24 results on '"Mangen, MJJ"'
Search Results
2. Impact of infectious diseases on population health using incidence-based disability-adjusted life years (DALYs): results from the Burden of Communicable Diseases in Europe study, European Union and European Economic Area countries, 2009 to 2013
- Author
-
Cassini, A, Colzani, E, Pini, A, Mangen, MJJ, Plass, D, McDonald, SA, Maringhini, G, van Lier, A, Haagsma, Juanita, Havelaar, AH, Kramarz, P, Kretzschmar, ME, Cassini, A, Colzani, E, Pini, A, Mangen, MJJ, Plass, D, McDonald, SA, Maringhini, G, van Lier, A, Haagsma, Juanita, Havelaar, AH, Kramarz, P, and Kretzschmar, ME
- Published
- 2018
3. A Software Tool for Estimation of Burden of Infectious Diseases in Europe Using Incidence-Based Disability Adjusted Life Years
- Author
-
Colzani, E, Cassini, A, Lewandowski, D, Mangen, MJJ, Plass, D, McDonald, SA, van Lier, A, Haagsma, Juanita, Maringhini, G, Pini, A, Kramarz, P, Kretzschmar, ME, Colzani, E, Cassini, A, Lewandowski, D, Mangen, MJJ, Plass, D, McDonald, SA, van Lier, A, Haagsma, Juanita, Maringhini, G, Pini, A, Kramarz, P, and Kretzschmar, ME
- Published
- 2017
4. Endoscopic mucosal resection (EMR) versus endoscopic submucosal dissection (ESD) for resection of large distal non-pedunculated colorectal adenomas (MATILDA-trial): rationale and design of a multicenter randomized clinical trial
- Author
-
Backes, Y, Moons, LMG, van Bergeijk, JD, Berk, L, ter Borg, F, ter Borg, PCJ, Elias, SG, Geesing, JMJ, Groen, JN, Hadithi, M, Hardwick, JCH, Kerkhof, M, Mangen, MJJ, Straathof, JWA, Schroder, R, Schwartz, MP, Spanier, BWM, Cappel, WHDTN, Wolfhagen, FHJ, Koch, Arjun, Backes, Y, Moons, LMG, van Bergeijk, JD, Berk, L, ter Borg, F, ter Borg, PCJ, Elias, SG, Geesing, JMJ, Groen, JN, Hadithi, M, Hardwick, JCH, Kerkhof, M, Mangen, MJJ, Straathof, JWA, Schroder, R, Schwartz, MP, Spanier, BWM, Cappel, WHDTN, Wolfhagen, FHJ, and Koch, Arjun
- Abstract
Background: Endoscopic mucosal resection (EMR) is currently the most used technique for resection of large distal colorectal polyps. However, in large lesions EMR can often only be performed in a piecemeal fashion resulting in relatively low radical (R0)-resection rates and high recurrence rates. Endoscopic submucosal dissection (ESD) is a newer procedure that is more difficult resulting in a longer procedural time, but is promising due to the high en-bloc resection rates and the very low recurrence rates. We aim to evaluate the (cost-) effectiveness of ESD against EMR on both short (i.e. 6 months) and long-term (i.e. 36 months). We hypothesize that in the short-run ESD is more time consuming resulting in higher healthcare costs, but is (cost-) effective on the long-term due to lower patients burden, a higher number of R0-resections and lower recurrence rates with less need for repeated procedures. Methods: This is a multicenter randomized clinical trial in patients with a non-pedunculated polyp larger than 20 mm in the rectum, sigmoid, or descending colon suspected to be an adenoma by means of endoscopic assessment. Primary endpoint is recurrence rate at follow-up colonoscopy at 6 months. Secondary endpoints are R0-resection rate, perceived burden and quality of life, healthcare resources utilization and costs, surgical referral rate, complication rate and recurrence rate at 36 months. Quality-adjusted-life-year (QALY) will be estimated taking an area under the curve approach and using EQ-5D-indexes. Healthcare costs will be calculated by multiplying used healthcare services with unit prices. The cost-effectiveness of ESD against EMR will be expressed as incremental cost-effectiveness ratios (ICER) showing additional costs per recurrence free patient and as ICER showing additional costs per QALY. Discussion: If this trial confirms ESD to be favorable on the long-term, the burden of extra colonoscopies and repeated procedures can be prevented for future patients.
- Published
- 2016
5. Evolution of Costs of Inflammatory Bowel Disease over Two Years of Follow-Up
- Author
-
van der Valk, ME, Mangen, MJJ, Severs, M, van der Have, M, Dijkstra, G, van Bodegraven, AA, Fidder, HH, de Jong, DJ, van der Woude, C.J., Romberg-Camps, MJL, Clemens, CHM, Jansen, JM (Jeroen Michiel), de Meeberg, PCV, Mahmmod, N, de Jong, AE, Ponsioen, CY, Bolwerk, C, Vermeijden, JR, Siersema, PD, Leenders, M, Oldenburg, B, van der Valk, ME, Mangen, MJJ, Severs, M, van der Have, M, Dijkstra, G, van Bodegraven, AA, Fidder, HH, de Jong, DJ, van der Woude, C.J., Romberg-Camps, MJL, Clemens, CHM, Jansen, JM (Jeroen Michiel), de Meeberg, PCV, Mahmmod, N, de Jong, AE, Ponsioen, CY, Bolwerk, C, Vermeijden, JR, Siersema, PD, Leenders, M, and Oldenburg, B
- Abstract
Background With the increasing use of anti-TNF therapy in inflammatory bowel disease (IBD), a shift of costs has been observed with medication costs replacing hospitalization and surgery as major cost driver. We aimed to explore the evolution of IBD-related costs over two years of follow-up. Methods and Findings In total 1,307 Crohn's disease (CD) patients and 915 ulcerative colitis (UC) patients were prospectively followed for two years by three-monthly web-based questionnaires. Changes of healthcare costs, productivity costs and out-of-pocket costs over time were assessed using mixed model analysis. Multivariable logistic regression analysis was used to identify costs drivers. In total 737 CD patients and 566 UC were included. Total costs were stable over two years of follow-up, with annual total costs of (sic)7,835 in CD and (sic)3,600 in UC. However, within healthcare costs, the proportion of anti-TNF therapy-related costs increased from 64% to 72% in CD (p<0.01) and from 31% to 39% in UC (p < 0.01). In contrast, the proportion of hospitalization costs decreased from 19% to 13% in CD (p<0.01), and 22% to 15% in UC (p < 0.01). Penetrating disease course predicted an increase of healthcare costs (adjusted odds ratio (adj. OR) 1.95 (95% CI 1.02-3.37) in CD and age <40 years in UC (adj. OR 4.72 (95% CI 1.61-13.86)). Conclusions BD-related costs remained stable over two years. However, the proportion of anti-TNF-related healthcare costs increased, while hospitalization costs decreased. Factors associated with increased costs were penetrating disease course in CD and age <40 in UC.
- Published
- 2016
6. Comparison of costs and quality of life in ulcerative colitis patients with an ileal pouch-anal anastomosis, ileostomy and anti-TNFα therapy
- Author
-
van der Valk, M.E., Mangen, MJJ, Severs, M, van der Have, M, Dijkstra, G., van Bodegraven, A.A., Fidder, HH, de Jong, D.J., Pierik, M., van der Woude, C.J., Romberg-Camps, M.J., Clemens, C. H. M., Jansen, J.M., van de Meeberg, P.C., Mahmmod, N., van der Meulen-de Jong, A.E., Ponsioen, C.Y., Bolwerk, C.J.M., Vermeijden, J.R., Siersema, PD, Leenders, Max, Oldenburg, B, van der Valk, M.E., Mangen, MJJ, Severs, M, van der Have, M, Dijkstra, G., van Bodegraven, A.A., Fidder, HH, de Jong, D.J., Pierik, M., van der Woude, C.J., Romberg-Camps, M.J., Clemens, C. H. M., Jansen, J.M., van de Meeberg, P.C., Mahmmod, N., van der Meulen-de Jong, A.E., Ponsioen, C.Y., Bolwerk, C.J.M., Vermeijden, J.R., Siersema, PD, Leenders, Max, and Oldenburg, B
- Published
- 2015
7. The burden of influenza: evaluation of the Disability Adjusted Life Years (DALYs) and hospital utilization in Italy
- Author
-
Longhi, Silvia, De Waure, Chiara, Ricciardi, Walter, Franco, E, Rizzo, C, Di Nardo, Francesco, Gibbons, C, Mangen, Mjj, Brooke, J, Cassini, A, Kramarz, P, and Kretzschmar, M.
- Subjects
Burden of disease ,Settore MED/42 - IGIENE GENERALE E APPLICATA ,Influenza - Published
- 2011
8. Disease burden of food-related pathogens in the Netherlands, 2012
- Author
-
I&V, Bouwknegt M, Mangen MJJ, Friesema IHM, van Pelt W, Havelaar AH, I&V, Bouwknegt M, Mangen MJJ, Friesema IHM, van Pelt W, and Havelaar AH
- Abstract
RIVM rapport:Het RIVM onderzoekt jaarlijks hoeveel mensen ziek worden van 14 ziekteverwekkers die via voedsel in het menselijk lichaam terechtkomen (darmpathogenen). Deze ziektelast wordt uitgedrukt in DALY's (Disability Adjusted Life Year), een internationaal gehanteerde maat voor het aantal gezonde levensjaren die verloren gaan aan ziekte of overlijden. Het aantal DALY's als gevolg van de 14 ziekteverwekkers steeg van 6.230 in 2011 tot 6.550 DALY's in 2012. Daarnaast wordt geschat welke ziektegerelateerde kosten hieraan verbonden zijn (cost of illness). Deze omvatten directe zorgkosten, maar ook niet-medische kosten, zoals reiskosten, en indirecte kosten, bijvoorbeeld als gevolg van werkverzuim. De gerelateerde kosten van de 14 ziekteverwekkers die mensen via voedsel opliepen bedroegen in 2012 175 miljoen euro. Dat is een toename van 4 procent ten opzichte van het jaar ervoor. De stijging van de voedselgerelateerde ziektelast is een gevolg van de uitbraak van Salmonella Thompson via gerookte zalm in 2012. Deze uitbraak veroorzaakte naar schatting 24.000 zieken en 11 miljoen euro aan ziektegerelateerde kosten. Zonder deze uitbraak zouden de voedselgerelateerde ziektelast en de kosten lager zijn dan in 2011. Naar verhouding zijn er namelijk minder mensen ziek geworden van een infectie met Campylobacter spp., Listeria monocytogenes, Toxoplasma gondii en het rotavirus. Wel is het aantal mensen dat ziek werd van een bepaald type E. coli-bacterie (STEC O157) gestegen ten opzichte van 2011. Daarnaast nam tussen 2001 en 2012 het aantal mensen dat ziek werd van het norovirus toe; alleen in 2011 daalde dat aantal ten opzichte van het voorgaande jaar. Een verklaring voor deze trend is niet voorhanden. De onderzochte ziekteverwekkers kunnen niet alleen via voedsel aan de mens worden overgedragen (circa 40 procent), maar ook via het milieu (bijvoorbeeld via oppervlaktewater), dieren, en van mens op mens. De totale ziektelast van alle 'routes' steeg ook, van 13.900 D, The Ministry of VWS has requested RIVM to present an annual update on the number of illnesses caused by 14 enteric pathogens. These pathogens can be transmitted by food, the environment, animals and humans. The number of persons who are ill and who die from the infections is expressed in DALYs (Disability Adjusted Life Years), a measure of the disease burden in the population. Furthermore, the cost-of-illness (COI) related to the 14 food-related pathogens were estimated and expressed in euros. The total disease burden caused by the 14 pathogens increased marginally from 13,900 DALY in 2011 to 14,000 DALY in 2012. The share of foodborne transmission in this burden increased from 6,230 to 6,550 DALY. The COI remained stable compared to 2011 at 412 million euro. The share of foodborne transmission was 175 million euro-an increase of 4% compared to 2011. The increase in disease burden was a result of the outbreak by Salmonella Thompson in smoked salmon. This outbreak (with an estimated 24,000 cases) resulted in a burden of 550 DALYs and a COI of 11 million euro. Note that this estimate does not take into account the economic damage to the firm and retailers nor the costs of NVWA and RIVM in controlling the outbreak. Without this outbreak, the burden estimates would be lower than in 2011 due to a decrease in the incidence of disease by Campylobacter spp., Listeria monocytogenes, Toxoplasma gondii and rotavirus. Furthermore, an increasing trend in norovirus incidence was observed in the period 2001-2012. No explanation for the trend is available. This research results in more insight in the true incidence of foodborne diseases and the associated disease burden.
- Published
- 2014
9. Estimating the current and future burden of communicable diseases in the European Union and EEA/EFTA
- Author
-
BDR, Mangen MJJ, Plass D, Kretzschmar MEE, BDR, Mangen MJJ, Plass D, and Kretzschmar MEE
- Abstract
RIVM rapport:Het European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC) in Stockholm werkt aan een methode om de huidige en toekomstige ziektelast van infectieziekten te bepalen. De ziektelast is de hoeveelheid jaren van gezondheid die verloren gaan. Het is de bedoeling om tot een methode te komen waarmee alle lidstaten van de Europese Unie plus Noorwegen, IJsland en Liechtenstein de ziektelast in kaart kunnen brengen. Hiermee kunnen gegevens en ontwikkelingen daarin beter met elkaar worden vergeleken. Met kennis over de ziektelast kan beter worden afgewogen welke infectieziekten in het Europese beleid de meeste aandacht behoeven. Om tot een goed onderbouwde aanpak te komen heeft het RIVM een overzicht gemaakt van methodologische vraagstukken en de voor- en nadelen van diverse methoden. Daarnaast is beschreven welke gegevens nodig zijn om de ziektelast van infectieziekten te kunnen bepalen. Ook zijn diverse kwesties beschreven die van invloed kunnen zijn op ziektelastschattingen. Voorbeelden zijn onderrapportage, effecten van (preventieve) interventies, zoals medische therapieën, screenings- of vaccinatieprogramma's, en langetermijngevolgen van infecties, zoals kanker en andere chronische ziekten. Daarnaast zijn bepaalde ontwikkelingen meegenomen die van invloed kunnen zijn op de toekomstige ziektelast. Het gaat hierbij onder andere om de samenstelling van de bevolking (leeftijden) en ontwikkelingen in de samenleving (zoals reisgedrag waardoor infectieziekten zich kunnen verspreiden). Op basis van dit overzicht is in 2011 een methode voorgesteld waarbij onder andere de ziekteverwekker centraal staat en niet de aandoening. Bovendien kunnen de effecten van ziekte en sterfte op de ziektelast tezamen in één getal worden weergegeven in plaats van apart. Het RIVM heeft een leidende rol in deze keuze gehad, in samenwerking met een consortium van enkele landen., The European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC) in Stockholm is working on a method to determine the current and future burden of communicable diseases. The disease burden is the amount of years of health lost. The aim is to develop a method that allows all Member States of the European Union plus Norway, Iceland and Liechtenstein to map their disease burden. With this method, data and trends therein can be better compared with each other. With knowledge about the disease burden the choice on which infectious diseases in European policies require most attention can be betterbalanced. To achieve a well-founded approach the RIVM has made an overview of methodological issues, and the pros and cons of various methods. In addition, the data necessary to determine the disease burden of infectious diseases are described. Also various issues that may affect disease burden estimates are described. Examples include underreporting, effects of (preventive) interventions, such as medical therapies, screening or immunisation programmes, and long-term consequences of infection, such as cancer and other chronic diseases. In addition, certain developments that could affect the future disease burden are taken into account. These include the composition of the population (ages) and developments in society (such as travel behaviour through which infectious diseases can spread). On the basis of this overview a method has been proposed in 2011, in which the pathogen is central and not the disease. Furthermore, the effects of disease and death on the burden of disease together are expressed in a single number rather than separately. The RIVM has had a leading role in this choice, in collaboration with a consortium of several countries.
- Published
- 2014
10. The National Immunisation Programme in the Netherlands. Developments in 2006
- Author
-
Abbink F, Avoort HGAM van der, Berbers WAM, Binnendijk RS van, Boot HJ, Duynhoven YTHP van, Geraedts JLE, Gerritsen AAM, Greeff SC de, Hofhuis A, Hahne SJM, Kemmeren JM, Kimman TG, Klein MR, Koedijk FDH, Koopmans MPG, Kremer K, Maas NAT van der, Mangen MJJ, Meijer A, Mooi FR, Mylius SD, Notermans DW, Op de Coul ELM, Sande MAB van der, Schouls LM, Soolingen D van, Steenbergen JE van, Vermeer-de Bondt PE, Wallinga J, Wit GA de, Melker HE de, and EPI
- Subjects
meningococcal serogroup c disease ,meningokokken c ,dtp/ipv/hib ,rijksvaccinatieprogramma ,national immunisation programme ,hepatitis b ,dktp/hib ,bmr ,mmr - Abstract
In 2006 several changes were made in the Dutch National Immunisation Programme (NIP): Hepatitis B vaccination at birth was added for children born to mothers positive for hepatitis B surface antigen; a new vaccine for diphtheria, tetanus, pertussis (a-cellular), poliomyelitis and Haemophilus influenzae (DTaP-IPV/Hib) was introduced; vaccination against pneumococcal disease was added at two, three, four and eleven months; risk groups for hepatitis B receive a combined vaccine for DTaP-IPV/Hib and HBV at the same ages; DT-IPV and aP at the age of four years were combined in one vaccine; and new MMR vaccines were introduced. As new information became available in 2006, the desirability to introduce vaccinations in the NIP for the following diseases could be (re)considered: hepatitis B (universal vaccination), rotavirus, varicella and human papillomavirus. For respiratory syncytial virus and meningococcal serogroup B disease no candidate vaccines are available yet. Extension of the programme with available vaccines for hepatitis A, influenza and tuberculosis is not (yet) recommended. The NIP in the Netherlands is effective and safe. However, continued monitoring of the effectiveness and safety of the NIP is important as changes are made regularly. Maintaining high vaccine uptake is vital to prevent (re)emergence of diseases. Furthermore, the programme should be regularly reviewed as new vaccines become available.
- Published
- 2007
11. Disease burden and cost-of-illness of food-related pathogens in the Netherlands
- Author
-
MLU, I&V, Mangen MJJ, Bouwknegt M, Friesema IHM, Kortbeek LM, van Pelt W, Havelaar AH, MLU, I&V, Mangen MJJ, Bouwknegt M, Friesema IHM, Kortbeek LM, van Pelt W, and Havelaar AH
- Abstract
RIVM rapport:Op verzoek van het ministerie van VWS onderzoekt het RIVM de maatschappelijke kosten van 14 ziekteverwekkers; vanaf 2011 wordt dit jaarlijks in kaart gebracht. De infecties die de ziekteverwekkers veroorzaken, kunnen worden overgedragen via voedsel, de mens, het milieu of dieren (zoönosen). De geschatte kosten van de 14 ziekteverwekkers bedroegen in 2011 416 miljoen euro. De meeste mensen worden ziek van een besmetting met het norovirus, de Campylobacter-bacterie en het rotavirus waardoor deze de hoogste kosten met zich meebrengen. Als naar de kosten per patiënt wordt gekeken, zijn deze het hoogst bij een besmetting door de bacterie Listeria monocytogenes, de parasiet Toxoplasma gondii, en het hepatitis E-virus omdat deze relatief ernstige ziekteverschijnselen veroorzaken. Onderverdeling kosten van voedselinfecties Meer dan 40 procent van de totale kosten die de onderzochte ziekteverwekkers met zich meebrengen wordt via voedsel veroorzaakt (168 miljoen euro in 2011). De overige kosten worden toegeschreven aan de overdracht van mens op mens (28 procent), blootstelling via het milieu (15 procent) of via contacten tussen dieren en mensen (7 procent). De resterende 9 procent van de kosten is gerelateerd aan reizen naar het buitenland. De kosten van voedselinfecties zijn nader gespecificeerd. Ruim de helft (51 procent oftewel 86 miljoen euro) van de kosten van voedselinfecties worden veroorzaakt door producten van dierlijke oorsprong, zoals vlees, eieren en zuivelproducten. Vis, fruit en groenten, dranken, graanproducten en andere niet-gespecificeerde voedselgroepen veroorzaken respectievelijk 8, 6, 2, 5 en 14 procent van de ziektekosten toegeschreven aan voedsel. Onderverdeling soorten kosten De onderzoekers hebben de maatschappelijke kosten van de 14 ziekteverwekkers onderverdeeld in drie categorieën. Ten eerste zijn er de kosten voor consulten aan artsen, ziekenhuisopnamen en medicijnen, de 'directe medische kosten'. Deze bedragen minder dan 25 procent van alle kosten, The Ministry of VWS has requested RIVM to present the cost-of-illness caused by fourteen food-related pathogens; this is done annually since 2011. These pathogens can be transmitted by food, the environment, animals and humans. In 2011, the costs of these 14 pathogens are estimated at 416 million euro. Most diseases are caused by norovirus, Campylobacter bacteria and rotavirus, they also cause the highest costs. The costs per patient are highest for the bacterium Listeria monocytogenes, the protozoan parasite Toxoplasma gondii and hepatitis E-virus, because these cause relatively severe diseases. Subdivision of costs of foodborne illness More than 40% of all costs-of-illness can be attributed to food (168 million euro per year). The other costs can be attributed to exposure from humans (28%), the environment (15%) and animals (7%), while 9% were travel-related. The costs of foodborne infection have been specified more in detail. Products of animal origin account for 86 million per year (or 51% of the costs attributed to food) per year. Fish, fruit and vegetables, beverages, grains and other foods account for 8%, 6%, 2% 5% and 14% of the costs attributed to food, respectively. Human and animal contamination of foods accounts for 14% of the costs attributed to food. Subdivision of cost types The researchers have subdivided the costs of the 14 pathogens in three categories. First, there are costs for doctor's fees, hospitalisations and medicines, the so-called direct healthcare costs. They account for less than 25% of all costs. Costs paid by patients, such as travel costs to and from the doctor, are called direct non-healthcare costs. These are low. Productivity losses due to work absence of patients and special education as a consequence of neurological disease are called indirect non-healthcare costs. These are substantial and amount up to 75% of the total costs.
- Published
- 2013
12. The Pathogen- and Incidence-Based DALY Approach: An Appropriated Methodology for Estimating the Burden of Infectious Diseases
- Author
-
Mangen, MJJ, Plass, D, Havelaar, AH, Gibbons, CL, Cassini, A, Muhlberger, N, van Lier, A, Haagsma, Juanita, Brooke, RJ, Lai, T, de Waure, C, Kramarz, P, Kretzschmar, MEE, Mangen, MJJ, Plass, D, Havelaar, AH, Gibbons, CL, Cassini, A, Muhlberger, N, van Lier, A, Haagsma, Juanita, Brooke, RJ, Lai, T, de Waure, C, Kramarz, P, and Kretzschmar, MEE
- Abstract
In 2009, the European Centre for Disease Prevention and Control initiated the 'Burden of Communicable Diseases in Europe (BCoDE)' project to generate evidence-based and comparable burden-of-disease estimates of infectious diseases in Europe. The burden-of-disease metric used was the Disability-Adjusted Life Year (DALY), composed of years of life lost due to premature death (YLL) and due to disability (YLD). To better represent infectious diseases, a pathogen-based approach was used linking incident cases to sequelae through outcome trees. Health outcomes were included if an evidence-based causal relationship between infection and outcome was established. Life expectancy and disability weights were taken from the Global Burden of Disease Study and alternative studies. Disease progression parameters were based on literature. Country-specific incidence was based on surveillance data corrected for underestimation. Non-typhoidal Salmonella spp. and Campylobacter spp. were used for illustration. Using the incidence-and pathogen-based DALY approach the total burden for Salmonella spp. and Campylobacter spp. was estimated at 730 DALYs and at 1,780 DALYs per year in the Netherlands (average of 2005-2007). Sequelae accounted for 56% and 82% of the total burden of Salmonella spp. and Campylobacter spp., respectively. The incidence-and pathogen-based DALY methodology allows in the case of infectious diseases a more comprehensive calculation of the disease burden as subsequent sequelae are fully taken into account. Not considering subsequent sequelae would strongly underestimate the burden of infectious diseases. Estimates can be used to support prioritisation and comparison of infectious diseases and other health conditions, both within a country and between countries.
- Published
- 2013
13. The National Immunisation Programme in the Netherlands. Developments in 2007
- Author
-
EPI, van der Avoort HGAM, Bakker WAM, Berkhof J, van Binnendijk RS, Boot HJ, van Duynhoven YTHP, Erkens CGM, de Graaf TW, de Greeff SC, Hahne SJM, Hofhuis A, Isken L, Kemmeren JM, Kimman TG, Klein MR, Koedijk FDH, Korthals Altes H, Kramer MA, Kremer K, van Lier A, Luytjes W, van der Maas NAT, Mangen MJJ, Meijer A, de Melker HE, Mooi FR, Op de Coul ELM, Reubsaet F, van der Sande MAB, Schouls LM, van Soolingen D, Vermeer-de Bondt PE, de Wit GA, van der Zanden BP, EPI, van der Avoort HGAM, Bakker WAM, Berkhof J, van Binnendijk RS, Boot HJ, van Duynhoven YTHP, Erkens CGM, de Graaf TW, de Greeff SC, Hahne SJM, Hofhuis A, Isken L, Kemmeren JM, Kimman TG, Klein MR, Koedijk FDH, Korthals Altes H, Kramer MA, Kremer K, van Lier A, Luytjes W, van der Maas NAT, Mangen MJJ, Meijer A, de Melker HE, Mooi FR, Op de Coul ELM, Reubsaet F, van der Sande MAB, Schouls LM, van Soolingen D, Vermeer-de Bondt PE, de Wit GA, and van der Zanden BP
- Abstract
RIVM rapport:Het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) in Nederland is effectief en veilig. Surveillance en onderzoek zijn van belang om te beoordelen of aanpassing nodig is. Dit rapport geeft een overzicht van alle relevante ontwikkelingen in 2007 van beschikbaarheid van vaccins, vaccineffectiviteit, bijwerkingen, ziektelast, gezondheidseconomische aspecten en internationale perspectieven die relevant zijn voor het RVP. In 2007 bleef het RVP ongewijzigd, uitgezonderd de DKTP (difterie, kinkhoest, tetanus, polio) boostervaccinatie voor vierjarigen waarvoor twee vaccins van verschillende fabrikanten zijn gebruikt. De meeste van de huidige ziekten die met het RVP worden bestreden zijn onder controle door de nationale vaccinatiegraad die over het algemeen boven 95% ligt. Na de introductie van pneumokokkenvaccinatie in 2006 is deze ziekte bij kinderen onder de twee jaar al iets minder vaak gevonden. Het rapport beschrijft diverse plannen om het RVP te verbeteren. Zo wordt onderzocht wat de effectiefste manier is om jonge kinderen te beschermen die nog niet zijn ingeent tegen kinkhoest. Ook wordt overwogen om de leeftijd van de tweede BMR-prik (bof, mazelen, rubella) te verlagen. Een ander onderzoek kijkt naar de frequentie van de pneumokokkenvaccinatie (twee tegenover drie keer bij zuigelingen, gevolgd door een booster op de leeftijd van 11 maanden). De Gezondheidsraad beraadt zich in 2008 over de wenselijkheid universeel tegen hepatitis B te vaccineren. Ook beraadt zij zich over de introductie in het RVP van vaccinatie tegen humaan papillomavirus (HPV) voor meisjes tegen baarmoederhalskanker, rotavirus en varicella (waterpokken) en herpes zoster (gordelroos). In dit rapport staan enkele aanbevelingen voor surveillance en onderzoek naar deze ziekten. Daarnaast geeft het aanbevelingen voor hepatitis A (kosteneffectiviteitanalyse voor routinevaccinatie), tuberculose en influenza (behoud van vaccinatie voor een selecte groep), meningokokken B (onderzoek naar dalende trend) en respiratoir sync, The National Immunisation Programme (NIP) in the Netherlands is effective and safe. Surveillance and research are important to determine whether adjustments are necessary. This report gives an overview of relevant developments in 2007 with regard to availability of vaccines, vaccine effectiveness, adverse events, disease burden, health economic aspects and international perspectives that are relevant for the NIP. The programme remained unchanged in 2007 with exception of the DTaP-IPV (diphtheria, tetanus, acellular pertussis, inactivated polio vaccine) booster vaccination for four-year-olds for which two vaccines of different manufactures were used. Most of the current target diseases of the NIP are under control because the vaccination coverage is higher than 95% in general. After introduction of pneumococcal vaccination in 2006, this disease was less often reported for children less than two years of age. To further improve the NIP several recommendations were made. The most effective strategy for protecting young children who are not yet vaccinated against pertussis will be studied. In addition, a reduction of the target age of the second MMR vaccination (measles, mumps, rubella) is considered. Another study focuses on the frequency of pneumococci vaccination (two versus three vaccinations and a booster at the age of 11 months). In 2008, the National Health Council is considering the desirability of universal hepatitis B vaccination, and the introduction of vaccination against human papillomavirus for girls, rotavirus, and varicella and herpes zoster. In this report recommendations for surveillance and research were made for these diseases. In addition, recommendations for hepatitis A (cost-effectiveness analysis of routine vaccination), tuberculosis and influenza (maintaining vaccination of a selective group), meningococcal B disease (investigation of decreasing trend), and respiratory syncytial virus (vaccine development) are included in the report.
- Published
- 2008
14. The National Immunisation Programme in the Netherlands. Developments in 2006
- Author
-
Melker HE de, Gerritsen AAM, Hahne SJM, EPI, Abbink F, Avoort HGAM van der, Berbers WAM, Binnendijk RS van, Boot HJ, Duynhoven YTHP van, Geraedts JLE, Greeff SC de, Hofhuis A, Kemmeren JM, Kimman TG, Klein MR, Koedijk FDH, Koopmans MPG, Kremer K, Maas NAT van der, Mangen MJJ, Meijer A, Mooi FR, Mylius SD, Notermans DW, Op de Coul ELM, Sande MAB van der, Schouls LM, Soolingen D van, Steenbergen JE van, Vermeer-de Bondt PE, Wallinga J, Wit GA de, Melker HE de, Gerritsen AAM, Hahne SJM, EPI, Abbink F, Avoort HGAM van der, Berbers WAM, Binnendijk RS van, Boot HJ, Duynhoven YTHP van, Geraedts JLE, Greeff SC de, Hofhuis A, Kemmeren JM, Kimman TG, Klein MR, Koedijk FDH, Koopmans MPG, Kremer K, Maas NAT van der, Mangen MJJ, Meijer A, Mooi FR, Mylius SD, Notermans DW, Op de Coul ELM, Sande MAB van der, Schouls LM, Soolingen D van, Steenbergen JE van, Vermeer-de Bondt PE, Wallinga J, and Wit GA de
- Abstract
RIVM rapport:In 2006 several changes were made in the Dutch National Immunisation Programme (NIP): Hepatitis B vaccination at birth was added for children born to mothers positive for hepatitis B surface antigen; a new vaccine for diphtheria, tetanus, pertussis (a-cellular), poliomyelitis and Haemophilus influenzae (DTaP-IPV/Hib) was introduced; vaccination against pneumococcal disease was added at two, three, four and eleven months; risk groups for hepatitis B receive a combined vaccine for DTaP-IPV/Hib and HBV at the same ages; DT-IPV and aP at the age of four years were combined in one vaccine; and new MMR vaccines were introduced. As new information became available in 2006, the desirability to introduce vaccinations in the NIP for the following diseases could be (re)considered: hepatitis B (universal vaccination), rotavirus, varicella and human papillomavirus. For respiratory syncytial virus and meningococcal serogroup B disease no candidate vaccines are available yet. Extension of the programme with available vaccines for hepatitis A, influenza and tuberculosis is not (yet) recommended. The NIP in the Netherlands is effective and safe. However, continued monitoring of the effectiveness and safety of the NIP is important as changes are made regularly. Maintaining high vaccine uptake is vital to prevent (re)emergence of diseases. Furthermore, the programme should be regularly reviewed as new vaccines become available., In 2006 traden verschillende veranderingen op in het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) in Nederland: kinderen die geboren worden uit moeders die chronisch geinfecteerd zijn met hepatitis B krijgen vlak na de geboorte een hepatitis B vaccinatie; er is een ander vaccin geintroduceerd voor difterie, kinkhoest (a-cellulair), tetanus, poliomyelitis en Haemophilus influenzae (DaKTP/Hib); vaccinatie tegen pneumokokken is toegevoegd op de leeftijd van 2, drie, vier en elf maanden; risicogroepen voor hepatitis B krijgen op diezelfde leeftijden een combinatievaccin voor DaKTP/Hib en hepatitis B; DTP en aK zijn gecombineerd in een vaccin op vierjarige leeftijd; en er zijn nieuwe BMR vaccins geintroduceerd. Op basis van informatie die in 2006 beschikbaar is gekomen wordt geadviseerd de introductie van vaccinaties voor de volgende ziekten te overwegen: hepatitis B (universele vaccinatie), rotavirus, waterpokken en humaan papillomavirus. Voor respiratoir syncytieel virus en meningokokken B zijn nog geen kandidaatvaccins beschikbaar en uitbreiding van het RVP met beschikbare vaccins voor hepatitis A, influenza en tuberculose wordt nog niet aanbevolen. Het RVP is effectief en veilig, maar voortdurende bewaking hiervan is groot belang, omdat er regelmatig veranderingen optreden. Handhaven van de hoge vaccinatiegraad is essentieel om terugkeer van ziekten te voorkomen. Verder moet regelmatig bekeken worden of het RVP aangepast moet worden aangezien er steeds nieuwe vaccins beschikbaar komen.
- Published
- 2007
15. Priority setting of foodborne pathogens: disease burden and costs of selected enteric pathogens
- Author
-
MGB, Kemmeren JM, Mangen MJJ, van Duynhoven YTHP, Havelaar AH, MGB, Kemmeren JM, Mangen MJJ, van Duynhoven YTHP, and Havelaar AH
- Abstract
RIVM rapport:Toxoplasmose veroorzaakt van zeven onderzochte voedseloverdraagbare micro-organismen de hoogste ziektelast. Dit is een voorlopige conclusie in een groot onderzoek naar ziektelast van door voedseloverdraagbare micro-organismen en de daaraan gerelateerde kosten. De andere onderzochte micro-organismen zijn Campylobacter spp., Salmonella spp., Listeria monocytogenes, Escherichia coli O157, norovirussen en rotavirussen. De virussen brachten de hoogste kosten met zich mee (vooral vanwege ziekteverzuim). Het onderzoek is bedoeld als basis voor het stellen van prioriteiten bij het voedselveiligheidsbeleid. Tot dusverre zijn alle overdrachtsroutes van de micro-organismen beschouwd, later zal de specifieke bijdrage van voedsel worden onderzocht. Er zal ook aandacht worden besteed aan trends, de effectiviteit van preventieve maatregelen en de perceptie van het risico door consumenten., Toxoplasmosis causes the highest disease burden among seven evaluated foodborne pathogens. This is the preliminary conclusion of a major study of the disease burden and related costs of foodborne pathogens. The other micro-organisms that were studied are Campylobacter spp., Salmonella spp., Listeria monocytogenes, Escherichia coli O157, noroviruses and rotaviruses. The viruses caused the highest costs (mainly due to sickness leave). The study aims to support the setting of priorities in food safety policy. Currently, all transmission routes of the micro-organisms were evaluated, the specific contribution of food will be evaluated later. Attention will also be paid to trends, the effectiveness of preventive measures and risk perception by consumers.
- Published
- 2006
16. Het Rijksvaccinatieprogramma nu en in de toekomst: ontwikkelingen in 2005
- Author
-
CIE, LIS, LTR, PZO, Abbink F, van der Avoort HGAM, Berbers WAM, van Binnendijk RS, Boot HJ, Borgen K, van Duynhoven YTHP, Gerritsen AAM, de Greeff SC, Hahni SJM, Kimman TG, Klein MR, Koopmans MPG, Kremer K, van de Laar MJW, van der Maas NAT, Mangen MJJ, Meijer A, Mooi FR, Mylius SD, Notermans DW, van der Sande MAB, van Soolingen D, Schouls LM, Stolk EA, Wallinga J, de Wit GA, de Melker HE, CIE, LIS, LTR, PZO, Abbink F, van der Avoort HGAM, Berbers WAM, van Binnendijk RS, Boot HJ, Borgen K, van Duynhoven YTHP, Gerritsen AAM, de Greeff SC, Hahni SJM, Kimman TG, Klein MR, Koopmans MPG, Kremer K, van de Laar MJW, van der Maas NAT, Mangen MJJ, Meijer A, Mooi FR, Mylius SD, Notermans DW, van der Sande MAB, van Soolingen D, Schouls LM, Stolk EA, Wallinga J, de Wit GA, and de Melker HE
- Abstract
RIVM rapport:Het Rijksvaccinatieprogramma in Nederland is effectief en veilig. De ziekten waartegen momenteel wordt gevaccineerd zijn grotendeels onder controle. In 2004/2005 heerste er echter een rubella epidemie voornamelijk onder personen waarbij vaccinatie was geweigerd op grond van bevindelijk gereformeerde overtuiging. Daarnaast zijn er in 2004 en 2005 incidenten van bof (onder gevaccineerden) en van mazelen (onder niet gevaccineerden) geweest. Per 1 januari 2005 is het difterie, tetanus, poliomyelitis, hele-cel kinkhoest en Haemophilus influenzae vaccin vervangen door een combinatievaccin met een a-cellulaire kinkhoestcomponent en is een daling zichtbaar in het aantal meldingen van postvaccinale verschijnselen. Vanaf 1 januari 2006 zullen kinderen die geboren worden uit moeders die chronisch geinfecteerd zijn met hepatitis B vlak na de geboorte een extra vaccinatie krijgen. Het Rijksvaccinatieprogramma kan met vaccins tegen andere ziekten uitgebreid worden. Vanaf 1 april 2006 zal pneumokokkenvaccinatie voor kinderen ingevoerd worden en om de effecten hiervan te evalueren is uitbreiding van surveillance van invasieve pneumokokken infecties gewenst. De wenselijkheid van opname van vaccinatie tegen waterpokken, gordelroos, humaan papillomavirus en rotavirus moet op korte termijn overwogen worden, gezien de beschikbaarheid van deze vaccins. Om inzicht te krijgen in de gezondheids- en economische effecten van deze vaccinaties is kosten-effectiviteitsonderzoek geindiceerd. Opname in het Rijksvaccinatieprogramma van vaccins tegen influenza, hepatitis A, meningokokken B, respiratoir synctieel virus en tuberculose is om verschillende redenen op korte termijn nog niet aan de orde. Voortdurende bewaking van de effectiviteit van het Rijksvaccinatieprogramma is van groot belang. Handhaven van de hoge vaccinatiegraad is essentieel om terugkeer van ziekten te voorkomen., The National Immunisation Programme in the Netherlands is effective and safe. The target diseases are largely under control. However, in 2004/2005 a rubella outbreak occurred among individuals who had declined vaccination on religious grounds. Furthermore, there have been incidents of mumps (among vaccinated individuals) and measles (among unvaccinated individuals) in 2004 and 2005. In January 2005 the diphtheria, tetanus, whole-cell pertussis and Haemophilus influenzae vaccine was replaced by a combination vaccine including an acellular pertussis component and subsequently a decrease in adverse events was noticed. From January 2006 onwards, children of hepatitis B antigen-positive mothers will receive an extra vaccination at birth. The National Immunisation Programme could be extended with new target diseases. In April 2006, pneumococcal vaccination for infants will be introduced and to evaluate the effects of vaccination it is desired to enhance the surveillance of invasive pneumococcal disease. The desirability to introduce vaccinations for chickenpox, shingles, human papillomavirus and rotavirus must be considered on the short-term, because of the availability of vaccines for these diseases. To gain insight into the health and economic effects of these vaccinations, cost-effectiveness studies are advised. Due to various reasons, extension of the programme with vaccinations against influenza, hepatitis A, meningococcal serogroup B, respiratory synctial virus and tuberculosis is not yet recommended. Monitoring the effectiveness of the National Immunisation Programme remains important. Maintaining high vaccine uptake is vital to prevent (re)emergence of disease.
- Published
- 2006
17. Het mogelijk effect van prijsbeleid op de voedselconsumptie: een orienterend onderzoek
- Author
-
CVG, PZO, Boer JMA, Bogers RP, Mangen MJJ, van den Berg SW, Bemelmans WJE, CVG, PZO, Boer JMA, Bogers RP, Mangen MJJ, van den Berg SW, and Bemelmans WJE
- Abstract
RIVM rapport:Het is vooralsnog niet goed mogelijk de effecten van prijsmaatregelen op de totale voedselconsumptie te voorspellen. Er zijn namelijk weinig goede gegevens beschikbaar waarbij rekening wordt gehouden met onbedoelde neveneffecten. Door het verlagen van de prijs van bijvoorbeeld fruit wordt niet per definitie de verkoop ervan verhoogd, maar misschien wel de verkoop van een ander, ongezond, product. Onder prijsmaatregelen wordt bijvoorbeeld het heffen van belasting op "ongezonde" producten en/of het geven van subsidies op "gezonde" producten verstaan. Er is een maatschappelijke discussie gaande om dit middel in te zetten om de voedselconsumptie in gunstige zin te beinvloeden. Het onderzoek is gebaseerd op drie deelonderzoeken. Ten eerste blijkt uit literatuuronderzoek dat er weinig over de effectiviteit van dergelijke maatregelen bekend is. Verder blijkt dat consumenten prijs inderdaad belangrijk vinden bij het bepalen van welke levensmiddelen gekocht worden. Daarnaast zijn onderzoeksresultaten van de MARGARIN-studie verder bekeken. Dit is een onderzoek bij een kleine groep personen uit Oost-Groningen. Hier komt uit dat met name andere factoren dan de prijs, zoals het al dan niet lekker vinden, geassocieerd zijn met de daadwerkelijke consumptie van groente, fruit en vis. Ten derde is de prijselasticiteit van een aantal voedingsmiddelen (chips, frisdranken, vlees, groente en fruit) met behulp van marktonderzoek en literatuurstudie onderzocht. Hieruit blijkt dat een verandering in de prijs slechts een geringe invloed heeft op de aankoop. Bij het berekenen van de prijselasticiteiten is geen rekening gehouden met kruiselasticiteit. Pas als er meer complexere informatie beschikbaar komt is het mogelijk om met behulp van modellering een betrouwbare inschatting te maken van de effecten van prijsmaatregelen op de voedselconsumptie en gezondheid., As yet, it is not possible to predict the effect of pricing policies on total food consumption. Data that account for unexpected side effects are scarce. For example, lowering the price of fruits does not by definition increase fruit consumption, but may lead to an increase of sales of another, unhealthy, product. Taxing "unhealthy" products and/or providing subsidies on "healthy" products are often mentioned as ways to exert a positive influence on dietary intake. The research described in this report is based on three investigations. Firstly, a review of the literature shows that little is known about the effectiveness of these kind of measures. Furthermore the literature showed that consumers do, indeed, consider price an important determinant in choosing which products to buy. Secondly, results from the MARGARIN-study among a small group of residents living in the eastern part of the province of Groningen, demonstrated that other factors, e.g. tastiness, are associated with the actual amounts of fruits, vegetables and fish consumed. Thirdly, information on price elasticities of a number of foods (crisps, soft drinks, meat, fruit, vegetables) also suggested that their purchase is only moderately influenced by their own price. Price elasticities were both drawn from the literature and calculated from data on purchases by 4400 Dutch households. When calculating the price elasticities, cross elasticities were not accounted for. Proper data on price elasticity of products in the Netherlands are scarce. Such data are necessary, however, if reliable estimates of the health effects of pricing policies are to be made.
- Published
- 2006
18. Het Rijksvaccinatieprogramma nu en in de toekomst: ontwikkelingen in 2005
- Author
-
Melker HE de, Leids Universitair Medisch Centrum LUMC/Immunologie, Erasmus MC/iMTA (Universitair Medisch Centrum Rotterdam), CIE, LIS, LTR, PZO, Abbink F, Avoort HGAM van der, Berbers WAM, Binnendijk RS van, Boot HJ, Borgen K, Duynhoven YTHP van, Gerritsen AAM, Greeff SC de, Hahni SJM, Kimman TG, Klein MR, Koopmans MPG, Kremer K, Laar MJW van de, Maas NAT van der, Mangen MJJ, Meijer A, Mooi FR, Mylius SD, Notermans DW, Sande MAB van der, Soolingen D van, Schouls LM, Stolk EA, Wallinga J, Wit GA de, Melker HE de, Leids Universitair Medisch Centrum LUMC/Immunologie, Erasmus MC/iMTA (Universitair Medisch Centrum Rotterdam), CIE, LIS, LTR, PZO, Abbink F, Avoort HGAM van der, Berbers WAM, Binnendijk RS van, Boot HJ, Borgen K, Duynhoven YTHP van, Gerritsen AAM, Greeff SC de, Hahni SJM, Kimman TG, Klein MR, Koopmans MPG, Kremer K, Laar MJW van de, Maas NAT van der, Mangen MJJ, Meijer A, Mooi FR, Mylius SD, Notermans DW, Sande MAB van der, Soolingen D van, Schouls LM, Stolk EA, Wallinga J, and Wit GA de
- Abstract
RIVM rapport:The National Immunisation Programme in the Netherlands is effective and safe. The target diseases are largely under control. However, in 2004/2005 a rubella outbreak occurred among individuals who had declined vaccination on religious grounds. Furthermore, there have been incidents of mumps (among vaccinated individuals) and measles (among unvaccinated individuals) in 2004 and 2005. In January 2005 the diphtheria, tetanus, whole-cell pertussis and Haemophilus influenzae vaccine was replaced by a combination vaccine including an acellular pertussis component and subsequently a decrease in adverse events was noticed. From January 2006 onwards, children of hepatitis B antigen-positive mothers will receive an extra vaccination at birth. The National Immunisation Programme could be extended with new target diseases. In April 2006, pneumococcal vaccination for infants will be introduced and to evaluate the effects of vaccination it is desired to enhance the surveillance of invasive pneumococcal disease. The desirability to introduce vaccinations for chickenpox, shingles, human papillomavirus and rotavirus must be considered on the short-term, because of the availability of vaccines for these diseases. To gain insight into the health and economic effects of these vaccinations, cost-effectiveness studies are advised. Due to various reasons, extension of the programme with vaccinations against influenza, hepatitis A, meningococcal serogroup B, respiratory synctial virus and tuberculosis is not yet recommended. Monitoring the effectiveness of the National Immunisation Programme remains important. Maintaining high vaccine uptake is vital to prevent (re)emergence of disease., Het Rijksvaccinatieprogramma in Nederland is effectief en veilig. De ziekten waartegen momenteel wordt gevaccineerd zijn grotendeels onder controle. In 2004/2005 heerste er echter een rubella epidemie voornamelijk onder personen waarbij vaccinatie was geweigerd op grond van bevindelijk gereformeerde overtuiging. Daarnaast zijn er in 2004 en 2005 incidenten van bof (onder gevaccineerden) en van mazelen (onder niet gevaccineerden) geweest. Per 1 januari 2005 is het difterie, tetanus, poliomyelitis, hele-cel kinkhoest en Haemophilus influenzae vaccin vervangen door een combinatievaccin met een a-cellulaire kinkhoestcomponent en is een daling zichtbaar in het aantal meldingen van postvaccinale verschijnselen. Vanaf 1 januari 2006 zullen kinderen die geboren worden uit moeders die chronisch geinfecteerd zijn met hepatitis B vlak na de geboorte een extra vaccinatie krijgen. Het Rijksvaccinatieprogramma kan met vaccins tegen andere ziekten uitgebreid worden. Vanaf 1 april 2006 zal pneumokokkenvaccinatie voor kinderen ingevoerd worden en om de effecten hiervan te evalueren is uitbreiding van surveillance van invasieve pneumokokken infecties gewenst. De wenselijkheid van opname van vaccinatie tegen waterpokken, gordelroos, humaan papillomavirus en rotavirus moet op korte termijn overwogen worden, gezien de beschikbaarheid van deze vaccins. Om inzicht te krijgen in de gezondheids- en economische effecten van deze vaccinaties is kosten-effectiviteitsonderzoek geindiceerd. Opname in het Rijksvaccinatieprogramma van vaccins tegen influenza, hepatitis A, meningokokken B, respiratoir synctieel virus en tuberculose is om verschillende redenen op korte termijn nog niet aan de orde. Voortdurende bewaking van de effectiviteit van het Rijksvaccinatieprogramma is van groot belang. Handhaven van de hoge vaccinatiegraad is essentieel om terugkeer van ziekten te voorkomen.
- Published
- 2006
19. Kosten en baten van Campylobacterbestrijding in Nederland - Integratie van risico-analyse, epidemiologie en economie
- Author
-
MGB, Havelaar AH, Nauta MJ, Mangen MJJ, de Koeijer A, Bogaardt M-J, Evers EG, Jacobs-Reitsma WF, van Pelt W, Wagenaar JA, de Wit GA, van der Zee H, MGB, Havelaar AH, Nauta MJ, Mangen MJJ, de Koeijer A, Bogaardt M-J, Evers EG, Jacobs-Reitsma WF, van Pelt W, Wagenaar JA, de Wit GA, and van der Zee H
- Abstract
RIVM rapport:Een combinatie van decontaminatie met een middel als melkzuur en technische maatregelen om de verspreiding van mest tijdens het slachten tegen te gaan, lijkt volgens modelberekeningen de meest economische methode om de microbiologische veiligheid van kippenvlees te verbeteren. Campylobacter-bacterien zijn de belangrijkste bacteriele veroorzakers van voedselinfecties in Nederland, met ongeveer 80.000 gevallen van gastro-enteritis per jaar. Onder de vele verschillende routes waarlangs de mens aan Campylobacter kan worden blootgesteld nemen consumptie van kippenvlees, direct contact met dieren en rauw geconsumeerde producten een belangrijke plaats in. Genoemde resultaten zijn verkregen in een multidisciplinair onderzoek naar de kosten en baten van maatregelen om de besmetting van kippenvlees terug te dringen. Aanvullende hygienemaatregelen op de boerderij zouden volgens modelberekeningen in theorie de besmetting bij het pluimvee sterk terug kunnen brengen, maar het is nog niet duidelijk welke maatregelen precies genomen moeten worden. Op korte termijn is meer effect te verwachten van aanvullende maatregelen op het slachthuis om de besmettingsgraad van het vlees te verminderen. Volgens modelberekeningen kunnen alleen al daardoor in Nederland ongeveer 12.000 gevallen per jaar van gastro-enteritis worden voorkomen. Om deze maatregelen succesvol te kunnen invoeren is nog wel aanvullend praktijkonderzoek nodig. Door onbekendheid met de maatregelen en de additionele kosten is het draagvlak bij de consument en ketenpartijen gering zodat actieve communicatie van groot belang is., A combination of decontamination with a chemical such as lactic acid and technical measures to reduce leakage of feces during slaughtering have been shown by model calculations in a Netherlands study to be the most economic method to improve the safety of broiler meat. Campylobacter bacteria form the most common bacterial cause of foodborne infections in the Netherlands, with approximately 80,000 cases of gastroenteritis per year. Of the many different routes by which humans can be exposed to Campylobacter, the most important are the consumption of broiler meat and other raw food products, and direct contact with animals. Results above are derived from a multidisciplinary study on the costs and benefits of measures to reduce the contamination of broiler meat. Model calculations also showed additional hygienic measures to theoretically reduce the contamination on broiler farms, but it is not yet clear what exact measures should be taken. In the short term, more effect can be expected from additional measures in the processing plant to reduce the level of contamination of meat. Model calculations indicate that in the Netherlands alone, this would result in the prevention of 12,000 cases of gastrointestinal illness per year. Successful implementation of these measures will require additional studies on a practical scale. Because of unfamiliarity and additional costs, there is little support for measures among consumers and industry. Therefore active communication will be paramount.
- Published
- 2005
20. Controlling Campylobacter in the chicken meat chain - Cost-effectiveness and cost-utility analysis
- Author
-
PZO, MGB, Mangen MJJ, Havelaar AH, Nauta MJ, de Koeijer AA, de Wit GA, PZO, MGB, Mangen MJJ, Havelaar AH, Nauta MJ, de Koeijer AA, and de Wit GA
- Abstract
RIVM rapport:Het doel van dit onderzoek was de kosten-effectiviteit en de kosten-utiliteit van verschillende interventies ter reductie van Campylobacter besmetting van kuikenvlees te schatten. Het relatieve risico, de interventiekosten, de ziektelast (uitgedrukt in Disability-Adjusted Live Years (DALY's)) en de ziektekosten zijn allemaal in eerdere studies binnen het CARMA (CAmpylobacter Risk Management and Assessment) project geschat, en vormen de basis van deze berekeningen. De kosten-effectiviteit is uitgedrukt in netto kosten per vermeden geval van campylobacteriosis en de kosten-utiliteit is in netto kosten per vermeden DALY geschat. Een aantal potentiele interventies is interessant, gezien hun (theoretische) efficientie en effectiviteit. De meest kosten-effectieve interventiemaatregelen zijn: reductie van fecale lekkage in de slachtlijn, chemische decontaminatie van het karkas door onderdompelen, en de combinatie van deze twee maatregelen. Faag therapie is eventueel een andere kosten-effectieve maatregel, afhankelijk van de kosten per behandeld kuiken. Maar geen van deze interventies zal tot eliminering van alle aan kuikenvlees gerelateerde gevallen van campylobacteriosis leiden. Doorstraling is van alle onderzochte maatregelen de meest effectieve, maar een van de minst kosten-effectieve maatregelen., The aim of this study was the estimation of cost-effectiveness and cost-utility of various interventions to control Campylobacter contamination of broiler meat. The relative risk, the intervention costs, the disease burden (expressed in Disability Adjusted Live Years (DALYs)) and the costs-of-illness for the various interventions were all estimated in previous studies within the CARMA (CAmpylobacter Risk Management and Assessment) project, and were inputs for the current calculations. The cost-effectiveness is expressed in net costs per reduced campylobacteriosis case and the cost-utility is expressed in net costs per reduced DALY. There are some potential interesting intervention measures, based on their theoretical efficiency and effectiveness. The most cost-effective intervention measures are: reduction of faeces leakage in the slaughter line, decontamination of the carcass by dipping in a chemical solution, and a combination of both. Phage therapy might be another cost-effective intervention measure, depending on assumed costs/chicken. However, none of these interventions can avoid all chicken meat attributed Campylobacter cases. Irradiation is the most effective intervention, however, one of the least cost-effective.
- Published
- 2005
21. Costs and benefits of controlling Campylobacter in the Netherlands - integrating risk analysis, epidemiology and economics.
- Author
-
MGB, Havelaar AH, Nauta MJ, Mangen MJJ, de Koeijer AG, Bogaardt M-J, Evers EG, Jacobs-Reitsma WF, van Pelt W, Wagenaar JA, de Wit GA, van der Zee H, MGB, Havelaar AH, Nauta MJ, Mangen MJJ, de Koeijer AG, Bogaardt M-J, Evers EG, Jacobs-Reitsma WF, van Pelt W, Wagenaar JA, de Wit GA, and van der Zee H
- Abstract
RIVM rapport:Een combinatie van decontaminatie met een middel als melkzuur en technische maatregelen om de verspreiding van mest tijdens het slachten tegen te gaan, lijkt volgens modelberekeningen de meest economische methode om de microbiologische veiligheid van kippenvlees te verbeteren. Campylobacter-bacterien zijn de belangrijkste bacteriele veroorzakers van voedselinfecties in Nederland, met ongeveer 80.000 gevallen van gastro-enteritis per jaar. Onder de vele verschillende routes waarlangs de mens aan Campylobacter kan worden blootgesteld nemen consumptie van kippenvlees, direct contact met dieren en rauw geconsumeerde producten een belangrijke plaats in. Genoemde resultaten zijn verkregen in een multidisciplinair onderzoek naar de kosten en baten van maatregelen om de besmetting van kippenvlees terug te dringen. Aanvullende hygienemaatregelen op de boerderij zouden volgens modelberekeningen in theorie de besmetting bij het pluimvee sterk terug kunnen brengen, maar het is nog niet duidelijk welke maatregelen precies genomen moeten worden. Op korte termijn is meer effect te verwachten van aanvullende maatregelen op het slachthuis om de besmettingsgraad van het vlees te verminderen. Volgens modelberekeningen kunnen alleen al daardoor in Nederland ongeveer 12.000 gevallen per jaar van gastro-enteritis worden voorkomen. Om deze maatregelen succesvol te kunnen invoeren is nog wel aanvullend praktijkonderzoek nodig. Door onbekendheid met de maatregelen en de additionele kosten is het draagvlak bij de consument en ketenpartijen gering zodat actieve communicatie van groot belang is., A combination of decontamination with a chemical such as lactic acid and technical measures to reduce leakage of feces during slaughtering have been shown by model calculations in a Netherlands study to be the most economic method to improve the safety of broiler meat. Campylobacter bacteria form the most common bacterial cause of foodborne infections in the Netherlands, with approximately 80,000 cases of gastroenteritis per year. Of the many different routes by which humans can be exposed to Campylobacter, the most important are the consumption of broiler meat and other raw food products, and direct contact with animals. Results above are derived from a multidisciplinary study on the costs and benefits of measures to reduce the contamination of broiler meat. Model calculations also showed additional hygienic measures to theoretically reduce the contamination on broiler farms, but it is not yet clear what exact measures should be taken. In the short term, more effect can be expected from additional measures in the processing plant to reduce the level of contamination of meat. Model calculations indicate that in the Netherlands alone, this would result in the prevention of 12,000 cases of gastrointestinal illness per year. Successful implementation of these measures will require additional studies on a practical scale. Because of unfamiliarity and additional costs, there is little support for measures among consumers and industry. Therefore active communication will be paramount.
- Published
- 2005
22. Controlling Campylobacter in the chicken meat chain - Cost-effectiveness and cost-utility analysis
- Author
-
LEI, Animal Sciences Group, PZO, MGB, Mangen MJJ, Havelaar AH, Nauta MJ, Koeijer AA de, Wit GA de, LEI, Animal Sciences Group, PZO, MGB, Mangen MJJ, Havelaar AH, Nauta MJ, Koeijer AA de, and Wit GA de
- Abstract
RIVM rapport:The aim of this study was the estimation of cost-effectiveness and cost-utility of various interventions to control Campylobacter contamination of broiler meat. The relative risk, the intervention costs, the disease burden (expressed in Disability Adjusted Live Years (DALYs)) and the costs-of-illness for the various interventions were all estimated in previous studies within the CARMA (CAmpylobacter Risk Management and Assessment) project, and were inputs for the current calculations. The cost-effectiveness is expressed in net costs per reduced campylobacteriosis case and the cost-utility is expressed in net costs per reduced DALY. There are some potential interesting intervention measures, based on their theoretical efficiency and effectiveness. The most cost-effective intervention measures are: reduction of faeces leakage in the slaughter line, decontamination of the carcass by dipping in a chemical solution, and a combination of both. Phage therapy might be another cost-effective intervention measure, depending on assumed costs/chicken. However, none of these interventions can avoid all chicken meat attributed Campylobacter cases. Irradiation is the most effective intervention, however, one of the least cost-effective., Het doel van dit onderzoek was de kosten-effectiviteit en de kosten-utiliteit van verschillende interventies ter reductie van Campylobacter besmetting van kuikenvlees te schatten. Het relatieve risico, de interventiekosten, de ziektelast (uitgedrukt in Disability-Adjusted Live Years (DALY's)) en de ziektekosten zijn allemaal in eerdere studies binnen het CARMA (CAmpylobacter Risk Management and Assessment) project geschat, en vormen de basis van deze berekeningen. De kosten-effectiviteit is uitgedrukt in netto kosten per vermeden geval van campylobacteriosis en de kosten-utiliteit is in netto kosten per vermeden DALY geschat. Een aantal potentiele interventies is interessant, gezien hun (theoretische) efficientie en effectiviteit. De meest kosten-effectieve interventiemaatregelen zijn: reductie van fecale lekkage in de slachtlijn, chemische decontaminatie van het karkas door onderdompelen, en de combinatie van deze twee maatregelen. Faag therapie is eventueel een andere kosten-effectieve maatregel, afhankelijk van de kosten per behandeld kuiken. Maar geen van deze interventies zal tot eliminering van alle aan kuikenvlees gerelateerde gevallen van campylobacteriosis leiden. Doorstraling is van alle onderzochte maatregelen de meest effectieve, maar een van de minst kosten-effectieve maatregelen.
- Published
- 2005
23. Controlling Campylobacter in the chicken meat chain- Towards a decision support model
- Author
-
MGB, Bogaardt MJ, Mangen MJJ, de Wit GA, Nauta MJ, Havelaar AH, MGB, Bogaardt MJ, Mangen MJJ, de Wit GA, Nauta MJ, and Havelaar AH
- Abstract
RIVM rapport:Het doel van het CARMA (Campylobacter Risk Management and Assessment) project is om de overheid te adviseren over de effectiviteit en doelmatigheid van interventies gericht op het reduceren van campylobacteriose in de Nederlandse bevolking. Dit rapport beschrijft het raamwerk van het CARMA project, zoals toegepast op risico's geassocieerd met kippenvlees. De belangrijkste onderdelen van het onderzoek zijn: een risicomodel, interventiemaatregelen, aanvaardbaarheid van deze maatregelen, economische evaluatie, autonome ontwikkelingen en de politieke cultuur omtrent besluitvorming ten aanzien van voedselveiligheid. Het risicomodel zal gebruikt worden om de effecten van interventies in de productieketen, van de boerderij tot en met de verwerking bij de consument thuis, te schatten. De uitkomst van het risicomodel, het verwachte aantal infecties per leeftijdsgroep en per periode, vormt de invoer van het economische model. Autonome ontwikkelingen, die de risicoschatting en de interventiemaatregelen kunnen beinvloeden zijn schaalvergroting in de productieketen, stijging van de consumptie en een toenemend aandeel van buitenshuis eten. In de economische evaluatie zijn de kosten per vermeden geval van campylobacteriose en de kosten per (kwaliteits-gewogen) levensjaar de voornaamste doelvariabelen. De effectiviteit van maatregelen hangt ook af van de acceptatie door belanghebbende groeperingen (industrie, detaillisten, consumenten). Er zijn verschillen in de rol die economische evaluatie speelt in de besluitvorming van de Ministeries van VWS en van LNV., The goal of the CARMA project is to advise the Dutch government on the effectiveness and efficiency of measures aimed at reducing campylobacteriosis in the Dutch population. This report describes the framework of the CARMA project. Components forming the project are a chicken meat risk model, intervention measures in chicken meat production, autonomous developments, economic analysis, the societal acceptability of the intervention measures and the political culture in which the decision making takes place. The risk model is used here to estimate the effects of interventions in the chicken meat chain, from farm to consumer. The output of the risk assessment model, in terms of number of expected Campylobacter infections per age group per period, is input for the economic analysis. Autonomous developments that may affect risks in the near future are concentration in the production chain, increasing consumption of chicken meat and increasing away-from-home consumption. The economic evaluation focuses on the cost per case (i.e. Campylobacter infection) averted and the cost per (quality-adjusted) life year gained. The effectiveness of the interventions also depends on the acceptability of the interventions to stakeholders (industry, retailers and consumers). There are differences in the role that economic evaluation plays in the decision making of the two Dutch Ministries (Agriculture and Public Health) involved.
- Published
- 2004
24. Campylobacteriosis and sequelae in the Netherlands - Estimating the disease burden and the costs-of-illness
- Author
-
MGB, Mangen MJJ, Havelaar AH, Wit GA de, MGB, Mangen MJJ, Havelaar AH, and Wit GA de
- Abstract
RIVM rapport:Each year, approximately 80,000 persons per year (range 30,000 - 160,000) are estimated to experience symptoms of acute gastro-enteritis as a consequence of infection with Campylobacter bacteria. On average 18,000 patients consult a general practitioner and 500 patients are hospitalised; for some 30 cases the disease could be fatal. Additionally, each year some 1400 cases of reactive arthritis, 60 cases of Guillain-Barre syndrome and 10 cases of inflammatory bowel disease are associated with a previous Campylobacter infection. The disease burden and the cost-of-illness of Campylobacter infections and sequelae were estimated using a stochastic simulation model. Disease burden was expressed in Disability Adjusted Life Years (DALYs), the sum of years of life lost and years lived with disability, weighted for the severity of disease. Considered in the cost-of-illness were direct health-care costs (e.g. doctors' consultations, hospitalisation, rehabilitation), direct non-health-care costs (e.g. travel costs of patients, co-payments by patients) and indirect non-health-care costs (productivity losses), using cost estimates for the year 2000. The disease burden associated with Campylobacter infections was estimated at 1200 DALYs per year, with a 90% uncertainty interval of between 900 and 1600 DALYs per year. The costs-of-illness were estimated to total 21 million per year with a 90% confidence interval of between 11 million and 36 million per year. Hence, Campylobacter infections pose an important public health problem for the Netherlands and incur substantial costs., Naar schatting maken 80.000 personen per jaar (onzekerheidsinterval 30.000 - 160.000) een episode van gastro-enteritis door ten gevolge van infectie met Campylobacter bacterien. Ongeveer 18.000 patienten consulteren een huisarts, 500 patienten worden in het ziekenhuis opgenomen en 30 patienten overlijden als gevolg van de gastro-enteritis. Daarnaast treden er ieder jaar naar schatting 1400 gevallen van reactieve artritis op, 60 gevallen van Guillain-Barre syndroom en 10 gevallen van inflammatoire darmziekte ten gevolge van een voorgaande Campylobacter infectie. De ziektelast en de ziektegebonden kosten van Campylobacter infectie werden geschat met behulp van een stochastisch simulatiemodel. Ziektegebonden kosten in het basisjaar 2000 betroffen directe kosten in de gezondheidszorg (bijvoorbeeld consulten van een arts, ziekenhuisopname en rehabilitatie), directe kosten buiten de gezondheidszorg (bijvoorbeeld reiskosten en eigen bijdragen van patienten) en de indirecte kosten buiten de gezondheidszorg, met name productiviteitsverlies. De ziektelast werd geschat op 1200 DALYs (Disability Adjusted Life Years) per jaar, met een 90% onzekerheidsinterval tussen 900 en 1600 DALYs per jaar. DALYs zijn de som van verloren levensjaren ten gevolge van voortijdige sterfte en jaren doorgebracht met een ziekte, gewogen naar de ernst ervan. De ziektegebonden kosten werden geschat op ongeveer 21 miljoen Euro, met een 90% onzekerheidsinterval tussen 11 en 36 miljoen Euro per jaar. Campylobacter infecties vormen dus een belangrijk volksgezondheidsprobleem in Nederland.
- Published
- 2004
Catalog
Discovery Service for Jio Institute Digital Library
For full access to our library's resources, please sign in.