7 results on '"Scheper E"'
Search Results
2. Actualisering van model NLOAD voor de nitraatuitspoeling van landbouwgronden; beschrijving van model en GIS-omgeving
- Author
-
Drecht G van, Scheper E, LBG, Adviesbureau ARIS, and Utrecht
- Subjects
leaching ,agricultural land ,model ,nitrates ,nitraat ,uitspoelen ,cultuurgrond - Abstract
Voor de Milieubalans 1995 en 1996 is het model NLOAD, dat de nitraatuitspoeling van landbouwgrond in een evenwichtssituatie berekent, geactualiseerd en opnieuw beschreven. Enige hoofdpunten uit het onderzoek zijn: conceptuele verbetering van het model, toetsing van het model aan metingen en de toepassing van het model in een GIS-omgeving. Modelconcept: Met het model NLOAD wordt de uitspoeling van nitraat_stikstof berekend als de som van de basisuitspoeling, de bemestingsuitspoeling van werkzame stikstof, de extra uitspoeling van stikstof in dierlijke mest en de uitspoeling van stikstof, die bij het beweiden op grasland terecht komt. De basisuitspoeling in het model is verlaagd, omdat hierin tijdafhankelijke bijdragen door beweiding, atmosferische depositie en mineralisatie van organisch gebonden stikstof in dierlijke mest verwerkt waren. Een van de consequenties is dat nu de atmosferische N_depositie bij de N_kunstmestgift moet worden opgeteld. De fractie werkzame stikstof in dierlijke mest is verhoogd, teneinde beter rekening te houden met de nalevering van stikstof op de lange termijn. Het uitspoelingspercentage van de werkzame N neemt nu bij bouwland progressief toe met de hoeveelheid werkzame stikstof. De urine_N productie van weidend rundvee is afhankelijk gemaakt van het N_bemestingsniveau en de vaste mest wordt beschouwd als in het groeiseizoen uitgereden dierlijke mest. Resultaten en validatie model: NLOAD_MB (versie Milieu Balans) geeft betere resultaten dan NLOAD. NLOAD_MB onderschat de gemeten uitspoeling van proefvelden bij een extreem hoge bemestingsintensiteit. Het model kon worden gevalideerd voor beweid en gemaaid grasland op zandgrond. Voor de overige vormen van grondgebruik en grondsoort is NLOAD_MB niet gevalideerd. De modelresultaten hebben in het algemeen slechts indicatieve betekenis, d.w.z. zijn goed te gebruiken voor kwalitatieve interpretatie (alleen de richting en de orde van grootte). De modelresultaten voor grasland op zandgrond zijn ook goed te gebruiken als kwantitatieve schattingen.
- Published
- 2012
3. Naar een ruimtelijk beeld van de gevoeligheid van bodem en grondwater. Deel 1: De gevoeligheid voor belasting met zware metalen, bestrijdingsmiddelen, grondwateronttrekking en ammoniak-depositie
- Author
-
Bollen MJS, Bekhuis FHWM, Reiling R, Scheper E, and LBG
- Subjects
gevoeligheid ,ammoniak-depositie ,bodem ,grondwater ,gebiedsgerichte integratie ,zware metalen ,grondwaterontrekking ,gis ,bestrijdingsmiddelen - Abstract
In het kader van het meerjarenprogramma Gebiedsgerichte Integratie wordt de milieuproblematiek in het landelijk gebied geanalyseerd. Deze problematiek is specifiek per "gebied" en wordt bepaald door de mate van belasting, de (a)biotische gevoeligheid en de functie(s). De resultaten die in dit rapport beschreven zijn hebben betrekking op de gevoeligheid van de bodem en het grondwater voor een aantal milieubelastingen en ingrepen. Hierdoor wordt inzicht verkregen in de abiotische aspecten van de regionale draagkracht van het milieu. De resultaten zijn het produkt van de koppeling van de 'best beschikbare ruimtelijke bestanden van relevante bodemkenmerken' aan de 'best beschikbare abiotische effectmodellen' met de meest geschikte techniek (GIS). De abiotische gevoeligheidskaarten van zware metalen, bestrijdingsmiddelen, grondwateronttrekking en ammoniakdepositie worden in dit rapport gepresenteerd. Voor het bepalen van de verschillende aspecten van 'abiotische gevoeligheid' waren in eerste instantie betere ruimtelijke basisgegevens nodig over de bepalende fysisch-chemische kenmerken van de bodem. Belangrijke fysisch-chemische parameters daarbij zijn o.a. organisch-stofgehalte, zuurgraad, textuur. In het kader van het project Gebiedsgerichte Integratie is de vereiste fysisch-chemische karakterisering uitgevoerd door het Staringcentrum-DLO voor de eenheden van de bodemkaarten schaal 1:250.000 en 1:50.000. Samenvattend zijn de zandgronden in het algemeen gevoelig voor uitspoeling van milieubelastende stoffen naar het grondwater, terwijl klei- en veengronden juist gevoelig zijn voor accumulatie van milieubelastende stoffen in de bovengrond. De voorlopige resultaten geven aan dat het veelal mogelijk is om de abiotische gevoeligheid ('regionale draagkracht') kwantitatief of semi-kwantitatief uit te drukken en met een zeker ruimtelijk detail te presenteren. Kanttekeningen daarbij zijn: - dat de resultaten slechts op nationale schaal toepasbaar zijn ; - dat de 'modellen' die gebruikt zijn om de abiotische gevoeligheid uit te drukken weliswaar kwantitatief zijn, maar conceptueel sterk divergeren, zodat de resulaten onderling niet vergelijkbaar zijn ; - dat de gevoeligheidskaarten slechts 'momentopnamen' vertegenwoordigen, omdat er geen rekening is gehouden met de dynamiek (buffers!) van sommige bodemparameters (zuurgraad, organische stof). Voor enkele vormen van milieubelasting (ammoniak en enkele bestrijdingsmiddelen) is bij wijze van illustratie een koppeling gemaakt tussen de abiotische gevoeligheidsgegevens met de belastingsgegevens. Hierdoor onstaat een eerste beeld van de ruimtelijke ligging van potentiele probleemgebieden voor wat betreft de grondwaterkwaliteit.
- Published
- 2012
4. Actualisering van model NLOAD voor de nitraatuitspoeling van landbouwgronden; beschrijving van model en GIS-omgeving
- Author
-
LBG, Adviesbureau ARIS, Utrecht, Drecht G van, Scheper E, LBG, Adviesbureau ARIS, Utrecht, Drecht G van, and Scheper E
- Abstract
RIVM rapport:Voor de Milieubalans 1995 en 1996 is het model NLOAD, dat de nitraatuitspoeling van landbouwgrond in een evenwichtssituatie berekent, geactualiseerd en opnieuw beschreven. Enige hoofdpunten uit het onderzoek zijn: conceptuele verbetering van het model, toetsing van het model aan metingen en de toepassing van het model in een GIS-omgeving. Modelconcept: Met het model NLOAD wordt de uitspoeling van nitraat_stikstof berekend als de som van de basisuitspoeling, de bemestingsuitspoeling van werkzame stikstof, de extra uitspoeling van stikstof in dierlijke mest en de uitspoeling van stikstof, die bij het beweiden op grasland terecht komt. De basisuitspoeling in het model is verlaagd, omdat hierin tijdafhankelijke bijdragen door beweiding, atmosferische depositie en mineralisatie van organisch gebonden stikstof in dierlijke mest verwerkt waren. Een van de consequenties is dat nu de atmosferische N_depositie bij de N_kunstmestgift moet worden opgeteld. De fractie werkzame stikstof in dierlijke mest is verhoogd, teneinde beter rekening te houden met de nalevering van stikstof op de lange termijn. Het uitspoelingspercentage van de werkzame N neemt nu bij bouwland progressief toe met de hoeveelheid werkzame stikstof. De urine_N productie van weidend rundvee is afhankelijk gemaakt van het N_bemestingsniveau en de vaste mest wordt beschouwd als in het groeiseizoen uitgereden dierlijke mest. Resultaten en validatie model: NLOAD_MB (versie Milieu Balans) geeft betere resultaten dan NLOAD. NLOAD_MB onderschat de gemeten uitspoeling van proefvelden bij een extreem hoge bemestingsintensiteit. Het model kon worden gevalideerd voor beweid en gemaaid grasland op zandgrond. Voor de overige vormen van grondgebruik en grondsoort is NLOAD_MB niet gevalideerd. De modelresultaten hebben in het algemeen slechts indicatieve betekenis, d.w.z. zijn goed te gebruiken voor kwalitatieve interpretatie (alleen de richting en de orde van grootte). De modelresultaten voor grasland op zandgrond zijn ook, Model NLOAD employs a simple, straightforward and empirical approach, describing the steady state nitrate_N leaching of agricultural soils on annual basis. NLOAD is used every year to assess the effects of environmental policy on nitrate leaching and exceedance of the standard for nitrate_N concentrations in shallow groundwater in the Netherlands. Over a period of five years the model was changed at every occasion. For the State of the Environment of 1995/96 it was necessary to update the model, compare it with the measured nitrate leaching of experimental fields and make a new documentation. Some highlights in this report are conceptual improvements, validation of the model and implementation in a GIS environment. Improvement of the modelconcept: Nitrate_N leaching is calculated as the sum of background leaching, leaching due to N-fertilization, additional leaching from animal manure and leaching of dung_N and urine_N supplied by grazing cattle on grassland. In the new model background leaching is decreased. The leaching due to atmospheric_N deposition is now explicitly taken into account (added to the fertilizer_N). Efficiency coefficients for plant available N in manure were increased. The leaching of arable land was a constant fraction of the total applied plant available N. Now this fraction is an increasing function of total applied available N (just like for grassland). The urine_N production of grazing cattle is now a function of N-fertilization. Old vs. new: The model gives an improved prediction of the leaching of experimental fields. However the new model underestimates the leaching at very high fertilization levels. The model is judged to be suitable for grassland on sandy soils, but still is not reliable for other combinations of agricultural land use and soil types.
- Published
- 1998
5. Naar een ruimtelijk beeld van de gevoeligheid van bodem en grondwater. Deel 1: De gevoeligheid voor belasting met zware metalen, bestrijdingsmiddelen, grondwateronttrekking en ammoniak-depositie
- Author
-
LBG, Bollen MJS, Bekhuis FHWM, Reiling R, Scheper E, LBG, Bollen MJS, Bekhuis FHWM, Reiling R, and Scheper E
- Abstract
RIVM rapport:In het kader van het meerjarenprogramma Gebiedsgerichte Integratie wordt de milieuproblematiek in het landelijk gebied geanalyseerd. Deze problematiek is specifiek per "gebied" en wordt bepaald door de mate van belasting, de (a)biotische gevoeligheid en de functie(s). De resultaten die in dit rapport beschreven zijn hebben betrekking op de gevoeligheid van de bodem en het grondwater voor een aantal milieubelastingen en ingrepen. Hierdoor wordt inzicht verkregen in de abiotische aspecten van de regionale draagkracht van het milieu. De resultaten zijn het produkt van de koppeling van de 'best beschikbare ruimtelijke bestanden van relevante bodemkenmerken' aan de 'best beschikbare abiotische effectmodellen' met de meest geschikte techniek (GIS). De abiotische gevoeligheidskaarten van zware metalen, bestrijdingsmiddelen, grondwateronttrekking en ammoniakdepositie worden in dit rapport gepresenteerd. Voor het bepalen van de verschillende aspecten van 'abiotische gevoeligheid' waren in eerste instantie betere ruimtelijke basisgegevens nodig over de bepalende fysisch-chemische kenmerken van de bodem. Belangrijke fysisch-chemische parameters daarbij zijn o.a. organisch-stofgehalte, zuurgraad, textuur. In het kader van het project Gebiedsgerichte Integratie is de vereiste fysisch-chemische karakterisering uitgevoerd door het Staringcentrum-DLO voor de eenheden van de bodemkaarten schaal 1:250.000 en 1:50.000. Samenvattend zijn de zandgronden in het algemeen gevoelig voor uitspoeling van milieubelastende stoffen naar het grondwater, terwijl klei- en veengronden juist gevoelig zijn voor accumulatie van milieubelastende stoffen in de bovengrond. De voorlopige resultaten geven aan dat het veelal mogelijk is om de abiotische gevoeligheid ('regionale draagkracht') kwantitatief of semi-kwantitatief uit te drukken en met een zeker ruimtelijk detail te presenteren. Kanttekeningen daarbij zijn: - dat de resultaten slechts op nationale schaal toepasbaar zijn ; - dat de 'modellen' die g, For the project "spatial integration", the problems of the environment at the country side are analyzed. These problems are specific for every area and are determined by the pollution, the sensitivity and the functions of an area. Regional environmental quality can be described as the extent to which functions of the environment can be sustained. This is determined by three factors: the amount of environmental pollution, the abiotic sensitivity to environmental stresses and the vulnerability of the functions in that area. Abiotic sensitivity and vulnerability of functions together determine the carrying capacity of the area. The geographic approach explicitly takes into account the systematic regional differences in abiotic sensitivity and the vulnerability of regional functions like groundwater supply and nature. It will be clear that in some cases the environment of a specific region needs special attention. At the moment, national standards are given for pollution which are believed not to threaten the environment or the function. These standards may not be sufficient to protect all the regions. This can be explained by two reasons: - regions may be relatively sensitive for pollution (abiotic sensitivity) ; - the function of a region may be sensitive for pollution. This report deals with the methods to describe the sensitivity of the groundwater and top soil for pollution. This is done by combining existing models with spatial data using a Geographic Information System (GIS). The spatial input data needed are for example a physical-chemical description of the soil, the landuse and the amount of pollution. The summarized conclusions are that the sandy soils are sensitive for leaching of pollution to the groundwater. Clay- and peat soils are sensitive for accumulation of pollution in the topsoil. The results show that it is possible to quantify the abiotic sensitivity with a certain spatial detail. However, the result are only valid on national scales. To determine
- Published
- 1995
6. Inundation and the distribution of plant communities on Dutch river dikes
- Author
-
Sýkora, K. V., primary, Scheper, E., additional, and Van Der Zee, F., additional
- Published
- 1988
- Full Text
- View/download PDF
7. Projecting terrestrial biodiversity intactness with GLOBIO 4.
- Author
-
Schipper AM, Hilbers JP, Meijer JR, Antão LH, Benítez-López A, de Jonge MMJ, Leemans LH, Scheper E, Alkemade R, Doelman JC, Mylius S, Stehfest E, van Vuuren DP, van Zeist WJ, and Huijbregts MAJ
- Subjects
- Agriculture, Climate Change, Biodiversity, Ecosystem
- Abstract
Scenario-based biodiversity modelling is a powerful approach to evaluate how possible future socio-economic developments may affect biodiversity. Here, we evaluated the changes in terrestrial biodiversity intactness, expressed by the mean species abundance (MSA) metric, resulting from three of the shared socio-economic pathways (SSPs) combined with different levels of climate change (according to representative concentration pathways [RCPs]): a future oriented towards sustainability (SSP1xRCP2.6), a future determined by a politically divided world (SSP3xRCP6.0) and a future with continued global dependency on fossil fuels (SSP5xRCP8.5). To this end, we first updated the GLOBIO model, which now runs at a spatial resolution of 10 arc-seconds (~300 m), contains new modules for downscaling land use and for quantifying impacts of hunting in the tropics, and updated modules to quantify impacts of climate change, land use, habitat fragmentation and nitrogen pollution. We then used the updated model to project terrestrial biodiversity intactness from 2015 to 2050 as a function of land use and climate changes corresponding with the selected scenarios. We estimated a global area-weighted mean MSA of 0.56 for 2015. Biodiversity intactness declined in all three scenarios, yet the decline was smaller in the sustainability scenario (-0.02) than the regional rivalry and fossil-fuelled development scenarios (-0.06 and -0.05 respectively). We further found considerable variation in projected biodiversity change among different world regions, with large future losses particularly for sub-Saharan Africa. In some scenario-region combinations, we projected future biodiversity recovery due to reduced demands for agricultural land, yet this recovery was counteracted by increased impacts of other pressures (notably climate change and road disturbance). Effective measures to halt or reverse the decline of terrestrial biodiversity should not only reduce land demand (e.g. by increasing agricultural productivity and dietary changes) but also focus on reducing or mitigating the impacts of other pressures., (© 2019 The Authors. Global Change Biology published by John Wiley & Sons Ltd.)
- Published
- 2020
- Full Text
- View/download PDF
Catalog
Discovery Service for Jio Institute Digital Library
For full access to our library's resources, please sign in.