50 results on '"Oosterhoff, M"'
Search Results
2. Jaarrapportage monitor Gecombineerde leefstijl interventie (GLI) 2024
- Author
-
Oosterhoff, M, de Weerdt, AC, Klein, PPF, Feenstra, T, de Wit, A, Oosterhoff, M, de Weerdt, AC, Klein, PPF, Feenstra, T, and de Wit, A
- Abstract
RIVM rapport:Een Gecombineerde Leefstijlinterventie (GLI) is een behandeling voor mensen met overgewicht en obesitas. Het doel is om via een gezondere leefstijl een gezonder gewicht te bereiken. Dit gebeurt door aandacht te besteden aan onder andere voeding, beweging, slaap en stress. Deelnemers werken hier twee jaar aan. Sinds 2019 volgt het RIVM de ontwikkelingen rondom de GLI en de resultaten bij de deelnemers. Dit is de derde jaarrapportage, met cijfers tot 1 juni 2024. Sinds 2019 zijn 121.000 Nederlanders begonnen met de GLI. Bij de analyse van de cijfers wordt vooral gekeken naar het effect op gewicht, buikomvang en kwaliteit van leven. Aan het einde van het GLI-traject hebben deelnemers gemiddeld 5 procent gewicht verloren en is de buikomvang gemiddeld met bijna 5 procent afgenomen. De kwaliteit van leven is flink verbeterd: deze is 13 punten hoger dan bij het begin van de GLI, op een schaal van 0 (meest ongezond) tot 100 (meest gezond). De kwaliteit van leven is hoger bij deelnemers die meer dan 5 procent gewicht verliezen dan bij deelnemers die minder gewicht verliezen (15 punten hoger versus 11 punten hoger dan bij de start). Het RIVM heeft voor het eerst ook gekeken naar het effect van medicijnen met een gewichtsverlagende werking die tijdens de GLI worden gebruikt. Het kan gaan om medicijnen voor diabetes, waardoor mensen ook gewicht verliezen, maar soms ook om medicijnen die specifiek bedoeld zijn om af te vallen. Ongeveer een op de acht deelnemers (12 procent) gebruikt medicijnen met een gewichtsverlagende werking, de meesten omdat ze diabetes hebben. Slechts 1 procent van de GLI-deelnemers gebruikt medicijnen die specifiek bedoeld zijn om af te vallen. Dat zijn er te weinig om conclusies te kunnen trekken over effecten van déze obesitasmedicijnen bij GLI-deelnemers. Wel hebben we gekeken of de gemiddelde resultaten van de GLI worden vertekend doordat sommige deelnemers medicijnen met gewichtsverlagende werking gebruiken. De deelnemers zonder deze medicijnen vielen
- Published
- 2024
3. Verbruiksbelasting alcoholvrije dranken : Aanvullende berekeningen bij het RIVM rapport 2023-0314 : Kennisnotitie
- Author
-
Eykelenboom, M., Oosterhoff, M., Milder, I., Eykelenboom, M., Oosterhoff, M., and Milder, I.
- Abstract
Op 6 juli 2023 is door het RIVM het rapport 2023-0314 “Impact van een getrapte verbruiksbelasting op de verkoop van suiker via alcoholvrije dranken - Mogelijke aanpassingen in de verbruiksbelasting doorgerekend” gepubliceerd. In maart hebben het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en het ministerie van Financiën – Fiscale Zaken en Belastingdienst het RIVM het verzoek gedaan om enkele aanvullende berekeningen uit te voeren.
- Published
- 2024
4. Jaarrapportage monitor gecombineerde leefstijl interventie (GLI) 2023
- Author
-
Oosterhoff, M, de Weerdt, AC, de Vries, E, Feenstra, T, de Wit, A, Oosterhoff, M, de Weerdt, AC, de Vries, E, Feenstra, T, and de Wit, A
- Abstract
RIVM rapport:Een Gecombineerde Leefstijlinterventie (GLI) is een behandeling voor mensen met overgewicht en obesitas. Het doel is om via een gezondere leefstijl een gezonder gewicht te bereiken. Dit gebeurt bijvoorbeeld door aandacht te besteden aan voeding, beweging, slaap en stress. De behandeling duurt maximaal een jaar, waarna er een onderhoudsfase volgt. In totaal duurt het programma twee jaar. Sinds 2019 volgt het RIVM de ontwikkelingen rondom de GLI en de resultaten bij de deelnemers. Tussen 2019 en 31 mei 2023 zijn in totaal ruim 82 duizend personen met een GLI-programma begonnen. Dat is een verdubbeling van het aantal sinds 31 mei 2022 (40.000). Het aantal deelnemers verschilt sterk per regio: in de provincie Gelderland doen 3 keer zoveel mensen met overgewicht en obesitas mee als in bijvoorbeeld de regio Gooi- en Vechtstreek. Aan het einde van de behandelfase zijn deelnemers gemiddeld 4 kilo (3,6 procent) afgevallen. Het doel van alle behandelingen voor overgewicht en obesitas is dat deelnemers 5 procent of meer gewicht verliezen na één jaar behandeling. Een derde van de GLI-deelnemers heeft dit doel bereikt aan het einde van de behandelfase. Maar ook minder gewichtsverlies of een stabiel gewicht verbetert de gezondheid al, omdat het de kans op diabetes type 2 of slijtage aan de knie verkleint. Dit was bij 83 procent van de GLI-deelnemers het geval. Afhankelijk van de definitie is de behandeling met een GLI tot nu toe dus matig tot zeer succesvol. Het blijkt uit te maken in welk jaar mensen met de GLI zijn begonnen. Hoe korter geleden, hoe beter de resultaten. Een verklaring kan zijn dat er steeds meer ervaring is opgedaan met de GLI-programma’s. Deelnemers vinden na de behandelfase hun kwaliteit van leven flink verbeterd in vergelijking met de periode voor de GLI. De gemiddelde score die deelnemers aan hun kwaliteit van leven gaven nam toe met 7,5 punten op een schaal van 0 tot 100. Bij deelnemers die 5 procent of meer van het gewicht verloren, verbeterde de kwaliteit, A Combined Lifestyle Intervention (CLI) is a type of treatment for people who are overweight and obese. The intervention is aimed at reducing bodyweight to a healthier level through a healthy lifestyle. Focal points include nutrition, exercise, sleep and stress. Treatment lasts for up to one year, after which participants enter a maintenance phase. The programme covers two years in total. RIVM has been monitoring developments with regard to CLI and participants’ results since 2019. Between 2019 and 31 May 2023, more than 82,000 people in total started a CLI programme. That is double the number on 31 May 2022 (40,000). Participant numbers vary greatly between regions: three times as many people who are overweight and obese take part in the province of Gelderland than in, for example, the Gooi- en Vechtstreek region. At the end of the treatment phase, participants have dropped an average of 4 kg (3.6 per cent). The objective of all treatments for overweight and obesity is that participants shed 5 per cent or more of their weight after one year of treatment. One third of all CLI participants achieves this objective at the end of the treatment phase. Even so, less weight loss or a stable bodyweight also improves health outcomes, as this reduces the risks of type 2 diabetes and arthritis in the knees. This is achieved by 83 per cent of CLI participants. Depending on how it is defined, therefore, CLI treatment has so far been moderately to highly successful. The year in which people start a CLI programme appears to be a factor: the more recently they started, the better the results. A possible explanation is that there has been an accumulation of experience with CLI programmes. After the treatment phase, participants find their quality of life much improved compared to the period before the CLI programme. Participants’ average quality of life scores have improved by 7.5 points on a 100-point scale. The quality of life of participants who shed 5 per cent or more of their b
- Published
- 2023
5. De impact van de coronapandemie op de huisartsenzorg – ervaringen van en geleerde lessen door huisartsen
- Author
-
Rotteveel, AH, van Vliet, ED, Keuper, J, Oosterhoff, M, de Wit, GA, Rotteveel, AH, van Vliet, ED, Keuper, J, Oosterhoff, M, and de Wit, GA
- Abstract
RIVM rapport:Tijdens de coronapandemie moesten huisartsen hun zorg aanpassen. Zo konden door de coronamaatregelen minder mensen naar de huisartsenpraktijk komen. Daarom zijn huisartsen meer digitale zorg gaan geven, zoals videobellen en schriftelijke digitale zorg via chat en e-mails. Vanwege de drukte in ziekenhuizen en de geestelijke gezondheidszorg moesten huisartsen zorg van hen overnemen. Daarnaast zijn huisartsen hun zorg voor chronisch zieken anders gaan organiseren. Zo lieten ze deze patiënten minder vaak op controle komen. Ook werd bij een deel van deze patiënten het contact digitaal. Huisartsen hebben deze veranderingen zowel positief als negatief ervaren. Volgens hen waren online schriftelijke consulten geschikt voor korte, simpele vragen of overleg. Bijvoorbeeld over een plekje op de huid of over een aanpassing van medicijnen. Ook hebben huisartsen gemerkt dat meer maatwerk voor chronisch zieke patiënten wenselijk is. Bijvoorbeeld door per patiënt te bekijken hoe vaak iemand moet komen en of de zorg ook digitaal kan worden geleverd. Minder positief waren huisartsen over videobellen als vervanging van een consult in de huisartsenpraktijk. Ze konden de klacht dan moeilijker beoordelen omdat ze de patiënt niet in het echt zagen. Wanneer huisartsen zorg overnamen van andere zorgverleners vonden ze dat soms zinvol, maar meestal niet wenselijk. Het verzwaart hun werk en ze zijn er niet altijd voor opgeleid. Voor de toekomst vinden ze het belangrijk dat als ze zorg overnemen, dat dit in goed overleg gebeurt. Ook moeten dan duidelijke afspraken worden gemaakt wie waarvoor verantwoordelijk is. Verder blijkt dat huisartsen niet goed weten welke patiënten niet zijn gekomen tijdens de coronapandemie en waarom. Het kan zijn dat klachten vanzelf over gingen maar het kan ook zijn dat mensen de zorg hebben gemeden en nog steeds klachten hebben. Huisartsen maken zich daarom zorgen over verborgen leed bij hun patiënten, vooral bij kwetsbare ouderen. Dit blijkt uit onderzoek van het RI, During the coronavirus pandemic, general practitioners (GPs) had to change the way in which they provided care. For example, measures to prevent the spread of the virus limited the number of people GP practices could see. This prompted GPs to offer more care digitally, such as through video calls and in writing through chat and email. At the same time, they had to take over some of the tasks of busy hospitals and mental healthcare providers. GPs also restructured the provision of care to chronically ill patients, for example by having them come in less often or, in some cases, switching to digital communication. GPs have reported both positive and negative sides to these changes. They said online consultations in writing work well for short, straightforward questions and interactions, such as about skin irregularities or medication changes. GPs have also learned that chronically ill patients benefit from more personalised care. Among other things, they believe that the frequency of appointments and potential use of digital healthcare for chronically ill patients should be determined on a per-patient basis. GPs are less positive about video calls as a replacement for face-to-face consultations. One reason for this is that the inability to see patients in person made it more difficult to assess their symptoms. GPs who took over care tasks from other providers feel it was useful in some cases, but mostly undesirable. It increased their workloads and they sometimes lacked the necessary training. For the future, they underscore the need to make clear agreements about taking over care from other healthcare providers, as well as about the division of responsibilities. GPs have also reported not having a clear picture of which patients stayed away during the pandemic, and why. While some symptoms may have resolved on their own, it is also possible that people avoided care and are still experiencing symptoms. GPs are concerned about this potential hidden suffering among thei
- Published
- 2023
6. Impact van een getrapte verbruiksbelasting op de verkoop van suiker via alcoholvrije dranken. Mogelijke aanpassingen in de verbruiksbelasting doorgerekend
- Author
-
Eykelenboom, M, Oosterhoff, M, Milder, I, Steenbergen, E, and van Giessen, A
- Published
- 2023
- Full Text
- View/download PDF
7. Jaarrapportage monitor GLI 2022. Stand van zaken gecombineerde leefstijlinterventie
- Author
-
Oosterhoff, M, de Weerdt, AC, Feenstra, T, and de Wit, AC
- Subjects
RIVM rapport 2022-0172 - Abstract
Door middel van een Gecombineerde Leefstijlinterventie (GLI) worden mensen begeleid en geadviseerd over gezonde voeding, gezonde eetgewoontes en gezond bewegen. Sinds 2019 kunnen volwassenen hiermee hun leefstijl en gedrag veranderen. De GLI wordt onder voorwaarden vergoed vanuit de basisverzekering. Het RIVM volgt sinds 2019 de ontwikkelingen van de GLI in opdracht van het ministerie van VWS (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ). Twee keer per jaar brengt het RIVM de stand van zaken naar buiten. Uit de cijfers van najaar 2022 blijkt dat steeds meer mensen aan de GLI meedoen. Sinds 2019 volgen 48 duizend mensen een GLI-programma of hebben dat gedaan. Het RIVM schatte in 2018 dat elk jaar ongeveer 23.000 personen eraan zouden beginnen. In 2019 en 2020 waren dat er ruim de helft minder, onder andere door de coronapandemie. In 2021 is wel het verwachte aantal deelnemers gestart. Voor 2022 zijn alleen de cijfers tot mei bekend. In deze maanden waren er minder nieuwe deelnemers dan het jaar ervoor. De deelnemers hebben een relatief slechte gezondheid voordat zij aan de GLI beginnen. Dat blijkt uit de gegevens uit het GLI-register, waarin informatie over ruim 3000 deelnemers is opgeslagen. Zo heeft meer dan de helft van de deelnemers vóór de behandeling problemen met lopen en bewegen, en pijn of andere ongemakken. Ook gebruiken deelnemers meer medische zorg dan gemiddeld. Van een groep van 660 deelnemers is bekend hoe het gewicht, de buikomtrek en de kwaliteit van leven is veranderd tijdens de eerste negen maanden na de start met de GLI. Gemiddeld verloren zij 3,4 procent van hun gewicht. De gemiddelde score die deelnemers aan hun kwaliteit van leven geven verbeterde van 58,0 naar 65,6 op een schaal van 100. Ongeveer de helft van de deelnemers gaf aan dat ze minder problemen hadden met mobiliteit, dagelijkse activiteiten, pijn, en angst en somberheid.
- Published
- 2022
8. De gezondheidsgevolgen van uitgestelde operaties tijdens de corona-pandemie. Schattingen voor 2020 en 2021
- Author
-
de Wit, GA, Oosterhoff, M, Kouwenberg, LHJA, Rotteveel, AH, van Vliet, ED, Janssen, K, Stoelinga, M, Visscher, K, and van Giessen, A
- Abstract
Door de corona-epidemie is de zorg onder grote druk komen te staan. Vooral in het begin van de crisis gaven ziekenhuizen voorrang aan de behandeling van coronapatiënten. Hierdoor was er niet genoeg plek en personeel voor de zorg die niet direct met corona te maken had. De zorg voor niet levensbedreigende aandoeningen, zoals bepaalde operaties, werd vaak uitgesteld. Mensen die niet konden worden geopereerd, hebben tijdens de corona-epidemie langer in een minder goede gezondheid geleefd. Het RIVM heeft berekend welk effect het uitstel van operaties heeft gehad op de gezondheid van mensen die in 2020 en 2021 hiermee te maken kregen. Eind 2021 bleken er ongeveer 305 duizend operaties minder te zijn gedaan dan zonder corona was verwacht voor de jaren 2020 en 2021. In totaal zijn er meer operaties uitgesteld of afgezegd, maar een deel was voor 31 december 2021 al ingehaald. Door de uitgestelde operaties zijn in totaal in 2020 en 2021 ongeveer 320.000 levensjaren in goede gezondheid verloren gegaan. Dit is een gezondheidsverlies van 18 procent ten opzichte van de gezondheid die de operaties hadden opgeleverd als ze waren doorgegaan. Het gaat in dit onderzoek om planbare operaties die langer dan een maand kunnen wachten. Normaal gesproken worden in Nederland ruim 900.000 van dit soort operaties per jaar uitgevoerd. Het grootste deel van het nu berekende gezondheidsverlies komt door uitgestelde operaties bij oogheelkunde en orthopedie, zoals staar-, heup- en knieoperaties, en bij heelkunde, zoals maagverkleiningen. Operaties die binnen een maand moeten worden uitgevoerd, zoals operaties bij kankerpatiënten en na verkeersongevallen, zijn meestal wel doorgegaan en daarom niet meegerekend. Het verlies in gezonde levensjaren is een minimum schatting. De volledige verliezen aan gezondheid zijn waarschijnlijk groter omdat niet alle vormen van zorg zijn meegeteld. Denk aan de gevolgen van uitgestelde diagnoses en zorg op poliklinieken. Door het tekort aan personeel in de zorg is het niet zeker of het lukt om operaties de komende jaren in te halen. Het RIVM heeft ook berekend hoeveel gezondheid niet blijvend verloren zal gaan wanneer de komende 5 jaar 2 tot 5 procent extra operaties kunnen worden uitgevoerd. Het genoemde gezondheidsverlies zal dan iets kleiner zijn. Deze resultaten onderstrepen het belang om in crisis de gewone zorg zo goed mogelijk doorgang te laten vinden. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door af te spreken onder welke voorwaarden privéklinieken of buitenlandse ziekenhuizen de zorg kunnen overnemen. Een andere mogelijkheid is de operatiecapaciteit zo goed mogelijk te gebruiken voor operaties die veel gezondheid opleveren.
- Published
- 2022
9. Battling the obesity epidemic with a school-based intervention: Long-term effects of a quasi-experimental study
- Author
-
Willeboordse, M., primary, Bartelink, N. H. M., additional, van Assema, P., additional, Kremers, S. P. J., additional, Savelberg, H. H. C. M., additional, Hahnraths, M. T. H., additional, Vonk, L., additional, Oosterhoff, M., additional, van Schayck, C. P., additional, Winkens, B., additional, and Jansen, M. W. J., additional
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
10. Ontwikkelingen rondom e-health tijdens de COVID-19-pandemie. Bevindingen vanuit de literatuur en empirisch onderzoek
- Author
-
van der Vaart, R, Kouwenberg, LHJA, Oosterhoff, M, Rotteveel, AH, van Tuyl, L, and van Vliet, ED
- Subjects
RIVM rapport 2021-0237 - Abstract
Door de uitbraak van het coronavirus SARS-CoV-2 is uit nood veel zorg ‘op afstand’ geleverd met behulp van e-health. Voorbeelden zijn beeldbellen, een online schriftelijk consult en op afstand gezondheidswaarden meten, zoals bloeddruk of bloedsuiker. Het RIVM onderzocht de ontwikkelingen van het gebruik van e-health tijdens de coronapandemie in Nederland. Hieruit blijkt dat e-health veel meer is gebruikt dan voor de pandemie. Het was vaak de enige manier om afspraken en behandelingen door te laten gaan. Ook werd het gebruik makkelijker gemaakt. De overheid heeft bijvoorbeeld de financiering en de voorwaarden om het te mogen gebruiken, verruimd. Hierdoor konden zorgverleners en patiënten meer ervaring opdoen met e-health en leren wanneer het wel en niet geschikt is. Van alle soorten e-health is beeldbellen het meest ingezet. E-health is vooral gebruikt als er veel mensen besmet waren met het virus. Het is ook gebruikt om coronapatiënten te behandelen. Zij maten bijvoorbeeld thuis zelf hun gezondheidswaarden op die zorgverleners op afstand konden volgen. Zowel zorgverleners als patiënten hebben tijdens de pandemie voordelen van e-health ontdekt die ze voor die tijd nog niet kenden. Daardoor zijn ze beiden positiever gaan denken over e-health. Het maakte het zorgverleners bijvoorbeeld makkelijker om naasten van een patiënt bij het gesprek te betrekken. Patiënten scheelde het reistijd omdat zij niet naar de zorgverlener toe hoefden. Minder geschikt is e-health bijvoorbeeld voor afspraken waarbij bepaald lichamelijk onderzoek nodig was. Zowel zorgverleners als patiënten willen in de toekomst e-health het liefst combineren met bezoeken aan de zorgverlener. Het is nog niet duidelijk in welke situaties ná de pandemie e-health voordelen heeft. Om hier nog meer over te kunnen leren, moet het makkelijk zijn om e-health na de pandemie te blijven gebruiken en ermee te experimenteren. Voor dit onderzoek keek het RIVM naar de literatuur uit Nederland en het buitenland. Ook gebruikte het RIVM gegevens uit de E-healthmonitor.
- Published
- 2022
11. Landelijke en lokale uitgaven aan gezondheidsbevordering: een nulmeting
- Author
-
Oosterhoff, M, van Leerdam, J, Suijkerbuijk, A, and Polder, J
- Subjects
RIVM rapport 2021-0095 - Abstract
Ziekte voorkomen is belangrijk voor de volksgezondheid. Ook scheelt het de overheid kosten voor de zorg als mensen niet of minder ziek worden. Een onderdeel van deze preventie is gezondheidsbevordering. Voorbeelden hiervan zijn een gezonde leefstijl nastreven, en overgewicht en overmatig alcoholgebruik voorkomen. Het is behulpzaam om gezondheidsbevordering regionaal te organiseren. Dan sluit het goed aan bij de behoeften van inwoners van gemeenten en bepaalde bevolkingsgroepen, zoals ouderen of mensen met lage inkomens. Om dit goed te kunnen doen, is het nodig om te weten wat het kost. Het RIVM en Cebeon (Centrum Beleidsadviserend Onderzoek) hebben voor het eerst in kaart gebracht hoeveel geld gemeenten hebben uitgegeven aan gezondheidsbevordering. Het gaat hierbij om uitgaven aan de gemeentelijke taken voor volksgezondheid en om sporten te stimuleren. Die blijken laag te zijn en de financiering is vaak tijdelijk. In Nederland is in 2019 gemiddeld per inwoner 21 tot 23 euro aan gezondheidsbevordering uitgegeven. Hiervan ging iets meer dan de helft naar activiteiten die mensen stimuleren om te sporten (14 euro). Aan andere activiteiten om een gezonde leefstijl te bevorderen gaven gemeenten gemiddeld ruim 6 euro per inwoner uit. Daarvan is 2 euro bestemd voor het werk dat een gemeente hiervoor doet, 1 voor GGD’en en 3 euro voor andere organisaties die door de gemeenten worden betaald. De rijksoverheid gaf 2,5 euro per inwoner uit aan programma’s met activiteiten om regionaal of lokaal de gezondheid te bevorderen. Als vergelijking: in 2019 is ongeveer 5000 euro per inwoner uitgegeven aan geneeskundige en langdurige zorg samen. Dit onderzoek is op verzoek van het ministerie van VWS uitgevoerd. Indirecte kosten die de gezondheid bevorderen uit andere domeinen, zoals voor betere toegang tot werk en onderwijs of armoedebestrijding, zijn niet meegenomen.
- Published
- 2021
12. Can school-based, health behavioural interventions tackle health inequities in childhood?
- Author
-
Bosma, H, primary, Oosterhoff, M, additional, Vermeiren, A P, additional, Willeboordse, M, additional, Joore, M A, additional, and van Schayck, O C P, additional
- Published
- 2020
- Full Text
- View/download PDF
13. Gezonder op de basisschool: schoollunches en meer bewegen : Een verkenning naar draagvlak, haalbaarheid, betaalbaarheid en impact
- Author
-
van Giessen, A, Oosterhoff, M, Hoekstra, J, Over, EAB, Joore, MA, van Schayck, OCP, Willeboordse, M, Dijkstra, SC, Seidell, JC, van Kleef, E, Soethoudt, H, and Vingerhoeds, MA
- Subjects
Marketing and Consumer Behaviour ,Health & Consumer Research ,RIVM rapport 2020-0161 ,Food ,Supply Chain & Information Management ,Life Science ,WASS ,Marktkunde en Consumentengedrag ,Food, Health & Consumer Research ,VLAG - Abstract
Een verkenning naar draagvlak, haalbaarheid, betaalbaarheid en impact De overheid stimuleert dat basisscholen kinderen helpen om gezond te leven. Een gezonde schoollunch en meer bewegen onder schooltijd kunnen hierbij helpen. Uit onderzoek blijkt dat hier draagvlak voor is onder ouders, kinderen en scholen. Ook is het haalbaar, mits al deze partijen worden betrokken bij de organisatie. Ouders zijn bereid om mee te betalen (1,75 euro per kind per dag), maar daarmee zijn de kosten (2,40 euro per kind per dag voor de zelfsmeerlunch en 4,50 euro voor de schoollunch met beweegactiviteiten) niet gedekt. Ondersteuning is dus nodig om minder draagkrachtige gezinnen financieel te steunen. Bij een zelfsmeerlunch maken kinderen zelf op school een gezonde lunch klaar. Ze eten dan meer fruit, groente en bruinbrood en drinken meer melk en water. Voor een zelfsmeerlunch is minimaal 30 minuten tijd nodig. Een cateraar kan de benodigdheden inkopen en leveren. De school kan dit ook zelf doen, maar dat vraagt om een goede coördinatie. Extra beweegmomenten zijn mogelijk door tijdens de lessen korte momenten daarvoor in te lassen. Pedagogisch medewerkers, zoals van de naschoolse opvang, en buurtsportcoaches van gemeenten, kunnen helpen bij sport- en spelactiviteiten. Door beweegactiviteiten en de zelfsmeerlunch hebben kinderen een gezonder gewicht. Het percentage kinderen van 4 tot 18 jaar met overgewicht zou kunnen dalen van 13,5 procent naar 10,2 procent in 2040, en met obesitas van 2,8 procent naar 2,3 procent. In de toekomst kan de daling eraan bijdragen dat minder volwassenen overgewicht, obesitas en diabetes hebben. Dan moeten de kinderen het veranderde gedrag wel blijven volhouden als ze volwassen zijn. Om kinderen hierbij te helpen kunnen schoollunches en beweegactiviteiten worden aangevuld met activiteiten op de middelbare school en in de wijk. Aanleiding voor deze verkenning zijn eerdere succesvolle projecten met gezonde schoollunches en meer bewegen in het basisonderwijs.
- Published
- 2020
- Full Text
- View/download PDF
14. Gezonder op de basisschool: schoollunches en meer bewegen : een verkenning naar draagvlak, haalbaarheid, betaalbaarheid en impact
- Author
-
van Giessen, A., Oosterhoff, M., Jacobs, E.A.B., van Schayk, O.C.P., Willeboordse, M., Dijkstra, S.C., Seidell, J.C., van Kleef, E., Soethoudt, H., Vingerhoeds, M.H., van Giessen, A., Oosterhoff, M., Jacobs, E.A.B., van Schayk, O.C.P., Willeboordse, M., Dijkstra, S.C., Seidell, J.C., van Kleef, E., Soethoudt, H., and Vingerhoeds, M.H.
- Abstract
Een verkenning naar draagvlak, haalbaarheid, betaalbaarheid en impact De overheid stimuleert dat basisscholen kinderen helpen om gezond te leven. Een gezonde schoollunch en meer bewegen onder schooltijd kunnen hierbij helpen. Uit onderzoek blijkt dat hier draagvlak voor is onder ouders, kinderen en scholen. Ook is het haalbaar, mits al deze partijen worden betrokken bij de organisatie. Ouders zijn bereid om mee te betalen (1,75 euro per kind per dag), maar daarmee zijn de kosten (2,40 euro per kind per dag voor de zelfsmeerlunch en 4,50 euro voor de schoollunch met beweegactiviteiten) niet gedekt. Ondersteuning is dus nodig om minder draagkrachtige gezinnen financieel te steunen. Bij een zelfsmeerlunch maken kinderen zelf op school een gezonde lunch klaar. Ze eten dan meer fruit, groente en bruinbrood en drinken meer melk en water. Voor een zelfsmeerlunch is minimaal 30 minuten tijd nodig. Een cateraar kan de benodigdheden inkopen en leveren. De school kan dit ook zelf doen, maar dat vraagt om een goede coördinatie. Extra beweegmomenten zijn mogelijk door tijdens de lessen korte momenten daarvoor in te lassen. Pedagogisch medewerkers, zoals van de naschoolse opvang, en buurtsportcoaches van gemeenten, kunnen helpen bij sport- en spelactiviteiten. Door beweegactiviteiten en de zelfsmeerlunch hebben kinderen een gezonder gewicht. Het percentage kinderen van 4 tot 18 jaar met overgewicht zou kunnen dalen van 13,5 procent naar 10,2 procent in 2040, en met obesitas van 2,8 procent naar 2,3 procent. In de toekomst kan de daling eraan bijdragen dat minder volwassenen overgewicht, obesitas en diabetes hebben. Dan moeten de kinderen het veranderde gedrag wel blijven volhouden als ze volwassen zijn. Om kinderen hierbij te helpen kunnen schoollunches en beweegactiviteiten worden aangevuld met activiteiten op de middelbare school en in de wijk. Aanleiding voor deze verkenning zijn eerdere succesvolle projecten met gezonde schoollunches en meer bewegen in het basisonderwijs.
- Published
- 2020
15. Tics
- Author
-
oosterhoff, M. D., primary
- Published
- 1998
- Full Text
- View/download PDF
16. Ruimte voor autonomie: De mediërende rol van autonomie in de relatie tussen managementstijl en de werkbeleving van leerkrachten
- Author
-
Oosterhoff, M. G., Oenema-Mostert, C. E., Minnaert, A. E. M. G., and Ontwikkelings- en Gedragsstoornissen in Onderwijs en Zorg: Assessment en Interventie
- Subjects
INTRINSIC MOTIVATION ,ISSUES ,NEED SATISFACTION ,RESOURCES ,professional autonomy ,PROFESSIONALISM ,management style ,SELF-DETERMINATION THEORY ,job perception ,ENGAGEMENT ,EDUCATION ,VALIDATION ,early childhood teachers - Abstract
Wereldwijd vragen onderwijsexperts aandacht voor de effecten van druk die vanuit de samenleving op het onderwijs wordt uitgeoefend. Leerkrachten voelen zich ingeperkt in hun professionele autonomie. Uit literatuur blijkt dat er een relatie bestaat tussen de mate waarin leerkrachten professionele autonomie ervaren en aspecten van werkbeleving: ervaren onderwijskwaliteit en het engagement van de leerkracht. Ook toont onderzoek de invloed aan van leiderschap op de wijze waarop leerkrachten autonomie ervaren. Onderzoek naar de specifieke situatie van leerkrachten die werken met jonge kinderen is echter schaars. Doel van de huidige studie is het onderzoeken van de rol van professionele autonomie als onderliggend mechanisme in de manier waarop leidinggevenden invloed uitoefenen op de werkbeleving van leerkrachten in de eerste twee groepen van het basisonderwijs. Professionele autonomie is hiertoe op twee manieren geoperationaliseerd: als ervaren regelruimte en als vervulling van een psychologische basisbehoefte. Uit toetsing van het gepresenteerde hypothetische model blijkt dat de ervaren professionele autonomie het verband tussen managementstijl en werkbeleving van Nederlandse leerkrachten in de onderbouw van het primair onderwijs medieert. Een tweede bevinding is dat de relatie tussen managementstijl en de vervulling van de psychologische basisbehoefte aan autonomie gedeeltelijk wordt gemedieerd door de ervaren regelruimte. De wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie worden besproken
- Published
- 2019
17. Pijn na amputatie
- Author
-
Wolff, André, Oosterhoff, M, Geertzen, Jan, Critical care, Anesthesiology, Peri-operative and Emergency medicine, and Extremities Pain and Disability
- Published
- 2018
18. Systematische review: transcraniele magnetische stimulatie voor obsessieve-compulsieve stoornis
- Author
-
Euser, A. M., Stapert, A. F., Oosterhoff, M., van Balkom, I. D. C., Figee, M., Amsterdam Neuroscience - Compulsivity, Impulsivity & Attention, and Adult Psychiatry
- Published
- 2017
19. The effects of school-based lifestyle interventions on body mass index and blood pressure: a multivariate multilevel meta-analysis of randomized controlled trials
- Author
-
Oosterhoff, M., Joore, M., Ferreira, I., Promovendi PHPC, Family Medicine, RS: CAPHRI - R5 - Optimising Patient Care, Health Services Research, MUMC+: KIO Kemta (9), and RS: CAPHRI - R2 - Creating Value-Based Health Care
- Subjects
prevention ,Childhood obesity and hypertension ,multivariate multilevel meta-analysis ,school-based interventions - Abstract
Primary prevention of childhood obesity and related hypertension is warrant given that both risk factors are intertwined and track into adulthood. This systematic review and meta-analysis assess the impact of school-based lifestyle interventions on children's body mass index (BMI) and blood pressure. We searched databases and prior reviews. Eligibility criteria were the following: randomized controlled trial design, evaluation of a school-based intervention, targeting children aged 4-12years, reporting on BMI and/or related cardiovascular risk factors, reporting data on at least one follow-up moment. The effects on BMI, systolic blood pressure (SBP) and diastolic blood pressure (DBP) were evaluated by means of univariate and multivariate three-level random effects models. A total of 85 RCTs (91 papers) were included in the meta-analyses. In univariate models, the pooled effects were -0.072 (95%CI: -0.106; -0.038) for BMI, -0.183 (95%CI: -0.288; -0.078) for SBP and -0.071 (95%CI: -0.185; 0.044) for DBP. In multivariate analyses, the pooled effects of interventions were -0.054 (95%CI: -0.131; 0.022) for BMI, -0.182 (95%CI: -0.266; -0.098) for SBP and -0.144 (95%CI: -0.230; -0.057) for DBP. Parental involvement accentuated the beneficial effects of interventions. School-based lifestyle prevention interventions result in beneficial changes in children's BMI and blood pressure, and the effects on the latter may be stronger than and accrue independently from those in the former.
- Published
- 2016
20. Erratum to: The Healthy Primary School of the Future: study protocol of a quasi-experimental study
- Author
-
Willeboordse, M., primary, Jansen, M. W., additional, van den Heijkant, S. N., additional, Simons, A., additional, Winkens, B., additional, de Groot, R. H. M., additional, Bartelink, N., additional, Kremers, S. P., additional, van Assema, P., additional, Savelberg, H. H., additional, de Neubourg, E., additional, Borghans, L., additional, Schils, T., additional, Coppens, K. M., additional, Dietvorst, R., additional, ten Hoopen, R., additional, Coomans, F., additional, Klosse, S., additional, Conjaerts, M. H. J., additional, Oosterhoff, M., additional, Joore, M. A., additional, Ferreira, I., additional, Muris, P., additional, Bosma, H., additional, Toppenberg, H. L., additional, and van Schayck, C. P., additional
- Published
- 2017
- Full Text
- View/download PDF
21. The Healthy Primary School of the Future: study protocol of a quasi-experimental study
- Author
-
Willeboordse, M, Willeboordse, M, Jansen, M W, van den Heijkant, S N, Simons, A, Winkens, B, de Groot, R H M, Bartelink, N, Kremers, S P, van Assema, P, Savelberg, H H, de Neubourg, E, Borghans, Lex, Schils, T, Coppens, K M, Dietvorst, R, Ten Hoopen, R, Coomans, F, Klosse, S, Conjaerts, M H J, Oosterhoff, M, Joore, M A, Ferreira, I, Muris, P, Bosma, H, Toppenberg, H L, van Schayck, C P, Willeboordse, M, Willeboordse, M, Jansen, M W, van den Heijkant, S N, Simons, A, Winkens, B, de Groot, R H M, Bartelink, N, Kremers, S P, van Assema, P, Savelberg, H H, de Neubourg, E, Borghans, Lex, Schils, T, Coppens, K M, Dietvorst, R, Ten Hoopen, R, Coomans, F, Klosse, S, Conjaerts, M H J, Oosterhoff, M, Joore, M A, Ferreira, I, Muris, P, Bosma, H, Toppenberg, H L, and van Schayck, C P
- Abstract
BACKGROUND: Unhealthy lifestyles in early childhood are a major global health challenge. These lifestyles often persist from generation to generation and contribute to a vicious cycle of health-related and social problems. This design article presents a study evaluating the effects of two novel healthy school interventions. The main outcome measure will be changes in children's body mass index (BMI). In addition, lifestyle behaviours, academic achievement, child well-being, socio-economic differences, and societal costs will be examined.METHODS: In close collaboration with various stakeholders, a quasi-experimental study was developed, for which children of four intervention schools (n = 1200) in the southern part of the Netherlands are compared with children of four control schools (n = 1200) in the same region. The interventions started in November 2015. In two of the four intervention schools, a whole-school approach named 'The Healthy Primary School of the Future', is implemented with the aim of improving physical activity and dietary behaviour. For this intervention, pupils are offered an extended curriculum, including a healthy lunch, more physical exercises, and social and educational activities, next to the regular school curriculum. In the two other intervention schools, a physical-activity school approach called 'The Physical Activity School', is implemented, which is essentially similar to the other intervention, except that no lunch is provided. The interventions proceed during a period of 4 years. Apart from the effectiveness of both interventions, the process, the cost-effectiveness, and the expected legal implications are studied. Data collection is conducted within the school system. The baseline measurements started in September 2015 and yearly follow-up measurements are taking place until 2019.DISCUSSION: A whole-school approach is a new concept in the Netherlands. Due to its innovative, multifaceted nature and sound scientific fou
- Published
- 2016
22. The effects of school-based lifestyle interventions on body mass index and blood pressure: a multivariate multilevel meta-analysis of randomized controlled trials
- Author
-
Oosterhoff, M, Joore, M, Ferreira, Isabel, Oosterhoff, M, Joore, M, and Ferreira, Isabel
- Abstract
Primary prevention of childhood obesity and related hypertension is warrant given that both risk factors are intertwined and track into adulthood. This systematic review and meta-analysis assess the impact of school-based lifestyle interventions on children's body mass index (BMI) and blood pressure. We searched databases and prior reviews. Eligibility criteria were the following: randomized controlled trial design, evaluation of a school-based intervention, targeting children aged 4-12 years, reporting on BMI and/or related cardiovascular risk factors, reporting data on at least one follow-up moment. The effects on BMI, systolic blood pressure (SBP) and diastolic blood pressure (DBP) were evaluated by means of univariate and multivariate three-level random effects models. A total of 85 RCTs (91 papers) were included in the meta-analyses. In univariate models, the pooled effects were −0.072 (95%CI: −0.106; −0.038) for BMI, −0.183 (95%CI: −0.288; −0.078) for SBP and −0.071 (95%CI: −0.185; 0.044) for DBP. In multivariate analyses, the pooled effects of interventions were −0.054 (95%CI: −0.131; 0.022) for BMI, −0.182 (95%CI: −0.266; −0.098) for SBP and −0.144 (95%CI: −0.230; −0.057) for DBP. Parental involvement accentuated the beneficial effects of interventions. School-based lifestyle prevention interventions result in beneficial changes in children's BMI and blood pressure, and the effects on the latter may be stronger than and accrue independently from those in the former.
- Published
- 2016
23. The Healthy Primary School of the Future: study protocol of a quasi-experimental study
- Author
-
Willeboordse, M., primary, Jansen, M. W., additional, van den Heijkant, S. N., additional, Simons, A., additional, Winkens, B., additional, de Groot, R.H.M., additional, Bartelink, N., additional, Kremers, S. P., additional, van Assema, P., additional, Savelberg, H. H., additional, de Neubourg, E., additional, Borghans, L., additional, Schils, T., additional, Coppens, K. M., additional, Dietvorst, R., additional, ten Hoopen, R., additional, Coomans, F., additional, Klosse, S., additional, Conjaerts, M.H.J., additional, Oosterhoff, M., additional, Joore, M. A., additional, Ferreira, I., additional, Muris, P., additional, Bosma, H., additional, Toppenberg, H. L., additional, and van Schayck, C. P., additional
- Published
- 2016
- Full Text
- View/download PDF
24. Verbruiksbelasting alcoholvrije dranken
- Author
-
Eykelenboom, M, Oosterhoff, M, Milder, I, Eykelenboom, M, Oosterhoff, M, and Milder, I
- Abstract
RIVM rapport:Aanvullende berekeningen bij het RIVM rapport 2023-0314: Impact van een getrapte verbruiksbelasting op de verkoop van suiker via alcoholvrije dranken - Mogelijke aanpassingen in de verbruiksbelasting doorgerekend.
- Published
- 2014
25. Tics.
- Author
-
oosterhoff, M. D.
- Published
- 2007
- Full Text
- View/download PDF
26. Clinical Pearls - how my patients taught me: The fainting lark symptom.
- Author
-
Kuiper, A., van Egmond, M. E., Harms, M. P. M., Oosterhoff, M. D., van Harten, B., Sival, D. A., de Koning, T. J., and Tijssen, M. A. J.
- Published
- 2016
- Full Text
- View/download PDF
27. [Transcranial magnetic stimulation in obsessive compulsive disorder: a systematic review]
- Author
-
Am, Euser, Af, Stapert, Oosterhoff M, Idc, Balkom, and Martijn Figee
- Subjects
Obsessive-Compulsive Disorder ,Treatment Outcome ,Cognitive Behavioral Therapy ,Humans ,Precision Medicine ,Transcranial Magnetic Stimulation - Abstract
Ten per cent of patients with obsessive-compulsive disorder (ocd) are resistant to treatment. For these patients, repetitive transcranial magnetic stimulation (rtms) may be an alternative form of treatment.br/AIM: To clarify the effect and clinical application of rtms for treatment-resistant ocd.br/METHOD: We searched the literature systematically and we discuss the relevant articles critically.br/RESULTS: We included 17 randomised controlled trials (rcts) with 502 patients. The reported trials were small and heterogeneous. A small but consistent treatment effect was found for rtms (mean decrease y-bocs score 6.6 points) compared to placebo stimulation (mean decrease y-bocs score 2.4 points). However, the differences between the effects of rtms and the effects of placebo were often not statistically or clinically significant. The effect frequently disappeared within several weeks after ending rtms and the follow-up period was never longer than three months.br/CONCLUSION: rtms is still not entirely suitable for inclusion in the regular treatment of resistant ocd. More information is needed about follow-up requirements and about the advisable length and intensity of the applied stimulation. Future developments may involve increasing the number of stimulation sessions, combining these with cognitive behavioral therapy and delivering a more personalised form of rtms.
28. Postponed healthcare in The Netherlands during the COVID-19 pandemic and its impact on self-reported health.
- Author
-
Visscher K, Kouwenberg LHJA, Oosterhoff M, Rotteveel AH, and de Wit GA
- Abstract
Background: Healthcare services have been seriously disrupted during the COVID-19 pandemic. The aim of this study was to examine the extent to which Dutch citizens have experienced postponed healthcare and how this affected their self-reported health. In addition, individual characteristics that were associated with experiencing postponed healthcare and with self-reported negative health effects were investigated., Methods: An online survey about postponed healthcare and its consequences was developed, and sent out to participants of the Dutch LISS (Longitudinal Internet Studies for the Social Sciences) panel ( n = 2.043). Data were collected in August 2022. Multivariable logistic regression analyses were carried out to explore characteristics associated with postponed care and self-reported negative health outcomes., Results: Of the total population surveyed, 31% of the panel experienced postponed healthcare, either initiated by the healthcare provider (14%), on their own initiative (12%) or as a combination of both (5%). Postponed healthcare was associated with being female (OR = 1.61; 95% CI = 1.32; 1.96), presence of chronic diseases (OR = 1.55, 95% CI = 1.24; 1.95), high income (OR = 0.62, 95% CI = 0.48; 0.80) and worse self-reported health (poor vs. excellent OR = 2.88, 95% CI = 1.17; 7.11). Overall, 40% experienced temporary or permanent self-reported negative health effects due to postponed care. Negative health effects as a result of postponed care were associated with presence of chronic conditions and low income levels ( p < 0.05). More respondents with worse self-reported health and foregone healthcare reported permanent health effects as compared to those with temporary health effects ( p < 0.05)., Discussion: People with an impaired health status are most likely to experiencing postponed healthcare and negative health consequences as a result. Furthermore, those with negative health consequences decided to forego health by themselves more often. As part of long-term plans to maintain the accessibility of healthcare services, specific attention should be paid to reaching out to people with an impaired health status., Competing Interests: The authors declare that the research was conducted in the absence of any commercial or financial relationships that could be construed as a potential conflict of interest., (© 2023 Visscher, Kouwenberg, Oosterhoff, Rotteveel and de Wit.)
- Published
- 2023
- Full Text
- View/download PDF
29. Estimating the health impact of delayed elective care during the COVID -19 pandemic in the Netherlands.
- Author
-
Oosterhoff M, Kouwenberg LHJA, Rotteveel AH, van Vliet ED, Stadhouders N, de Wit GA, and van Giessen A
- Subjects
- Humans, Pandemics, SARS-CoV-2, Netherlands, Hospitals, Elective Surgical Procedures, COVID-19
- Abstract
Background: The COVID-19 pandemic had a major impact on the continuity of healthcare provision. Appointments, treatments and surgeries for non-COVID patients were often delayed, with associated health losses for patients involved., Objective: To develop a method to quantify the health impact of delayed elective care for non-COVID patients., Methods: A model was developed that estimated the backlog of surgical procedures in 2020 and 2021 using hospital registry data. Quality-adjusted life years (QALYs) were obtained from the literature to estimate the non-generated QALYs related to the backlog. In sensitivity analyses QALY values were varied by type of patient prioritization. Scenario analyses for future increased surgical capacity were performed., Results: In 2020 and 2021 an estimated total of 305,374 elective surgeries were delayed. These delays corresponded with 319,483 non-generated QALYs. In sensitivity analyses where QALYs varied by type of patient prioritization, non-generated QALYs amounted to 150,973 and 488,195 QALYs respectively. In scenario analyses for future increased surgical capacity in 2022-2026, the non-generated QALYs decreased to 311,220 (2% future capacity increase per year) and 300,710 (5% future capacity increase per year). Large differences exist in the extent to which different treatments contributed to the total health losses., Conclusions: The method sheds light on the indirect harm related to the COVID-19 pandemic. The results can be used for policy evaluations of COVID-19 responses, in preparations for future waves or other pandemics and in prioritizing the allocation of resources for capacity increases., (Copyright © 2023 Elsevier Ltd. All rights reserved.)
- Published
- 2023
- Full Text
- View/download PDF
30. The mysteries of target site concentrations of antibiotics in bone and joint infections: what is known? A narrative review.
- Author
-
Koch BCP, Zhao Q, Oosterhoff M, van Oldenrijk J, Abdulla A, de Winter BCM, Bos K, and Muller AE
- Subjects
- Cefuroxime, Ciprofloxacin, Humans, Linezolid, Microbial Sensitivity Tests, Vancomycin, Anti-Bacterial Agents, Cefazolin therapeutic use
- Abstract
Introduction: Currently, antibiotic treatment is often a standard dosing regimen in bone and joint infections (BJI). However, it remains unknown if exposure at the target-site is adequate. The aim of this review is to gain more insight in the relationship between the target site concentration of antibiotic and the minimal inhibitory concentration to target the bacteria in bone and joint infections (BJI)., Areas Covered: A literature search was performed by Erasmus MC Medical library. Bone, bone tissue and synovial concentration of antibiotics were covered in humans. In addition, we reported number of patients, dose, sampling method, analytical method and tissue and plasma concentrations. We used the epidemiological cutoff value (ECOFF) values of the targeted micro-organisms. If more than 3 publications were available on the antibiotic, we graphically presented ECOFFS values against reported antibiotic concentrations., Expert Opinion: For most antibiotics, the literature is sparse. In addition, a lot of variable and total antibiotic concentrations are published. Ciprofloxacin, cefazolin, cefuroxime, vancomycin and linezolid seem to have adequate average exposure if correlating total concentration to ECOFF, when standard dosing is used. With regard to other antibiotics, results are inconclusive. More extensive pharmacokinetic/pharmacodynamic modeling in BJI is needed.
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
31. More than half of persons with lower limb amputation suffer from chronic back pain or residual limb pain: a systematic review with meta-analysis.
- Author
-
Oosterhoff M, Geertzen JHB, and Dijkstra PU
- Subjects
- Amputation, Surgical adverse effects, Back Pain epidemiology, Back Pain surgery, Humans, Lower Extremity surgery, Male, Chronic Pain epidemiology, Chronic Pain etiology, Phantom Limb epidemiology
- Abstract
Purpose: The aim of this study is to systematically review and critically assess the methodological quality of literature regarding prevalence, characteristics and factors influencing pain, other than phantom limb pain (PLP) in persons with lower limb amputation (LLA)., Materials and Methods: A systematic review was performed (PROSPERO CRD42019138018). Literature was searched using PubMed, EMBASE, PsycINFO, and PEDro. Studies were included if describing pain other than PLP at least three months after amputation. For residual limb pain (RLP) and back pain, a meta-regression was performed., Results: Fifty-one studies were included in which predominantly young males with a unilateral traumatic amputation using a prosthesis were investigated. Pooled prevalence of RLP was 0.51 (95% CI 0.40-0.62) with a positive association with presence of back pain ( p = 0.044) in the univariate meta-regression. Pooled prevalence of back pain was 0.55 (95% CI 0.45-0.64), with a positive association of time since amputation ( p < 0.001) and co-occurrence of RLP ( p = 0.050)., Conclusions: Back pain and RLP are common after LLA. The prevalence of back pain was positively associated with the presence of RLP, and vice versa. Future studies should give more attention to other chronic pain types, to persons with a diabetic or vascular cause of amputation, and to pain-related interference.Implications for RehabilitationBoth back pain and residual limb pain occur in more than 50% of persons with lower limb amputation (LLA), and both pain types are positively associated.Clinicians should be aware that chronic pain is common after LLA and can have a significant impact on the functioning of persons with LLA.Future research on this topic should give more attention to other chronic pain types, to persons with a diabetic or vascular cause of amputation, and to pain-related interference.
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
32. BMI trajectories after primary school-based lifestyle intervention: Unravelling an uncertain future. A mixed methods study.
- Author
-
Oosterhoff M, Jolani S, De Bruijn-Geraets D, van Giessen A, Bosma H, van Schayck OCP, and Joore MA
- Abstract
This mixed methods study aimed to examine plausible body mass index (BMI) trajectories after exposure to a primary school-based lifestyle intervention to aid in estimating the long-term intervention benefits. BMI trajectories for children at control schools (mean 7.6 years of age) were modelled until 20 years of age through extrapolating trial evidence (N = 1647). A reference scenario assumed that the observed 2-year effects of the 'Healthy Primary Schools of the Future' (HPSF) and 'Physical Activity Schools' (PAS) were fully maintained over time. This was modelled by applying the observed 2-year BMI effects until 20 years of age. Expert opinions on likely trends in effect maintenance after the 2-year intervention period were elicited qualitatively and quantitatively, and were used for developing alternative scenarios. Expert elicitation revealed three scenarios: (a) a constant exposure-effect and an uncontrolled environment with effect decay scenario, (b) a household multiplier and an uncontrolled environment with effect decay scenario, and (c) a household multiplier and maintainer scenario. The relative effect of HPSF at 20 years of age was -0.21 kg/m
2 under the reference scenario, and varied from -0.04 kg/m2 to -0.06 kg/m (a) , and -0.50 kg/m2 . For PAS, the relative effect was -0.17 kg/m (b) under the reference scenario, and varied from -0.04 kg/m2 , to -0.21 kg/m (c) . For PAS, the relative effect was -0.17 kg/m2 under the reference scenario, and varied from -0.04 kg/m2 (a, b) , to -0.21 kg/m2 (c) . The mixed methods approach proved to be useful in modelling plausible BMI trajectories and specifying uncertainty on effect maintenance. Further observations until adulthood could reduce the uncertainty around future benefits. This trial was retrospectively registered at Clinicaltrials.gov (NCT02800616)., Competing Interests: The authors declare that they have no known competing financial interests or personal relationships that could have appeared to influence the work reported in this paper., (© 2021 The Authors.)- Published
- 2021
- Full Text
- View/download PDF
33. Reactie op: ‘Wachten op de dood: een analyse van de wachtlijst van Expertisecentrum Euthanasie’.
- Author
-
Oosterhoff M and Vanmechelen K
- Subjects
- Humans, Time Factors, Euthanasia, Waiting Lists
- Published
- 2021
34. Lifetime cost-effectiveness and equity impacts of the Healthy Primary School of the Future initiative.
- Author
-
Oosterhoff M, Over EAB, van Giessen A, Hoogenveen RT, Bosma H, van Schayck OCP, and Joore MA
- Subjects
- Adolescent, Adult, Child, Child, Preschool, Cost-Benefit Analysis, Exercise, Female, Health Status, Humans, Male, Quality-Adjusted Life Years, Young Adult, Life Style, Quality of Life, Schools
- Abstract
Background: This study estimated the lifetime cost-effectiveness and equity impacts associated with two lifestyle interventions in the Dutch primary school setting (targeting 4-12 year olds)., Methods: The Healthy Primary School of the Future (HPSF; a healthy school lunch and structured physical activity) and the Physical Activity School (PAS; structured physical activity) were compared to the regular Dutch curriculum (N = 1676). An adolescence model, calculating weight development, and the RIVM Chronic Disease Model, calculating overweight-related chronic diseases, were linked to estimate the lifetime impact on chronic diseases, quality adjusted life years (QALYs), healthcare, and productivity costs. Cost-effectiveness was expressed as the additional costs/QALY gained and we used €20,000 as threshold. Scenario analyses accounted for alternative effect maintenance scenarios and equity analyses examined cost-effectiveness in different socioeconomic status (SES) groups., Results: HPSF resulted in a lifetime costs of €773 (societal perspective) and a lifetime QALY gain of 0.039 per child versus control schools. HPSF led to lower costs and more QALYs as compared to PAS. From a societal perspective, HPSF had a cost/QALY gained of €19,734 versus control schools, 50% probability of being cost-effective, and beneficial equity impact (0.02 QALYs gained/child for low versus high SES). The cost-effectiveness threshold was surpassed when intervention effects decayed over time., Conclusions: HPSF may be a cost-effective and equitable strategy for combatting the lifetime burden of unhealthy lifestyles. The win-win situation will, however, only be realised if the intervention effect is sustained into adulthood for all SES groups., Trial Registration: Clinicaltrials.gov ( NCT02800616 ). Registered 15 June 2016 - Retrospectively registered.
- Published
- 2020
- Full Text
- View/download PDF
35. The Short-Term Value of the "Healthy Primary School of the Future" Initiative: A Social Return on Investment Analysis.
- Author
-
Oosterhoff M, van Schayck OCP, Bartelink NHM, Bosma H, Willeboordse M, Winkens B, and Joore MA
- Subjects
- Child, Health Behavior, Humans, Lunch, Exercise, Schools
- Abstract
Background: This study examines the social return on investment (SROI) of the "Healthy Primary School of the Future" initiative after 2 years. Methods: Healthy Primary Schools of the Future (HPSF) provide a healthy lunch and daily structured physical activity sessions, whereas Physical Activity Schools (PAS) focus on physical activity only. We evaluated the 2-years investments and effects ( N = 1,676 children) of both school environments (four schools) compared to control schools (four schools). Investments and outcomes were grouped within the healthcare, education, household & leisure, and labor & social security sector. Outcomes that could be expressed in monetary terms were used for the calculation of social return on investment. Results: HPSF and PAS created outcomes for the healthcare sector by favorable changes in health behaviors, body mass index [both significant], and medical resource use [not significant]. Outcomes for the education sector included a favorable impact on perceived social behaviors and school satisfaction, and absenteeism from school [latter not significant], and more engagement with the community was experienced. The per child investments, €859 (HPSF) and €1017 (PAS), generated a benefit of €8 (HPSF) and €49 (PAS) due to reduced school absenteeism and medical resource use. Conclusions: Within 2 years of intervention implementation, the HPSF initiative created outcomes in several sectors, but the benefits did not outweigh the investments. Follow-up assessments as well as modeling long-term outcomes are needed to assess the total value of the interventions. Until then, the SROI framework can inform strategies for obtaining stakeholder support and intervention implementation. Trial registration: The study was registered in the ClinicalTrials.gov database on 14 June 2016 (NCT02800616)., (Copyright © 2020 Oosterhoff, van Schayck, Bartelink, Bosma, Willeboordse, Winkens and Joore.)
- Published
- 2020
- Full Text
- View/download PDF
36. Can the Healthy Primary School of the Future offer perspective in the ongoing obesity epidemic in young children? A Dutch quasi-experimental study.
- Author
-
Bartelink NHM, van Assema P, Kremers SPJ, Savelberg HHCM, Oosterhoff M, Willeboordse M, van Schayck OCP, Winkens B, and Jansen MWJ
- Subjects
- Body Mass Index, Child, Child, Preschool, Diet, Female, Humans, Life Style, Longitudinal Studies, Lunch, Male, Netherlands, Non-Randomized Controlled Trials as Topic, Program Evaluation, Schools, Exercise, Healthy People Programs, Pediatric Obesity prevention & control, School Health Services
- Abstract
Objectives: Schools play an important role in promoting healthy behaviours in children and can offer perspective in the ongoing obesity epidemic. The 'Healthy Primary School of the Future' (HPSF) aims to improve children's health and well-being by enhancing school health promotion. The current study aims to assess the effect of HPSF on children's body mass index (BMI) z-score after 1 and 2 years follow-up and to investigate whether HPSF has different effects within specific subgroups of children., Design: A longitudinal quasi-experimental design., Setting: Four intervention and four control schools participated; located in a low socioeconomic status region in the Netherlands., Participants: 1676 children (aged 4-12 years)., Interventions: HPSF uses a contextual systems approach and includes health-promoting changes in the school. Central to HPSF is the provision of a daily healthy lunch and structured physical activity sessions each day. Two intervention schools implemented both changes (full HPSF), two intervention schools implemented only the physical activity change (partial HPSF)., Main Outcome Measures: BMI z-score, determined by measurements of children's height and weight at baseline, after 1 and 2 years follow-up., Results: The intervention effect was significant after 1-year follow-up in the partial HPSF (standardised effect size (ES)=-0.05), not significant in the full HPSF (ES=-0.04). After 2 years follow-up, BMI z-score had significantly decreased in children of both the full HPSF (ES=-0.08) and the partial HPSF (ES=-0.07) compared with children of the control schools, whose mean BMI z-score increased from baseline to 2 years. None of the potential effect modifiers (gender, baseline study year, socioeconomic status and baseline weight status) were significant., Conclusions: HPSF was effective after 1 and 2 years follow-up in lowering children's BMI z-scores. No specific subgroups of children could be identified who benefitted more from the intervention., Trial Registration Number: NCT02800616., Competing Interests: Competing interests: None declared., (© Author(s) (or their employer(s)) 2019. Re-use permitted under CC BY-NC. No commercial re-use. See rights and permissions. Published by BMJ.)
- Published
- 2019
- Full Text
- View/download PDF
37. Correction to: A Cost Analysis of School-Based Lifestyle Interventions.
- Author
-
Oosterhoff M, Bosma H, van Schayck OCP, and Joore MA
- Abstract
In the article, 'A Cost Analysis of School-Based Lifestyle Interventions', we calculated the societal costs of two school-based lifestyle interventions: 'the Healthy Primary School of the Future' and 'the Physical Activity School'.
- Published
- 2019
- Full Text
- View/download PDF
38. Longitudinal analysis of health disparities in childhood.
- Author
-
Oosterhoff M, Joore MA, Bartelink NHM, Winkens B, Schayck OCP, and Bosma H
- Subjects
- Child, Child, Preschool, Female, Follow-Up Studies, Humans, Longitudinal Studies, Male, Netherlands epidemiology, Social Class, Socioeconomic Factors, Surveys and Questionnaires, Absenteeism, Child Health Services, Health Behavior, Healthcare Disparities, School Health Services
- Abstract
Objective: Combatting disparities in health outcomes among children is a major public health concern. This study focuses on two questions: (1) To what extent does socioeconomic status (SES) contribute to disparities in health outcomes? and (2) To what extent can social inequalities in health outcomes be explained by differences in children's health behaviours?, Design: This study included 2-year follow-up data of 1259 children (4-12 years of age) who participated in the 'Healthy Primary School of the Future' project (ClinicalTrials.gov NCT02800616). SES was measured by maternal and paternal education and household income (adjusted for family size). Health outcomes were body mass index (BMI) z-score, health resource use, school absenteeism, health-related quality of life and psychosocial health, measured over 2 years of follow-up (2015-2017). Health behaviours included physical activity, and consumption of fruits, vegetables and sweetened beverages. Associations between SES and baseline health behaviours were examined, and mixed models for repeated measures were used to assess associations between SES and health outcomes over 2 years of follow-up., Results: A high socioeconomic background was significantly associated with better health outcomes (all outcomes). For example, children with a low SES had higher BMI z-scores (beta coefficient: 0.42, 95% CI 0.22 to 0.62) and higher consumption healthcare costs (ratio of mean costs: 2.21, 95% CI 1.57 to 3.10). Effects of SES changed very little after controlling for health behaviours., Discussion: Our findings strongly suggest that socioeconomic background has a pervasive impact on disparities in child health, but gives little support to the idea that social inequalities in child health can be tackled by means of lifestyle interventions., Competing Interests: Competing interests: None declared., (© Author(s) (or their employer(s)) 2019. No commercial re-use. See rights and permissions. Published by BMJ.)
- Published
- 2019
- Full Text
- View/download PDF
39. One- and Two-Year Effects of the Healthy Primary School of the Future on Children's Dietary and Physical Activity Behaviours: A Quasi-Experimental Study.
- Author
-
Bartelink NHM, van Assema P, Kremers SPJ, Savelberg HHCM, Oosterhoff M, Willeboordse M, van Schayck OCP, Winkens B, and Jansen MWJ
- Subjects
- Accelerometry, Child, Child Behavior psychology, Child Health, Child, Preschool, Diet psychology, Female, Humans, Lunch psychology, Male, Non-Randomized Controlled Trials as Topic, Program Evaluation, Sedentary Behavior, Time Factors, Vegetables, Exercise psychology, Feeding Behavior psychology, Healthy People Programs, School Health Services, Schools
- Abstract
Schools can help to improve children's health. The 'Healthy Primary School of the Future' (HPSF) aims to sustainably integrate health and well-being into the school system. This study examined the effects of HPSF on children's dietary and physical activity (PA) behaviours after 1 and 2 years' follow-up. The study ( n = 1676 children) has a quasi-experimental design with four intervention schools, i.e., two full HPSF (focus: nutrition and PA) and two partial HPSF (focus: PA), and four control schools. Accelerometers and child- and parent-reported questionnaires were used at baseline, after 1 (T1) and 2 (T2) years. Mixed-model analyses showed significant favourable effects for the full HPSF versus control schools for, among others, school water consumption (effect size (ES) = 1.03 (T1), 1.14 (T2)), lunch intake of vegetables (odds ratio (OR) = 3.17 (T1), 4.39 (T2)) and dairy products (OR = 4.43 (T1), 4.52 (T2)), sedentary time (ES = -0.23 (T2)) and light PA (ES = 0.22 (T2)). Almost no significant favourable effects were found for partial HPSF compared to control schools. We conclude that the full HPSF is effective in promoting children's health behaviours at T1 and T2 compared with control schools. Focusing on both nutrition and PA components seems to be more effective in promoting healthy behaviours than focusing exclusively on PA., Competing Interests: The authors declare no conflicts of interests. None of the funding bodies had a role in the design of the study or the writing of this manuscript, nor a role in the data collection, analysis, interpretation of data, and writing of publications.
- Published
- 2019
- Full Text
- View/download PDF
40. A systematic review on economic evaluations of school-based lifestyle interventions targeting weight-related behaviours among 4-12 year olds: Issues and ways forward.
- Author
-
Oosterhoff M, Bosma H, van Schayck OCP, Evers SMAA, Dirksen CD, and Joore MA
- Subjects
- Child, Diet, Exercise physiology, Female, Humans, Male, Netherlands, Body Weight physiology, Cost-Benefit Analysis, Life Style, School Health Services
- Abstract
Current guidelines for economic evaluations do not provide specific recommendations for the evaluation of school-based lifestyle interventions. This study examined and discussed the key aspects in the design of economic evaluations on school-based interventions targeting weight-related behaviours among 4-12 year olds. The PubMed and CRD databases (NHS EED) were searched. Grey literature was identified from reference lists and websites of relevant organizations. Full economic evaluations on school-based interventions targeting physical activity, sedentariness, or diet were selected. Key aspects included the objective, audience, intervention, comparator, population, type of analysis, perspective, costs, outcomes, and time horizon. Information was also extracted on measuring and valuing costs and outcomes, linking and extrapolating outcomes, and the maintenance of intervention effects. The 23 included studies reported on cost-effectiveness (CEAs) (N = 12), cost-utility (CUAs) (N = 9), social cost benefit (SCBA) (N = 2), and social return on investment (SROI) (N = 1) analysis. The usual practice comparator was generally not clearly defined. The SROI analysis was the single study that included outcomes in other persons than the child. Healthcare costs (N = 14), productivity costs (N = 4), and costs to the household (N = 3), or education (N = 2) sector were examined. The outcome in trial-based CEAs consisted of a variety of weight-related measures. Seven distinctive models were used to extrapolate health and/or productivity costs. To enhance the usefulness of economic evaluations on school-based lifestyle interventions in allocating public health budgets, transparent reporting on key aspects, broadening the scope of economic evaluations, and standardizing the measurement, valuation, and extrapolation of costs and outcomes should be improved. This study was conducted in Maastricht, the Netherlands., (Copyright © 2018 The Authors. Published by Elsevier Inc. All rights reserved.)
- Published
- 2018
- Full Text
- View/download PDF
41. A Cost Analysis of School-Based Lifestyle Interventions.
- Author
-
Oosterhoff M, Bosma H, van Schayck OCP, and Joore MA
- Subjects
- Costs and Cost Analysis methods, Health Promotion economics, Risk Reduction Behavior, Schools
- Abstract
A uniform approach for costing school-based lifestyle interventions is currently lacking. The objective of this study was to develop a template for costing primary school-based lifestyle interventions and apply this to the costing of the "Healthy Primary School of the Future" (HPSF) and the "Physical Activity School" (PAS), which aim to improve physical activity and dietary behaviors. Cost-effectiveness studies were reviewed to identify the cost items. Societal costs were reflected by summing up the education, household and leisure, labor and social security, and health perspectives. Cost inputs for HPSF and PAS were obtained for the first year after implementation. In a scenario analysis, the costs were explored for a hypothetical steady state. From a societal perspective, the per child costs were €2.7/$3.3 (HPSF) and €- 0.3/$- 0.4 (PAS) per day during the first year after implementation, and €1.0/$1.2 and €- 1.3/$- 1.6 in a steady state, respectively (2016 prices). The highest costs were incurred by the education perspective (first year: €8.7/$10.6 (HPSF) and €4.0/$4.9 (PAS); steady state: €6.1/$7.4 (HPSF) and €2.1/$2.6 (PAS)), whereas most of the cost offsets were received by the household and leisure perspective (first year: €- 6.0/$- 7.3 (HPSF) and €- 4.4/$- 5.4 (PAS); steady state: €- 5.0/$- 6.1 (HPSF) and €- 3.4/$- 4.1 (PAS)). The template proved helpful for costing HPSF and PAS from various stakeholder perspectives. The costs for the education sector were fully (PAS) and almost fully (HPSF) compensated by the savings within the household sector. Whether the additional costs of HPSF over PAS represent value for money will depend on their relative effectiveness.
- Published
- 2018
- Full Text
- View/download PDF
42. Socioeconomic multi-domain health inequalities in Dutch primary school children.
- Author
-
Vermeiren AP, Willeboordse M, Oosterhoff M, Bartelink N, Muris P, and Bosma H
- Subjects
- Child, Child, Preschool, Cross-Sectional Studies, Female, Humans, Male, Netherlands, Educational Status, Health Status Disparities, Parents, Schools statistics & numerical data, Socioeconomic Factors
- Abstract
Background: This study assesses socio-economic health inequalities (SEHI) over primary school-age (4- to 12-years old) across 13 outcomes (i.e. body-mass index [BMI], handgrip strength, cardiovascular fitness, current physical conditions, moderate to vigorous physical activity, sleep duration, daily fruit and vegetable consumption, daily breakfast, exposure to smoking, mental strengths and difficulties, self-efficacy, school absenteeism and learning disabilities), covering four health domains (i.e. physical health, health behaviour, mental health and academic health)., Methods: Multilevel mixed effect (linear and logistic) regression analyses were applied to cross-sectional data of a Dutch quasi-experimental study that included 1403 pupils from nine primary schools. Socioeconomic background (high-middle-low) was indicated by maternal education (n = 976) and parental material deprivation (n = 784)., Results: Pupils with higher educated mothers had lower BMIs, higher handgrip strength and higher cardiovascular fitness; their parents reported more daily fruit and vegetable consumption, daily breakfast and less exposure to smoking. Furthermore these pupils showed less mental difficulties and less school absenteeism compared with pupils whose mothers had a lower education level. When using parental material deprivation as socio-economic indicator, similar results were found for BMI, cardiovascular fitness, sleep duration, exposure to smoking and mental strengths and difficulties. Socio-economic differences in handgrip strength, cardiovascular fitness and sleep duration were larger in older than in younger pupils., Conclusions: Childhood SEHI are clearly found across multiple domains, and some are larger in older than in younger pupils. Interventions aiming to tackle SEHI may therefore need a comprehensive and perhaps more fundamental approach.
- Published
- 2018
- Full Text
- View/download PDF
43. Ixekizumab for Treating Moderate-to-Severe Plaque Psoriasis: An Evidence Review Group Perspective of a NICE Single Technology Appraisal.
- Author
-
Ramaekers BLT, Wolff RF, Pouwels X, Oosterhoff M, Van Giessen A, Worthy G, Noake C, Armstrong N, Kleijnen J, and Joore MA
- Subjects
- Adalimumab economics, Adalimumab therapeutic use, Adult, Anti-Inflammatory Agents, Non-Steroidal economics, Anti-Inflammatory Agents, Non-Steroidal therapeutic use, Antibodies, Monoclonal economics, Antibodies, Monoclonal therapeutic use, Antibodies, Monoclonal, Humanized therapeutic use, England, Etanercept economics, Etanercept therapeutic use, Humans, Infliximab economics, Infliximab therapeutic use, Phototherapy economics, Psoriasis drug therapy, Quality-Adjusted Life Years, Ustekinumab economics, Ustekinumab therapeutic use, Wales, Antibodies, Monoclonal, Humanized economics, Cost-Benefit Analysis statistics & numerical data, Psoriasis economics, Technology Assessment, Biomedical statistics & numerical data
- Abstract
The National Institute for Health and Care Excellence invited Eli Lilly and Company Ltd, the company manufacturing ixekizumab (tradename Taltz
® ), to submit evidence for the clinical and cost effectiveness of ixekizumab. Ixekizumab was compared with tumour necrosis factor-α inhibitors (etanercept, infliximab, adalimumab), ustekinumab, secukinumab, best supportive care and, if non-biological treatment or phototherapy is suitable, also compared with systemic non-biological therapies and phototherapy with ultraviolet B radiation for adults with moderate-to-severe plaque psoriasis. Kleijnen Systematic Reviews Ltd, in collaboration with Maastricht University Medical Center, was commissioned as the independent Evidence Review Group. This article presents a summary of the company submission, the Evidence Review Group report and the development of the National Institute for Health and Care Excellence guidance for the use of this drug in England and Wales by the Appraisal Committee. The Evidence Review Group produced a critical review of the clinical and cost effectiveness of ixekizumab based on the company submission. The company submission presented three randomised controlled trials identified in a systematic review. All randomised controlled trials were phase III, multicentre placebo-controlled trials including 3866 participants with moderate-to-severe psoriasis. Two trials also included an active comparator (etanercept). All randomised controlled trials showed statistically significant increases in two primary outcomes, static Physician Global Assessment (0,1) and improvement of 75% from baseline in the Psoriasis Area and Severity Index. Ixekizumab was generally well tolerated in the randomised controlled trials, with similar discontinuation rates because of adverse events as placebo or etanercept. The most frequent adverse events of special interest were infections and injection-site reactions. The company submission also included a network meta-analysis of relevant comparators. The Evidence Review Group highlighted some issues regarding the systematic review process and an issue with the generalisability of the findings in that the trials failed to include patients with moderate psoriasis according to a widely used definition. This issue was considered by the Appraisal Committee and the population was deemed generalisable to patients in England and Wales. Based on the network meta-analysis, the Appraisal Committee concluded that ixekizumab was more clinically effective than adalimumab and ustekinumab, and agreed it was likely that ixekizumab was similarly effective compared with secukinumab and infliximab while tolerability was similar to other biological treatments approved for treating psoriasis. The Evidence Review Group's critical assessment of the company's economic evaluation highlighted a number of concerns, including (1) the use of relative outcomes such as Psoriasis Area and Severity Index response to model the cost effectiveness; (2) the exclusion of the consequences of adverse events; (3) the assumption of no utility gain in the induction phase; (4) equal annual discontinuation rates for all treatments; (5) the selection of treatment sequences for consideration in the analyses and; (6) the transparency of the Visual Basic for Applications code used to develop the model. Although some of these issues were adjusted in the Evidence Review Group base case, the Evidence Review Group could not estimate the impact of all of these issues, and thus acknowledges that there are still uncertainties concerning the cost-effectiveness evidence. In the Evidence Review Group base-case incremental analysis, the treatment sequence incorporating ixekizumab in the second line has an incremental cost-effectiveness ratio of £25,532 per quality-adjusted life-year gained vs. the etanercept sequence. Ixekizumab in the first-line sequence has an incremental cost-effectiveness ratio of £39,129 per quality-adjusted life-year gained compared with the treatment sequence incorporating ixekizumab in the second line. Consistent with its conclusion regarding clinical effectiveness, the Appraisal Committee concluded that the cost effectiveness of ixekizumab for treating moderate-to-severe plaque psoriasis was similar to that of other biological treatments, already recommended in previous National Institute for Health and Care Excellence guidance. The committee concluded that the incremental cost-effectiveness ratio was within the range that could be considered a cost-effective use of National Health Service resources.- Published
- 2018
- Full Text
- View/download PDF
44. [Transcranial magnetic stimulation in obsessive compulsive disorder: a systematic review].
- Author
-
Euser AM, Stapert AF, Oosterhoff M, van Balkom IDC, and Figee M
- Subjects
- Cognitive Behavioral Therapy, Humans, Precision Medicine, Treatment Outcome, Obsessive-Compulsive Disorder therapy, Transcranial Magnetic Stimulation methods
- Abstract
Background: Ten per cent of patients with obsessive-compulsive disorder (ocd) are resistant to treatment. For these patients, repetitive transcranial magnetic stimulation (rtms) may be an alternative form of treatment.
AIM: To clarify the effect and clinical application of rtms for treatment-resistant ocd.
METHOD: We searched the literature systematically and we discuss the relevant articles critically.
RESULTS: We included 17 randomised controlled trials (rcts) with 502 patients. The reported trials were small and heterogeneous. A small but consistent treatment effect was found for rtms (mean decrease y-bocs score 6.6 points) compared to placebo stimulation (mean decrease y-bocs score 2.4 points). However, the differences between the effects of rtms and the effects of placebo were often not statistically or clinically significant. The effect frequently disappeared within several weeks after ending rtms and the follow-up period was never longer than three months.
CONCLUSION: rtms is still not entirely suitable for inclusion in the regular treatment of resistant ocd. More information is needed about follow-up requirements and about the advisable length and intensity of the applied stimulation. Future developments may involve increasing the number of stimulation sessions, combining these with cognitive behavioral therapy and delivering a more personalised form of rtms.- Published
- 2017
45. A Systematic Review of Health Economic Evaluations of Diagnostic Biomarkers.
- Author
-
Oosterhoff M, van der Maas ME, and Steuten LM
- Subjects
- Humans, Biomarkers analysis, Cost-Benefit Analysis
- Abstract
Background: Diagnostic biomarkers have multiple applications along the care process and have a large potential in optimizing treatment decisions. However, many diagnostic biomarkers struggle to gain market access and obtain appropriate coverage because of a lack of evidence on their health economic impact., Objectives: The aim was to review the (methodological) characteristics of recent economic evaluations on diagnostic biomarkers and examine whether these studies dealt with specific issues such as different payer perspectives, preference heterogeneity, and multiple applications in subpopulations., Methods: The PubMed database and the National Health Service Economic Evaluation Database were searched. Full economic evaluations published after 2009 assessing diagnostic biomarkers for the main non-communicable diseases in middle-income or high-income countries were considered eligible. Empirical and methodological study characteristics were summarized, as was the handling of specific issues related to the economic evaluation of personalized medicine., Results: Thirty-three economic evaluations were included, of which 25 were model-based analyses. The number of strategies compared ranged from two to 17 per study, and was especially large in studies assessing genetic testing in patients and their relatives. Cost-effectiveness results were most sensitive to test accuracy and costs of the biomarker (N = 7), the relative risk of an event (N = 4), and the proportion of people accepting genetic testing (N = 2). One study incorporated patient preferences, and none of the studies considered different payer perspectives, cost sharing arrangements or variable opportunity costs due to population density variability., Conclusions: Published health economic evaluations of biomarkers used for diagnosing, staging diseases, and guiding treatment selection are characterized by a large number of comparators to model the potential clinical applications and to determine their value. Assessing outcomes beyond health as well as specific issues, such as different payer perspectives and patient preferences, is crucial to fully capture the potential health economic impact of diagnostic biomarkers and to inform value-based reimbursement.
- Published
- 2016
- Full Text
- View/download PDF
46. Stuck song syndrome: musical obsessions - when to look for OCD.
- Author
-
Euser AM, Oosterhoff M, and van Balkom I
- Subjects
- Diagnosis, Differential, Humans, Syndrome, Cognitive Behavioral Therapy methods, Music psychology, Obsessive Behavior, Obsessive-Compulsive Disorder diagnosis, Obsessive-Compulsive Disorder therapy, Psychometrics methods
- Published
- 2016
- Full Text
- View/download PDF
47. [Reaction on 'Guideline psychiatric diagnostics 2015: strong positioning and some loose ends' (2)].
- Author
-
Oosterhoff M
- Subjects
- Humans, Mental Disorders
- Published
- 2016
48. The juvenile head trauma syndrome: a trauma triggered migraine?
- Author
-
van der Veek EM, Oosterhoff M, Vos PE, and Hageman G
- Subjects
- Adolescent, Case-Control Studies, Child, Child, Preschool, Craniocerebral Trauma complications, Female, Humans, Male, Migraine Disorders etiology, Prevalence, Retrospective Studies, Risk Factors, Syndrome, Craniocerebral Trauma epidemiology, Migraine Disorders epidemiology
- Abstract
Background: The underlying mechanism of the juvenile head trauma syndrome (JHTS) is still uncertain, but it has been suggested that there is a role in cortical spreading depression, a phenomenon that is assumed to be a part of the pathophysiology of migraine., Hypothesis: We postulate that children affected by the JHTS are more susceptible to cortical spreading depression, caused by a genetic etiology similar to genetic factors in migraine., Methods: Children with the JHTS were selected and evaluated retrospectively in an observational case-control study in two Dutch trauma centers in the period between January 2008 and July 2012., Results: We included 33 patients with the JHTS, who were accounted for approximately 2.5% of the total number (1,342) of children seen at the emergency department with a mild head trauma. The prevalence of migraine in cases compared with controls did not differ. The proportion of patients with a first-degree relative with migraine was significantly higher in cases compared with controls (odds ratio, 2.69; 95% confidence interval, 1.16-6.22; p = 0.010)., Conclusion: The JHTS is a relatively rare phenomenon, seen in approximately 2.5% of all children seen at the emergency department with mild brain injury. This study demonstrates a significant relationship between the JHTS and a positive history of migraine in first-degree relatives., (Georg Thieme Verlag KG Stuttgart · New York.)
- Published
- 2015
- Full Text
- View/download PDF
49. Elevated D8/17 expression on B lymphocytes, a marker of rheumatic fever, measured with flow cytometry in tic disorder patients.
- Author
-
Hoekstra PJ, Bijzet J, Limburg PC, Steenhuis MP, Troost PW, Oosterhoff MD, Korf J, Kallenberg CG, and Minderaa RB
- Subjects
- Adolescent, Adult, Antibodies, Monoclonal metabolism, Antigens analysis, Autoimmunity immunology, B-Lymphocytes metabolism, Biomarkers, Child, Female, Flow Cytometry, Humans, Immunoglobulin M immunology, Male, Psychiatric Status Rating Scales statistics & numerical data, Rheumatic Fever immunology, Severity of Illness Index, Streptococcal Infections immunology, Streptococcus immunology, Tic Disorders diagnosis, Antibodies, Monoclonal immunology, Antigens immunology, B-Lymphocytes immunology, Tic Disorders immunology
- Abstract
Objective: Elevated D8/17 expression on B lymphocytes is a known susceptibility marker of rheumatic fever. Previous studies have reported higher than usual D8/17 expression on B lymphocytes of patients with tic disorders. The purpose of this study was to assess D8/17 expression on B lymphocytes of tic disorder patients by using an objective method in which no operator variability was involved., Method: D8/17 expression on B lymphocytes was assessed with flow cytometry by using an immunoglobulin M (IgM) monoclonal D8/17-specific antibody in an unselected group of Dutch patients with tic disorders (N=33) and healthy volunteers (N=20). Binding of this monoclonal antibody was compared with binding of an irrelevant IgM monoclonal antibody, and the shift in mean fluorescence intensity of the D8/17-specific antibody compared to that of the irrelevant IgM monoclonal antibody was used as a measure of D8/17 overexpression. For the patients, Yale Global Tic Severity Scale scores were used to assess disease severity., Results: D8/17 overexpression in the patient group (mean=16.8 arbitrary units, SD=30.5) was significantly higher than in the comparison group (mean=3.2, SD=3.0). A significant minority of the patients (N=13, 39.4%), however, had levels of D8/17 overexpression within the range of that of the healthy comparison subjects. Flow cytometric analysis did not indicate a separate subpopulation of D8/17-positive B cells., Conclusions: These data confirm the utility of D8/17 B cell overexpression as a peripheral blood marker in patients with tic disorders and are compatible with a streptococcus-related pathogenesis for at least a subgroup of patients with tic disorders.
- Published
- 2001
- Full Text
- View/download PDF
50. Lack of effect of clonidine on stuttering in children.
- Author
-
Althaus M, Vink HJ, Minderaa RB, Goorhuis-Brouwer SM, and Oosterhoff MD
- Subjects
- Adolescent, Body Weight, Child, Clonidine administration & dosage, Cross-Over Studies, Double-Blind Method, Drug Administration Schedule, Humans, Stuttering psychology, Treatment Outcome, Clonidine therapeutic use, Stuttering drug therapy
- Abstract
Objective: The authors studied the effects of the alpha 2-receptor agonist clonidine on stuttering in children., Method: Using a double-blind crossover study, they gave placebo or 4 micrograms/kg body weight per day to 25 stuttering children who were 6-13 years old. Stuttering was measured by counting the occurrences of four elementary speech difficulties and by asking parents and teachers to give an overall impression of the amount of stuttering, as well as their impression of how troublesome the stuttering was to the children., Results: Clonidine did not improve stuttering., Conclusions: Clonidine cannot be recommended as a useful drug for treating children who stutter.
- Published
- 1995
- Full Text
- View/download PDF
Catalog
Discovery Service for Jio Institute Digital Library
For full access to our library's resources, please sign in.