Search

Additional file 2. BPNs-COACH in English. English translation of the Dutch version of the Basic Psychological Needs in Coaching relationships scale (BPNs-COACH) to assess coachee basic psychological need satisfaction in coaching relationships.

Additional file 1. BPNs-COACH in Dutch. Dutch version of the Basic Psychological Needs in Coaching relationships scale (BPNs-COACH) to assess coachee basic psychological need satisfaction in coaching relationships.

Background Altered structural network-connectivity has been reported in psychotic disorder but whether these alterations are associated with genetic vulnerability, and/or with phenotypic variation, has been less well examined. This study examined i) whether differences in network-connectivity exist between patients with psychotic disorder, siblings of patients with psychotic disorder and controls, and ii) whether network-connectivity alterations vary with (subclinical) symptomatology. Methods Network-connectivity measures (global efficiency (GE), density, local efficiency (LE), clustering coefficient (CC)) were derived from diffusion weighted imaging (DWI) and were compared between 85 patients with psychotic disorder, 93 siblings without psychotic disorder and 80 healthy comparison subjects using multilevel regression models. In patients, associations between Positive and Negative Syndrome Scale (PANSS) symptoms and topological measures were examined. In addition, interactions between subclinical psychopathology and sibling/healthy comparison subject status were examined in models of topological measures. Results While there was no main effect of group with respect to GE, density, LE and CC, siblings had a significantly higher CC compared to patients (B = 0.0039, p = .002). In patients, none of the PANSS symptom domains were significantly associated with any of the four network-connectivity measures. The two-way interaction between group and SIR-r positive score in the model of LE was significant (χ2 = 6.24, p = .01, df = 1). In the model of CC, the interactions between group and respectively SIS-r positive (χ2 = 5.59, p = .02, df = 1) and negative symptom scores (χ2 = 4.71, p = .03, df = 1) were significant. Stratified analysis showed that, in siblings, decreased LE and CC was significantly associated with increased SIS-r positive scores (LE: B = −0.0049, p = .003, CC: B = −0.0066, p = .01) and that decreased CC was significantly associated with increased SIS-r negative scores (B = −0.012, p = .003). There were no significant interactions between group and SIS-r scores in the models of GE and density. Conclusion The findings indicate absence of structural network-connectivity alterations in individuals with psychotic disorder and in individuals at higher than average genetic risk for psychotic disorder, in comparison with healthy subjects. The differential subclinical symptom-network connectivity associations in siblings with respect to controls may be a sign of psychosis vulnerability in the siblings., Highlights • Patients with psychotic disorder had unchanged network efficiency and clustering. • Siblings of patients had higher clustering coefficient compared to patients. • Lower clustering/efficiency was associated with higher positive symptoms in siblings. • Decreased clustering was associated with increased negative symptoms in siblings.

cite as:Kennes A, Molenaar W, Lataster J, Janssens M, Reijnders J, Peeters S, Jacobs N (2019) Het Think Happy - Be Happy programma. Tijdschrift Positieve Psychologie, 5(1): 37-41

cite as:Peeters S, Janssens M, Lataster J, Jacobs N (2016) Dankzij eigenwaarde veerkracht in het dagelijks leven. Tijdschrift Positieve Psychologie, 2(2): 43-47.Gezondheid werd vanouds gedefinieerd als een toestand van volledig welzijn waarin ziekte afwezig is. Nu wordt gezondheid steeds meer gezien als het dynamisch vermogen van mensen om zich door moeilijkheden heen te slaan. Deze zienswijze legt sterk de nadruk op de individuele veerkracht. Hoe kunnen mensen met behulp van de experience sampling methode (ESM) zelf factoren in hun dagelijks leven in kaart brengen die hun veerkracht beïnvloeden?

cite as:Peeters S, Lataster J, Janssens M, Jacobs N (2015) Veerkracht en posttraumatische groei in de hulpverleningspraktijk. Tijdschrift Positieve Psychologie,1(1): 59-64.Mentale veerkracht en posttraumatische groei zijn twee belangrijke begrippen uit de positieve psychologie. In deze bijdrage worden aan de hand van meta-analyses factoren besproken die hiermee samenhangen. Daarnaast wordt ingegaan op de toepasbaarheid van de Experience Sampling Methode in de psychologische hulpverlenings- of coachingspraktijk.

cite as:Peeters S, Janssens M, Lataster J, Jacobs N (2016) Dankzij eigenwaarde veerkracht in het dagelijks leven. Tijdschrift Positieve Psychologie, 2(2): 43-47.Gezondheid werd vanouds gedefinieerd als een toestand van volledig welzijn waarin ziekte afwezig is. Nu wordt gezondheid steeds meer gezien als het dynamisch vermogen van mensen om zich door moeilijkheden heen te slaan. Deze zienswijze legt sterk de nadruk op de individuele veerkracht. Hoe kunnen mensen met behulp van de experience sampling methode (ESM) zelf factoren in hun dagelijks leven in kaart brengen die hun veerkracht beïnvloeden?

cite as:Simons M, Peeters S, Reijnders J, Janssens M, Lataster J, Jacobs N (2017) Toekomstgericht tijdsperspectief gaat gepaard met meer psychisch welbevinden. Tijdschrift Positieve Psychologie, 3(2): 33-38

cite as:Janssens M, Eshuis J, Peeters S, Lataster J, Jacobs N (2016) Huisdieren: meer dan gezelschap. Tijdschrift Positieve Psychologie, 2(4): 63-66.Gezelschapsdieren spelen een belangrijke rol in de Nederlandse samenleving. Veelal wordt een huisdier beschouwd als een lid van het gezin en ervaren mensen een hechte band met het dier. Waarom vallen we massaal voor de charmes van een hond of kat? Is dat alleen maar vanwege de gezelligheid die zij te bieden hebben, of ontlenen we meer aan hun aanwezigheid?

Background Hope is viewed as an important resilience factor in coping with life’s inevitable adversities, and achieving and maintaining a high quality of life. However, although retrospective reports have identified hope as an important predictor of well-being in a number of domains and samples, little is known about the dynamics of hope in daily life, and how they are connected to aspects of well-being. Methods Using the Experience Sampling Method (a structured self-assessment diary technique), a general population sample of 46 adults (25 male, Mage=41.2, SD=15.6) used a smartphone application to collect ecological data on momentary levels of hope, positive affect (PA), and negative affect (NA), 10 times a day during 7 consecutive days. Findings Mean levels of hope interacted with intraindividual variability of hope in predicting mean levels of NA in daily life (b= -.306; SE= .087, p= .018; corrected for PA, age, gender), such that NA was highest in individuals with relatively low and stable levels of hope, and lowest in individuals with relatively high and stable levels of hope. PA levels, on the other hand, were predicted solely by mean levels of hope (b= .608; SE= .113, p< .001; corrected for NA, age, gender), not by intraindividual variability of hope. Discussion Our findings contribute to the understanding of the hope phenotype, and how it connects to emotional well-being. Ecological assessment of mechanisms relating hope to emotional and other aspects of well-being may further clarify the role of hope in everyday quality of life.

Momentary Well-Being at Work: The Role of RelatednessMarianne van Woerkom(1), Nele Jacobs(2)(3), Sanne Peeters(2)(3), Mayke Janssens(2)(3), Jennifer Reijnders(2), Johan Lataster(2)(3)* 1 Department of Human Resource Studies, Tilburg University; Tilburg, The Netherlands2 Faculty of Psychology and Educational Sciences, Open University; Heerlen, The Netherlands3 Department of Psychiatry and Psychology, School for Mental Health and Neuroscience, Maastricht University Medical Centre; Maastricht, The Netherlands* presenterPresented as part of symposium'Caring Relationships in Organizations: Effects, Antecedents, and Related Mechanisms'9th European Conference on Positive Psychology, June 27-30th, Budapest, HungarySymposium Chair: Shiri Lavy(4) 4 Department for Leadership and Policy in Education, University of Haifa, Israel

cite as:Peeters S, Lataster J, Janssens M, Jacobs N (2015) Veerkracht en posttraumatische groei in de hulpverleningspraktijk. Tijdschrift Positieve Psychologie,1(1): 59-64.Mentale veerkracht en posttraumatische groei zijn twee belangrijke begrippen uit de positieve psychologie. In deze bijdrage worden aan de hand van meta-analyses factoren besproken die hiermee samenhangen. Daarnaast wordt ingegaan op de toepasbaarheid van de Experience Sampling Methode in de psychologische hulpverlenings- of coachingspraktijk.

Een blik op de toekomst. Plannen kunnen maken en vooruitdenken. Komt een dergelijk toekomstgericht tijdsperspectief ten goede aan de psychische gezondheid? In dit artikel wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de associatie tussen het hebben van een toekomstgericht tijdsperspectief en de mentale gezondheid. Daarnaast worden op basis van onze resultaten positief psychologische interventies aanbevolen, die in de praktijk toegepast kunnen worden met als doel de mentale gezondheid te bevorderen.

Background Hope is viewed as an important resilience factor in coping with life’s inevitable adversities, and achieving and maintaining a high quality of life. However, although retrospective reports have identified hope as an important predictor of well-being in a number of domains and samples, little is known about the dynamics of hope in daily life, and how they are connected to aspects of well-being. Methods Using the Experience Sampling Method (a structured self-assessment diary technique), a general population sample of 46 adults (25 male, Mage=41.2, SD=15.6) used a smartphone application to collect ecological data on momentary levels of hope, positive affect (PA), and negative affect (NA), 10 times a day during 7 consecutive days. Findings Mean levels of hope interacted with intraindividual variability of hope in predicting mean levels of NA in daily life (b= -.306; SE= .087, p= .018; corrected for PA, age, gender), such that NA was highest in individuals with relatively low and stable levels of hope, and lowest in individuals with relatively high and stable levels of hope. PA levels, on the other hand, were predicted solely by mean levels of hope (b= .608; SE= .113, p< .001; corrected for NA, age, gender), not by intraindividual variability of hope. Discussion Our findings contribute to the understanding of the hope phenotype, and how it connects to emotional well-being. Ecological assessment of mechanisms relating hope to emotional and other aspects of well-being may further clarify the role of hope in everyday quality of life.

The sample consisted of 106 participants (Mage = 39, SDage =15, range 18 – 65) among which 43 men (41%), that completed on average 46 (68%) out of 70 diary assessments (SD = 12; Min = 23, Max = 70), resulting in a total of 4,870 observations.

Background Hope is viewed as an important resilience factor in coping with life’s inevitable adversities, and achieving and maintaining a high quality of life. However, although retrospective reports have identified hope as an important predictor of well-being in a number of domains and samples, little is known about the dynamics of hope in daily life, and how they are connected to aspects of well-being. Methods Using the Experience Sampling Method (a structured self-assessment diary technique), a general population sample of 46 adults (25 male, Mage=41.2, SD=15.6) used a smartphone application to collect ecological data on momentary levels of hope, positive affect (PA), and negative affect (NA), 10 times a day during 7 consecutive days. Findings Mean levels of hope interacted with intraindividual variability of hope in predicting mean levels of NA in daily life (b= -.306; SE= .087, p= .018; corrected for PA, age, gender), such that NA was highest in individuals with relatively low and stable levels of hope, and lowest in individuals with relatively high and stable levels of hope. PA levels, on the other hand, were predicted solely by mean levels of hope (b= .608; SE= .113, p< .001; corrected for NA, age, gender), not by intraindividual variability of hope. Discussion Our findings contribute to the understanding of the hope phenotype, and how it connects to emotional well-being. Ecological assessment of mechanisms relating hope to emotional and other aspects of well-being may further clarify the role of hope in everyday quality of life.