In this study, the food conditions for mussels are estimated at different locations within the Oosterschelde. In 2014, 2015 and 2016, mussels with a uniform size were placed in baskets at the borders of commercial culture plots distributed over the Oosterschelde. Each month, a subsample was taken from each basket to measure growth (shell length and individual weight) of the mussels. The results show a variation in growth performance, both in shell length as in flesh weight, between the different locations. A model approach was used to translate the spatial differences in growth to spatial differences in food conditions. A Dynamic Energy Budget (DEB) model was fitted to the data in order to trace-back the food conditions. During this fitting, the food correction factor (ψψ) was optimized. ψψ can be interpreted as an indication of the food conditions (algae concentration, quality, current velocity) at that specific location in comparison to the average food conditions in the whole Oosterschelde. The results show that there is a spatial, but also year-to-year variation in food conditions within the Oosterschelde. Locations with the best food conditions were Neeltje Jans N in 2015 and Hammen 9, Dortsman and Krabbenkreek in 2016. Growth of the mussels in the baskets in 2014 was lower than in 2015 and 2016. This is probably caused by the larger size of the mussels that were used in 2014 and the fact that the growth of mussels reduces with size. In contravention to the expectations, there was no clear pattern in growth conditions from the western part of the Oosterschelde to the eastern and northern part. For example, the growth of the mussels at the two locations in the northern part of the Oosterschelde (Krabbenkreek and Viane) where ralatively good compared to the other locations. In practice, however, mussel farmers use the culture plots in the northern part mainly for storage of seed and halfgrown mussels. Possibly the mussels in the baskets perform better in this area than on the bottom culture plots. The DEB model is a good tool to trace-back the food conditions from the measured growth data. The parameters for blue mussel, that is used for the DEB model should be updated. The parameters are presently based on historical data, whereas new data are available. Als onderdeel van het project PROFMOS (Productie Factoren Mosselcultuur Oosterschelde), is in 2014, 2015 en 2016 het groeipotentieel voor mosselen in de Oosterschelde onderzocht. Hiertoe zijn er mosselen van gelijke grootte in mandjes geplaatst op of op de grens van kweekpercelen. Iedere maand is er een subsample uit de mandjes genomen en de mosselen zijn opgemeten (schelplengte, versgewicht, vleesgewicht en vleespercentage). In dit onderzoek zijn deze gegevens gebruikt om op basis van de geobserveerde groei in de mandjes, de voedselcondities van betreffende locatie in dat jaar te herleiden. Hiervoor is een Dynamic Energy Budget (DEB) model gebruikt. De uitvoer van het model (schelplengte en vleesgewicht) is gefit aan de gemeten waarden, waarbij een parameter ψψ (voedsel correctie factor) is gevarieerd. De ψψ waarde van het model met de beste fit is daarmee een maat voor de voedselsituatie (hoeveelheid en kwaliteit) die de mosselen in het mandje hebben ondervonden. De resultaten van deze analyse laten zien dat er een behoorlijke ruimtelijke variatie is in voedselcondities binnen de Oosterschelde, maar ook dat deze van jaar tot jaar verschilt. Locaties met goede voedselomstandigheden voor de mosselen waren Neeltje Jans N in 2015 en Hammen 9, Dortsman en Krabbenkreek in 2016. In 2014 was de groei van de mosselen in de mandjes minder dan in 2015 en 2016, maar dat kan deels worden verklaard doordat er in 2014 grotere mosselen zijn uitgezet, die sowieso niet meer veel konden groeien. In tegenstelling tot de verwachtingen was er geen duidelijk patroon zichtbaar in groeicondities gaande van de stormvloedkering in het westelijk deel van de Oosterschelde naar de noordelijke tak in het noordoosten. Zo was bijvoorbeeld de groei van de mosselen op de twee locaties in de noordelijke tak (Krabbenkreek en Viane) relatief goed vergleken met de overige locaties. Vanuit de praktijk is bekend dat de bodempercelen in de noordelijke tak voornamelijk worden gebruikt voor opslag van zaad en halfwas mosselen. Mogelijk doen de mosselen in de mandjes (die iets boven de bodem staan) het in dit gebied beter dan de mosselen op de kweekpercelen. Uit deze studie blijkt dat de trace-back methode met behulp van het DEB model een eenvoudige tool is om de voedselcondities te herleiden uit de metingen. De specifieke DEB parameters voor de mossel dienen echter wel te worden herberekend omdat deze op dit moment nog zijn gebaseerd op verouderde gegevens. Hiervoor zijn op dit moment betere, en meer up-to-date gegevens beschikbaar.