Search

Groenbedekkers in combinatie met niet-kerend. Het toepassen van niet-kerende bodembewerking tijdens het voorjaar zorgt voor een hoger bodem vochtgehalte ten opzichte van na ploegen. Maar in de meeste gevallen levert het gewas toch meer op na ploegen. Enkele praktijkcentra onderzochten in meerdere teelten welk effect groenbedekkers hierbij kunnen hebben. De gepaste aanpak blijkt heel wat nadelen van niet kerend te ondervangen.

Modelling is key to adapting agriculture to climate change (CC), facilitating evaluation of the impacts and efficacy of adaptation measures, and the design of optimal strategies. Although there are many challenges to modelling agricultural CC adaptation, it is unclear whether these are novel or, whether adaptation merely adds new motivations to old challenges. Here, qualitative analysis of modellers views revealed three categories of challenge: Content, Use, and Capacity. Triangulation of findings with reviews of agricultural modelling and Climate Change Risk Assessment was then used to highlight challenges specific to modelling adaptation. These were refined through literature review, focussing attention on how the progressive nature of CC affects the role and impact of modelling. Specific challenges identified were: Scope of adaptations modelled, Information on future adaptation, Collaboration to tackle novel challenges, Optimisation under progressive change with thresholds, and Responsibility given the sensitivity of future outcomes to initial choices under progressive change. © 2019 The Authors

Kastelers die willen omschakelen naar biologische teelt streven ernaar hun bodem in een zo kort mogelijke tijd-spanne klaar te krijgen voor een robuuste teelt. Zeker voor telers die een verkorting van de omschakelingsperiode kregen en die intensief vruchtgroenten willen gaan telen, is dit een hele uitdaging. Er is een ruim aanbod van compostsoorten op de markt, elk met een bijhorend prijskaartje. Dewelke nu het meest aangewezen is, is echter niet gekend. Door verschillende soorten kwalitatieve compost met elkaar te gaan vergelijken op 2 praktijkbedrijven die net gestart zijn met biologische teelt, kan nagegaan worden welke prijs kwaliteit het meest waardevol is. De output van dit project is rechtstreeks bruikbaar voor de omschakelende teler, maar zeker ook interessant voor de gevestigde biokasteler.

The Welfare Quality® (WQ) protocol for on-farm dairy cattle welfare assessment describes 33 measures and a step-wise method to integrate the outcomes into 12 criteria scores, grouped into four principle scores and into an overall welfare categorisation with four possible levels. The relative contribution of various welfare measures to the integrated scores has been contested. Using a European dataset (491 herds), we investigated: i) variation in sensitivity of integrated outcomes to extremely low and high values of measures, criteria and principles by replacing each actual value with minimum and maximum observed and theoretically possible values; and ii) the reasons for this variation in sensitivity. As intended by the WQ consortium, the sensitivity of integrated scores depends on: i) the observed value of the specific measures/criteria; ii) whether the change was positive/negative; and iii) the relative weight attributed to the measures. Additionally, two unintended factors of considerable influence appear to be side-effects of the complexity of the integration method. Namely: i) the number of measures integrated into criteria and principle scores; and ii) the aggregation method of the measures. Therefore, resource-based measures related to drinkers (which have been criticised with respect to their validity to assess absence of prolonged thirst), have a much larger influence on integrated scores than health-related measures such as ‘mortality rate’ and ‘lameness score’. Hence, the integration method of the WQ protocol for dairy cattle should be revised to ensure that the relative contribution of the various welfare measures to the integrated scores more accurately reflect their relevance for dairy cattle welfare.

Eind november 2017 werd er op het PCG een studiedag over composteren en fermenteren georganiseerd. Jurgen Degraeve van Agriton kwam spreken over fermentatie, Koen Willekens van ILVO over composteren en het PCG haalde hun resultaten van de compost- en fermentatieproeven boven van vroeger tot nu. In dit artikel vind je een samenvatting van wat er op de studiedag verteld werd.

De nutriëntenaanvoer in de biologische productie berust in grote mate op vruchtwisseling, dierlijke mest, compost en (vlinderbloemige) groenbemesters, dit alles uit zorg voor een goede bodemkwaliteit en een grote weerbaarheid, o.a. tegen ziekten en de effecten van de klimaatopwarming zoals extreme weersomstandigheden. Een vruchtbare bodem wordt centraal gesteld in de productie van een gezond gewas – en bij uitbreiding een gezond bedrijf. Organische stof speelt een hoofdrol in de goede werking en de vruchtbaarheid van de bodem. Het is een leverancier van nutriënten en zorgt voor een gemakkelijk bewerkbare bodem met een goede structuur en een betere doorlaatbaarheid voor lucht en water. De aanvoer van vers organisch materiaal stimuleert het bodemleven en kan de bodemweerbaarheid verhogen. Om het organisch stofgehalte van de bodem te verhogen of te behouden is het van belang om op geregelde tijdstippen voldoende organisch materiaal aan te voeren.

The Welfare Quality (WQ) protocol for on-farm dairy cattle welfare assessment describes 27 measures and a stepwise method for integrating values for these measures into 11 criteria scores, grouped further into 4 principle scores and finally into an overall welfare categorization with 4 levels. We conducted an online survey to examine whether trained users' opinions of the WQ protocol for dairy cattle correspond with the integrated scores (criteria, principles, and overall categorization) calculated according to the WQ protocol. First, the trained users' scores (n = 8-15) for reliability and validity and their ranking of the importance of all measures for herd welfare were compared with the degree of actual effect of these measures on the WQ integrated scores. Logistic regression was applied to identify the measures that affected the WQ overall welfare categorization into the "not classified" or "enhanced" categories for a database of 491 European herds. The smallest multivariate model maintaining the highest percentage of both sensitivity and specificity for the "enhanced" category contained 6 measures, whereas the model for "not classified" contained 4 measures. Some of the measures that were ranked as least important by trained users (e.g., measures relating to drinkers) had the highest influence on the WQ overall welfare categorization. Conversely, measures rated as most important by the trained users (e.g., lameness and mortality) had a lower effect on the WQ overall category. In addition, trained users were asked to allocate criterion and overall welfare scores to 7 focal herds selected from the database (n = 491 herds). Data on all WQ measures for these focal herds relative to all other herds in the database were provided. The degree to which expert scores corresponded to each other, the systematic difference, and the correspondence between median trained-user opinion and the WQ criterion scores were then tested. The level of correspondence between expert scor