term deaths in the direct vicinity (< 5-10 km) of the plants. Countermeasures to reduce radiation doses are not considered. Location specific risks are presented in maps of Europe. The excess mortality risk due to the combined operation of the European nuclear power plants is estimated to be about 10 x 10-8 per year in Western Europe. Going East the risks increase gradually to over 1000 x 10-8 per year in regions of the former Soviet Union, where reactors of the Chernobyl type are located. The nuclear power plants in the East European countries dominate the estimated risk pattern and contribute at least 40-50% to the average risk in the West European countries. Improving the reactor safety in eastern European countries could lead to considerable reductions in estimated excess mortality risks. In western Europe the mortality risk might be reduced by a factor of two, and in eastern Europe by a factor of 100 to 1000.
- Published
- 2007
27. Factors in the physical environment and the health of the Dutch population
- Author
-
Hollander AEM de, Pruppers MJM, Eggink GJ, Slaper H, Vaas LH, Leenhouts HP, Havelaar AH, CCM, LSO, and LWL
- Subjects
activities ,activiteiten ,toxic substances ,pathogene micro-organismen ,health risks ,population ,pathogens ,netherlands ,physical environment ,fysieke omgeving ,blootstelling ,nederland ,radiation ,straling ,toxische stoffen ,exposure ,bevolking ,gezondheid ,risico - Abstract
The number of factors in the physical environment possibly having an adverse effect on human health is very substantial. There are, for example, all kinds of pathogenic micro-organisms, countless substances which have been shown to be carcinogenic in laboratory animals, as well as various forms of radiation. In addition, many hazardous activities, such as motoring, skiing or diving, may pose a threat to our health. In this document, which was previously published in Dutch as part of the Public Health Status and Forecasts document, a structured overview is given of factors in the physical environment which may adversely affect human health. In addition the chain of events from exposure to health effect is described in terms of different types of environmental health risk indicators. Methodologies for health risk identification and quantitative assessment will be discussed briefly, as well as the possible health gain of risk reducing policy measures. After this general introduction examples of chemical (indoor and outdoor air pollution), physical (noise, radiation) and biotic (microorganisms in drinking water) factors will be elaborated in successive contributions (chapter 2 to 4). In all contributions topics of the relationship with other determinants of health, intervention and policy (possible health gain), data and information requirements are addressed.
- Published
- 2007
28. Comparison of satellite-derived UV irradiances with ground-based measurements at four European stations
- Author
-
Kazantzidis, A. Bais, A.F. Gröbner, J. Herman, J.R. Kazadzis, S. Krotkov, N. Kyrö, E. den Outer, P.N. Garane, K. Görts, P. Lakkala, K. Meleti, C. Slaper, H. Tax, R.B. Turunen, T. Zerefos, C.S.
- Abstract
Satellite-derived ultraviolet (UV) irradiances may form the basis for establishing a gloval UV climatology, provided that their accuracy is confirmed against ground-based measurements of known quality. In this study, quality-checked spectral UV irradiance measurements from four European stations (Sodankyla, Finland; Bilthoven, Netherlands; Ispra, Italy; and Thessaloniki, Greece) are compared with those derived from TOMS, based on the (version 8) data set. The aim of this study is to validate the TOMS UV irradiances and to investigate the origin of disagreements with ground-based data. Comparisons showed that TOMS overestimates summertime noon CIE-weighted irradiances from 6.6% at the high-latitude site of Sodankyla up to 19% for the three other sites. The influence of clouds and aerosols on the observed differences was investigated. For the other three sites (Bilthoven, Ispra, and Thessaloniki), TOMS overestimates the irradiance at 324 nm by almost 15% even under conditions with cloud optical depth of less than 5. For cloud-free days at Ispra and Thessaloniki, differences ranging between 3% and 20% are well correlated with aerosol optical depth. Copyright 2006 by the American Geophysical Union.
- Published
- 2006
29. Estimating probability distributions of solar irradiance
- Author
-
Voskrebenzev, A., primary, Riechelmann, S., additional, Bais, A., additional, Slaper, H., additional, and Seckmeyer, G., additional
- Published
- 2014
- Full Text
- View/download PDF
30. Inventarisatie van wetenschappelijk onderzoek en onderwijs in de stralingsbescherming
- Author
-
M&V, Bijwaard H, Slaper H, M&V, Bijwaard H, and Slaper H
- Abstract
RIVM rapport:De Gezondheidsraad heeft in 2008 gesignaleerd dat de wetenschappelijke kennis over stralingsbescherming in Nederland afneemt. Dit wordt bevestigd door een enquête en een workshop onder deskundigen die RIVM uitvoerde in samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Stralingshygiëne (NVS). De aanwezige expertise lijkt onvoldoende om in de toekomst hoogwaardige opleidingen op het gebied van stralingsbescherming te waarborgen. Hetzelfde geldt voor de beantwoording van maatschappelijke stralingsvragen. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om vragen die samenhangen met veranderingen in nucleaire activiteiten, de gevolgen en bestrijding van mogelijke grootschalige kernongevallen, de verwerking en opslag van radioactief afval, en onzekerheden in de stralingsrisico's bij lage blootstellingen. Een mogelijke oplossing is de oprichting van een (virtueel) kenniscentrum of een onderzoeksschool met één of enkele leerstoelen of lectoraten, waar kennis wordt ontwikkeld, onderhouden en geïntegreerd. Zo'n centrum moet breed gedragen zijn door deskundigen en participerende instituten en financieel door de overheid worden ondersteund. Stralingsbescherming In het dagelijks leven wordt iedereen blootgesteld aan kleine hoeveelheden straling. Dit kan straling zijn die van nature in onze leefomgeving aanwezig is, door radioactieve stoffen in binnenmilieu, bodem, en voeding en door straling vanuit de ruimte. Maar ook via medische diagnostiek en behandelingen staan mensen aan straling bloot. Verder kunnen industriële toepassingen blootstelling veroorzaken. De stralingsbescherming is erop gericht onbedoelde blootstelling aan ioniserende straling zoveel mogelijk te beperken. Kennis van dit vakgebied omvat vraagstukken als: wat doet straling, hoe meet je het, hoe kun je je ertegen beschermen, en welke maatregelen zijn nodig om de blootstelling aan straling en risico's te beperken. Onderzoek en onderwijs Uit de [onderzoeks]resultaten volgt dat de wetenschappelijke kennisbasis op stralingsbeschermingsge, In 2008 the Health Council of the Netherlands expressed its concern that the scientific knowledge on radiation protection in the Netherlands is declining. This statement is further supported by a survey and subsequent workshop among radiation experts that was conducted by the RIVM in cooperation with the Dutch Society on Radiation Protection. The current scientific expertise is probably insufficient to guarantee future high level scientific education on radiation protection. The same could hold for assuring adequate response to societal questions on radiation related issues, such as questions related to changes in nuclear industrial activities, the evaluation of consequences of large scale nuclear disasters, the handling and disposal of radioactive waste, and the assessment of risks related to low level radiation doses. A possible solution is the establishment of a (virtual) scientific knowledge centre for radiation expertise, where knowledge is developed, maintained and integrated from different fields of expertise. Such a centre should facilitate a broad collaboration from experts and participating institutes. Radiation protection Everybody is exposed to some radiation in every day life. Exposure to radiation occurs through natural sources of radioactivity in the indoor environment, in soil, and food and through exposure to cosmic radiation. Exposure can also occur in medical diagnostics and radiation treatments. In addition industrial sources can lead to exposure. Radiation protection aims to keep undesired and unnecessary exposure to sources of ionizing radiation as low as reasonably achievable. Radiation protection deals with questions such as: what are the effects of radiation, how should it be measured, how to protect against harmful effects, and what countermeasures can be used to limit radiation exposure and risks. Research and education In the Netherlands the scientific research in radiation protection and health physics occurs in several, relatively small
- Published
- 2013
31. SULPHATE: surdface ultraviolet levels; prediction and history from atmospheric trends over Europe
- Author
-
Guicherit, R., Builtjes, P., De Leeuw, G., Den Outer, P., Robles-Gonzales, C., Roemer, M., Slaper, H., and van der Woerd, H.J.
- Published
- 2001
32. Design and Assessment of Global, European and Regional Scale Spectral UV Irradiance Maps Based on Satellite Data and Ground Measurements
- Author
-
Simon, P., Meerkötter, R., Verdebout, J., Seckmeyer, G., Taalas, P., Hansen, G., and Slaper, H.
- Subjects
UV climatology ,UV data ,UV radiation - Published
- 2000
33. Spatial- and time-explicit human damage modeling of ozone depleting substances in life cycle impact assessment
- Author
-
Struijs, J., Dijk, A. van, Slaper, H., Wijnen, H.J. Van, Velders, G.J.M., Chaplin, G., Huijbregts, M.A.J., Struijs, J., Dijk, A. van, Slaper, H., Wijnen, H.J. Van, Velders, G.J.M., Chaplin, G., and Huijbregts, M.A.J.
- Abstract
Contains fulltext : 83986.pdf (publisher's version ) (Closed access)
- Published
- 2010
34. Kinderkanker in de omgeving van kerncentrales : Resultaten van een Duitse studie in perspectief
- Author
-
LSO, Dekkers SAJ, Slaper H, Tanzi CP, LSO, Dekkers SAJ, Slaper H, and Tanzi CP
- Abstract
RIVM rapport:Of kinderkanker nabij kerncentrales vaker voorkomt blijft onzeker. Het resultaat van een Duits onderzoek uit 2007, dat hiervoor een significant verhoogd risico liet zien, wordt in Brits en Frans onderzoek niet bevestigd. Dit blijkt uit onderzoek van het RIVM. In het Duitse onderzoek, de zogenoemde KiKK-studie, is in de nabijheid van zestien Duitse kerncentrales gekeken naar het aantal gevallen van kanker bij kinderen in de afgelopen decennia. Hieruit bleek dat kinderen onder de vijf, die binnen vijf kilometer van een kerncentrale wonen, een verhoogd risico lopen op kanker. De onderzoekers kunnen dit risico niet verklaren. De extra straling door kerncentrales is daarvoor veel te beperkt. Het onderzoek leidde tot Tweede Kamervragen aan de minister van VROM. De minister heeft vervolgens het RIVM gevraagd de resultaten van de Duitse studie met ander onderzoek te vergelijken en daarbij extra aandacht te geven aan de situatie rond Borssele. In Borssele wonen circa driehonderd kinderen onder de vijf jaar op minder dan vijf kilometer afstand van de kerncentrale. Indien het in Duitsland waargenomen risico ook voor de kerncentrale Borssele zou gelden, dan zou dat één extra geval van kanker bij kinderen in dertig jaar tijd betekenen. Zo'n lage frequentie is met epidemiologisch onderzoek niet aantoonbaar. Iemand die in de omgeving van de kerncentrale Borssele woont, ontvangt van de centrale in een jaar tijd minder straling dan wat Nederlandse burgers gemiddeld per dag al van nature ontvangen. Een dergelijke lage dosis kan een verhoogd risico zoals dat in Duitsland is waargenomen niet verklaren. ', Whether or not childhood cancer occurs more frequently in the vicinity of nuclear power plants remains uncertain. The results of a German study completed in 2007 that found a significantly increased risk of disease are not confirmed in British and French investigations. This follows from work carried out at RIVM. In the German study, the so-called KiKK-study, the number of cases of childhood cancer in the vicinity of sixteen German nuclear power plants in recent decennia was investigated. The study showed that children under the age of five who live within five kilometers of a nuclear power plant are at an increased risk of developing childhood cancer. The authors of the study are unable to explain this risk, which cannot be explained as an effect of the extremely limited extra radiation produced by a nuclear power plant. After publication of the KiKK-study's results questions were asked in Dutch parliament. The minister of VROM (housing, spatial planning and the environment) in response to these questions asked RIVM to compare the results of the German study with those of other studies and to give extra attention to the situation in the vicinity of Borssele, the location of the only Dutch nuclear power plant. In Borssele, circa three hundred children under the age of five live within five kilometers of the nuclear power plant. If the risk observed in Germany is applicable to the nuclear power plant at Borssele, one extra case of childhood cancer could be expected every thirty years. Epidemiological research would not be able to determine a frequency that low. A person living in the vicinity of the nuclear power plant at Borssele incurs less radiation from the power plant during a year, than the average dose a Dutch citizen receives in a single day from natural sources. The extra risk observed in Germany cannot be explained as the effect of such a low dose. .
- Published
- 2010
35. Long-term solar UV radiation reconstructed by ANN modelling with emphasis on spatial characteristics of input data
- Author
-
Feister, U., Junk, J., Woldt, M., Bais, A., Helbig, A., Janouch, M., Josefsson, Weine, Kazantzidis, A., Lindfors, A., den Outer, P. N., Slaper, H., Feister, U., Junk, J., Woldt, M., Bais, A., Helbig, A., Janouch, M., Josefsson, Weine, Kazantzidis, A., Lindfors, A., den Outer, P. N., and Slaper, H.
- Abstract
Artificial Neural Networks (ANN) are efficient tools to derive solar UV radiation from measured meteorological parameters such as global radiation, aerosol optical depths and atmospheric column ozone. The ANN model has been tested with different combinations of data from the two sites Potsdam and Lindenberg, and used to reconstruct solar UV radiation at eight European sites by more than 100 years into the past. Special emphasis will be given to the discussion of small-scale characteristics of input data to the ANN model. Annual totals of UV radiation derived from reconstructed daily UV values reflect interannual variations and long-term patterns that are compatible with variabilities and changes of measured input data, in particular global dimming by about 1980/1990, subsequent global brightening, volcanic eruption effects such as that of Mt. Pinatubo, and the long-term ozone decline since the 1970s. Patterns of annual erythemal UV radiation are very similar at sites located at latitudes close to each other, but different patterns occur between UV radiation at sites in different latitude regions.
- Published
- 2008
36. Stralingsbelasting in nieuwbouwwoningen - voorlopige resultaten. VERA-survey 2006
- Author
-
LSO, Blaauboer RO, Dekkers SAJ, Slaper H, Bader S, LSO, Blaauboer RO, Dekkers SAJ, Slaper H, and Bader S
- Abstract
RIVM rapport:Uit een landelijk onderzoek naar de stralingsbelasting in nieuwbouwwoningen, gebouwd tussen 1994 en 2003, blijkt dat de concentratie van het radioactieve edelgas radon en de hoeveelheid straling vanuit bodem en bouwmaterialen gedurende die periode niet zijn toegenomen. Dit is de belangrijkste conclusie uit een voorlopige rapportage van meetgegevens van de derde nationale radonsurvey. Met de uitkomst van dit onderzoek, dat uitgevoerd werd in opdracht van het ministerie van VROM, lijkt te worden voldaan aan de beleidslijn om het stralingsniveau in woningen niet verder toe te laten nemen. In eerdere surveys was namelijk gevonden dat de radonconcentratie in woningen gebouwd in de periode 1970 - 1990 met ongeveer de helft was toegenomen. Blootstelling aan straling in de woning is verantwoordelijk voor bijna de helft van de stralingsbelasting die Nederlandse burgers gemiddeld door het jaar heen oplopen. Een groot deel van de dosis straling die we binnenshuis ontvangen is het gevolg van het inademen van radioactieve vervalproducten van radon en thoron. Radon en thoron worden van nature gevormd in bodem- en bouwmaterialen. En omdat ze gasvormig zijn, komt een deel ervan in de woning terecht. Een ander deel van de stralingsdosis is het gevolg van gammastraling vanuit bouwmaterialen en bodem. De radonconcentraties blijken in de huidige survey lager dan de waarden die tien jaar geleden zijn gerapporteerd voor woningen uit de periode 1984 - 1993. Het vermoeden bestaat dat deze verschillen worden veroorzaakt door verschillen in meettechnieken. Mogelijk is in de vorige survey de aanwezigheid van thoron wel meegemeten en in de laatste survey niet. Als deze veronderstelling klopt, dan zou dat kunnen betekenen dat thoron een belangrijkere bijdrage levert aan de stralingsbelasting dan tot nu toe werd aangenomen. Nader onderzoek naar de meettechnieken en de bijdrage van thoron aan de metingen is inmiddels gestart. Door de onzekerheid over de mate waarin thoron bijdraagt aan de stralin
- Published
- 2008
37. Climate and ozone change effects on ultraviolet radiation and risks (COEUR). Using and validating earth observation
- Author
-
LSO, van Dijk A, den Outer PN, Slaper H, LSO, van Dijk A, den Outer PN, and Slaper H
- Abstract
RIVM rapport:Naar schatting zullen er rond 2050 in Nederland ieder jaar ongeveer 1500 tot 2000 extra gevallen van huidkanker bijkomen doordat de ozonlaag is aangetast. Deze toename bedraagt 10 tot 12 procent van het aantal nieuwe gevallen voordat de ozonlaag aangetast werd. Als in deze schattingen het effect van de vergrijzing wordt meegenomen, zal het aantal gevallen van huidkanker nog verder stijgen. Zonder het succesvolle internationale beleid om de ozonlaag te beschermen zou de toename nog veel hoger uitkomen. Het aantal huidkankergevallen rond 2050 kan alsnog sterk worden teruggebracht als mensen, kinderen in het bijzonder, vandaag de dag verantwoord zonnen. Dit blijkt uit nieuwe berekeningen van het RIVM, dat in samenwerking met andere instituten het zogeheten AMOUR-model heeft ontwikkeld. Hiermee kunnen de gevolgen van ozonaantasting voor het UV-klimaat en voor daarmee samenhangende risico's op huidkanker worden ingeschat. Aantasting van de ozonlaag en klimaatverandering beinvloeden de intensiteit van de UV-straling op de grond en kunnen daarmee de kans op huidkanker vergroten. In dit rapport is een verbeterde versie van het AMOUR-model beschreven en (deels) gevalideerd. Het model koppelt satellietgegevens over ozon en bewolking aan berekeningen over UV-straling op de grond. Daarmee worden lokaal veranderingen in het UV-klimaat in kaart gebracht. Daarnaast gebruikt het model historische gegevens over gebruik en concentraties van ozonafbrekende stoffen. Bovendien gebruikt het scenario's voor de productie en emissie van ozonafbrekende stoffen zoals die zijn voortgekomen uit het succesvolle internationale verdrag om de ozonlaag te herstellen, het (aangescherpte) Montreal Protocol. Resultaten van Europese en mondiale scenarioberekeningen en trendanalyses zijn beschikbaar via internet in het webdossier UV, ozonlaag en klimaat. Ga naar http://www.rivm.nl/uv en kies dan het dossier UV ozonlaag en klimaat, of ga rechtstreeks naar http://www.rivm.nl/milieuportaal/dossier/uv-ozon-e, The AMOUR2.0 assessment model for ultraviolet radiation and risks is presented. With this model it is possible to relate ozone depletion scenarios to (changes in) skin cancer incidence. The estimation of UV maps is integrated in the model. The satellite-based method to estimate UV maps is validated for EPTOMS data against ground measurements for 17 locations in Europe. For most ground stations the estimates for the yeardose agree within 5%. Deviations are related to high ground albedo. A suggestion has been made for improvement of the albedo-correction. The AMOUR2.0 UV estimate was found to correspond better with ground measurements than the models from NASA, TEMIS (ESA) and FMI (Finnish Meteorological Institute). The EPTOMS-UV product and the FMI model overestimate the UV dose. The TEMIS model has a good clear-sky correspondence with ground measurement, but overestimates UV in clouded situations. Satellite measurements of ozone and historic chlorine level have been used to make global estimates for future ozone levels for a collection of emission scenarios for ozone depleting substances. Analysis of the 'best guess' scenario, shows that the minimum in ozone level will be reached within 15 years from now. In 2050 the UV dose for Europe will to a large extent have returned to the values observed in 1980 if there is no climate-change driven alteration in cloud patterns. Future incidence maps up to the year 2100 are estimated with the dose-effect relation presented in an earlier study. This is done for three UV related types of skin-cancer: Basal Cell Carcinoma (BCC), Squamous Cell Carcinoma (SCC) and Cutaneous Malignant Melanoma (CMM). For a stationary population, global incidences of BCC and CMM are expected to peak around the year 2065 and for SCC around 2040.
- Published
- 2008
38. Validation of ultraviolet radiation budgets using satellite observations from the OMI instrument
- Author
-
LSO, den Outer PN, van Dijk A, Slaper H, LSO, den Outer PN, van Dijk A, and Slaper H
- Abstract
RIVM rapport:UV-B gegevens afkomstig van het Ozone Monitoring Instrument (OMI) zijn op dit moment nog onvoldoende nauwkeurig voor milieu-evaluaties. Verbetering is mogelijk door lokale concentraties van stofdeeltjes in de lucht in de berekeningen te betrekken. Dit concludeert het RIVM nadat UV-B-data van het OMI-instrument en acht grondstations in Europa zijn vergeleken. Het OMI-instrument zit aan boord van een NASA-satelliet en is erop gericht de ozonlaag te observeren, evenals luchtvervuiling en gassen die bijdragen aan de klimaatveranderingen. Nauwkeurige gegevens over UV-straling zijn nodig om het effect van de aantasting van de ozonlaag te kennen. De ozonlaag absorbeert UV-straling van de zon. Elk jaar krijgen meer dan 20 duizend Nederlanders huidkanker, van wie er ongeveer vijfhonderd overlijden. De belangrijkste oorzaak daarvan is blootstelling aan UV-B. De OMI-metingen van de hoeveelheid UV-B straling zijn 7 tot 22 procent hoger dan waarnemingen vanaf de grond. Dat komt vooral doordat er in de lucht meer stofdeeltjes zitten dan waarmee OMI rekent. Stofdeeltjes hinderen de passage van UV-straling door de atmosfeer. Ook onderschat OMI het effect van zware bewolking. Na verbetering van beide aspecten zijn UV-B gegevens van OMI beter bruikbaar voor milieu-evaluaties. De mogelijkheden hiertoe zijn aangetoond met behulp van het AMOUR-model van het RIVM. Dit model gebruikt naast satellietgegevens over ozon en bewolking, lokaal beschikbare gegevens om de hoeveelheid UV-straling op de grond te berekenen. Satellieten geven een regionaal en mondiaal beeld. Zonder satellietgegevens zouden veel extra grondstations nodig zijn om heel Europa te dekken. Echter, satellietinstrumenten degenereren, terwijl op grondstations veel nauwkeuriger en aantoonbaar stabiel gemeten wordt. Juist door de combinatie van satellietobservaties en grondwaarnemingen kan de hoeveelheid UV-B-straling het meest efficient bepaald worden. Validatie van de satellietgegevens met grondwaarnemingen over langere perio, Satellite retrieval of ozone, clouds, aerosols and ground albedo allows the modelling of ultraviolet (UV)-doses received at the ground. UV-doses derived from satellite observations are highly useful in analyzing regional differences in the effects of ozone depletion and climate change on the biologically effective UV-radiation levels. RIVM has developed and used UV-mapping and UV-risk mapping techniques in environmental assessments in evaluating the effects of ozone depletion and climate change. This project provides a validation study on the OMUVB product by means of a comparison with ground-based measurements. This validation should demonstrate if the OMUVB product can be used from the perspective of long-term environmental trend assessments. Comparing ground-based UV-measurements with the OMUVB product, we show that the product consistently overestimates the UV-doses received at the ground in Europe. The systematic comparison with data from 8 European sites shows on average a 15% overestimate in the yearly integrated UV with a site-to-site variability of around 8%. For four of the more northern sites the overestimation in yearly doses is between 5-10%, and for the four sites that are more southern the deviation is 20-27%. Using the ozone and reflectivity data from the OMI-instrument in combination with the AMOUR-algorithm shows smaller overestimates of on average 5-6% with a similar variability between the sites. The variability between sites is largely caused by aerosol and albedo effects and is reduced to 3% if local data on aerosol and albedo are used. The overestimates in the OMUVB product are primarily due to too low (tropospheric) aerosol loads used for the European sites. In addition, our comparison shows that under heavy clouded conditions the cloud modification factors are too high. This contributes to the overall too high UV-doses of the OMUVB product. Environmental assessments of long-term changes in the biologically effective UV require calculated UV
- Published
- 2008
39. Inventarisatie en classificatie van maatregelzones bij kernongevallen
- Author
-
LSO, Bader S, Slaper H, LSO, Bader S, and Slaper H
- Abstract
RIVM rapport:Strengere richtlijnen voor maatregelen na kernongevallen hoeven vanwege veiligere kerncentrales niet te leiden tot veel grotere zones waarbinnen maatregelen moeten worden voorbereid. Dit blijkt uit onderzoek dat het RIVM heeft uitgevoerd in opdracht van het ministerie van VROM. Wanneer bij een kernongeval specifieke dosiswaarden (de interventieniveaus) worden overschreden, roept de overheid maatregelen af zoals schuilen, evacuatie en jodiumprofylaxe. Dit gebeurt om de blootstelling van de bevolking aan radioactiviteit te beperken. Op basis van deze interventieniveaus en een maatramp kunnen de zones worden bepaald waar maatregelen nodig zijn. Door de aanwezigheid van kerncentrales nabij de landsgrenzen zijn de gevolgen van kernongevallen meestal grensoverschrijdend. Mede daarom wil het ministerie van VROM de interventieniveaus aanpassen om betere overeenstemming te krijgen met de in Duitsland en Belgie gehanteerde niveaus. Daarnaast zijn er, gelet op inzichten uit recente veiligheidsstudies, redenen om de maatramp, die stamt uit de jaren zeventig, te herzien. Beide wijzigingen zijn meegenomen in de systematiek voor de bepaling van maatregelzones. Uit een analyse volgt dat de aanpassingen elkaar grotendeels compenseren waardoor de grootte van de gebieden niet veel hoeft te veranderen. De nieuw berekende maatregelzones zijn vervolgens in een classificatietabel verwerkt. Deze heeft twee functies: ten eerste kunnen overheden deze indeling gebruiken in rampenbestrijdingsplannen. Ten tweede kunnen hulpverlenende instanties bij kernongevallen op deze tabel teruggrijpen om snel de consequenties van het ongeval te kunnen communiceren., Stricter guidelines for intervention measures following a nuclear accident do not necessarily lead to much larger emergency planning zones. This is because safety standards of nuclear power plants have become more stringent as well. This is the conclusion drawn by the RIVM upon completion of a research project commissioned by the Ministry of Spatial Planning, Housing and the Environment of the Netherlands. If, in the aftermath of a nuclear accident, pre-determined radiation dose values - the so called intervention levels - are exceeded, the Dutch government will trigger intervention measures such as sheltering, evacuation and iodine prophylaxis to limit the exposure of the population to radioactivity. The extent of the zones where interventions are imposed can be determined on the basis of intervention levels and a representative emergency scenario. Because of the proximity of nuclear power plants to national borders, nuclear accidents tend to haveinternational consequences. A better correspondence between Dutch intervention levels and those of Germany and Belgium is one factor driving the wish of the Netherlands Ministry of Spatial Planning, Housing and the Environment to adjust Dutch intervention levels. In addition, recent safety studies suggest that the representative emergency scenario, which has been in use since the seventies to assess countermeasure zones, is outdated. Both of these factors have been considered in the calculation of countermeasure zones and found to largely compensate each other. This result implies that the extent of the zones can remain largely unchanged. Finally, a classification table has been constructed based on the newly calculated countermeasure zones. The classification serves two purposes. Firstly, local government authorities may use it in their emergency response plans. Secondly, in the case of a nuclear accident, emergency relief personnel can utilize this table to swiftly communicate the consequences of the accident.
- Published
- 2008
40. Applying spaceborne reflectivity measurements for calculation of the solar ultraviolet radiation at ground level
- Author
-
den Outer, P. N., primary, van Dijk, A., additional, Slaper, H., additional, Lindfors, A. V., additional, De Backer, H., additional, Bais, A. F., additional, Feister, U., additional, Koskela, T., additional, and Josefsson, W., additional
- Published
- 2012
- Full Text
- View/download PDF
41. Correcting spaceborne reflectivity measurements for application in solar ultraviolet radiation levels calculations at ground level
- Author
-
den Outer, P. N., primary, van Dijk, A., additional, Slaper, H., additional, Lindfors, A. V., additional, De Backer, H., additional, Bais, A. F., additional, Feister, U., additional, Koskela, T., additional, and Josefsson, W., additional
- Published
- 2012
- Full Text
- View/download PDF
42. Ensemble dispersion forecasting - Part 1. Concept, approach and indicators
- Author
-
Galmarini, S., Bianconi, R., Klug, W., Mikkelsen, T., Addis, R., Andronopoulos, S., Astrup, P., Baklanov, A., Bartniki, J., Bartzis, J.C., Bellasio, R., Bompay, F., Buckley, R., Bouzom, M., Champion, H., D'Amours, R., Davakis, E., Eleveld, H., Geertsema, G.T., Glaab, H., Kollax, M., Ilvonen, M., Manning, A., Pechinger, U., Persson, C., Polreich, E., Potemski, S., Prodanova, M., Saltbones, J., Slaper, H., Sofiev, M.A., Syrakov, D., Sørensen, J.H., Auwera, L. Van der, Valkama, I., Zelazny, R., Galmarini, S., Bianconi, R., Klug, W., Mikkelsen, T., Addis, R., Andronopoulos, S., Astrup, P., Baklanov, A., Bartniki, J., Bartzis, J.C., Bellasio, R., Bompay, F., Buckley, R., Bouzom, M., Champion, H., D'Amours, R., Davakis, E., Eleveld, H., Geertsema, G.T., Glaab, H., Kollax, M., Ilvonen, M., Manning, A., Pechinger, U., Persson, C., Polreich, E., Potemski, S., Prodanova, M., Saltbones, J., Slaper, H., Sofiev, M.A., Syrakov, D., Sørensen, J.H., Auwera, L. Van der, Valkama, I., and Zelazny, R.
- Abstract
The paper presents an approach to the treatment and analysis of long-range transport and dispersion model forecasts. Long-range is intended here as the space scale of the order of few thousands of kilometers known also as continental scale. The method is called multi-model ensemble dispersion and is based on the simultaneous analysis of several model simulations by means of ad-hoc statistical treatments and parameters. The models considered in this study are operational long-range transport and dispersion models used to support decision making in various countries in case of accidental releases of harmful volatile substances, in particular radionuclides to the atmosphere. The ensemble dispersion approach and indicators provide a way to reduce several model results to few concise representations that include an estimate of the models' agreement in predicting a specific scenario. The parameters proposed are particularly suited for long-range transport and dispersion models although they can also be applied to short-range dispersion and weather fields. (C) 2004 Elsevier Ltd. All rights reserved.
- Published
- 2004
43. Ensemble dispersion forecasting - Part 2. Application and evaluation
- Author
-
Galmarini, S., Bianconi, R., Addis, R., Andronopoulos, S., Astrup, P., Bartzis, J.C., Bellasio, R., Buckley, R., Champion, H., Chino, M., D'Amours, R., Davakis, E., Eleveld, H., Glaab, H., Manning, A., Mikkelsen, T., Pechinger, U., Polreich, E., Prodanova, M., Slaper, H., Syrakov, D., Terada, H., Auwera, L. Van der, Galmarini, S., Bianconi, R., Addis, R., Andronopoulos, S., Astrup, P., Bartzis, J.C., Bellasio, R., Buckley, R., Champion, H., Chino, M., D'Amours, R., Davakis, E., Eleveld, H., Glaab, H., Manning, A., Mikkelsen, T., Pechinger, U., Polreich, E., Prodanova, M., Slaper, H., Syrakov, D., Terada, H., and Auwera, L. Van der
- Abstract
The data collected during the long-range European tracer experiment (ETEX) conducted in 1994, are used to estimate quantitatively the ensemble dispersion concept presented in Part I. The modeling groups taking part to the ENSEMBLE activities (see, Part I) repeated model simulations of the dispersion of ETEX release 1 and the model ensemble is compared with the monitoring data. The scope of the comparison is to estimate to what extent the ensemble analysis is an improvement with respect to the single model results and represents a superior analysis of the process evolution. (C) 2004 Elsevier Ltd. All rights reserved.
- Published
- 2004
44. Can the confidence in long range atmospheric transport models be increased? The Pan-European experience of ENSEMBLE
- Author
-
Galmarini, S., Bianconi, R., Klug, W., Mikkelsen, T., Addis, R., Andronopoulos, S., Astrup, P., Baklanov, A., Bartniki, J., Bartzis, J.C., Bellasio, R., Bompay, F., Buckley, R., Bouzom, M., Champion, H., D'Amours, R., Davakis, E., Eleveld, H., Geertsema, G.T., Glaab, H., Kollax, M., Ilvonen, M., Manning, A., Pechinger, U., Persson, C., Polreich, E., Potemski, S., Prodanova, M., Saltbones, J., Slaper, H., Sofiew, M.A., Syrakov, D., Sørensen, J.H., Auwera, L. Van der, Valkama, I., Zelazny, R., Galmarini, S., Bianconi, R., Klug, W., Mikkelsen, T., Addis, R., Andronopoulos, S., Astrup, P., Baklanov, A., Bartniki, J., Bartzis, J.C., Bellasio, R., Bompay, F., Buckley, R., Bouzom, M., Champion, H., D'Amours, R., Davakis, E., Eleveld, H., Geertsema, G.T., Glaab, H., Kollax, M., Ilvonen, M., Manning, A., Pechinger, U., Persson, C., Polreich, E., Potemski, S., Prodanova, M., Saltbones, J., Slaper, H., Sofiew, M.A., Syrakov, D., Sørensen, J.H., Auwera, L. Van der, Valkama, I., and Zelazny, R.
- Abstract
Is atmospheric dispersion forecasting an important asset of the early-phase nuclear emergency response management? Is there a 'perfect atmospheric dispersion model'? Is there a way to make the results of dispersion models more reliable and trustworthy? While seeking to answer these questions the multi-model ensemble dispersion forecast system ENSEMBLE will be presented.
- Published
- 2004
45. On the usability of the ERA‐40 reanalysis in the estimation of past surface UV radiation over Europe
- Author
-
Kaurola, J., primary, Lindfors, A., additional, Lakkala, K., additional, Hansen, G., additional, Josefsson, W., additional, Vuilleumier, L., additional, Feister, U., additional, and Slaper, H., additional
- Published
- 2010
- Full Text
- View/download PDF
46. Reconstructing of erythemal ultraviolet radiation levels in Europe for the past 4 decades
- Author
-
den Outer, P. N., primary, Slaper, H., additional, Kaurola, J., additional, Lindfors, A., additional, Kazantzidis, A., additional, Bais, A. F., additional, Feister, U., additional, Junk, J., additional, Janouch, M., additional, and Josefsson, W., additional
- Published
- 2010
- Full Text
- View/download PDF
47. Ozone layer - climate change interactions. Influence on UV levels and UV related effects
- Author
-
NOP, LPI, LLO, Kelfkens G, Bregman A, de Gruijl FR, van der Leun JC, Piquet A, van Oijen T, Gieskes WWC, van Loveren H, Velders GJM, Martens P, Slaper H, NOP, LPI, LLO, Kelfkens G, Bregman A, de Gruijl FR, van der Leun JC, Piquet A, van Oijen T, Gieskes WWC, van Loveren H, Velders GJM, Martens P, and Slaper H
- Abstract
RIVM rapport:Ozone in the atmosphere serves as a partially protective filter against the most harmful part of the solar UV-spectrum. Decreases in ozone lead to increases in ambient UV with a wide variety of adverse effects on human health, aquatic and terrestrial ecosystems and food chains. Human health effects include the incidence of skin cancer, cataracts and an impairment of the immune system. Ozone depletion has been observed over the past decades, and is most likely caused by man made emissions of halocarbons. The ozone depletion observed over the past decades has probably led to a 5-10% increase in harmful UV-radiation in large parts of Europe. Due to the long atmospheric life time of the ozone depleting substances the countermeasures agreed upon could at best be expected to lead to a slow recovery of the ozone layer in the next 50-60 years. However, in that best scenario it is assumed that no interaction occurs with climatological changes, and that a full global compliance with the strictest Amendments of the Montreal Protocol is obtained. Recent scientific evidence indicates that climate change might delay the recovery of the ozone layer by 10 to 20 years. This report summarizes the present knowledge on the climate-ozone interaction, the past and present UV-climate in Europe and dose-effect relationships for health and aquatic effects. Using this information a preliminary integrated risk analysis is provided for skin cancer risks and effects on the primary production of phytoplankton. Skin cancer risks due to ozone depletion peaks in the period 2050-2070. The excess risks in North western Europe due to ozone depletion is estimated at 50-60 additional cases per million per year if no climate-ozone interaction is included, and nearly 100 additional cases per million per year if the interaction is included. It should be noted that large uncertainties still exist in view of the gaps in the present knowledge on various aspects of the cause-effect chain.
- Published
- 2002
48. Risks and Ultraviolet Budgets using Earth Observation (RUBEO): Including a nonstandard atmosphere and geographic ozone trend differences in risk assessments
- Author
-
LSO, Kelfkens G, den Outer PN, Slaper H, LSO, Kelfkens G, den Outer PN, and Slaper H
- Abstract
RIVM rapport:UV-budget maps (the geographical distribution of effective UV at ground level) can be derived from satellite data. These UV-budget maps visualise changes in effective UV caused by ozone depletion and changes in cloud cover and aerosol content. Alterations in UV-budget maps over time give - in combination with dose-effect models for UV-induced effects - insight in the associated risks for human health and the environment. This report describes the results of the RUBEO-project: calculating Risks and Ultraviolet Budgets using Earth Observation (RUBEO). RUBEO aims at a better cloud parameterisation and incorporating temporal and spatial resolution for surface albedo, aerosol content and tropospheric ozone content. The geographical distribution of ozone and UV climatology and trends over Europe are analysed, and a cost-benefit analysis of satellite based UV budget mapping is provided. The UV-budget mapping can be applied using TOMS and GOME ozone data. A large scale statistical analysis of cloud effects is given comparing ISCCP and TOMS based remote sensing methods with cloud effects derived from ground measurements. Both satellite derived methods correlate well (r 0.93) with the ground based analysis. Correction for non-zero albedo, under clear sky conditions, adds maximal 8% to the yearly effective UV-budget. Temporal and spatial differences in aerosol optical thickness and tropospheric ozone content, result in a decrease in effective UV of 3% for every 0.1 increase in aerosol optical thickness, and in a decrease in effective UV of 4% for every 10 DU increase in tropospheric ozone. Stratospheric ozone trends of -1 to -4% per decade observed over Europe correspond to a 0.5 to 4% increase in skin cancer weighted effective UV. The largest trends are seen in the central part of Western Europe. At present satellite based UV-budget maps form a functional basis for trend analysis and risk assessment. However, satellite data and ground-based observations are both indispensable
- Published
- 2001
49. Technical Report on Stratospheric Ozone Depletion in Europe: an integrated economic and environmental assessment
- Author
-
MNV, Velders GJM, Slaper H, Pearce DW, Howarth A, MNV, Velders GJM, Slaper H, Pearce DW, and Howarth A
- Abstract
RIVM rapport:Ondanks verbeteringen van het milieu in Europa op een aantal terreinen, is een aangescherpt milieubeleid in de Europese Unie noodzakelijk om de gezondheidsschade en het natuurverlies te beperken. Een kosten-batenanalyse wijst uit dat zo'n beleid robuust is en dat de macro-economische gevolgen beheersbaar zijn. Belangrijke prioriteiten voor het EU-milieubeleid zijn klimaatverandering, stikstof-eutrofiering, fijn stof, ozon en biodiversiteit. Dit zijn de belangrijkste bevindingen van een internationaal studieconsortium onder leiding van het RIVM. De studie is verricht in samenwerking met EFTEC (UK), NTUA (Griekenland), IIASA (Oostenrijk). Daarnaast hebben TNO en TME bijdragen geleverd. Ook is in het kader van de studie intensief samengewerkt met het Europese Milieuagentschap in Kopenhagen. De studie is verricht op verzoek van de Europese Commissie als bijdrage voor het zesde Milieu-Actieprogramma, dat door de Europese Commissie is gepresenteerd.In de studie stonden vijf vragen centraal: Is het huidige beleid adequaat genoeg? Kan technologie de geconstateerde beleidstekorten oplossen? Zijn ambitieusere milieudoelstellingen te realiseren? Zo ja, zijn deze doelen ook in economische zin verstandig? Welke beleidsreacties en -instrumenten zijn aan te bevelen? Deze vijf vragen zijn geanalyseerd voor twaalf Europese milieuproblemen, zoals klimaatverandering, biodiversiteit en chemische risico's. De analyse bestaat uit een analyse van de kosten van vermeden schade, milieu-uitgaven, risicoschattingen, publieke opinie, sociale gevolgen en duurzaamheid. De studie bevat ook informatie over milieudoelstellingen, scenario's en beleidsopties en - maatregelen, inclusief de kosten en baten hiervan.Dit rapport is het technische achtergrondrapport dat behoort bij het hoofdrapport. Er zijn twaalf technische achtergrondrapporten opgesteld, waarvan negen een specifiek milieuprobleem behandelen (analyse van het probleem, scenarios, kosten-batenanalyse en beleidsopties). Daarnaast zijn er dri, The economic assessment of priorities for a European environmental policy plan focuses on twelve identified Prominent European Environmental Problems such as climate change, chemical risks and biodiversity. The study, commissioned by the European Commission (DG Environment) to a European consortium led by RIVM, provides a basis for priority setting for European environmental policy planning in support of the sixth Environmental Action Programme as follow-up of the current fifth Environmental Action Plan called 'Towards Sustainability'. The analysis is based on an examination of the cost of avoided damage, environmental expenditures, risk assessment, public opinion, social incidence and sustainability. The study incorporates information on targets, scenario results, and policy options and measures including their costs and benefits. Main findings of the study are the following. Current trends show that if all existing policies are fully implemented and enforced, the European Union will be successful in reducing pressures on the environment. However, damage to human health and ecosystems can be substantially reduced with accelerated policies. The implementation costs of these additional policies will not exceed the environmental benefits and the impact on the economy is manageable. This requires future policies to focus on least-cost solutions and follow an integrated approach. Nevertheless, these policies will not be adequate for achieving all policy objectives. Remaining major problems are the excess load of nitrogen in the ecosystem, exceedance of air quality guidelines (especially particulate matter), noise nuisance and biodiversity loss.This report is one of a series supporting the main report: European Environmental Priorities: an Integrated Economic and Environmental Assessment. The areas discussed in the main report are fully documented in the various Technical reports. A background report is presented for each environmental issue giving an outline of the prob
- Published
- 2001
50. Technical Report on Nuclear Accidents and other Major Accidents in Europe: an integrated economic and environmental assessment
- Author
-
MNV, Lembrechts J, Slaper H, Pearce DW, Howarth A, MNV, Lembrechts J, Slaper H, Pearce DW, and Howarth A
- Abstract
RIVM rapport:Ondanks verbeteringen van het milieu in Europa op een aantal terreinen, is een aangescherpt milieubeleid in de Europese Unie noodzakelijk om de gezondheidsschade en het natuurverlies te beperken. Een kosten-batenanalyse wijst uit dat zo'n beleid robuust is en dat de macro-economische gevolgen beheersbaar zijn. Belangrijke prioriteiten voor het EU-milieubeleid zijn klimaatverandering, stikstof-eutrofiering, fijn stof, ozon en biodiversiteit. Dit zijn de belangrijkste bevindingen van een internationaal studieconsortium onder leiding van het RIVM. De studie is verricht in samenwerking met EFTEC (UK), NTUA (Griekenland), IIASA (Oostenrijk). Daarnaast hebben TNO en TME bijdragen geleverd. Ook is in het kader van de studie intensief samengewerkt met het Europese Milieuagentschap in Kopenhagen. De studie is verricht op verzoek van de Europese Commissie als bijdrage voor het zesde Milieu-Actieprogramma, dat door de Europese Commissie is gepresenteerd. In de studie stonden vijf vragen centraal: Is het huidige beleid adequaat genoeg? Kan technologie de geconstateerde beleidstekorten oplossen? Zijn ambitieusere milieudoelstellingen te realiseren? Zo ja, zijn deze doelen ook in economische zin verstandig? Welke beleidsreacties en -instrumenten zijn aan te bevelen? Deze vijf vragen zijn geanalyseerd voor twaalf Europese milieuproblemen, zoals klimaatverandering, biodiversiteit en chemische risico's. De analyse bestaat uit een analyse van de kosten van vermeden schade, milieu-uitgaven, risicoschattingen, publieke opinie, sociale gevolgen en duurzaamheid. De studie bevat ook informatie over milieudoelstellingen, scenario's en beleidsopties en - maatregelen, inclusief de kosten en baten hiervan. Dit rapport is het technische achtergrondrapport dat behoort bij het hoofdrapport. Er zijn twaalf technische achtergrondrapporten opgesteld, waarvan negen een specifiek milieuprobleem behandelen (analyse van het probleem, scenarios, kosten-batenanalyse en beleidsopties). Daarnaast zijn er d, The economic assessment of priorities for a European environmental policy plan focuses on twelve identified Prominent European Environmental Problems such as climate change, chemical risks and biodiversity. The study, commissioned by the European Commission (DG Environment) to a European consortium led by RIVM, provides a basis for priority setting for European environmental policy planning in support of the sixth Environmental Action Programme as follow-up of the current fifth Environmental Action Plan called 'Towards Sustainability'. The analysis is based on an examination of the cost of avoided damage, environmental expenditures, risk assessment, public opinion, social incidence and sustainability. The study incorporates information on targets, scenario results, and policy options and measures including their costs and benefits. Main findings of the study are the following. Current trends show that if all existing policies are fully implemented and enforced, the European Union will be successful in reducing pressures on the environment. However, damage to human health and ecosystems can be substantially reduced with accelerated policies. The implementation costs of these additional policies will not exceed the environmental benefits and the impact on the economy is manageable. This requires future policies to focus on least-cost solutions and follow an integrated approach. Nevertheless, these policies will not be adequate for achieving all policy objectives. Remaining major problems are the excess load of nitrogen in the ecosystem, exceedance of air quality guidelines (especially particulate matter), noise nuisance and biodiversity loss. This report is one of a series supporting the main report: European Environmental Priorities: an Integrated Economic and Environmental Assessment. The areas discussed in the main report are fully documented in the various Technical reports. A background report is presented for each environmental issue giving an outline of the pro
- Published
- 2001
Catalog
Discovery Service for Jio Institute Digital Library
For full access to our library's resources, please sign in.