Search

In deze bijdrage worden twee van de drie wetsvoorstellen voor een ‘eerlijke economie’ aan een kritische evaluatie onderworpen. Uit de historische en actuele schets die volgt, blijkt dat de wens om tot versterking van de positie van werknemers te komen bijzonder toepasselijk is in het huidige tijdsgewricht, waarin de factor arbeid op verschillende niveaus aan betekenis heeft ingeboet.

This study uses the political connotation of democracy in constitutional contexts as an instrument to clarify the democratic legitimacy of the governance of education. The author concludes that the current legislation on participation and good governance falls short of the four notions of democratic legitimacy comprised in this study. It is true that in recent years more attention has been paid to democratic legitimacy, but there are still fundamental flaws in legislation. Democratic deficiencies still exist in foundations, whereas associations mainly face democratic duplications due to education legislation. The problems in current legislation are so fundamental that adjustments are necessary. With regard to the position of parents the path of participation seems a dead end. This study mentions four versions of an educative democracy that, to a decreasing degree, comply with the notions of democratic legitimacy: 1. mandatory educative democracy in public and private education; 2. mandatory educative democracy in private education; 3. voluntary educative democracy; 4. educative democracy in current legal forms. The first three variants are based on an association form with mandatory membership of all parents. Following the teleological interpretation method in this study this structure can be considered a present-day operationalization of the intention of the constitutional legislator. On present showing an educative democracy is not a solution for the problems of legitimacy in a socio-cultural sense, but it is a necessary condition for legal-political legitimacy.

This study uses the political connotation of democracy in constitutional contexts as an instrument to clarify the democratic legitimacy of the governance of education. The author concludes that the current legislation on participation and good governance falls short of the four notions of democratic legitimacy comprised in this study. It is true that in recent years more attention has been paid to democratic legitimacy, but there are still fundamental flaws in legislation. Democratic deficiencies still exist in foundations, whereas associations mainly face democratic duplications due to education legislation. The problems in current legislation are so fundamental that adjustments are necessary. With regard to the position of parents the path of participation seems a dead end. This study mentions four versions of an educative democracy that, to a decreasing degree, comply with the notions of democratic legitimacy: 1. mandatory educative democracy in public and private education; 2. mandatory educative democracy in private education; 3. voluntary educative democracy; 4. educative democracy in current legal forms. The first three variants are based on an association form with mandatory membership of all parents. Following the teleological interpretation method in this study this structure can be considered a present-day operationalization of the intention of the constitutional legislator. On present showing an educative democracy is not a solution for the problems of legitimacy in a socio-cultural sense, but it is a necessary condition for legal-political legitimacy.

In deze bijdrage schets ik een aantal belangrijke ontwikkelingen in de arbeidsverhoudingen die leiden tot een drietal centrale thema's voor de toekomst van de arbeidsverhoudingen: de verwijdering tussen de rol van ondernemer en werkgever, de omgang met individualisering en de vraag naar countervailing power

In deze bijdrage schets ik een aantal belangrijke ontwikkelingen in de arbeidsverhoudingen die leiden tot een drietal centrale thema's voor de toekomst van de arbeidsverhoudingen: de verwijdering tussen de rol van ondernemer en werkgever, de omgang met individualisering en de vraag naar countervailing power

Grip op werk: voorstel voor een onderzoek agenda.Historisch verschil in positie kernen/ OR in familiebedrijven en bestuurders namens eigenaren. Betekenis financiële participatie van medewerkers voor positie OR.OR en maatschappelijke rol onderneming is dun lijntje.

PurposeThis paper seeks to explore the question of how to investigate the contribution of the operational network (comprising sales service, logistics, planning, production, etc.) to operational performance. In doing so, the paper aims to link concepts from organisational and social psychology to production planning and control.Design/methodology/approachThe paper introduces the concept “operational network”, e.g. the network of people involved in customer and production order processing. Members of the operational network need some autonomy, but this autonomy may also lead to dysfunctional behaviour, due to conflicts of interest, ambiguities and individual preferences. The contribution of the operational network seems difficult to investigate. This is illustrated by an empirical study of the role of operational people in a semi‐process industry. This study shows that concepts of organisational psychology are very applicable here. However, most results relate perceived behaviour to perceived performance; it appeared to be difficult to relate actual organisation characteristics to actual performance. This paper discusses the research approach that is necessary to be able to fill the gap between “perceived” and “actual”.FindingsTo fill the gap between “perceived” and “actual” behaviour, it is necessary to formalize the behaviour of the members of the operational network by adopting an adequate planning and control framework. In most situations such a planning and control framework is not available. Therefore, a study of the role of the operational network needs to be accompanied by a participative design of the planning and control framework.Originality/valueThis paper conducts a convincing investigation into the contribution of the operational network to operational performance, a subject which hitherto has been only marginally addressed.

PPT presentatie tijdens HRM Praktijk en Onderzoek Congres 'de veranderende waarde(n) van werk: gevolgen voor HRM

PPT presentatie tijdens HRM Praktijk en Onderzoek Congres 'de veranderende waarde(n) van werk: gevolgen voor HRM

Verslag van het symposium: Kansen in Krimp: op zoek naar duurzame strategieën in krimpgebieden, symposium 19 juni 2014. Op de Hanzehogeschool in Groningen kwamen die dag circa 50 professionals, studenten en onderzoekers bijeen om de resultaten van de lopende onderzoeken te bespreken. Deze onderzoeken zijn de afgelopen maanden uitgevoerd door studenten en junior medewerkers van verschillende opleidingen in samenwerking met onderzoekers van Kenniscentrum NoorderRuimte en professionals van de verschillende organisaties uit het KIK netwerk. Centraal thema: de zoektocht naar duurzame strategieën van woningcorporaties en andere partijen in krimpgebieden.

Uitnodiging voor het symposium: Kansen in Krimp: op zoek naar duurzame strategieën in krimpgebieden, symposium 19 juni 2014. De afgelopen maanden zijn studenten van de Hanzehogeschool Groningen druk bezig geweest met verschillende deelonderzoeken voor het project Kansen in Krimp. Op het symposium van 19 juni a.s. willen we de resultaten van deze onderzoeken graag aan u presenteren! Op het programma staan vier thematische sessies die ieder een vast format kennen: een korte inleiding, gevolgd door presentaties van studenten en feedback van opdrachtgevers en coreferenten. Uiteraard is er ook ruimte voor vragen en discussie met de zaal. We sluiten de dag af met posterpresentaties tijdens het minisymposium van bureau NoorderRuimte. Naast de posters van Kansen in Krimp kunt u dan ook kennis maken met de resultaten van andere onderzoeken, die studenten van bureau NoorderRuimte de afgelopen maanden hebben uitgevoerd.

Verslag van het symposium: Kansen in Krimp: op zoek naar duurzame strategieën in krimpgebieden, symposium 19 juni 2014. Op de Hanzehogeschool in Groningen kwamen die dag circa 50 professionals, studenten en onderzoekers bijeen om de resultaten van de lopende onderzoeken te bespreken. Deze onderzoeken zijn de afgelopen maanden uitgevoerd door studenten en junior medewerkers van verschillende opleidingen in samenwerking met onderzoekers van Kenniscentrum NoorderRuimte en professionals van de verschillende organisaties uit het KIK netwerk. Centraal thema: de zoektocht naar duurzame strategieën van woningcorporaties en andere partijen in krimpgebieden.

Wat zijn de effecten van de globalisering op de nationale stelsels van arbeidsverhoudingen? Ter beantwoording van deze vraag wordt in deze bijdrage allereerst ingegaan op de betekenis van globalisering. Betoogd wordt dat er sinds de eeuwwisseling sprake kan zijn van een nieuw globaliseringsparadigma. Vervolgens wordt ingegaan op de arbeidsverhoudingen in brede zin. Daarbij wordt geconstateerd dat als gevolg van globalisering een neerwaartse concurrentie op arbeidsvoorwaarden en sociale bescherming plaatsvindt. De onderhandelingsagenda wordt steeds meer exogeen bepaald. Hierdoor dreigt functieverlies van de actoren en instituties binnen de stelsels van arbeidsverhoudingen. Zolang de mening overheerst dat elk geneesmiddel erger is dan de kwaal, lijkt dit proces onomkeerbaar. Niettemin zijn nieuwe, corrigerende instrumenten noodzakelijk. Al was het maar om te voorkomen dat afnemende maatschappelijke en politieke steun voor globalisering uiteindelijk zal leiden tot een herlevend neoprotectionisme.

Betrokkenheid en participatie van werknemers bij de risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) kan veel toegevoegde waarde hebben. Dit artikel bericht over een methode die is ontwikkeld om werknemers intensiever bij de RI&E te betrekken. Minder gericht op lange checklist met risico's, en meer op bewuste aandacht voor en kennis over de eigen werkplek. De bijdrage gaat ook in op belemmeringen waarop de methode kan stuiten. Zo kan de werkgever het niet nodig vinden om alle werknemers bij de risico-inventarisatie te betrekken omdat hij daarvoor bijvoorbeeld een preventiemedewerker heeft. Een tweede belemmering is de vrees voor valse verwachtingen. Werknemers krijgen wellicht de indruk dat al hun klachten worden opgelost en alle suggesties worden gehonoreerd. Dit is dan een kwestie van het 'managen' van verwachtingen. Vakmedia

Wat zijn de effecten van de globalisering op de nationale stelsels van arbeidsverhoudingen? Ter beantwoording van deze vraag wordt in deze bijdrage allereerst ingegaan op de betekenis van globalisering. Betoogd wordt dat er sinds de eeuwwisseling sprake kan zijn van een nieuw globaliseringsparadigma. Vervolgens wordt ingegaan op de arbeidsverhoudingen in brede zin. Daarbij wordt geconstateerd dat als gevolg van globalisering een neerwaartse concurrentie op arbeidsvoorwaarden en sociale bescherming plaatsvindt. De onderhandelingsagenda wordt steeds meer exogeen bepaald. Hierdoor dreigt functieverlies van de actoren en instituties binnen de stelsels van arbeidsverhoudingen. Zolang de mening overheerst dat elk geneesmiddel erger is dan de kwaal, lijkt dit proces onomkeerbaar. Niettemin zijn nieuwe, corrigerende instrumenten noodzakelijk. Al was het maar om te voorkomen dat afnemende maatschappelijke en politieke steun voor globalisering uiteindelijk zal leiden tot een herlevend neoprotectionisme.

Betrokkenheid en participatie van werknemers bij de risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) kan veel toegevoegde waarde hebben. Dit artikel bericht over een methode die is ontwikkeld om werknemers intensiever bij de RI&E te betrekken. Minder gericht op lange checklist met risico's, en meer op bewuste aandacht voor en kennis over de eigen werkplek. De bijdrage gaat ook in op belemmeringen waarop de methode kan stuiten. Zo kan de werkgever het niet nodig vinden om alle werknemers bij de risico-inventarisatie te betrekken omdat hij daarvoor bijvoorbeeld een preventiemedewerker heeft. Een tweede belemmering is de vrees voor valse verwachtingen. Werknemers krijgen wellicht de indruk dat al hun klachten worden opgelost en alle suggesties worden gehonoreerd. Dit is dan een kwestie van het 'managen' van verwachtingen. Vakmedia

Ondanks de sterk toegenomen aandacht voor veiligheid blijkt uit gebeurtenissen als de explosie in Enschede en de brand in Volendam, dat er nog steeds verborgen oorzaken van onveiligheid bestaan. Dit was voor het ministerie van Sociale Zaken mede aanleiding om samen met TNO Kwaliteit van Leven een meerjarig onderzoek te starten naar nieuwe mogelijkheden om het nemen van structurele bronmaatregelen te bevorderen. De onderhavige studie bestaat uit een literatuurscan, casestudies met interviews in o.a. 13 bedrijven die onder het BRZO (Besluit Risico's Zware Ongevallen 1999) regime vallen (procesveiligheid) en een pilotstudie, met onder meer workshops, rondgangen en observaties om bronmaatregelen te vinden voor de bouw van een nieuwe werkplaats in de transportsector. De klassieke veiligheidsliteratuur lijkt vooral voort te bouwen op reeds bestaande inzichten. Nieuwe benaderingen zijn vooral gericht zijn op structurele verbeteringen in procesveiligheid en veel minder op bronmaatregelen ten aanzien van arbeidsveiligheid. De casestudies laten zien dat met name financiële aspecten het nemen van bronmaatregelen in de weg staan. Daarnaast blijkt timing van belang: in bestaande bouw is het nemen van maatregelen kostbaarder dan in een nieuwbouwsituatie. De pilotstudie laat o.a. zien dat de gekozen participatieve aanpak tot diverse mogelijke innovaties in het onderhoudsproces leidden. Brongerichte oplossingen, liggen met name in de verbetering van de veiligheidscultuur.

Sociale innovatie gaan over vernieuwingen in het functioneren van (groepen) medewerkers met het oog op optimale bedrijfsprestaties en een prettig werkklimaat. In dit artikel wordt betoogd dat sociale innovatie de kern is van HRM, en dat het van de werkvloer moet komen, willen organisaties meer dan nu innovatieve producten en diensten leveren. Concreet betekent dit dat (mede)zeggenschap professioneler vorm moet krijgen, dat werkgevers medewerkers meer verantwoordelijkheid geven en hen daarop aanspreken. Ook moeten managers meer sturen op vertrouwen, meer dan op regels. Vaste contracten moeten vervangen worden door het employability-contract als vangnet. Ten slotte dienen er wetenschappelijk verantwoorde experimenten met sociale innovatie worden uitgevoerd en gepubliceerd. De auteurs concluderen dat in Nederland al gisteren is begonnen met sociale innovatie, maar dat dit nog lang niet betekend dat alle punten op dit actielijstje in de praktijk zijn/worden gebracht.

Sociale innovatie gaan over vernieuwingen in het functioneren van (groepen) medewerkers met het oog op optimale bedrijfsprestaties en een prettig werkklimaat. In dit artikel wordt betoogd dat sociale innovatie de kern is van HRM, en dat het van de werkvloer moet komen, willen organisaties meer dan nu innovatieve producten en diensten leveren. Concreet betekent dit dat (mede)zeggenschap professioneler vorm moet krijgen, dat werkgevers medewerkers meer verantwoordelijkheid geven en hen daarop aanspreken. Ook moeten managers meer sturen op vertrouwen, meer dan op regels. Vaste contracten moeten vervangen worden door het employability-contract als vangnet. Ten slotte dienen er wetenschappelijk verantwoorde experimenten met sociale innovatie worden uitgevoerd en gepubliceerd. De auteurs concluderen dat in Nederland al gisteren is begonnen met sociale innovatie, maar dat dit nog lang niet betekend dat alle punten op dit actielijstje in de praktijk zijn/worden gebracht.

Ondanks de sterk toegenomen aandacht voor veiligheid blijkt uit gebeurtenissen als de explosie in Enschede en de brand in Volendam, dat er nog steeds verborgen oorzaken van onveiligheid bestaan. Dit was voor het ministerie van Sociale Zaken mede aanleiding om samen met TNO Kwaliteit van Leven een meerjarig onderzoek te starten naar nieuwe mogelijkheden om het nemen van structurele bronmaatregelen te bevorderen. De onderhavige studie bestaat uit een literatuurscan, casestudies met interviews in o.a. 13 bedrijven die onder het BRZO (Besluit Risico's Zware Ongevallen 1999) regime vallen (procesveiligheid) en een pilotstudie, met onder meer workshops, rondgangen en observaties om bronmaatregelen te vinden voor de bouw van een nieuwe werkplaats in de transportsector. De klassieke veiligheidsliteratuur lijkt vooral voort te bouwen op reeds bestaande inzichten. Nieuwe benaderingen zijn vooral gericht zijn op structurele verbeteringen in procesveiligheid en veel minder op bronmaatregelen ten aanzien van arbeidsveiligheid. De casestudies laten zien dat met name financiële aspecten het nemen van bronmaatregelen in de weg staan. Daarnaast blijkt timing van belang: in bestaande bouw is het nemen van maatregelen kostbaarder dan in een nieuwbouwsituatie. De pilotstudie laat o.a. zien dat de gekozen participatieve aanpak tot diverse mogelijke innovaties in het onderhoudsproces leidden. Brongerichte oplossingen, liggen met name in de verbetering van de veiligheidscultuur.

Purpose This paper seeks to explore the question of how to investigate the contribution of the operational network (comprising sales service, logistics, planning, production, etc.) to operational performance. In doing so, the paper aims to link concepts from organisational and social psychology to production planning and control. Design/methodology/approach The paper introduces the concept "operational network", e.g. the network of people involved in customer and production order processing. Members of the operational network need some autonomy, but this autonomy may also lead to dysfunctional behaviour, due to conflicts of interest, ambiguities and individual preferences. The contribution of the operational network seems difficult to investigate. This is illustrated by an empirical study of the role of operational people in a semi-process industry. This study shows that concepts of organisational psychology are very applicable here. However, most results relate perceived behaviour to perceived performance; it appeared to be difficult to relate actual organisation characteristics to actual performance. This paper discusses the research approach that is necessary to be able to fill the gap between "perceived" and "actual". Findings - To fill the gap between "perceived" and "actual" behaviour, it is necessary to formalize the behaviour of the members of the operational network by adopting an adequate planning and control framework. In most situations such a planning and control framework is not available. Therefore, a study of the role of the operational network needs to be accompanied by a participative design of the planning and control framework. Originality/value - This paper conducts a convincing investigation into the contribution of the operational network to operational performance, a subject which hitherto has been only marginally addressed. © Emerald Group Publishing Limited.

Ergonomics sometimes has a negative connotation, as it is seen to be connected to illness or guidelines that limit innovations. This paper is focused on the positive aspects of ergonomics in improvement of the working environment. It consists of a part that studies the literature on success factors in the process towards higher productivity and greater comfort, the formulation of a model and a hypothesis, which is illustrated by four cases. The model distinguishes the success factors in 'goal', 'involvement' and 'process'. Goals: evidence is found in the literature that a positive approach has benefits in terms of shareholder value and productivity, and for comfort. Involvement: the literature shows that participation of end-users and management contributes to success. Process: in the process it is essential to have a good inventory of the problems, a structured approach, a steering group responsible for the guidance, and end-users involvement in testing of ideas and prototypes. It is hypothesized that the chance of success increases by empowerment (making the end-user responsible for deciding on the next step in the process) and positive experiences of end-users with the potential improvement (end-users feel or see the benefits). The four cases illustrate that the hypothesis can be used in evaluating cases. © 2006 Elsevier Ltd. All rights reserved.

In dit artikel wordt onderzocht of medezeggenschap, in het bijzonder door de ondernemingsraad, tot betere arbeidsomstandigheden leidt, en of de ondernemingsraden voldoende geëquipeerd zijn om deze rol naar behoren te vullen. Ondernemingsraden worden door ondernemingen vrij serieus betrokken bij het overleg over arbeidsomstandigheden, maar het instemmingsrecht wordt vaak met voeten getreden. Verder klagen veel OR-leden over gebrek aan deskundigheid en tijd. Een stevige, betrokken OR hangt inderdaad samen met de kwaliteit van de arbozorg binnen een bedrijf. Het duidelijkst is deze relatie waar het gaat om de inkoop van externe arbodiensten. Vakmedia

In dit artikel wordt onderzocht of medezeggenschap, in het bijzonder door de ondernemingsraad, tot betere arbeidsomstandigheden leidt, en of de ondernemingsraden voldoende geëquipeerd zijn om deze rol naar behoren te vullen. Ondernemingsraden worden door ondernemingen vrij serieus betrokken bij het overleg over arbeidsomstandigheden, maar het instemmingsrecht wordt vaak met voeten getreden. Verder klagen veel OR-leden over gebrek aan deskundigheid en tijd. Een stevige, betrokken OR hangt inderdaad samen met de kwaliteit van de arbozorg binnen een bedrijf. Het duidelijkst is deze relatie waar het gaat om de inkoop van externe arbodiensten. Vakmedia

De zorg voor veiligheid en gezonde arbeidsomstandigheden is primair de verantwoordelijkheid van werkgevers. In de Arbowet is echter bepaald dat bij het totstandkomen van het Arbobeleid nauw moet worden samengewerkt met de werknemers. In grote bedrijven krijgt dat meestal vorm via de ondernemingsraad. Men kan zich afvragen of die samenwerking met de OR wel iets oplevert. Deze kwestie wordt uitvoerig behandeld in het recent verschenen proefschrift van de auteur "Het Arbo-effect van medezeggenschap". In zijn dissertatie is sprake van een positief verband. Opvallend genoeg wordt de zwaarste OR-bevoegdheid op Arbogebied, te weten het instemmingsrecht, in veertig procent van de bedrijven met voeten getreden.

In het kader van het Europese PSIM-project (Participative Simulation Environment for Integral Manufacturing Enterprise Renewal) hebben sociotechnici uit Nederland en Zwitserland een sociotechnisch ICT-instrument ontwikkeld en getest: het STSD-instrument (SocioTechnical System Design). De centrale vraag bij de ontwikkeling was hoe het instrument twee verschillende sociotechnische stromingen ('klassieke' en 'moderne' sociotechniek) combineert en met behulp van ICT een modern organisatievernieuwingsinstrument vormt. In dit artikel wordt aangetoond dat klassieke en moderne sociotechniek uitstekend op elkaar aansluiten betreffende hun diagnostische en ontwerpmatige karakteristieken. Daarnaast laat het artkel zien dat het STSD-instrument, verpakt in interactieve software, gebruiksvriendelijke mogelijkheden biedt om op een participatieve manier aan organisatievernieuwing te werken.

De zorg voor veiligheid en gezonde arbeidsomstandigheden is primair de verantwoordelijkheid van werkgevers. In de Arbowet is echter bepaald dat bij het totstandkomen van het Arbobeleid nauw moet worden samengewerkt met de werknemers. In grote bedrijven krijgt dat meestal vorm via de ondernemingsraad. Men kan zich afvragen of die samenwerking met de OR wel iets oplevert. Deze kwestie wordt uitvoerig behandeld in het recent verschenen proefschrift van de auteur "Het Arbo-effect van medezeggenschap". In zijn dissertatie is sprake van een positief verband. Opvallend genoeg wordt de zwaarste OR-bevoegdheid op Arbogebied, te weten het instemmingsrecht, in veertig procent van de bedrijven met voeten getreden.

In het kader van het Europese PSIM-project (Participative Simulation Environment for Integral Manufacturing Enterprise Renewal) hebben sociotechnici uit Nederland en Zwitserland een sociotechnisch ICT-instrument ontwikkeld en getest: het STSD-instrument (SocioTechnical System Design). De centrale vraag bij de ontwikkeling was hoe het instrument twee verschillende sociotechnische stromingen ('klassieke' en 'moderne' sociotechniek) combineert en met behulp van ICT een modern organisatievernieuwingsinstrument vormt. In dit artikel wordt aangetoond dat klassieke en moderne sociotechniek uitstekend op elkaar aansluiten betreffende hun diagnostische en ontwerpmatige karakteristieken. Daarnaast laat het artkel zien dat het STSD-instrument, verpakt in interactieve software, gebruiksvriendelijke mogelijkheden biedt om op een participatieve manier aan organisatievernieuwing te werken.

This chapter describes the tests of the prototypes of the sociotechnical and selected ergonomic modules ofthe E/S tool (see Chapter 10) at the Final Assembly shop of the Volvo Cars plant in Torslanda. Gothenburg. Sweden. One section ofthe production line was videotaped and evaluated according to the E/S tool and the PSIM procedure (see Chapter 7). To test and evaluate the selected modules of the E/S tool two workshops were carried out, one focusing on sociotechnical aspects the other locusing on ergonomic aspects. Both the ergonomic and the sociotechnical modules were well received among the participants. The workshops showed the importance of a participatory involvement of employees when considering ergonomic and sociotechnical aspects of the development process.

This chapter describes the background and objectives ofthe IST project Participative Simulation environment for Integral Manufacturing enterprise renewal (PSIM). In the short run, PSIM aims to address the key issues that have to be resolved before a manufacturing renewal can be implemented. PSIM is focused on intelligent manufacturing in order to unleash human creativity supported by ICT technology. The long-term goal of PSIM is to show simulated assembly lines in a software environment. PSIM can be used to enable a participative improvement process involving specialized staff, management and production personnel. This chapter gives an oveliew of some basic ideas that provided both the theoretical and conceptual basis for the PSIM project.

To meet demands on short delivery times manufacturers are forced to improve the flow of assembly orders. Therefore humans performing the assembly operations should be motivated to increase productivity and flexibility. To achieve this, a participatory approach ‘PSIM’ was developed that could be applied in companies. PSIM means Participative Simulation environment for Integral Manufacturing enterprise renewal. In PSIM both a procedure and dedicated software were developed and tested in five companies in Europe, Japan and the US. The PSIM participative simulation prototype supports companies in developing new organisational structures and technology in which humans can perform healthier and better. The companies evaluated PSIM positively as a ‘breakthrough’ innovation in the field of business and work. Based on the approach new successful projects were initiated. The application showed that productivity increases of 10-45 per cent in combination with a more motivated work force were achieved.

This report describes the test of the Ergotool module of the E/S tool and the participative procedure performed at the Final Assembly shop of the Wayne plant at Ford Motor Company, Michigan, USA. Three stations were selected. videotaped, measured, and evaluated according to the Ergotool and evaluated in the participative procedure. The test was very successful. Several cultural and/or company differences could be seen especially compared to Volvo Cars. The fixed organization at the shop floor with no rotation or work enlargement in combination w'ith the very strong focus on mass production and actual costs was the main differences that influenced the usage ofthe PSIM environment. The PSIM tool and procedure could be used at the Wayne plant but this case study pinpointed the importance of making them possible to implement in a flexible and easy to adjust way. In addition, Ford and the Wayne plant was given an example of how ergonomic issues can be treated in a participatory wa1' and what benefits rotation and work enlargements can give on ergonomic aspects.

Het is lastig rekening te houden met comfort in ontwerpen, marketing en bedrijfsstrategie. Daar zijn ten minste vier redenen voor te noemen: 1. Iedereen heeft een mening over comfort; 2. Het is onbekend wat ervoor zorgt dat comfort ontstaat; 3. Het is onduidelijk hoe een ontwerpproces vormgegeven moet worden om tot een comfortabel eindproduct te komen; 4. De relatie tussen werkbeleving en comfort wordt onderschat. Dit boek over comfortabel en slim werken begint met theorie over comfort, daarna volgen hoofdstukken over participatieve ergonomie en slim werken. De praktijk heeft echter ook behoefte aan concrete antwoorden. Daarom worden ook een aantal cases behandeld van hoe producten zijn ontwikkeld. Het gaat hierbij om: graafmachines, autoassemblage, veilig een tram besturen, verf krabben, schroeven draaien, zitten, functionele balies, zitten in de trein, kantoorstoelen, slim kansspelautomaten maken, collegebanken, kantoorwerkplekken, schoolbanken, RSI-vrij beeldschermwerk, papierloos werken, glaszetten, metselen, noodverlichting produceren, vliegtuig beladen. Verder worden tips gegeven voor ontwerpen gebaseerd op de cases.

This chapter describes the tests of the prototypes of the sociotechnical and selected ergonomic modules ofthe E/S tool (see Chapter 10) at the Final Assembly shop of the Volvo Cars plant in Torslanda. Gothenburg. Sweden. One section ofthe production line was videotaped and evaluated according to the E/S tool and the PSIM procedure (see Chapter 7). To test and evaluate the selected modules of the E/S tool two workshops were carried out, one focusing on sociotechnical aspects the other locusing on ergonomic aspects. Both the ergonomic and the sociotechnical modules were well received among the participants. The workshops showed the importance of a participatory involvement of employees when considering ergonomic and sociotechnical aspects of the development process.

Het is lastig rekening te houden met comfort in ontwerpen, marketing en bedrijfsstrategie. Daar zijn ten minste vier redenen voor te noemen: 1. Iedereen heeft een mening over comfort; 2. Het is onbekend wat ervoor zorgt dat comfort ontstaat; 3. Het is onduidelijk hoe een ontwerpproces vormgegeven moet worden om tot een comfortabel eindproduct te komen; 4. De relatie tussen werkbeleving en comfort wordt onderschat. Dit boek over comfortabel en slim werken begint met theorie over comfort, daarna volgen hoofdstukken over participatieve ergonomie en slim werken. De praktijk heeft echter ook behoefte aan concrete antwoorden. Daarom worden ook een aantal cases behandeld van hoe producten zijn ontwikkeld. Het gaat hierbij om: graafmachines, autoassemblage, veilig een tram besturen, verf krabben, schroeven draaien, zitten, functionele balies, zitten in de trein, kantoorstoelen, slim kansspelautomaten maken, collegebanken, kantoorwerkplekken, schoolbanken, RSI-vrij beeldschermwerk, papierloos werken, glaszetten, metselen, noodverlichting produceren, vliegtuig beladen. Verder worden tips gegeven voor ontwerpen gebaseerd op de cases.

This report describes the test of the Ergotool module of the E/S tool and the participative procedure performed at the Final Assembly shop of the Wayne plant at Ford Motor Company, Michigan, USA. Three stations were selected. videotaped, measured, and evaluated according to the Ergotool and evaluated in the participative procedure. The test was very successful. Several cultural and/or company differences could be seen especially compared to Volvo Cars. The fixed organization at the shop floor with no rotation or work enlargement in combination w'ith the very strong focus on mass production and actual costs was the main differences that influenced the usage ofthe PSIM environment. The PSIM tool and procedure could be used at the Wayne plant but this case study pinpointed the importance of making them possible to implement in a flexible and easy to adjust way. In addition, Ford and the Wayne plant was given an example of how ergonomic issues can be treated in a participatory wa1' and what benefits rotation and work enlargements can give on ergonomic aspects.

Uit het Permanente Onderzoek van de Leef Situatie-onderzoek (POLS) door het CBS blijkt dat ziekteverzuim met bijna alle onderscheiden risicofactoren samenhangt en dus door aanpak hiervan teruggedrongen kan worden. De belangrijkste risicofactoren blijken echter lichamelijke belasting en autonomie in het werk. Verzuim door tijds-/werkdruk kan (o.a.) worden verminderd door het verminderen van conflicten tussen collega's/leiding en het vergroten van autonomie en vaardigheidsmogelijkheden. Verzuim door lichamelijke belasting kan o.a. worden teruggedrongen door het vergroten van de mogelijkheden om zelf de arbeidsomstandigheden te reguleren (temperatuur, ventilatie). Bij dit rapport hoort een Technisch Rapport met de onderliggende statistische onderzoeksgegevens.

Uit het Permanente Onderzoek van de Leef Situatie-onderzoek (POLS) door het CBS blijkt dat ziekteverzuim met bijna alle onderscheiden risicofactoren samenhangt en dus door aanpak hiervan teruggedrongen kan worden. De belangrijkste risicofactoren blijken echter lichamelijke belasting en autonomie in het werk. Verzuim door tijds-/werkdruk kan (o.a.) worden verminderd door het verminderen van conflicten tussen collega's/leiding en het vergroten van autonomie en vaardigheidsmogelijkheden. Verzuim door lichamelijke belasting kan o.a. worden teruggedrongen door het vergroten van de mogelijkheden om zelf de arbeidsomstandigheden te reguleren (temperatuur, ventilatie). Bij dit rapport hoort een Technisch Rapport met de onderliggende statistische onderzoeksgegevens.

Recognising the diversity of Participatory Ergonomics (PE) and the need for better research and practice guidance, the Health and Safety Executive in the UK commissioned a guidance document. A modified set of dimensions has now been produced as a conceptual framework for understanding PE. In this paper the framework is validated within a structured exercise, involving case studies previously carried out by peers of TNO Work and Employment. Thus the framework has been produced in the UK and been validated using 7 cases in the Netherlands (armed services, community health and domestic care, installation industry, chassis assembly of trucks, daycare for children, construction and tractor assembly). The majority of the projects has "reducing physical workload" as one of their stated aims. The paper begins by describing the framework to be tested and the methods used in the validation exercise. The results of the exercise are then presented and discussed, and implications are drawn for the development of the framework.

Recognising the diversity of Participatory Ergonomics (PE) and the need for better research and practice guidance, the Health and Safety Executive in the UK commissioned a guidance document. A modified set of dimensions has now been produced as a conceptual framework for understanding PE. In this paper the framework is validated within a structured exercise, involving case studies previously carried out by peers of TNO Work and Employment. Thus the framework has been produced in the UK and been validated using 7 cases in the Netherlands (armed services, community health and domestic care, installation industry, chassis assembly of trucks, daycare for children, construction and tractor assembly). The majority of the projects has "reducing physical workload" as one of their stated aims. The paper begins by describing the framework to be tested and the methods used in the validation exercise. The results of the exercise are then presented and discussed, and implications are drawn for the development of the framework.