Search

Maar liefst 60 tot 80 procent van alle mensen met dementie heeft de ziekte van Alzheimer. Steeds meer onderzoek laat zien dat er veranderingen in de taal en motoriek zijn waar te nemen in alle stadia van de ziekte van Alzheimer. Wij willen onderzoeken of een combinatie van talige en motorische vaardigheden zou kunnen bijdragen aan de vroegdiagnostiek van de ziekte van Alzheimer.

Maar liefst 60 tot 80 procent van alle mensen met dementie heeft de ziekte van Alzheimer. Steeds meer onderzoek laat zien dat er veranderingen in de taal en motoriek zijn waar te nemen in alle stadia van de ziekte van Alzheimer. Wij willen onderzoeken of een combinatie van talige en motorische vaardigheden zou kunnen bijdragen aan de vroegdiagnostiek van de ziekte van Alzheimer.

In de afgelopen jaren hebben De Haagse Hogeschool en de Vrije Universiteit Amster dam samen onderzoek gedaan naar een motoriektest die praktisch toepasbaar is in de gymles. In dit onderzoek is nauw samengewerkt met LO-docenten en buurtsportcoa ches. Het resultaat is de MQ Scan; een wetenschappelijk verantwoorde en praktisch toepasbare motoriektest. In dit artikel wordt het belang van meten van motoriek, de inhoud van de MQ Scan en het onderzoek naar de MQ Scan besproken.

Met de toenemende vergrijzing in ons land zal er ook een toename plaatsvinden van het aantal ouderen met dementie. Dementie, met als voornaamste oorzaak de ziekte van Alzheimer, wordt in het algemeen vooral gezien als een ziekte waarbij cognitieve problemen optreden. Dat er ook al in een vroeg stadium motorische stoornissen optreden is veel minder bekend. Pas in een laat stadium worden de motorische problemen dusdanig groot dat de fysiotherapeut wordt ingeschakeld. Het is van belang om als fysiotherapeut kennis te hebben van de verschillende vormen van dementie en de daarmee gepaard gaande verschillen in motorische stoornissen. Daarnaast is het van belang om inzicht te krijgen in werkzame interventies en de juiste meetinstrumenten in te kunnen zetten. In deze masterclass wordt inzicht gegeven in de motorische problemen bij dementie (o.a. paratonie) en worden handvatten voor de praktijk gegeven.DoelNa deze masterclass is de deelnemer in staat de verschillen in motorische stoornissen te herkennen en hier de passende meetinstrumenten op in te zetten. Daarnaast heeft de deelnemer handvatten voor de praktische consequenties gekregen.

Belang van niet sporters, barrières en oplossingen

The increasing number of young children with a low proficiency in fundamental movement skills (FMS) emphasize the need to intervene. The purpose of a large scale Dutch study called Start(V)aardig is specifying elements that determine the effectiveness of motor interventions and translating these elements into an 18- week FMS intervention to stimulate motor competence level of young children.

The increasing number of young children with a low proficiency in fundamental movement skills (FMS) emphasize the need to intervene. The purpose of a large scale Dutch study called Start(V)aardig is specifying elements that determine the effectiveness of motor interventions and translating these elements into an 18- week FMS intervention to stimulate motor competence level of young children.

Achtergrond Fundamentele Motorische Vaardigheden (FMV) zijn belangrijke bouwstenen voor de sportdeelname en levenslange lichamelijke activiteit van kinderen. In het afgelopen decennium hebben verschillende internationale onderzoeken vertragingen in de ontwikkeling van FMV gemeld. Om een ​​beter inzicht te krijgen in de Nederlandse situatie en om toekomstige richtingen te bepalen, is in dit onderzoek de ontwikkeling van FMV bij Nederlandse basisschoolkinderen onderzocht. Methode Het belangrijkste doel van dit onderzoek is om FMV van 11-12-jarige Nederlandse kinderen in 2016 te vergelijken met scores van kinderen van vergelijkbare leeftijd in 2006. Daarnaast is rekening gehouden met geslacht, leeftijd, BMI, om te zien of veranderingen in motorische prestaties zijn gerelateerd aan deze kindkenmerken. FMV-testscores op zeven motorische competentietests (balans, zwaaien, springen, rollen, schieten, gooien en vangen, en tennis) van kinderen uit 1939 in 2016 werden naast die van 1648 kinderen in 2006 gezet. Tijdelijke veranderingen in motorische competentie scores werden geanalyseerd met behulp van regressie-analyse. Resultaten Deze cross-sectionele studie laat betere resultaten zien voor de kinderen in 2006 in vergelijking met kinderen van vergelijkbare leeftijd in 2016. Er werden lagere scores gevonden op zes van de zeven geteste FMS, met de grootste afname op de objectcontrolevaardigheden tennis en gooien en vangen. Alleen de sprongvaardigheden bleven op hetzelfde niveau. Over het algemeen scoorden kinderen met een hogere BMI lager op alle tests, behalve op gooien en vangen via de muur. Op de balanceer-, spring- en tennistest is de kloof met kinderen met een lagere BMI het afgelopen decennium groter geworden. Meisjes vertoonden een lager competentieniveau op het gebied van rollen, schieten en gooien en vangen in vergelijking met jongens. Tijdens het laatste decennium zijn hun prestaties op de tennistest meer gedaald dan bij jongens. conclusies De resultaten van dit onderzoek zijn alarmerend omdat afnemende motorische vaardigheden verband houden met lagere sportdeelname en slechtere gezondheidsresultaten. Voor de toekomstige generatie zijn nieuwe interventies nodig om kinderen te helpen een voldoende vaardigheidsniveau in FMV te bereiken, om de negatieve effecten van verminderde motoriek te voorkomen of te overwinnen. Het richten op FMV-componenten tijdens lichamelijke opvoeding en buiten schooluren kan mogelijk een waardevolle strategie zijn om de verlaging van het FMV-niveau bij kinderen terug te draaien.

Met de toenemende vergrijzing in ons land zal er ook een toename plaatsvinden van het aantal ouderen met dementie. De ziekte van Alzheimer, lewy Body dementie en vasculaire dementie zijn de meest voorkomende oorzaken van dementie. Het zijn progressieve aandoeningen die de hersenfuncties aantasten. Het bewegen, de motoriek, wordt aangestuurd door de hersenen. We bewegen met onze hersenen en gaat daar iets fout dan wordt het bewegen slechter. Loopstoornissen en valproblemen zijn dan ook vaak eerste signalen van beginnende dementie. In deze bijdrage zal Hans Hobbelen ingaan op de verschillende vormen van dementie en de bijgaande motorische problemen en de kracht van bewegen als preventieve interventie.

Landelijke week van de motoriek:Remo MombargRemo Mombarg is o.a. lector Bewegingsonderwijs en Jeugdsport aan het Instituut voor Sportstudies van de Hanzehogeschool. Binnen het lectoraat houdt hij zich bezig met jeugdsport en bewegingsonderwijs. Het doel van zijn lectoraat is om kennis te ontwikkelen over effectieve interventies die zorgen dat kinderen gezond, plezierig en langdurig deel kunnen nemen aan de huidige en toekomstige sportmaatschappij. Om vmbo jongeren in beweging te krijgen is er een speciale innovatiewerkplaats ontwikkeld waarin jongeren en praktijk professionals samen ontdekken wat jongeren helpt om voldoende, en met plezier te sporten en bewegen. Remo zal dan ook deelnemen aan de sessie ‘VMBO-er:”Aan sport doen? Waarom zou ik?”‘

Elke docent heeft er wel mee te maken gehad. Een leerling landt op de voet van een andere leerling of net naast de mat. In 2018 kwamen maar liefst 13000 kinderenop de eerste hulp terecht als gevolg van een (ernstige) blessure tijdens het bewegingsonderwijs (Veiligheid.nl, 2019). Hiermee bezet het bewegingsonderwijs een stevige 2e plaats, na het veldvoetbal met ruim 33000 bezoeken. Dit heeft grote persoonlijke een maatschappelijk gevolgen. Gelukkig is er de laatste jaren veel aandacht voor het herstel na een blessure. In dit artikel willen we echter nadruk leggen op de preventie van blessures. Dit doen we niet alleen.

Starting with finger foods is recommended from 7 months in typically developing children. However, information on which finger foods are appropriate and accepted for which age is largely lacking. The purpose of this exploratory study was to determine whether chewing skills, hand motor skills, and other personal and food characteristics influence the intake of finger foods in early life. Thirty children aged 12 to 18 months participated in this study. All children were offered four finger foods in a fixed order on four consecutive days at their home. Two finger foods varied mainly in texture (fresh banana vs. freeze-dried banana) and two other finger foods mainly in shape (stick vs. heart shaped cracker). The intake was measured after ten minutes of exposure to the product. Chewing skills were measured with the Mastication Observation and Evaluation instrument and fine motor skills with selected items of the Bayley-III-NL scales. The results suggest that texture but not shape was found to affect intake, as fresh banana was eaten more than freeze-dried banana and the consumed quantity of the two crackers was not significantly different. Hand motor skills affected the intake of fresh banana only and chewing skills did not affect intake of any of the finger foods. Age and experience with chewable foods were associated with an increased intake of some of the finger foods. In conclusion, the intake of the four finger foods in this study was found to be mainly affected by texture, hand motor skills, age and experience.

Purpose It has been reported that there is no correlation between anterior tibia translation (ATT) in passive and dynamic situations. Passive ATT (ATTp) may be different to dynamic ATT (ATTd) due to muscle activation patterns. This study aimed to investigate whether muscle activation during jumping can control ATT in healthy participants. Methods ATTp of twenty-one healthy participants was measured using a KT-1000 arthrometer. All participants performed single leg hops for distance during which ATTd, knee flexion angles and knee flexion moments were measured using a 3D motion capture system. During both tests, sEMG signals were recorded. Results A negative correlation was found between ATTp and the maximal ATTd (r = − 0.47, p = 0.028). An N-Way ANOVA showed that larger semitendinosus activity was seen when ATTd was larger, while less biceps femoris activity and rectus femoris activity were seen. Moreover, larger knee extension moment, knee flexion angle and ground reaction force in the anterior-posterior direction were seen when ATTd was larger. Conclusion Participants with more ATTp showed smaller ATTd during jump landing. Muscle activation did not contribute to reduce ATTd during impact of a jump-landing at the observed knee angles. However, subjects with large ATTp landed with less knee flexion and consequently showed less ATTd. The results of this study give information on how healthy people control knee laxity during jump-landing. Level of evidence III

PURPOSE: It is unknown how movement patterns that are learned carry over to the field. The objective was to determine whether training during a jump-landing task would transfer to lower extremity kinematics and kinetics during sidestep cutting.METHODS: Forty healthy athletes were assigned to the verbal internal focus (IF, n = 10), verbal external focus (EF, n = 10), video (VI, n = 10) or control (CTRL, n = 10) group. A jump-landing task was performed as baseline followed by training blocks (TR1 and TR2) and a post-test. Group-specific instructions were given in TR1 and TR2. In addition, participants in the IF, EF and VI groups were free to ask for feedback after every jump during TR1 and TR2. Retention was tested after 1 week. Transfer of learned skill was determined by having participants perform a 45° unanticipated sidestep cutting task. 3D hip, knee and ankle kinematics and kinetics were the main outcome measures.RESULTS: During sidestep cutting, the VI group showed greater hip flexion ROM compared to the EF and IF groups (p < 0.001). The EF (p < 0.036) and VI (p < 0.004) groups had greater knee flexion ROM compared to the IF group.CONCLUSIONS: Improved jump-landing technique carried over to sidestep cutting when stimulating an external attentional focus combined with self-controlled feedback. Transfer to more sport-specific skills may demonstrate potential to reduce injuries on the field. Clinicians and practitioners are encouraged to apply instructions that stimulate an external focus of attention, of which visual instructions seem to be very powerful.LEVEL OF EVIDENCE: II.

Elke docent heeft er wel mee te maken gehad. Een leerling landt op de voet van een andere leerling of net naast de mat. In 2018 kwamen maar liefst 13000 kinderen op de eerste hulp terecht als gevolg van een (ernstige) blessure tijdens het bewegingsonderwijs (Veiligheid.nl, 2019). Hiermee bezet het bewegingsonderwijs een stevige 2e plaats, na het veldvoetbal met ruim 33000 bezoeken. Dit heeft grote persoonlijke een maatschappelijk gevolgen. Gelukkig is er de laatste jaren veel aandacht voor het herstel na een blessure. In dit artikel willen we echter nadruk leggen op de preventie van blessures. Dit doen we niet alleen.

Elke docent heeft er wel mee te maken gehad. Een leerling landt op de voet van een andere leerling of net naast de mat. In 2018 kwamen maar liefst 13000 kinderen op de eerste hulp terecht als gevolg van een (ernstige) blessure tijdens het bewegingsonderwijs (Veiligheid.nl, 2019). Hiermee bezet het bewegingsonderwijs een stevige 2e plaats, na het veldvoetbal met ruim 33000 bezoeken. Dit heeft grote persoonlijke een maatschappelijk gevolgen. Gelukkig is er de laatste jaren veel aandacht voor het herstel na een blessure. In dit artikel willen we echter nadruk leggen op de preventie van blessures. Dit doen we niet alleen.

Er zijn steeds meer kinderen die te dik zijn en te weinig bewegen. Ook zijn er steeds meer kinderen met een motorische achterstand. Op allerlei manieren wordt hier aandacht aan besteed. Wat zijn de trends rondom gezondheid? En wat is het belang van de ontwikkeling van motorische vaardigheden en de wijze waarop de motorische ontwikkeling gemonitord kan worden in de lichamelijke opvoeding?

Er zijn steeds meer kinderen die te dik zijn en te weinig bewegen. Ook zijn er steeds meer kinderen met een motorische achterstand. Op allerlei manieren wordt hier aandacht aan besteed. Wat zijn de trends rondom gezondheid? En wat is het belang van de ontwikkeling van motorische vaardigheden en de wijze waarop de motorische ontwikkeling gemonitord kan worden in de lichamelijke opvoeding?

Doel: ieder kind heeft recht op een les waarin je wat leert en plezier beleeftAchtergrond Instructie en afnamePraktijkKahoot QuizEvaluatieWat heb ik er aan?-bruikbaar voor eigen lessen/trainingen (beginniveau, vooruitgang)-startbekwaam tester

Inhoudsopgave Inleiding pag. 3 Hoofdstuk 1: Motorisch leren, taakgericht leren & zelfsturing pag. 5 Hoofdstuk 2: Opzet project ‘Sportbouwer’ pag. 9 Hoofdstuk 3: Toelichting bij de lessen pag. 10 Hoofdstuk 4: Toelichting bij de app pag. 13 Hoofdstuk 5: Toelichting bij de sportkaarten pag. 17 Bijlagen: Bijlage 1: Sportkaarten Bijlage 2: Eerste selectieformulier: Wat ga ik doen? Bijlage 3: Overzicht van de acht stappen per vaardigheid. Bijlage 4: Planningsformulier materiaalverdeling Bijlage 5: Sport enquête

Cursusprogrammaochtend10.00 - 10.20 uur Kennismaking en indeling cursusdagdelen10.20 - 11.00 uur DCD, Achtergrond en kwaliteit van de test11.00 - 12.00 uur Afnameprocedure en video aantal testitems12.00 - 12.30 uur Voorbeeldcasusmiddag13.30 - 14.30 uur Rapportage adhv casussen14.30 - 15.00 uur Koppeling diagnostiek behandeling15.00 - 16.00 uur Behandeling, diverse werkvormen16.00 - 16.30 uur Gelegenheid tot stellen van vragen

Met de toenemende vergrijzing in ons land zal er ook een toename plaatsvinden van het aantal ouderen met dementie. Dementie, met als voornaamste oorzaak de ziekte van Alzheimer, wordt in het algemeen vooral gezien als een ziekte waarbij cognitieve problemen optreden. Dat er ook al in een vroeg stadium motorische stoornissen optreden is veel minder bekend. Pas in een laat stadium worden de motorische problemen dusdanig groot dat de fysiotherapeut wordt ingeschakeld. Het is van belang om als fysiotherapeut kennis te hebben van de verschillende vormen van dementie en de daarmee gepaard gaande verschillen in motorische stoornissen. Daarnaast is het van belang om inzicht te krijgen in werkzame interventies en de juiste meetinstrumenten in te kunnen zetten. In deze masterclass wordt inzicht gegeven in de motorische problemen bij dementie (o.a. paratonie) en worden handvatten voor de praktijk gegeven.DoelNa deze masterclass is de deelnemer in staat de verschillen in motorische stoornissen te herkennen en hier de passende meetinstrumenten op in te zetten. Daarnaast heeft de deelnemer handvatten voor de praktische consequenties gekregen.

Met de toenemende vergrijzing in ons land zal er ook een toename plaatsvinden van het aantal ouderen met dementie. Dementie, met als voornaamste oorzaak de ziekte van Alzheimer, wordt in het algemeen vooral gezien als een ziekte waarbij cognitieve problemen optreden. Dat er ook al in een vroeg stadium motorische stoornissen optreden is veel minder bekend. Pas in een laat stadium worden de motorische problemen dusdanig groot dat de fysiotherapeut wordt ingeschakeld. Het is van belang om als fysiotherapeut kennis te hebben van de verschillende vormen van dementie en de daarmee gepaard gaande verschillen in motorische stoornissen. Daarnaast is het van belang om inzicht te krijgen in werkzame interventies en de juiste meetinstrumenten in te kunnen zetten. In deze masterclass wordt inzicht gegeven in de motorische problemen bij dementie (o.a. paratonie) en worden handvatten voor de praktijk gegeven.DoelNa deze masterclass is de deelnemer in staat de verschillen in motorische stoornissen te herkennen en hier de passende meetinstrumenten op in te zetten. Daarnaast heeft de deelnemer handvatten voor de praktische consequenties gekregen.

BACKGROUND: Implicit (IF) and explicit (EF) feedback are two motor learning strategies demonstrated to alter movement patterns. There is conflicting evidence on which strategy produces better outcomes. The purpose of this study was to examine the effects of reduced IF and EF video feedback on lower extremity landing mechanics. METHODS: Thirty participants (24 ± 2 years, 1.7 ± 0.1 m, 70 ± 11 kg) were randomly assigned to three groups: IF (n = 10), EF (n = 10), and control (CG) (n = 10). They performed twelve box-drop jumps three times a week on the training sessions for six weeks. Only IF and EF groups received video feedback on the training sessions. IF was cued to focus their attention on the overall jump, while EF was cued to focus on position of their knees. 3D lower extremity biomechanics were tested on testing sessions with no feedback. All sessions were at least 24 h apart from another. Testing sessions included baseline testing (pretest), testing after 3 training sessions with 100% feedback (pst1), testing after 6 training sessions with 33.3% feedback (pst2), testing after 6 training sessions with 16.6% feedback (Pst3), and testing 1 month after with no feedback (retention - ret). ANOVA compared differences between groups and time at initial contact and peak for hip flexion (HF, °) and abduction angle (HA, °), hip abduction moment (HAM, Nm/kgm), knee flexion (KF, °) and abduction angle (KA, °), knee abduction moment (KAM, Nm/kgm) and VGRF (N) (p

AIESEP future directions

Op straat zijn twee jongens een balletje aan het overtrappen. Een meisje van drie fietst op haar fiets zonder zijwieltjes rondjes en haar grote zus is aan het skeeleren. Op het speelveld is een groepje kinderen blikspuit aan het spelen. Op nummer 4 woont Sander. Hij zit binnen en speelt een spelletje op zijn spelcomputer. Sander is niet zo handig met de bal en skeeleren kan hij al helemaal niet. Hoe zorgen we ervoor dat ook Sander lichamelijk actief wordt en blijft?

In 2016 heeft het bedrijf ‘AndersWinst digitaal leren’ het digitale werkboek Kpito ontworpen. In dit onderzoek is de derde pilotversie van Kpito getest, waarin leerlingen adaptief aan opdrachten kunnen werken en waaraan een beloningssysteem is toegevoegd. Digitaal oefenen van spellingvaardigheid is controversieel in het basisonderwijs en verschillende onderzoeken rapporteren daarbij uiteenlopende resultaten. Doel van dit onderzoek is het effect te meten van het gebruik van het digitale werkboek Kpito, met de toegevoegde spelelementen (feedback, beloning en uitdaging), op de motivatie en spellingvaardigheid van basisschoolleerlingen. Daartoe worden de motivatie en spellingvaardigheid in twee condities (Kpito-gebruik versus de gangbare methode) vergeleken. Aan het experiment namen 97 leerlingen uit groep 5, 6 en 7 van twee verschillende basisscholen deel. De experimentgroep (n = 48) maakte gedurende zes weken gemiddeld 60 minuten per week gebruik van het digitale werkboek Kpito voor het maken van spellingoefeningen. De controlegroep (n = 49) besteedde in dezelfde periode evenveel tijd aan het maken van spellingoefeningen in het papieren werkboek Taalactief. De onderzoeksgroep bestond uit 56 jongens (58%) en 42 meisjes (42%); met een gemiddelde leeftijd van 9 jaar. In een quasi-experimenteel design met pre- en posttests zijn veranderingen in de motivatie en spellingvaardigheid vergeleken. Hiervoor is gebruik gemaakt van Mixed ANOVA. Aanvullend zijn kwalitatieve gegevens verzameld door afname van semi-gestructureerde interviews met leerlingen uit de kpito-groep (n = 10) om de waardering voor het programma en de spelelementen te inventariseren. De leerlingen vulden een vragenlijst in gebaseerd op de Intrinsic Motivation Inventory (Ryan & Deci, 2000) en maakten de SchoolVaardigheidsToets-Spelling (Braams & De Vos, 2015) als voor- en nameting. Het gebruik van het digitale werkboek blijkt een groot positief effect te hebben op de motivatie voor het maken van spellingoefeningen. Dit effect is het grootst bij leerlingen met beperkingen in hun (schrijf)motorische vaardigheid. Er was geen significante groei in spellingvaardigheid in beide condities. De meeste leerlingen beoordelen het gebruik van het digitale werkboek positief. Vooral de directe feedback en de mogelijkheid om te herkansen worden gewaardeerd. De conclusie is dat het gebruik van het digitale werkboek Kpito een groot positief effect heeft op de motivatie van leerlingen voor het maken van spellingoefeningen. De grote verschillen in motivatie tussen motorisch beperkte en niet beperkte leerlingen worden zelfs geminimaliseerd. Er zijn geen verschillen gevonden in de leeropbrengsten voor spellingvaardigheid, ook niet wanneer werd gecompenseerd voor de toegenomen motivatie als mediator.

Programma’s-Sportbouwer-Effectstudie Nijntje-Multiskill RTCMaterialen-Boek Onbeperkt Sportief-Lessen Activity Square Europe-MOBAK

Background Implicit (IF) and explicit (EF) feedback are two motor learning strategies demonstrated to alter movement patterns. There is conflicting evidence on which strategy produces better outcomes. The purpose of this study was to examine the effects of reduced IF and EF video feedback on lower extremity landing mechanics. Methods Thirty participants (24 ± 2 years, 1.7 ± 0.1 m, 70 ± 11 kg) were randomly assigned to three groups: IF (n = 10), EF (n = 10), and control (CG) (n = 10). They performed twelve box-drop jumps three times a week on the training sessions for six weeks. Only IF and EF groups received video feedback on the training sessions. IF was cued to focus their attention on the overall jump, while EF was cued to focus on position of their knees. 3D lower extremity biomechanics were tested on testing sessions with no feedback. All sessions were at least 24 h apart from another. Testing sessions included baseline testing (pretest), testing after 3 training sessions with 100% feedback (pst1), testing after 6 training sessions with 33.3% feedback (pst2), testing after 6 training sessions with 16.6% feedback (Pst3), and testing 1 month after with no feedback (retention – ret). ANOVA compared differences between groups and time at initial contact and peak for hip flexion (HF, °) and abduction angle (HA, °), hip abduction moment (HAM, Nm/kgm), knee flexion (KF, °) and abduction angle (KA, °), knee abduction moment (KAM, Nm/kgm) and VGRF (N) (p

Met de toenemende vergrijzing in ons land zal er ook een toename plaatsvinden van het aantal ouderen met dementie. Dementie, met als voornaamste oorzaak de ziekte van Alzheimer, wordt in het algemeen vooral gezien als een ziekte waarbij cognitieve problemen optreden. Dat er ook al in een vroeg stadium motorische stoornissen optreden is veel minder bekend. Pas in een laat stadium worden de motorische problemen dusdanig groot dat de fysiotherapeut wordt ingeschakeld. Het is van belang om als fysiotherapeut kennis te hebben van de verschillende vormen van dementie en de daarmee gepaard gaande verschillen in motorische stoornissen. Daarnaast is het van belang om inzicht te krijgen in werkzame interventies en de juiste meetinstrumenten in te kunnen zetten. In deze masterclass wordt inzicht gegeven in de motorische problemen bij dementie (o.a. paratonie) en worden handvatten voor de praktijk gegeven.DoelNa deze masterclass is de deelnemer in staat de verschillen in motorische stoornissen te herkennen en hier de passende meetinstrumenten op in te zetten. Daarnaast heeft de deelnemer handvatten voor de praktische consequenties gekregen.

Using fMRI, cerebral activations were studied in 24 classically-trained keyboard performers and 12 musically unskilled control subjects. Two groups of musicians were recruited: improvising (n=12) and score-dependent (non-improvising) musicians (n=12). While listening to both familiar and unfamiliar music, subjects either (covertly) appraised the presented music performance or imagined they were playing the music themselves. We hypothesized that improvising musicians would exhibit enhanced efficiency of audiomotor transformation reflected by stronger ventral premotor activation. Statistical Parametric Mapping revealed that, while virtually 'playing along' with the music, improvising musicians exhibited activation of a right-hemisphere distribution of cerebral areas including posterior-superior parietal and dorsal premotor cortex. Involvement of these right-hemisphere dorsal stream areas suggests that improvising musicians recruited an amodal spatial processing system subserving pitch-to-space transformations to facilitate their virtual motor performance. Score-dependent musicians recruited a primarily left-hemisphere pattern of motor areas together with the posterior part of the right superior temporal sulcus, suggesting a relationship between aural discrimination and symbolic representation. Activations in bilateral auditory cortex were significantly larger for improvising musicians than for score-dependent musicians, suggesting enhanced top-down effects on aural perception. Our results suggest that learning to play a music instrument primarily from notation predisposes musicians toward aural identification and discrimination, while learning by improvisation involves audio-spatial-motor transformations, not only during performance, but also perception. (C) 2015 The Authors. Published by Elsevier B.V. This is an open access article under the CC BY-NC-ND license (http://creativecommons.org/licenses/by-nc-nd/4.0/).

Using fMRI, cerebral activations were studied in 24 classically-trained keyboard performers and 12 musically unskilled control subjects. Two groups of musicians were recruited: improvising (n=12) and score-dependent (non-improvising) musicians (n=12). While listening to both familiar and unfamiliar music, subjects either (covertly) appraised the presented music performance or imagined they were playing the music themselves. We hypothesized that improvising musicians would exhibit enhanced efficiency of audiomotor transformation reflected by stronger ventral premotor activation. Statistical Parametric Mapping revealed that, while virtually 'playing along' with the music, improvising musicians exhibited activation of a right-hemisphere distribution of cerebral areas including posterior-superior parietal and dorsal premotor cortex. Involvement of these right-hemisphere dorsal stream areas suggests that improvising musicians recruited an amodal spatial processing system subserving pitch-to-space transformations to facilitate their virtual motor performance. Score-dependent musicians recruited a primarily left-hemisphere pattern of motor areas together with the posterior part of the right superior temporal sulcus, suggesting a relationship between aural discrimination and symbolic representation. Activations in bilateral auditory cortex were significantly larger for improvising musicians than for score-dependent musicians, suggesting enhanced top-down effects on aural perception. Our results suggest that learning to play a music instrument primarily from notation predisposes musicians toward aural identification and discrimination, while learning by improvisation involves audio-spatial-motor transformations, not only during performance, but also perception.

WISC-V dag op 13 oktober in Utrecht, zie https://www.pearsonacademy.nl/wisc-v-dag. We verwachten rond de 800 deelnemers. Het ochtendprogramma wordt op een 'klassieke' manier gevuld met twee langere lezingen over de WISC-V en het CHC model. In de middag willen we het programma wat anders inrichten met korte presentaties over verschillende onderwerpen gekoppeld aan intelligentie. motorische ontwikkeling en intelligentie.

Background In handball an anterior cruciate ligament injury often occurs during a jump shot landing. Video feedback is effective to improve landing although little is known about its influence in sport-specific movements. Objective Test effectiveness of video overlay feedback on landing technique. Design Randomized controlled trial. Setting Controlled laboratory with elite athletes. Participants Sixteen female handball players were randomly assigned to a Control (CG) or Video (VG) Group. Interventions Both groups performed jump shots in pre-test (5 trials), two training sessions (TR1 & TR2, 2x10 trials) and post-test (5 trials). In TR1 and TR2, the VG received self-controlled video feedback of an expert model with an overlay of their own jump shots. Main Outcome Measurements Knee and hip flexion angles (initial contact (IC), maximum (MAX) and range of motion (ROM)). Landing Error Scoring System (LESS) score. Shot accuracy, jump height and distance to assess performance. Results From pre- to post-test, knee (pre-test IC: −12.4°±3.9, post-test IC: −17.3°±2.4, pre-test MAX: −70.4°±2.8, post-test MAX: −99.6°±11.3, pre-test ROM: −58.1°±5.3, post-test ROM: −82.3°±10.5) and hip (pre-test IC: 29.7°±4.4, post-test IC: 38.7°±6.4, pre-test MAX: 58.9°±11.4, post-test MAX: 97.8°±17.6, pre-test ROM: 31.6°±12.5, post-test ROM: 63.9°±11.7) flexion improved in the VG (p Conclusions Overlay visual feedback is effective to improve landing technique during a jump shot whilst maintaining performance. For enhancing injury prevention, it is imperative to determine long-term effects and transfer to training and game situations.

Introduction In elementary school, children have to learn fundamental motor skills to ensure a lifetime participation in sports. An essential part of this learning process is organized in physical education lessons and other sport activities during or after school time. The quality and quantity of these activities play a crucial role on the effects. Therefore, forty-two physical education specialists provide physical education lessons and organize extra sport activities on 220 primary schools in the province of Friesland (The Netherlands). Experience In order to monitor the effects a research project started in 2011. Around four hundred children are monitored over four years on motor skills, sport participation, physical activity and Body Mass Index. Differences between experimental schools and control schools (without physical education specialists) are assessed. With still one year to go, the first results are promising in favor of the physical education specialist. Critical analysis Promising results might persuade schools and policy makers to structurally employ physical education specialists. This might be in favor for the development of motor skills and eventually stimulate children to be more physically active on short term and even on long term. However, more research is needed on the quality of the activities to maximize the effect of physical education lessons and sport activities. Conclusions The physical education specialist plays a crucial role in the development of motor skills and thereby contribute to the physical activity of children in elementary school. To strengthen the position of the physical education specialist in the educational system in the Netherlands and to guarantee a physically active future for our children, more research in physical education is more than welcome. ABSTRACT FROM AUTHOR

Objective: To assess the feasibility of conducting a randomised controlled trial to determine the effectiveness of a twenty-week power-assisted exercise intervention in people with profound intellectual and multiple disabilities and to evaluate the potential beneficial effects of this intervention. Design: Pilot randomised controlled trial. Setting: A large-scale twenty-four-hour residential facility in the Netherlands. Subjects: Thirty-seven persons with profound intellectual and multiple disabilities. Intervention: Participants in the intervention group received a power-assisted exercise intervention three times a week for thirty minutes over a twenty-week period. Participants in the control group received care as usual. Main measures: Trial feasibility by recruitment process and outcomes completion rates; intervention feasibility by programme compliance rates; potential outcomes by functional abilities, alertness, body composition, muscle tone, oxygen saturation, cardiovascular fitness and quality of life. Results: Thirty-seven participants were recruited ( M age = 32.1, SD = 14.6) and were randomly allocated to intervention ( n = 19) and control ( n = 18) groups. Programme compliance rates ranged from 54.2% to 97.7% with a mean (SD) of 81.5% (13.4). Oxygen saturation significantly increased in the intervention group. Standardised effect sizes on the difference between groups in outcome varied between 0.02 and 0.62. Conclusions: The power-assisted exercise intervention and the trial design were feasible and acceptable to people with profound intellectual and multiple disabilities living in a residential facility. This pilot study suggests that the intervention improves oxygen saturation, but further implementation with the aim of improving other outcomes should be considered with caution.

Optimizing landing strategies in cutting sports : a practical hands on approach of motor learning strategies

Background: Retention of movement technique is crucial in anterior cruciate ligament (ACL) injury pre- vention programs. It is unknown if specific instructions or video instructions result in changes in kine- matic and kinetic measures during a relatively short training session, and in a retention test one week later. Hypothesis/Purpose: The purpose was to determine the effects of verbal external focus (EF), verbal inter- nal focus (IF) and video instructions (VI) on landing technique (i.e. kinematics and kinetics) during train- ing and retention. Study Design: Randomized Controlled Trial. Methods: This study compared verbal EF, verbal IF, VI and CTRL group. Forty healthy athletes were assigned to the IF (n=10), EF (n=10), VI (n=10) or CTRL group (n=10). A jump-landing task was per- formed as a baseline, followed by two training blocks (TR1 and TR2) and a post test. Group specific instruc- tions were offered in TR1 and TR2. In addition, subjects in the IF, EF and VI groups were free to ask for feedback after every jump in TR1 and TR2. One week later, a retention test was conducted without specific instructions or feedback. Kinematics and kinetics were captured using an 8-camera motion analysis system. Results: Males and females in the EF and VI instruction group showed beneficial results during and after the training session, in terms of improved landing technique. Retention was achieved after only a short training session. Conclusion: ACL injury prevention programs should include EF and/or VI instructions to improve kine- matics and kinetics and achieve retention. Level of Evidence: 3b Key words: Injury prevention, motor learning, movement technique, retention

OBJECTIVE: Paratonia, a distinctive form of hypertonia in patients with dementia, causes loss of functional mobility in early stage dementia to severe contractures and pain in the late stages. The pathogenesis of paratonia is not well understood. Patients in early stage dementia with diabetes mellitus showed a significantly higher risk for the development of paratonia. Both Alzheimer disease and diabetes mellitus are related to higher concentrations of advanced glycation end-products (AGEs). The purpose of this study is to explore the association of AGEs with the prevalence and severity of paratonia in patients with Alzheimer disease.DESIGN: Observational longitudinal, 1-year follow-up cohort study with 3 assessments.SETTING: Day care centers for patients with dementia.PARTICIPANTS: A total of 144 community-dwelling patients with early stage Alzheimer or Alzheimer/vascular disease were recruited from 24 dementia day care centers in The Netherlands.MEASUREMENTS: The presence of paratonia (Paratonia Assessment Instrument), the severity of paratonia (Modified Ashworth Scale for paratonia), and AGE levels (AGE-reader).RESULTS: From the 144 participants (56.3% female and 43.7% male, with a mean [standard deviation] age of 80.7 [7.7] years), 118 participants were available for final follow-up. A significant association between AGE levels and the presence of paratonia (odds ratio 3.47, 95% confidence interval [CI] 1.87-6.44, P < .001) and paratonia severity (β = 0.17, 95% CI 0.11-0.23, P < .001) was determined. In participants who developed paratonia and those with persistent paratonia throughout the study the AGE levels (95% CI -0.38 to -0.13, P < .001 and 95% CI -0.46 to -0.06, P = .012, respectively) and the severity of paratonia (95% CI -0.60 to -0.35, P < .001 and 95% CI -0.38 to -0.12, P < .001, respectively) significantly increased, whereas the AGE levels remained stable in those participants without paratonia. Notwithstanding, change in AGE levels was not significantly (P = .062) related to change in paratonia severity, mixed model analyses provided evidence for both a significant time and between participant effect of AGEs on paratonia severity.CONCLUSIONS: This study suggests that elevated AGE levels are a contributing factor to paratonia and its severity and could be the result of peripheral biomechanical changes reducing elasticity and increasing stiffness. These results provide a new perspective on paratonia and gives rise to further research whether paratonia could be postponed or movement stiffness can be improved by reducing AGE levels.

Motor learning in ACL injury prevention Anne Benjaminse The physical and psychosocial consequences of an anterior cruciate ligament (ACL) injury are large, for example limitations in daily life, reduction of sports participation, development of osteoarthritis in the knee and increased risk for re-rupture. The importance of prevention is clear, however we have not been able yet to reduce the ACL injury incidence. The aim of this dissertation was therefore to examine how current ACL injury prevention protocols can be optimized through enhanced motor learning. Motor skills can be learned with attention directed to the movement itself (e.g. “flex your knees”), which is defined as an internal focus. Whereas with an external focus, attention is directed towards the effect of the movement (e.g. “imagine you are going to sit on a chair”). In the current ACL injury prevention programs athletes are mostly encouraged to focus on the quality of their movements in order to improve awareness and knee control during cutting, jumping and landing. However, telling athletes explicitly how to move may be counterproductive and less suitable for the acquisition of the control required for complex motor skills. This dissertation shows that providing athletes with individual feedback with an external focus component and video feedback seems promising when learning movement patterns: safer landing techniques were used. A focus on the movement effect (i.e. external focus) probably promotes the utilization of unconscious or automatic processes. This enhances the transfer to the field and retention of learned movement patterns over time. Finally, performance remained optimal (i.e. running speed and jump height). When training staff realize that injury prevention (enhanced movement technique) and performance enhancement go hand in hand, injury prevention can be viewed as ’part of the game’.

Verschillende motorische verschijnselen bij verschillende vormen van dementie worden belicht.