401 results on '"Loeber JG"'
Search Results
2. Evaluatie uitvoering hielprik ten behoeve van de neonatale screening
- Author
-
Elvers LH, Loeber JG, and LIS
- Subjects
ags ,adrenogenitaal syndroom ,congenitale hypothyreoidie ,cht ,phenylketonurie ,pku - Abstract
Inleiding. In Nederland worden baby's gescreend voor drie aandoeningen: adrenogenitaal syndroom, congenitale hypothyreoidie en phenylketonurie. Hiertoe wordt bij voorkeur de 4e levensdag en uiterlijk op dag 7 hielprikbloed verzameld op filtreerpapier en geanalyseerd in een van de 5 screeningslaboratoria. De screeningsprocedure is in detail beschreven in het 'Draaiboek neonatale screening'. Om een aantal aspecten van de uitvoering van de hielprik procedure te kunnen evalueren werden van 10.000 setjes demografische en andere gegevens geanalyseerd per categorie uitvoerder van de hielprik, per entadministratie en per laboratorium. Resultaten. 1) Op ongeveer 10% van de setjes ontbrak een of meer van de in te vullen gegevens, zoals: uitvoerder hielprik (3.6%), geboortegewicht (1.3%), zwangerschapsduur (3.6%). 2) Op dag 4 was slechts 50% van de hielprikken uitgevoerd met grote verschillen tussen categorieen uitvoerders; op dag 7 was 98% geprikt. 3) Er was een groot verschil tussen categorie6n uitvoerders in setjes met onvoldoende of onbetrouwbaar bloed (OV): verloskundigen, wijkverpleegkundigen en kraamcentra 0.4%, kraamzorg 0.6%, ziekenhuizen 1.4% en huisartsen 2.3%. De ziekenhuizen voeren slechts 18% van de hielprikken uit, maar zijn verantwoordelijk voor ruim 39% van de OV. 4) De bezorging van de setjes door de TPG-Post laat te wensen over en vooral in de regio's Noord-West en Noord-Oost Nederland. Op dag 3 na de hielprik is slechts 79% van alle setjes in het laboratorium ontvangen. 5) De uitvoering van de analyses en de rapportage van de resultaten door de laboratoria waren adequaat en conform het 'Draaiboek neonatale screening' en conform de afspraken die het RIVM met de screeningslaboratoria heeft gemaakt.
- Published
- 2012
3. Effect van beta-HCH op humana mamma tumorcellen (MCF-7)
- Author
-
Coosen R, Thijssen JHH, van Velsen FL, and Loeber JG
- Subjects
tumor ,vgz ,bioassay ,receptor ,oestrogeen - Abstract
Beta-HCH induceert in analogie met oestrogenen de synthese van de progesteron receptor op een dosis-gerelateerde wijze vanaf 10-7 M tot ongeveer 2,5x10-5 M (verzadigde oplossing). Een beta-HCH-metaboliet, 2,4,6-trichloorfenol (TCF), veroorzaakt in veel mindere mate inductie bij veel hogere concentraties. Beta-HCH verdringt 3H-oestradiol niet van de oestradiolreceptor in een 3x10-4-voudige overmaat, TCF niet in een 10-6-voudige overmaat. Beta-HCH (10-5 M) transloceert reeds na 0,5 uur incubatie een substantieel deel van de cytosolaire oestradiol- receptor naar de kern.
- Published
- 2012
4. De betrouwbaarheid van het vagina-uitstrijkje van de rat als middel om de fase van de bronstcyclus te detecteren
- Author
-
van Velsen FL, Loeber JG, Franken MAM, and Liefde AD
- Subjects
vgz ,ovulatie-piek - Abstract
De betrouwbaarheid van het vagina-uitstrijkje bij de rat als indicator van de fase van de cyclus is onderzocht bij 60 dieren van 250 g. Gedurende 4 achtereenvolgende weken is op de werkdagen een uitstrijkje gemaakt ter beoordeling van de regelmaat van de cyclus. Daarna zijn de dieren geseceerd na decapitatie. Het beeld van het vagina-uitstrijkje op de dag van sectie is vergeleken met het histologisch beeld van de ovaria, uterus en vagina en met de concentratie van oestradiol, progesteron, luteiniserend hormoon en follikel stimulerend hormoon in bloed. De conclusie is dat de cyclus bij 56 dieren regelmatig was en goed was te beoordelen aan de hand van de uitstrijkjes. Tevens is gebleken dat bepaling van de concentratie van gonadotrope hormonen en geslachtshormonen bij vrouwelijke ratten alleen zinvol is op geleide van vaginale-uitstrijkjes of andere informatie over de fase van de cyclus.
- Published
- 2012
5. Een inventarisatie van enige gegevens uit het screeningsprogramma congenitale hypothyreoidie in de regio Midden-Nederland. Periode juni- december 1983
- Author
-
Loeber JG
- Subjects
cht ,screening ,tsh ,neonatologie ,vgz ,ria baby ,t4 ,pku - Abstract
Het gegevensbestand over de periode juni-december 1983 van de screening op CHT binnen het RIVM werd doorzocht op een aantal criteria. Dit omvatte onder andere de categorieen inzenders, de intervallen tussen geboortedatum en prikdatum en tussen prikdatum en bepalingsdatum, en de mate van invullen van formulieren. De voornaamste zijn: 1. De in het Draaiboek aanbevolen termijn van 6e tot 9e levensdag wordt gemiddeld slechts in 60-70% van de geboorten aangehouden. 2. De hielprikkaarten zijn langer onderweg dan nodig is. 3. Het invullen van alle gegevens van de pasgeborene laat te wensen over, met name de zwangerschapsduur wordt zeer vaak niet ingevuld. Hierdoor wordt het functioneren van de gewijzigde procedure bemoeilijkt en neemt de hoeveelheid administratief werk toe.
- Published
- 2012
6. Voorbereiding van de (verdere) automatisering van de uitslagverwerking van de PKU/CHT screening
- Author
-
Loeber JG
- Subjects
vgz ,awbz ,aangeboren afwijking ,entadministratie ,computer ,baby - Abstract
Een werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de entadministraties en de PKU- en CHT-laboratoria, gesteund door enkele automatiseringsdeskundigen, heeft een model uitgewerkt voor de automatisering van de administratie van de PKU- en CHT-screening bij pasgeborenen. De voordelen zijn 1. de tijdswinst in de rapportage van de analyse uitslagen, 2. een vermindering van de kans op administratieve fouten en 3. vereenvoudigde bewaking van de "kwaliteit" van zowel het analystische als het logistieke deel van de screening. Hiertegenover staat voor het totale project een investering van apparatuur die, rekening houdend met een afschrijving van 20% per jaar neerkomt op f. 60.000,- a f. 80.000,- (incl. BTW). De programmatuur- en telecommunicatiekosten belopen f. 150.000,- a f. 170 .000,- per jaar.
- Published
- 2012
7. Onderzoek naar de invloed van matriumbromide bij menselijke vrijwilligers III
- Author
-
Sangster B, Blom JL, Baas C, Loeber JG, and Rauws AG
- Subjects
vgz ,endocriene effecten ,doseringen ,menstruele cycli ,bromide - Abstract
Uit het onderzoek kan de conclusie worden getrokken dat in de gebruikte doseringen van 0,4 en 9 mg Br- kg-1 dag-1 gedurende drie menstruele cycli bij vrouwen geen endocriene effecten zijn waargenomen. Voor wat betreft de invloed op het centrale zenuwstelsel moet worden geconcludeerd dat in een dosering van 9 mg Br- kg-1 dag-1 effecten werden waargenomen, die overigens medisch biologisch gezien, van geringe betekenis zijn en dat in een dosering van 4 mg Br- kg-1 dag-1 geen effecten zijn waargenomen. Deze laatste dosis kan derhalve worden beschouwd als een dosis zonder effect. Doel van het onderzoek: normen met betrekking tot bromide in de voeding vast te stellen, gebaseerd op waarnemingen bij mensen.
- Published
- 2012
8. De ontwikkeling en karakterisering van antisera tegen runderluteiniserend hormoon (LH) ten behoeve van de radioimmunochemische bepaling van LH in ratteserum
- Author
-
Elvers LH, Smit PJ, and Loeber JG
- Subjects
vgz ,ria ,antiserum ,luteiniserend hormoon - Abstract
Dit rapport beschrijft de ontwikkeling en karakterisering van antisera ten behoeve van de radioimmunochemische bepaling (RIA) van luteiniserend hormoon in ratteserum (rLH). Aangezien een voldoende hoeveelheid hooggezuiverd rLH niet beschikbaar was, werd geimmuniseerd met runder-luteiniserend hormoon (bLH). Vijf konijnen werden geimmuniseerd volgens de methode van Vaitukaitis (1). Vier van de vijf verkregen antisera hadden een hoge titer, waarbij een eindverdunning in de RIA-buis tussen 1:80000 en 1:250000 (V/V) kan worden gebruikt. Deze antisera hadden een hoge aviditeit voor rLH. De kruisreactie met rTSH varieerde tussen 5,8% en 9,8% ten opzichte van rLH-RP2. Deze kruisreactie kan grotendeels worden toegeschreven aan contaminatie van rTSH-I6 met 5% rLH. Een van de antisera werd uitgebreid gekarakteriseerd en bleek geschikt voor de RIA van LH in ratteserum.
- Published
- 2012
9. Evaluatie van de Coat-A-Count Neonatal T4 RIA en een vergelijking met de (125-I) Neonatal T4 RIA
- Author
-
Elvers LH, Smit PJ, and Loeber JG
- Subjects
kits ,vgz ,cht ,neonatologie - Abstract
De Bijzondere Afd. Automatisering Serologisch Onderzoek maakt voor de screening op congenitale hypothyreoidie gebruik van de (125-I) Neonatal T4 RIA (LP) van Diagnostic Products Corporation (DPC). Vanaf maart 1984 zal deze kit echter niet meer geleverd worden. DPC heeft namelijk een nieuwe kit geintroduceerd. Coat-A-Count Neonatal T4 (CAC). In het Lab. voor Endocrinologie werd CAC geevalueerd en vergeleken met LP. De correlatie-coefficient voor 350 monsters hielprikbloed van pasgeborenen bedroeg 0,92. De vergelijking voor de orthogonale regressie was LP = 1,28 CAC + 5,86. Het lagere meetniveau van CAC wordt voornamelijk veroorzaakt door een "herwaardering" van de calibratiemonsters uit de CAC-kit. De sterkteverhouding tussen de serie calibratiemonsters uit CAC t.o.v. LP, gemeten in beide systemen, bedroeg 1,24. CAC is minder arbeidsintensief en biedt mogelijkheden tot automatisering. De conclusie is dat CAC een goed alternatief is voor de huidige LP kit.
- Published
- 2012
10. Collaborative study of the proposed first international standard of bovine luteinizing hormone for immunoassay
- Author
-
Loeber JG, van de Wiel DFM, and Gaines Das RE
- Subjects
lh ,who ,vgz ,bioassay ,rund ,immunoassay - Abstract
Een geampulleerd, drooggevroren preparaat van runder hypofysaire luteiniserend hormoon, code EHC-bLH-1, is in internationale ringijking getest op zijn geschiktheid om te dienen als Internationale Standaard. Acht laboratoria verschaften immunoassay gegevens, 1 laboratorium leverde receptor assay gegevens. Bioassay gegevens werden van 3 laboratoria verkregen. De geometrisch gemiddelde sterkte gemeten per immunoassay en uitgedrukt in mU van het USDA bLH-B-5 preparaat per ampul werd geschat op 25,6, hetgeen overeenkomt met het resultaat van de bioassays. De geometrisch gemiddelde sterkte gemeten per receptor assay of per in vitro bioassay was lager, nl. 13.2. De oorzaak van dit verschil wordt momenteel onderzocht. De bepalingskarakteristieken stabiliteit waren acceptabel. Voorgesteld wordt om dit materiaal te benoemen tot de Internationale Standaard voor runder Luteiniserend Hormoon voor Immunoassay met een sterkte van 25 mIU per ampul.
- Published
- 2012
11. Transauriculaire hypofysectomie bij ratten
- Author
-
Loeber JG, van de Siepkamp JJ, and Franken MAM
- Subjects
lh ,vgz ,fsh ,endocriene organen ,techniek ,gh - Abstract
Transauriculaire hypofysectomie bij ratten van 200-250 gram is een eenvoudige ingreep. De primaire uitval door beschadiging van hersendelen of het evenwichtsorgaan bedraagt echter ongeveer 20%. Het percentage dieren waarbij verwijdering van de hypofyse achteraf (gedeeltelijk) mislukt bleek te zijn was ongeveer 13%. Mogelijk kan dit resultaat verbeterd worden door de afmetingen van de injectienaald nog beter af te stemmen op die van de ratteschedel. De resultaten van de hormoonbepalingen in het serum waren in goede overeenstemming met die van het histopathologisch onderzoek. In het algemeen kan volstaan worden met de bepaling van een van de hypofysaire hormonen voor de vaststelling of de operatie geslaagd is.
- Published
- 2012
12. The evaluation of the SimulTRAC Neonatal T4/TSH Radioimmunoassay kit
- Author
-
Elvers LH, Diependaal GAM, and Loeber JG
- Subjects
lage initiele binding ,cht ,screening ,vgz ,simultaan - Abstract
Dit rapport beschrijft de resultaten van de evaluatie van de SimulTRAC Neonatal T4/TSH Radioimmunoassay kit van Becton Dickinson (BD). De Kit is bedoeld voor de simultane bepaling in een buis van thyroxine (T4) en thyrotoropine (TSH) in hielprikbloed van pasgeborenen voor de screening op congenitale hypothyreoidie (CHT). De kit maakt gebruik van twee tracers: (57-CO)-T4 en (125-I)-TSH. De binnen- en tussenmeetsessiespreiding was bevredigend voor T4. Wel gaf BD 60% hogere T4 concentraties dan de "in-huis" T4 RIA. Waarschijnlijk is de calibratie van de T4 standaardbloedvlekken bij BD niet correct. De resultaten voor TSH zijn slecht: lage initiele- en hoge aspecifieke binding, onvoldoende gevoeligheid, slechte reproduceerbaarheid van de ijklijn. De kit werd daarom niet verder geevalueerd.
- Published
- 2012
13. Het gebruik van IRE-Medgenix serum TSH IRMA voor de bepaling van TSH in hielprikbloed van pasgeborenen
- Author
-
Esmeijer A, Elvers LH, and Loeber JG
- Subjects
neonatal ,endocrine system ,endocrine system diseases ,cht ,screening ,immunoradiometrische assay ,hormones, hormone substitutes, and hormone antagonists - Abstract
The TSH-IRMA kit, manufactured by IRE- Medgenix is an immunoradiometric assay for the measurement of thyroid stimulating hormone (TSH) in human serum. This kit was modified and tested for its possible use as routine method in neonatal screening for congenital hypothyroidism (CHT). In the present screeningprocedure TSH is measured in a small (1/4-1/8)-inch bloodspot. For this reason bloodspot calibrators of the 2nd IS for TSH 80/558 were prepared on filterpaper. The minimal detectable dose was 0,010 muU TSH in a (1/4-1/8)-inch bloodspot. There was a good correlation between TSH measured in serum and in bloodspots: "spot" = 1,02 * "serum" + 0,04 (r=0,0988, N=51). The intra- and interassay coefficient of variation was 3.2%, 3.5%, 6.3% and 6.9%, 6.1% 10.2% respectively for bloodspot samples containing 12.2, 19.1 and 29.6 mU/ll serum. In comparison with the current RIA-method used for screening on TSH, this modified IRMA gave better results with respect to analytical performance. The IRMA is also less time consuming than the RIA and can be automated easier. Conclusions: the analytical performance of the IRE- Medgenix TSH-IRMA is very good. The kit, modified for the measurement in bloodspots, can be used in a neonatal CHT screening programme.
- Published
- 2012
14. Downsyndroom-kansbepaling met de eerstetrimester-combinatietest 2004-2006 (deels 2007)
- Author
-
Schielen PCJI, Koster MPH, Elvers LH, Loeber JG, and LIS
- Subjects
downsyndroom ,screening ,nekplooimeting ,risk estimation ,BIOLOGIE ,first trimester combined test ,eerstetrimester-combinatietest ,risicoschatting ,down's syndrome ,nuchal translucency - Abstract
Tussen 2004 en 2006 is 76 procent van de zwangerschappen van een kind met downsyndroom correct voorspeld met de eerstetrimester-combinatietest. De test presteert daarmee iets beter dan tussen 2002 en 2004. Het aantal aanvragen voor de test is in de onderzochte periode gestegen, de leeftijd van zwangeren die de test laten doen daalde licht. Van 75 procent van de aanvragen van de eerstetrimester-combinatietest is de uitkomst van de zwangerschap aan het RIVM gerapporteerd. Dit blijkt uit de tweede evaluatie van de eerstetrimester-combinatietest. De evaluatie is uitgevoerd in opdracht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), en later het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). De combinatietest is een kansbepaling gebaseerd op een nekplooimeting (NT-meting) bij de foetus en een serumonderzoek bij de moeder. Bij de NT-meting wordt het laagje vocht van de foetus in de nek gemeten. Bij het serumonderzoek wordt de concentratie van twee specifieke zwangerschapseiwitten (fBeta-hCG en PAPP-A) gemeten. Met deze gegevens, gecombineerd met de leeftijd van de moeder, wordt de kans op het krijgen een kind met downsyndroom berekend. Het rapport combineert de uitslag van de test met de zwangerschapsduur en de uitslag van de zwangerschap (wel/geen Down). Bij de huidige rapportage zijn 20.293 serumonderzoeken waarvan al deze gegevens bekend zijn geanalyseerd. Voor het eerst zijn ook, zij het summier, de kengetallen van de andere regionale laboratoria die op het downsyndroom gepresenteerd. Zij komen tot nagenoeg dezelfde resultaten. Tot slot worden aanbevelingen gedaan om de test te verbeteren, zoals een betere instelling van de parameters in de kansberekening. Er zijn aanwijzingen dat de gesignaleerde verbetering komt door betere NT-metingen. Het RIVM wil de prestaties van de test verder verbeteren door onder andere de parameters voor de kansberekening beter in te stellen.
- Published
- 2012
15. Down syndroom kansbepaling met de eerste trimester combinatietest 2002-2004
- Author
-
Schielen PCJI, van Leeuwen M, Elvers LH, Loeber JG, and LIS
- Subjects
edwards syndroom ,edwards's syndrome ,GEZONDHEID ,down syndroom ,kansbepaling ,eerste trimester combinatietest ,first trimester combined test ,down's syndrome ,risk calculation ,BIOCHEMIE ,nuchal translucency - Abstract
Dit rapport is een eerste evaluatie van de eerste trimester combinatietest. Deze test is gericht op het bepalen van de kans op een zwangerschap van een kind met het Down syndroom. In het afgelopen jaar steeg het aantal aanvragen voor de test explosief van 341 aanvragen per half jaar (tweede helft van 2002) naar 11.046 aanvragen per half jaar (tweede helft van 2005). Daarbij werd 71% van alle Down syndroom zwangerschappen gevonden. Van 82% van alle aanvragen van de eerste trimester combinatietest in de periode juli 2002- mei 2004 werd de zwangerschapsuitkomst aan het RIVM gerapporteerd. De test is een kansbepaling gebaseerd op een nekplooimeting bij de foetus en een serumonderzoek bij de moeder. Bij de nekplooimeting wordt het laagje vocht van de foetus in de nek gemeten. Bij het serumonderzoek wordt de concentratie van twee specifieke zwangerschapseiwitten (vrij beta-hCG en PAPP-A) gemeten.Tussen juli 2002 en mei 2004 zijn in opdracht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) bijna 7.800 serumonderzoeken uitgevoerd. Van ruim 4.800 daarvan is bij het RIVM een gecombineerde kansbepaling berekend (uitslag van de serumtest gecombineerd met de nekplooimeting). Het rapport geeft aan hoe goed de combinatietest een zwangerschap van een kind met Down syndroom voorspelt. Verder doet het RIVM een aantal aanbevelingen voor verbetering van de eerste trimester combinatietest.
- Published
- 2012
16. Onderzoek naar de biologische effecten van verschillende doseringen glycyrrhizine bij menselijke vrijwilligers (pilot-study)
- Author
-
van Vloten P, Savelkoul TJF, de Groot G, Koops R, Loeber JG, van Leeuwen FXR, Looman GWN, and van der Maas PJ
- Subjects
glycyrrhetine zuur ,onderzoek menselijke vrijwilligers ,glycyrrhizine - Abstract
Na dagelijkse orale toediening van glycyrrhizine gedurende 4 weken bij acht mannelijke en acht vrouwelijke menselijke vrijwilligers gelijkelijk verdeeld over twee doseringsgroepen (400 mg en 800 mg glycyrrhizine/dag) werden over de hele lijn duidelijke biologische effecten vastgesteld. Deze effecten waren het meest duidelijk af te lezen aan de daling van de aldosteronconcentratie in het plasma en de plasma renine activiteit. Daarnaast bleken er duidelijke effecten te constateren bij de controle parameters (parameter ter controle van de veiligheid voor de proefpersonen). Bij vijf vrijwilligers was het nodig om het onderzoek vroegtijdig af te breken, wegens het optreden van klinische symptomen. Bij een vrijwilliger was dit terug te voeren op een intercurrente ziekte. Bij vier vrijwilligers waren er effecten in de zin van hoofdpijn, extreme gewichtstoename en oedemen die aanleiding gaven tot het vroegtijdig stoppen. De vrouwelijke vrijwilligers bleken gevoeliger dan de mannelijke vrijwilligers (meer en sterkere effecten). De glycyrrhetinezuur bepaling in bloed bleek meer geschikt dan de bepaling van glycyrrhizine om de kinetiek te vervolgen.
- Published
- 2012
17. Hepatitis B screening bij zwangeren: een overzicht van 1991
- Author
-
Loeber JG and Grosheide PM
- Subjects
bemonstering ,bepaling ,sampling ,screening ,92-4 ,zwangerschap ,hepatitis b ,pregnancy ,assay - Abstract
In October 1989 routine screening for hepatitis B surface antigen (HBsAg) in all regnant women was introduced in the Netherlands. In order to prevent hepatitis B infection in their offspring all infants of HBsAg-positive mothers receive passive active immunization. During 1991 about 75% of the estimated total number of pregnant women was screened for HBsAg in the regional laboratories appointed by the National Institute of Public Health and Environmental Protection. It is currently unknown whether the remaining 25% of the pregnant women were screened and if so, where. The organisation of the screening will be investigated in detail in the 4th trimester of 1992. The overall prevalence of HBsAg-positivity was 0.47% in 1991, with a range of 0.2% in rural areas to 0.9% in the city of Amsterdam. The overall percentage of HBsAg-positive women is similar to the prevalence found in 1990, but much lower than the originally expected percentage of 0.8%. The question therefore is whether the women not reached by the programme belong to the high risk groups for hepatitis B. A number of regional laboratories did not provide details concerning their analytical performance. In some laboratories the current procedures should be reconsidered.
- Published
- 2012
18. Two-year feeding study in rats with bis(tri-n-butyltin) oxide (TBTO)
- Author
-
Wester PW, Kranjc EI, van Leeuwen FXR, Loeber JG, van der Heijden CA, Vaessen HAMG, and Helleman PW
- Subjects
toxiciteitsstudie ,endocrien systeem ,immuunsysteem ,vgz ,slakkenbestrijdend middel ,aangroeiwerend middel ,carcinogeniteitsstudie ,no-effect level - Abstract
Dit rapport beschrijft een 2-jarige toxiciteitsstudie en carcinogeniteitsstudie met het slakkenbestrijdend en aangroeiwerend middel, bis (tri-n-butyltin)oxide (TBTO) met ratten. Tussentijds (na 1 jaar) is een toxiciteitsstudie verricht. In beperkte mate traden toxische verschijnselen op in de hoogste doseringsgroep (50 mg/kg voer), waarbij het immuunsysteem, endocrien systeem en het erythrocytaire systeem de doelorganen bleken. De tumorincidenties waren veranderd (m.n. verhoogd) in de hoogste doseringsgroep. Het betreft goedaardige tumoren van endrocriene organen (hypophyse, bijnieren, bijschildklier). Dit effect wordt beschouwd als een epigenetisch fenomeen, mogelijk als gevolg van invloed op immuun- of endocrien systeem. In enkele vrouwelijke dieren werd een maligne pancreascarcinoom gevonden. Ondanks de lage incidentie, is deze bevinding interessant, met name voor een studie met 2e diersoort. Mede gezien de resultaten van immuunfunctietesten kan een concentratie van 0,5 mg TBTO/kg voer, overeenkomend met 25 mug/kg lichaamsgewicht, als "no-effect level" beschouwd worden.
- Published
- 2012
19. Preventie van Congenitale Syfilis ; economische evaluatie met cijfers van de Streeklaboratoria voor de Volksgezondheid
- Author
-
Gruteke P, Postma MJ, Grosheide PM, Jager JC, Conyn-van Spaendonck MAE, Loeber JG, VTV, and LIS
- Subjects
syfilis ,prevention ,screening ,preventie ,kosten-baten analyse ,cost-benefit analysis ,syphilis ,program evaluation ,programma evaluatie ,congenital syphilis - Abstract
Doel: Vaststellen van de programmakosten, monetaire baten en gewonnen levensjaren, verbonden aan het screeningsprogramma van zwangeren op syfilis, gebruik makend van gegevens over serologische testresultaten in de Streeklaboratoria. Data & Methode: We gebruiken twee typen gegevens: (i) Aantallen en resultaten van serologische testen op syfilis (TPHA, VDRL, RPR, FTA) bij zwangeren in de 2e helft van 1991 en in 1992 in de Nederlandse Streeklaboratoria ; (ii) Relevante informatie over de kosten van testen, gezondheidszorg en onderwijs en de levensverwachting. Het economische evaluatie-model dat wij hanteren is een uitgebreide versie van het Noorse epidemiologische model dat specifiek is ontwikkeld voor syfilis tijdens de zwangerschap en preventie van congenitale syfilis. Het evaluatie-model koppelt het epidemiologische model met economische informatie. Naast de directe kosten van het screeningsprogramma zoals testen, behandeling en na-controle worden in het model monetaire baten bepaald van voorkomen gezondheidszorg voor geinfecteerde en te vroeg geboren kinderen en van voorkomen zorg en speciaal onderwijs voor lichamelijk en geestelijk gehandicapten. Tot slot worden in het model de door het screeningsprogramma gewonnen levensjaren berekend wegens het voorkomen van perinatale sterfte en verkorte levensverwachting van gehandicapten (berekening van gewonnen levensjaren op basis van resterende levensverwachting). De gegevensverzameling is bruikbaar voor de analyse van de effectiviteit van het screeningsprogramma en continuering ervan is daarom van belang. (ii) Op basis van de hier gebruikte gegevens en het Noorse epidemiologische model is de screening ter preventie van congenitale syfilis een kosten-effectief programma en is het aan te bevelen de screening voort te zetten. (iii) Voor een definitieve berekening van de kosten en baten van het screeningsprogramma is het nodig het gebruikte evaluatie-model verder te ontwikkelen en te valideren.
- Published
- 2012
20. Effect van beta-HCH op een oestrogeen-gevoelige humane mammacarcinoom cellijn (MCF-7)
- Author
-
Coosen R, Thijssen JHH, van Velsen FL, and Loeber JG
- Subjects
tumor ,vgz - Abstract
De vraag of beta-HCH ook bij de mens als oestrogeen werkzaam zou kunnen zijn is in vitro onderzocht m.b.v. de oestrogeen-gevoelige humane mammacarcinoom cellijn MCF-7. Hiertoe zijn een aantal specifieke parameters onderzocht: inductie van de progesteron-receptor (PgRc) synthese, affiniteit voor de oestrogeen-receptor (ER) (= verdringing van H-oestradiol) en veranderingen in de subcellulaire distributie van de oestrogeen-receptor. De resultaten kunnen als volgt worden samengevat. Beta-HCH toegediend aan een oestrogeen-gevoelige humane cellijn, geeft inductie van PgRc en redistributie van ER. De snelheid waarmee ER redistributie optreedt, wijst in de richting van een directe actie van beta-HCH zelf. De discrepanties tussen de bindingsaffiniteit van beta-HCH voor ER en de dosis-respons curves wijzen in de richting van een indirect effect van beta-HCH, bijv. via metabolieten, maar dan andere dan 2,4,6-trichloorfenol. Het werkingsmechanisme van beta-HCH is nog onduidelijk.
- Published
- 2012
21. Evaluatie van de 'Coat-A-Count Estradiol' kit voor de radioimmunochemische bepaling van 17-beta-oestradiol in serum
- Author
-
Elvers LH and Loeber JG
- Subjects
vgz ,ria ,oestradiol - Abstract
Beschreven wordt de evaluatie van de "Coat-A-Count" Ria (CAC) voor 17- beta-oestradiol (E2) van Diagnostic Products Corporation. De kit heeft een goed meetbereik. De spreiding binnen en tussen meetsessies varieerde tussen 4,1 en 13,7% respectievelijk 3,4 en 13,4% voor sera met een E2-gehalte tussen 0,2 en 1,3 nmol/l. Het percentage terugwinning van aan serum toegevoegd E2 varieerde tussen 60 en 80%. Een verbeterde versie (CAC-nieuw) gaf ten aanzien van de terugwinning dezelfde resultaten. Wel was het meetniveau ten opzichte van de eerste versie (CAC-oud) 1,5 tot 2 keer zo laag. Bij het bepalen van E2 in serum van normale ratten lag het E2-gehalte in ongeveer 50% van de sera beneden de detectiegrens van de bepaling. CAC is voor dit doel dus niet geschikt.
- Published
- 2012
22. Subchronische orale toxiciteit van patuline bij de rat
- Author
-
Speijers GJA, Franken MAM, van Leeuwen FXR, van Egmond HP, Boot R, and Loeber JG
- Subjects
hyperaemie van de villi ,verminderde nierfunctie ,vgz ,drinkwater - Abstract
Tien vrouwelijke en tien mannelijke Wistar ratten kregen patuline via het drinkwater toegediend in concentraties van 0,6,30 en 150mg/l lmM citraat buffer gedurende 13 weken. De meest gevoelige effecten voor patuline bestonden uit een verminderde voedsel- en wateropname, verminderde nierfunctie en hyperaemie van de villi in duodenum die werden waargenomen in de midden- en hoogste doseringsgroep (resp. 30 en 150 mg patuline/liter). Lichaamsgewicht was alleen verlaagd in de hoogste doseringsgroep. Op basis van deze bevindingen werd een no-toxic effect van 6 mg patuline/l drinkwater vastgesteld, welke correspondeert met een dosis van 0.8 mg patuline/kg lich.gew./dag. Er blijkt hierbij een voldoende veiligheidsmarge (>100) tussen de actuele opname van patuline, zoals in appelprodukten, en de no-toxic effect level.
- Published
- 2012
23. De bruikbaarheid van Pharmacia Dry Spot TSH RIA (IRMA) voor de bepaling van TSH in hielprikbloed van pasgeborenen
- Author
-
Elvers LH and Loeber JG
- Subjects
vgz ,cht ,ria ,irma ,tsh ,kit - Abstract
De Pharmacia "Dry Spot TSH RIA (IRMA)"-kit is onderzocht op zijn bruikbaarheid voor de bepaling van schildklierstimulerend hormoon (TSH) in hielprikbloed van pasgeborenen. Volgens de bijsluiter kan de eerste incubatiestap 3 uur of overnacht (18 uur) worden geincubeerd. Het percentage radioactief gebonden TSH ligt bij 18 uur incubatie hoger dan bij 3 uur. Bij 3 uur is de extractie van het TSH uit het filtreerpapier en/of de binding van TSH aan het antiserum dus nog niet tot een evenwicht gekomen. De 3 uurs procedure is te ongevoelig om een goed onderscheid te kunnen tussen monsters met een bij de CHT-screening gehanteerd "negatief", "dubieus" of "positief" TSH-gehalte. Bij 18 uur incubatie is dit wel mogelijk. Door het invoeren van een (niet voorgeschreven) wasstap van het precipitaat kunnen de gevoeligheid van de methode en de dupliceerbaarheid aanzienlijk worden verbeterd. Conclusie: de kit is bruikbaar bij 18 uur incubatie een wasstap van het precipitaat en vijf minuten teltijd voor het meten van de radioactiviteit worden sterk aangeraden.
- Published
- 2012
24. De Internationale Standaard voor humaan follikel stimulerend hormoon. Deelname aan een ringijking met een in vivo biologische methode
- Author
-
Loeber JG and van de Siepkamp JJ
- Subjects
biologische bepaling ,vgz ,fsh ,ovarium - Abstract
Op verzoek van het National Institute for Biological Standards and Control (NIBSC) te Londen werd deelgenomen aan een internationale ringijking van twee preparaten van humaan follikel stimulerend hormoon (FSH). Hiervoor werd een in vivo biologische methode opgezet, waarmee een der auteurs elders reeds ervaring had opgedaan. Deze methode berust op de gewichtsvermeerdering van ovaria van jonge vrouwelijke ratten. De techniek is eenvoudig en de precisie bevredigend. De gevonden sterkte van de beide preparaten werd gerapporteerd aan het NIBSC. Op basis van de resultaten van alle deelnemers zal een van de twee preparaten worden benoemd tot nieuwe internationale standaard voor humaan FSH. Dit is van grote betekenis voor de standaardisatie van onder andere radioimmunochemische methoden in gebruik in klinisch-chemische laboratoria.
- Published
- 2012
25. Evaluatie van de uitvoering van de hielprik ten behoeve van de PKU/CHT-screening bij pasgeborenen
- Author
-
Elvers LH, Loeber JG, and LIS
- Subjects
bepaling ,heelstick ,congenitale hypothyreoidie ,evaluation studies ,phenylketonurie ,pku/cht screening ,phenylketonuria ,neonatal screening ,evaluatie ,assay ,hielprik ,neonatale screening - Abstract
In de kwartaalrapportages van de PKU/CHT screeningslaboratoria wordt onder andere nagegaan of de hielprik conform de in het Draaiboek PKU en CHT gestelde eisen wordt uitgevoerd. Daarbij wordt gekeken naar de termijn tussen geboorte- en hielprikdatum, tussen hielprikdatum en datum van analyse en tussen geboortedatum en datum van analyse. Tevens wordt geregistreerd in hoeverre de voor de uitvoering van de screening van belang zijnde demografische gegevens op de setjes zijn ingevuld. Het probleem is echter dat de hielpriksetjes, waarop deze rapportages zijn gebaseerd, geen aselecte steekproef vormen. Daarom werd besloten in een aselecte steekproef een aantal van bovengenoemde aspecten te analyseren. Van in totaal 5000 setjes (1000 per laboratorium) werd een aantal gegevens geregistreerd. De gegevens werden vervolgens geanalyseerd per categorie uitvoerder van de hielprik, per provinciale entadministratie en per laboratorium. Per provincie bestaan grote verschillen tussen de categorieen uitvoerders van de hielprik. Op gemiddeld 6.9% van de setjes was niet pasgeborenen met een geboortegewicht < 2500 gram ontbrak de zwangerschapsduur. Op dag 7, de laatst aanbevolen dag, was 94% van de pasgeborenen geprikt. Op dag 3 na de hielprik zijn nog slechts 81% van alle setjes in het laboratorium ontvangen/geanalyseerd. Met name de regio Noord-West Nederland valt hierbij in negatieve zin. De bezorging van de setjes door de PTT laat overigens duidelijk te wensen over.
- Published
- 2012
26. Karakterisering van een humaan luteiniserend hormoonpreparaat met behulp van fysisch-chemische, immunochemische en in vitro biologische technieken. II Combinatie van gelfiltratie chromatografie en isoelektrofocussing
- Author
-
van Ginkel LA and Loeber JG
- Subjects
heterogeniteit ,vgz ,subunits ,scatchard analyse ,humaan luteiniserend hormoon ,dissociatie - Abstract
Een humaan luteiniserend hormoon (hLH) preparaat werd met behulp van chromatografische (gelfiltratie) en elektrofocussings technieken op heterogeniteit onderzocht. Subunits en LH werden bereid door incubatie van het preparaat (NM14) bij 37 graden C. Door middel van gelfiltratie chromatografie werd een subunit fractie en een gezuiverde intact LH fractie verkregen. In totaal konden 4 intacte, 4 - subunit en 8 - subunit componenten worden aangetoond. Het is gebleken dat met behulp van Scatchard analyse in een aantal gevallen nuttige aanvullende informatie over de samenstelling van een fractie kan worden verkregen.
- Published
- 2012
27. Orienterend onderzoek naar de tussenlaboratoriumspreiding bij de radioimmunochemische bepaling van prolactine in ratteserum
- Author
-
Elvers LH, Smit PJ, and Loeber JG
- Subjects
ria ,vgz ,ringijking ,rat - Abstract
Ratteprolactine is een hormoon dat een belangrijke rol speelt bij toxicologisch, farmacologisch en reproduktie onderzoek. Een ringijking werd georganiseerd tussen vijf onderzoekslaboratoria in Nederland met tien monsters ratteserum voor de bepaling van prolactine. De monsters werden bereid binnen het RIVM. De gebruikte methoden waren door de deelnemende laboratoria zelf ontwikkeld, al dan niet met behulp van reagentia afkomstig van het Amerikaanse National Institute of Diabetes and Digestive and Kidney Diseases (NIDDK). De resultaten laten een grote tussenlaboratoriumspreiding zien die voor een belangrijk deel terug te voeren is op het gebruik van verschillende referentiepreparaten en antisera. Om te komen tot vergelijkbaarheid en uitwisselbaarheid van gegevens tussen laboratoria, maar ook voor het vaststellen en onderling vergelijken van referentiewaarden door laboratoria moet gestreefd worden naar de produktie en certificering van (inter-)nationale referentie/standaard preparaten en antisera voor prolactine en andere proefdierhormonen.
- Published
- 2012
28. Onderzoek naar de invloed van natriumbromide bij menselijke vrijwilligers II
- Author
-
Sangster B, Blom JL, Sekhuis VM, Koedam JC, Krajnc EI, Loeber JG, Rauws AG, Thijssen JHH, and van Logten MJ
- Abstract
Aan groepen vrijwilligers, zowel vrouwen als mannen, is gedurende drie maanden een placebo en 4 of 9 mg Br-kg-1dag-1 in de vorm van NaBr toegediend. In de placebo groep, de groep die 4 mg Br- en de mannelijke proefpersonen die 9 mg Br- kregen toegediend, werden geen algemene of endocrinologische effecten gemeten. Bij de vrouwelijke proefpersonen uit de hoogste doseringsgroep werd een verhoging van de thyroxine en de triiodothyronine concentratie in het serum gemeten. Bij zowel de vrouwelijke als de mannelijke proefpersonen die 9 mg Br- innamen, werd in het EEG een afname van het vermogen in de Delta 1- en Delta 2-band en een toename van het vermogen van de Beta-banden vastgesteld, maar binnen normale grenzen. De gemiddelde frequentie nam met gemiddeld 3 Hz toe. Het is noodzakelijk dat een beperkt replicerend onderzoek wordt verricht alvorens te concluderen dat 4 mg Br-kg-1dag-1 een voor de mens hanteerbare "no-effect level" is.
- Published
- 2012
29. Semichronisch oraal toxiciteitsonderzoek van gamma-HCH in de rat
- Author
-
van Velsen FL, Franken MAM, van Leeuwen FXR, and Loeber JG
- Subjects
vgz - Abstract
Het doel van het onderzoek was een controle op de "no effect level" die in 1954 was vastgesteld op chronisch onderzoek. De doseringen waren 0, 2, 10, 50 of 250 mg/kg voer. Naast biochemische en morfologische effecten die duiden op leverenzyminductie in de hoogste doseringsgroep, zijn in de 50 en 250 mg/kg voer-groepen effecten waargenomen op de nier, de schildklier en de ovaria. De conclusie is dat de "no-effect level" van gamma-HCH 10 mg/kg voer bedraagt. Deze waarde is niet wezenlijk verschillend van de 25 mg/kg voer vastgesteld door Truhaut (1954).
- Published
- 2012
30. De evaluatie van Corning 'MAGIC TSH-RIA' en de mogelijke toepassing van deze kit voor de bepaling van TSH in hielprikbloed van pasgeborenen
- Author
-
Elvers LH and Loeber JG
- Subjects
vgz ,cht ,ria - Abstract
Bij de evaluatie van de Corning "MAGIC TSH-RIA"-kit voor de RIA van hTSH in serum werd nagegaan of met deze kit, na modificatie, het TSH- gehalte in hielprikbloed van pasgeborenen kan worden gemeten. De ijkcurven van de bloedvlek- en serumcalibratoren kwamen goed met elkaar overeen. Het TSH-gehalte in 32 monsters hielprikbloed, die in de screening op congenitale hypothyreoidie (CHT) als "negatief voor CHT" werden beoordeeld, lag in alle gevallen beneden het TSH-gehalte overeenkomend met de classificatie "dubieus" voor CHT. De respons voor deze monsters lag echter in het vlakke, ongevoelige gedeelte van de ijkcurve. Verlenging van de incubatietijd van 2 uur tot 16 uur bracht hierin geen verbetering. Conclusie: het lijkt in principe mogelijk om met deze kit TSH in hielprikbloed te meten verder onderzoek is dan nog wel noodzakelijk.
- Published
- 2012
31. Stress and toxicity ; the effects of combined exposure to noise and ozone
- Author
-
van Raaij MTM, van Bree L, van Loveren H, Dobbe CJG, Elvers B, Loeber JG, Oortgiesen M, LEO, LPI, LBO, and LIS
- Subjects
noise ,ozone ,stress ,cumulative exposure ,health effects ,risk assessment ,multiple-stress - Abstract
Onderzoeksresultaten worden representeerd van de cumulatieve blootstelling aan geluid (subchronisch) en ozon (acuut) bij ratten. Geluid-blootstelling vond plaats gedurende 1 tot 3 weken bij een intensiteit van 85 tot 105 dB witte ruis middels een gerandomiseerd blootstellingsregime van 180 tot 540 minuten per dag. Blootstelling aan geluid induceerde verhogingen van de basale spiegels van corticosteron, prolactine en noradrenaline waarbij factoren als geluidsintensiteit en blootstellingsregime een belangrijke invloed hadden. Daarnaast resulteerde geluid-blootstelling in een significant veranderde reactie op een nieuwe acute stressor hetgeen aangeeft dat de fysiologische status van het dier duidelijk is veranderd. In vergelijking met blootstelling aan alleen ozon, leidde de cumulatieve blootstelling aan geluid en ozon tot significante veranderingen in de toxiciteit van ozon. Zowel met betrekking tot biochemische als immunologische variabelen, werden aanwijzingen gevonden voor een interactie tussen geluid en ozon. Echter, deze effecten waren in kwantitatief opzicht bescheiden van omvang en leidden niet tot een algemene versterking van de toxische effecten na acute ozon blootstelling. Verder onderzoek zal moeten uitwijzen wat de consequenties van de gevonden interacties zijn voor langdurig of herhaalde ozon blootstelling. In het algemeen kan worden gesteld, dat de huidige studies geen aanwijzingen hebben opgeleverd die erop duiden dat cumulatieve blootstelling aan heterogene contaminanten kan leiden tot een versterking of verandering van gezondheidseffecten.
- Published
- 2012
32. Het bepalen van progesteron in ratteserum met behulp van een radioimmunochemische methode
- Author
-
Elvers LH, Smit PJ, and Loeber JG
- Subjects
vgz ,ria - Abstract
Beschreven wordt een methode voor het meten van progesteron (P) in ratteserum. De methode bestaat uit de extractie van 0,02 ml serum met n-hexaan, gevolgd door een radioimmunochemische bepaling van P in het extract. Het meetgebied loopt van 0,015 tot 0,5 pmol P per buis. De detectiegrens bedraagt 3 nmol P per liter serum. In 3 rattesera werd in 6 experimenten in duplo de progesteron concentratie gemeten. Voor deze sera met respectievelijk 12, 24 en 48 nmol P per liter, bedroeg de spreiding binnen______ meetsessie respectievelijk 12%, 5,1% en 4,9% en de spreiding tussen______ meetsessies 16%, 14% en 11%.
- Published
- 2012
33. Hepatitis B screening bij zwangeren: een overzicht van 1992
- Author
-
Grosheide PM and Loeber JG
- Subjects
bemonstering ,bepaling ,sampling ,screening ,zwangerschap ,hepatitis b ,pregnancy ,assay - Abstract
In October 1989 routine screening for hepatitis B surface antigen (HBsAg) in all pregnant women was introduced in the Netherlands. In order to prevent hepatitis B infection in their offspring all infants of HBsAG-positive mothers receive passive and active immunization. During 1992 about 82% of the estimated total number of pregnant women was screened for HBsAG in the regional laboratories appointed by the National Institute of Public Health and Environmental Protection. Based on data of 1990 it is estimated that about another 10% of the pregnant women were screened elsewhere. The overall prevalence of HBsAG-positivity was 0.41% in 1992, with a range of 0.2% in rural areas to 0.8% in the city of Amsterdam. The overall percentage of HBsAG-positive women is similar to the prevalence found in 1990 and 1991. At present it is unknowh whether the women not reached by the programme belong to the high risk groups for hepatitis B. Passive and active immunization of infants was not guaranteed in these cases. The quality of a screeningprogramme must be monitored continuously. It is therefore imperative that all relevant data are made available. This pertains not only to organizational aspects, but also to administrative and analytical performance of the laboratories. In spite of written agreements a number of regional laboratories did not provide details concerning their analytical performance. In general, the analytical quality is adequate to good and has improved since the start of the programme. Nevertheless, some laboratories should be aware of certain improvement that easily can be achieved.
- Published
- 2012
34. De bepaling van 6-acetylmorfine in de urine van druggebruikers ; een voortgangsrapport
- Author
-
Derks HJGM, van Twillert K, Pereboom-de Fauw DPKH, Zomer G, and Loeber JG
- Subjects
vgz ,heroine ,morfine verstrekking - Abstract
In dit rapport wordt verslag uitgebracht over de technisch verfijningen die zijn aangebracht in de eerder ontwikkelde analytische methode voor 6-acetylmorfine in de urine van verslaafden die deelnemen aan het morfineverstrekkingsexperiment van GG & GD te Amsterdam. De belangrijkste verbeteringen zijn de verlagingen van de detectiegrens voor 6-acetylmorfine met ruwweg een factor 10 tot 0,5 ug/l en automatisering van de uitgevoerde derivatiseringsreactie. Dit laatste had een gunstig effect op de reproduceerbaarheid van de methode. Uit een experiment waarbij zowel de morfine- als de 6- acetylmorfineconcentratie werd gemeten kon voorzichtig worden geconcludeerd dat verlaging van de detectiegrens niet leidt tot een grotere kans op detectie van heroinegebruik.
- Published
- 2012
35. Het bepalen van de plasma renine activiteit door middel van de radioimmunochemische bepaling van angiotensine I
- Author
-
Elvers LH, Somers HHJ, and Loeber JG
- Subjects
vgz ,ria - Abstract
De plasma renine activiteit (PRA) wordt gemeten door de radioimmunochemische bepaling (RIA) van het angiotensine I (AI) dat gevormd wordt tijdens incubatie van het renine met zijn substraat (angiotensinogeen). Om degradatie van het gevormde AI door peptidases te voorkomen worden als angiotensinases toegevoegd: phenylmethylsulfonylfluoride (PMSF), 8-hydroxyquinoline (HQ) en EDTA. Om uitputting van het endogene substraat gedurende de enzymincubatie te voorkomen wordt als extra substraat plasma van genefrectomeerde ratten toegevoegd. De AI-concentratie wordt zowel voor als na enzymincubatie bepaald om te kunnen corrigeren voor het AI dat vooraf reeds in het plasma aanwezig is. De detectiegrens bedraagt 8 fmol AI/buis, ofwel 0,2 nmol/l/uur. Het percentage terugwinning (x + s) van aan plasma toegevoegd AI bedraagt voor enzymincubatie 102 + 7% (n=12) en na enzymincubatie 101 + 9% (n=11).
- Published
- 2012
36. Hepatitis B screening bij zwangeren. Een overzicht van 1989 en 1990
- Author
-
Grosheide PM and Loeber JG
- Subjects
bemonstering ,bepaling ,sampling ,screening ,zwangerschap ,hepatitis b ,pregnancy ,assay - Abstract
In October 1989 routine screening for Hepatitis B surface antigen HBsAg) in all pregnant women was introduced in the Netherlands. In order to prevent hepatitis b infection in their offspring all infants of HBsAg-positive mothers receive passive active immunization. During the first 15 months of the programme about 70% of the estimated total number of pregnant women was screened for HBsAg in the regional laboratories appointed by the National Institute of Public Health and Environmental Protection. It is currently unknown whether the remaining 30% of the pregnant women were screened and if so, where. The overall prevalence of HBsAg-positivity was 0.45% in 1990, with a range of virtually 0% in rural areas to 0,9% in the city of Amsterdam. The overall percentage of HBsAg-positive women appeared to be much lower than the originally expected percentage of 0.8%. The question therefore is whether the women not reacted by the programme belong to the high risk groups for hepatitis B. Although a number of regional laboratories dit not provide details concerning their analytical performance, in general the laboratory methods used seemed to be adequate.
- Published
- 2012
37. Landelijk bevolkingsonderzoek op congenitale hypothyreoidie 1-ste kwartaal; 1990
- Author
-
Loeber JG, Endert E, van de Meene JGC, Tertoolen JFW, and Schopman W
- Subjects
kwaliteitscontrole ,epidemiologie ,neonatal screening ,epidemiology ,hypothyroidism ,quality control ,hypothyreoidie ,neonatale screening - Abstract
In the first trimester of 1990, 49601 newborn babies were screened for congenital hypothyroidism. In 695 cases (1.40%) a second heel card was requested. In this group 103 babies were pre- or dysmature. For 50 children no data on birth weight or duration of pregnancy were provided. 391 children were screened according to the so called modified procedure. Of the 1187 samples mentioned in Table 2 in 52 cases the date of sampling and in 3 cases the date of birth was deleted. There is some variation between the laboratories with respect to the T4-level (Tables 3 and 4). The daily means in this trimester range from 122-146 pg/punch. In contrast the results obtained with the external quality control samples show a smaller range. After 37 trimesters of screening the general conclusion is that the program functions well.
- Published
- 2012
38. Participation in a collaborative study of the proposed international standard for human pituitary luteinizing hormone
- Author
-
Elvers LH, Somers HHJ, and Loeber JG
- Subjects
ria ,oaad - Abstract
Van de "voorgestelde" IS voor hypofysair LH werden twee batches, 80/552 en 81/535, geijkt in drie RIA-systemen en een in vivo biologische bepaling (OAAD). De RIA's zijn specifiek voor respectievelijk hLH (code 8383), de hLH-alfa-subunit (8082) en de hLH-beta-subunit (8095). De RIA-systemen werden gekarakteriseerd m.b.v. de volgende preparaten: hLH-alfa-78/554, hLH-beta 78/556, hFSH 83/575, hTSH 81/502 en twee sera X en Y. Bovendien werden de preparaten LH-A, B, C en D bepaald, als deel van een versnelde degradatiestudie. De sterkte verhouding (IU/ampul (95% CL ; df) voor 80/552 en 81/535 t.o.v. LH 68/40 was in de hLH RIA 40,7 (38.6 - 42.8 ; 27) respectievelijk 39.5 (37.5 - 41.6 ; 27). De sterkteverhouding voor 80/552 en 81/535 was in hLH-alfa-RIA (t.o.v. 78/554) 0,55 (0,52 - 0,59 ; 21) respectievleijk 0,52 (0,48 - 0,55; 21) en in de hLH-beta-RIA (t.o.v. 78/556) 0,83 (0,78 - 0,88 ; 25) respectievelijk 0,76 (0.71 - 0,82 ; 25). In de OAAD was de sterkteverhouding t.o.v. LH 68/40 ; 42,0 (25,2 - 70,0 ; 54) voor 80/552 en 35,0 (21,4 - 57,1 ; 60) voor 81/535.
- Published
- 2012
39. De radioimmunochemische bepaling van de prostaglandines E2 en F2alfa
- Author
-
Elvers LH, Smit PJ, and Loeber JG
- Subjects
vgz ,ria ,ornithine decarboxylase ,tumor-promotie - Abstract
In het kader van het onderzoek naar het werkingsmechanisme van de tumorpromotor activiteit van chemische stoffen (LCM, project 658113) werden radioimmunochemische bepalingsmethoden (RIA) voor de prostaglandines E2 (PGE2) en F2alfa (PGF2alfa) ontwikkeld. Het onderzoeksmateriaal, celextracten en media, bevatte naast PGE2 en PGF2afla onder andere ook PGE1 en PGF1alfa. Door de sterke kruisreactie van het anti-PGE2alfa-serum met PGE1 (11%) en het anti- PGF2alfa-serum met PGF1alfa (25%) was een HPLC-voorzuivering van de monsters noodzakelijk. Deze hoge kruisreactie maakte het echter ook mogelijk om in gefractioneerde monsters met de PGE2- en de PGF2alfa-RIA eveneens PGE1 respectievelijk PGF1alfa te bepalen. De kwantificering van de afzonderlijke PG's werd door de noodzakelijke HPLC-voorzuivering echter dusdanig arbeidsintensief dat besloten werd dit facet van het tumor-promotor onderzoek voorlopig op te schorten.
- Published
- 2012
40. De klantvriendelijkheid bij de prenatale screening onder de loep genomen
- Author
-
Loeber JG, Diependaal GAM, and Elvers LH
- Subjects
klantvriendelijkheid ,prenatal diagnosis ,certification ,prenatale screening ,customer satisfaction ,kwaliteitsborging ,certificatie ,quality assurance - Abstract
The Unit Teratology, Endocrinology and Perinatal Screening (TEP) carries out its prenatal screening activities under a STERLAB certified quality system. To assess the quality of the service to the requesters of the analyses a questionnaire was held among them. The results indicate a general satisfaction. Most of the remarks concerned the turnover time comprising the analytical and administrative procedures. It is expected to reduce the period by alterations in the time schedule within the laboratory. On the other hand, the laboratory urges the requesters to fill out the sample forms legibly and completely and to send in the samples as soon as possible after obtaining them.
- Published
- 2012
41. Risicoschatting voor Down syndroom en neuraalbuisdefecten door analyse van triple test parameters in maternaal serum 1999-2002
- Author
-
Schielen PCJI, Elvers LH, Loeber JG, and LIS
- Subjects
edwards syndroom ,neural tube defects ,down syndroom ,risk estimation ,down syndrom ,edwards syndrome ,neuraalbuisdefecten ,triple test ,risicoschatting - Abstract
Tussen 1999 en 2002 zijn in opdracht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) ongeveer 14000 zogenaamde triple testen uitgevoerd. De triple test is een bloedtest die de kans geeft op een zwangerschap van een kind met Down syndroom of met een open rug of open schedel (NBD). Als de uitkomst van zo'n test ongunstig is ('hoog risico') kan de zwangere vrouw beslissen of zij haar zwangerschap nader laat onderzoeken. Bij de triple test wordt in het bloed van de zwangere de concentratie bepaald van drie hormoonachtige stoffen. De gemeten concentraties en de leeftijd van de moeder zijn de basis voor de kansbepaling, die wordt berekend met een computerprogramma. De zwangere vrouwen voor wie een triple test was aangevraagd is gevraagd de uitkomst van de zwangerschap te melden. Met die gegevens kan de effectiviteit van de triple test onderzocht worden (epidemiologische evaluatie). Dit rapport presenteert die epidemiologische evaluatie, maar ook de herkomst van de aanvragen, de uitkomsten van de experimentele bepalingen en (voor het eerst) een overzicht van de individuele Down syndroom- en NBD-zwangerschappen. In de verslagperiode steeg het aantal aanvragen van ca. 3100 (1997-1999) tot ca. 3700 per jaar. Er waren geen veranderingen in de regionale herkomst, aanvragercategorie, en leeftijdsverdeling van de populatie zwangere vrouwen. In 1999 werd van 79% en in 2000-2001 van 84% van alle aanvragen een rapportage van de uitkomst van de zwangerschap ontvangen. In 1999 werd 90% van alle Down syndroom zwangerschappen gevonden en in de periode 2000-2001 80%, bij een percentage onterechte 'hoog risico' uitslagen van in beide periodes 15,6%. Van de NBD zwangerschappen werd in 1999 en 2000-2001 respectievelijk 50 en 0 % ontdekt bij een percentage onterechte 'hoog risico' uitslagen van respectievelijk 0,8 en 1,2%. Deze percentages geven aan dat aan bepaalde minimumeisen voor de triple test is voldaan (met uitzondering van het detectiepercentage voor NBD). Ook het gemiddelde van de concentraties van de drie stoffen die bij de triple test worden gemeten bevond zich binnen de gestelde grenzen. Verder laat dit rapport zien dat de meeste triple testen worden uitgevoerd bij een zwangerschapsduur tussen de 15 en 16 weken en dat de meeste monsters minder dan drie dagen in transport zijn tussen bloedafname en ons laboratorium. Bij triple testen uitgevoerd bij zwangeren met suikerziekte en bij tweelingzwangerschappen blijken de veranderingen in de concentraties van de triple test stoffen overeen te komen met literatuurgegevens.
- Published
- 2012
42. Evaluatie van de AutoDELFIA Neonatal 17alpha-OH-Progesteron kit voor de pilot-screening op het adrenogenitaal syndroom (AGS)
- Author
-
Elvers LH, Loeber JG, van Duin S, Verheul FEAM, LIS, and IJsselland Ziekenhuis Capelle a/d IJssel/Algemeen Klinisch Laboratorium
- Subjects
ags ,screening ,epidemiologie ,referentie ,kwaliteit - Abstract
Op 1 januari 1998 is een door het Praeventiefonds gesubsidieerd project gestart, om na te gaan of het zinvol is om pasgeborenen te screenen op het adrenogenitaal syndroom (AGS), een ernstige autosomaal recessieve ziekte. Deze pilotscreening zal twee jaar duren en wordt uitgevoerd in de regio's Midden- (Utrecht en Gelderland) en Zuid-West Nederland (Zeeland en Zuid Holland). Bij de screening wordt 17alpha-hydroxyprogesteron (17OHP) bepaald in hetzelfde monster hielprikbloed dat voor de screening op phenylketonurie (PKU) en congenitale hypothyreoidie (CHT) wordt afgenomen. Voor de bepaling wordt gebruik gemaakt van de AutoDELFIA-methode voor 17OHP. De evaluatie van deze methode is in dit rapport beschreven. In 993 hielprikmonsters van neonaten zonder AGS werd de 17OHP concentratie bepaald. De gemeten 17OHP-concentratie bleek bij prematuren afhankelijk van geboortegewicht en/of zwangerschapsduur. Op grond hiervan werden geboortegewicht- en zwangerschapsduur-afhankelijke afkapgrenzen vastgesteld, waarboven een gemeten 17OHP concentratie als afwijkend wordt beschouwd. De terugwinning van toegevoegd 17OHP in kwaliteitscontrolemonsters van het Centres for Disease Control and Prevention bedroeg 86 +- 7% ten opzichte van het 'all laboratories trimmed mean' (ALTM) en 97 +- 10% ten opzichte van de toevoeging. De variatie coefficient binnen- en tussen meetsessies was 6-12% respectievelijk 6-10%. Conclusie: de AutoDELFIA is een geschikte methode voor de bepaling van 17OHP in hielprikbloed.
- Published
- 2012
43. Preparation of the first European Working Standard for phenylalanine in bloodspots: EWS-Phe-01
- Author
-
Elvers LH, Loeber JG, Dhondt JL, LIS/IEP, Hop.Saint Philibert, Lille, and France
- Subjects
standardization ,phenylalanine ,pku ,diagnostic reagent tests ,phenylketonuria - Abstract
Op initiatief van Prof. J.L. Dhondt (Frankrijk) werd op 13 en 14 januari 1996 een werkgroep bijeengeroepen, bestaande uit wetenschappelijke experts en fabrikanten van kits voor de bepaling van phenylalanine. Het doel van de werkgroep was consensus te bereiken over de wijze waarop bloedvlekkalibratoren voor phenylalanine moeten worden gemaakt. Er bleek een duidelijke behoefte te bestaan aan een 'Europees Standaardpreparaat voor phenylalanine in bloedvlekken'. Deze 'European Working Standard for Phenylalanine in bloodspots' (EWS-Phe-01) werd bereid door het RIVM in Bilthoven. In totaal werden 178 bloedvlekkaarten gemaakt met bloedvlekken waarvan de phenylalanineconcentratie werd vastgesteld op 55, 175, 295, 535 en 775 mumol/l. De lineariteit van de verschillende kalibratoren en de homogeniteit van de batch zijn goed. Uit een bewaarexperiment bij verschillende temperaturen, kan op basis van de tot nog toe verkregen resultaten worden afgeleid, dat de batch tenminste 24 weken stabiel is. Additionele data zullen na 1 en 2 jaar worden verkregen. De drie deelnemende fabrikanten van kits voor de bepaling van phenylalanine hebben inmiddels hun kalibratoren geijkt ten opzichte van de EWS-Phe-01. De voorlopige resultaten zien er veelbelovend uit: de onderlinge verschillen in meetuitkomsten zijn veel kleiner geworden.
- Published
- 2012
44. Screening op congenitale hypothyreoidie en fenylketonurie: overzicht gegevensverwerking per computer
- Author
-
Loeber JG
- Subjects
automatisering ,phenylketonurie ,screening ,phenylketonuria ,neonatal screening ,hypothyroidism ,hypothyreoidie ,sop ,data processing ,provinciale entadministratie ,automation - Abstract
Dit rapport beschrijft in grote lijnen de automatisering van de gegevensverwerking van de screening op congenitale hypothyreoidie (CHT) en fenylketonurie (PKU) zoals toegepast bij de Bijzondere Afdeling Automatisering Serologisch Onderzoek (ASO). Het rapport is in hoofdzaak bedoeld als overzicht, naslagwerk en algemene "Standard Operational Procedure" (SOP) voor diegenen die zich (weer) vertrouwd moeten maken met de gang van zaken. Het is zeker niet geschreven als een volledige handleiding. Momenteel (oktober 1984) maakt alleen de Provinciale Ent Administratie (PEA) van Utrecht gebruik van de mogelijkheid rechtstreeks via het RIVM Computer systeem de uitslagen op te vragen. Dit zou gemakkelijk kunnen worden uitgebreid met de andere PEA's waarvoor ASO fungeert als CHT-laboratorium.
- Published
- 2012
45. De evaluatie van Corning 'MAGIC T4-RIA' en de vergelijking met Corning 'IMMOPHASE FT4-RIA'
- Author
-
Elvers LH, Smit PJ, and Loeber JG
- Subjects
vgz ,ria ,kit ,t4 - Abstract
Beschreven wordt de evaluatie van "MAGIC T4-RIA" (MAGIC) en de vergelijking met de totaal T4 resultaten van "IMMOPHASE FT4-RIA" (IMMO). MAGIC is in de practische uitvoerbaarheid eenvoudig en weinig arbeidsintensief. Voor 3 rattesera met 44, 95 en 167 nmol T4/l bedroeg de binnen- en tussenmeetsessiespreiding 3,5%, 3,6% en 3,6% respectievelijk 13,8%, 6,4% en 7,4%. Voor IMMO zijn deze percentages ongeveer tweemaal zo hoog. MAGIC is bij het meten in ratteserum, in vergelijking met IMMO, minder gevoelig voor matrixeffecten. In 120 rattesera werd met beide kits de T4-concentratie gemeten. De formule voor de orthogonale regressie was: MAGIC=1,06*IMMO-13,2 (r=0,952).
- Published
- 2012
46. Karakterisering van een humaan luteiniserend hormoon preparaat met behulp van fysisch chemische, immunochemische en in vitro biologische technieken
- Author
-
van Ginkel LA and Loeber JG
- Subjects
heterogeniteit ,vgz ,subunits ,elektrofocussing ,dissociatie - Abstract
Een humaan luteiniserend hormoon (hLH) preparaat werd met behulp van chromatografische (HPLC) en elektrofocussings (IEF) technieken op heterogeniteit onderzocht. Met name IEF bleek zeer bruikbaar bij het aantonen van verschillende componenten. In de pH gradient pH = 3,5 - 10 konden 13 componenten worden aangetoond. Deze componenten werden met behulp van immunochemische in in vitro biologische technieken gekarakteriseerd. De invloed van incubatie van hLH in oplossing bij 37 graden C op het scheidingspatroon werd onderzocht. Hierbij werd een relatie gelegd tussen de responsveranderingen van de verschillende componenten en bovengenoemde karakteristieken.
- Published
- 2012
47. First ISNS Reference Preparation for Neonatal Screening for thyrotropin, phenylalanine and 17a-hydroxyprogesterone in blood spots
- Author
-
Elvers LH, Loeber JG, Dhondt JL, Fukushi M, Hannon WH, Torresani T, Webster D, and LIS
- Subjects
ags ,pasgeborenen ,cht ,reference preparation ,pku ,newborn ,cah ,screening ,hielprik ,referentie preparaat - Abstract
Bij screening van pasgeborenen voor aangeboren stofwisselingsziekten wordt in een bloedmonster, verkregen via de hielprik en opgevangen op filtreerpapier, een aantal bloedcomponenten gemeten. Veelal wordt gebruik gemaakt van commercieel verkrijgbare reagentia sets. De fabrikanten kalibreren hun reagentia sets vaak met hun eigen kalibratoren. Bovendien zijn er in de wereld meerdere filtreerpapiersoorten in gebruik, met verschillen in specificaties. Door deze beide oorzaken zijn de uitslagen van verschillende screeningslaboratoria vaak niet goed vergelijkbaar. Dit bemoeilijkt de evaluatie van zulke screeningsprogramma's. De International Society for Neonatal Screening (ISNS) heeft eerder goede ervaringen opgedaan met het laten bereiden van referentiematerialen in filtreerpapierbloed en het overreden van fabrikanten om deze materialen te gebruiken als maatstaf. In 2004 heeft de ISNS aan het RIVM verzocht om een gecombineerd referentiemateriaal te maken voor filtreerpapierbloed met bekende concentraties aan thyrotropine, 17alpha-hydroxyprogesteron, en phenylalanine, merkstoffen die van belang zijn voor de screening op stoornissen in de schildklier, bijnier, respectievelijk eiwitmetabolisme. In dit rapport is de bereiding en evaluatie van dit referentiemateriaal beschreven.
- Published
- 2012
48. Downsyndroom-kansbepaling met de eerstetrimestercombinatietest 2006-2008
- Author
-
Schielen PCJI, Koster MPH, Elvers LH, Loeber JG, and LIS
- Subjects
downsyndroom ,Edwards-syndroom ,Eerstetrimester-combinatietest ,Edwards's syndrome ,First trimester combined test ,kansbepaling ,ZIEKTEN ,risk calculation ,Down's syndrome ,nuchal translucency - Abstract
Tussen 2006 en 2008 is 70 % van de zwangerschappen van een kind met downsyndroom correct voorspeld met de eerstetrimester-combinatietest. De test presteert daarmee iets minder dan in de vorige onderzochte periode, tussen 2004 en 2006. Het aantal aanvragen voor de test is in de onderzochte periode licht gestegen, de leeftijd van zwangeren die de test laten doen daalde licht. Van 63 % van de aangevraagde eerstetrimester-combinatietesten is de uitkomst van de zwangerschap aan het RIVM gerapporteerd. Dit blijkt uit de derde evaluatie van de eerstetrimester-combinatietest. De evaluatie is uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). De combinatietest is een kansbepaling, gebaseerd op een nekplooimeting (NT-meting) bij de foetus en een serumonderzoek bij de moeder. Bij de NT-meting wordt het laagje vocht van de foetus in de nek gemeten. Bij het serumonderzoek wordt de concentratie van twee specifieke zwangerschapseiwitten (fBeta-hCG en PAPP-A) gemeten. Met deze gegevens, gecombineerd met de leeftijd van de moeder, wordt de kans op het krijgen van een kind met downsyndroom berekend. Het rapport combineert de uitslag van de test met de zwangerschapsduur en de uitslag van de zwangerschap (wel/geen Down). Voor deze rapportage zijn 19.172 serumonderzoeken, waarvan al deze gegevens bekend zijn, geanalyseerd. Ook worden de kengetallen van de andere regionale downsyndroom screeningslaboratoria in Nederland gepresenteerd. Zij komen tot nagenoeg dezelfde resultaten. Tot slot worden aanbevelingen gedaan om de test te verbeteren. De kansbepaling op het downsyndroom verbetert bijvoorbeeld door de zwangerschapsduur op een andere manier te berekenen. Dat kan namelijk nauwkeuriger met behulp van de lengte tussen kruin en stuit van de foetus, zoals die bij de NT-meting wordt gemeten.
- Published
- 2012
49. Verkennend onderzoek naar de mogelijkheden tot (verdere) automatisering van de uitslagverwerking van de PKU/CHT screening
- Author
-
Loeber JG
- Subjects
vgz ,cht ,tsh ,kosten-baten analyse ,t4 - Abstract
Per 1 januari 1986 is Nederland wat betreft de screening op congenitale fenylketonurie (PKU) en congenitale hypothyreoidie (CHT) verdeeld in 5 regio's met elk een PKU- en een CHT-laboratorium. De huidige procedure inzake de screening vanaf de geboorte-aangifte t/m de verwerking van de analyse uitslagen is administratief omslachtig en tijdrovend. Doordat de organisatie gedecentraliseerd is opgezet bestaan er aanzienlijke verschillen tussen de provincies. Dit rapport beschrijft een aantal mogelijkheden om de administratieve belasting te verminderen vooral vanuit het oogpunt van de laboratoria. Eventuele veranderingen in de procedure kunnen evenwel ook tot vereenvoudigingen bij de entadministratie leiden. Het verdient aanbeveling een werkgroep in te stellen bestaande uit vertegenwoordigers van de provinciale entadministraties, de nationale kruisvereniging en de laboratoria, aangevuld met automatiseringsdeskundigen om de hier gedane voorstellen verder uit te werken.
- Published
- 2012
50. Het bepalen van prolactine in ratteserum met behulp van een radio-immunochemische methode
- Author
-
Smit PJ, Elvers LH, and Loeber JG
- Subjects
ria ,endocrinologie ,vgz ,hormoon - Abstract
Met reagentia van het National Institute of Diabetes and Digestive and Kidney Diseases (NIDDK) werd een radioimmunochemische methode (RIA) ontwikkeld voor de bepaling van prolactine in ratteserum (rPRL). Het meetgebied van de ijklijn loopt van 0,6-40 mug/l serum. De binnen en tussen meetsessiespreiding bedroeg voor drie sera met 3,6, 2,3 en 7,2 mug/l, 8,9%, 9,2% en 3,2%, respectievelijk 10,6%, 9,6% en 5,2%. De terugwinning van aan ratteserum toegevoegde rPRL bedroeg 108 plusminus 14% (x plusminus s ; N = 15). Bij chromatografie van rattesera over Ultrogel AcA54 werden telkens twee immunochemisch actieve pieken aangetoond. Het aandeel in de immunochemische activiteit varieerde voor de eerste piek tussen 5% en 50%. De aard van dit materiaal, dat in het exclusievolume van de kolom elueerde, werd niet verder onderzocht. De tweede piek (kav = 0,45) bestond uit monomeer rPRL.
- Published
- 2012
Catalog
Discovery Service for Jio Institute Digital Library
For full access to our library's resources, please sign in.