32 results on '"Konijn C"'
Search Results
2. What Happens to Elderly Patients On the Waiting List for a Renal Transplantation?: Abstract# C1904
- Author
-
Laging, M., Rakké, B., Gestel, Kal-van J., Konijn, C., Betjes, M., Weimar, W., and Roodnat, J.
- Published
- 2014
3. Superior Long-term Survival for Simultaneous Pancreas-Kidney Transplantation as Renal Replacement Therapy: 30-Year Follow-up of a Nationwide Cohort
- Author
-
Esmeijer, K., Hoogeveen, E.K., Boog, P.J.M. van den, Konijn, C., Mallat, M.J.K., Baranski, A.G., Dekkers, O.M., Fijter, J.W. de, and Dutch Transplant Ctr
- Subjects
Adult ,Male ,medicine.medical_specialty ,Endocrinology, Diabetes and Metabolism ,medicine.medical_treatment ,Urology ,030209 endocrinology & metabolism ,Cohort Studies ,03 medical and health sciences ,0302 clinical medicine ,Renal Dialysis ,Diabetes mellitus ,Internal Medicine ,medicine ,Humans ,Diabetic Nephropathies ,030212 general & internal medicine ,Renal replacement therapy ,Survivors ,Survival analysis ,Kidney transplantation ,Dialysis ,Aged ,Netherlands ,Advanced and Specialized Nursing ,business.industry ,Mortality rate ,Hazard ratio ,Graft Survival ,Middle Aged ,medicine.disease ,Combined Modality Therapy ,Kidney Transplantation ,Survival Analysis ,Transplantation ,Diabetes Mellitus, Type 1 ,Kidney Failure, Chronic ,Female ,Pancreas Transplantation ,Renal disorders Radboud Institute for Health Sciences [Radboudumc 11] ,business ,Follow-Up Studies - Abstract
OBJECTIVE In patients with type 1 diabetes and end-stage renal disease, it is controversial whether a simultaneous pancreas-kidney (SPK) transplantation improves survival compared with kidney transplantation alone. We compared long-term survival in SPK and living- or deceased-donor kidney transplant recipients. RESEARCH DESIGN AND METHODS We included all 2,796 patients with type 1 diabetes in the Netherlands who started renal replacement therapy between 1986 and 2016. We used multivariable Cox regression analyses adjusted for recipient age and sex, dialysis modality and vintage, transplantation era, and donor age to compare all-cause mortality between deceased- or living-donor kidney and SPK transplant recipients. Separately, we analyzed mortality between regions where SPK transplant was the preferred intervention (80% SPK) versus regions where a kidney transplant alone was favored (30% SPK). RESULTS Of 996 transplanted patients, 42%, 16%, and 42% received a deceased- or living-donor kidney or SPK transplant, respectively. Mean (SD) age at transplantation was 50 (11), 48 (11), and 42 (8) years, respectively. Median (95% CI) survival time was 7.3 (6.2; 8.3), 10.5 (7.2; 13.7), and 16.5 (15.1; 17.9) years, respectively. SPK recipients with a functioning pancreas graft at 1 year (91%) had the highest survival (median 17.4 years). Compared with deceased-donor kidney transplant recipients, adjusted hazard ratios (95% CI) for 10- and 20-year all-cause mortality were 0.79 (0.49; 1.29) and 0.98 (0.69; 1.39) for living-donor kidney and 0.67 (0.46; 0.98) and 0.79 (0.60; 1.05) for SPK recipients, respectively. A treatment strategy favoring SPK over kidney transplantation alone showed 10- and 20-year mortality hazard ratios of 0.56 (0.40; 0.78) and 0.69 (0.52; 0.90), respectively. CONCLUSIONS Compared with living- or deceased-donor kidney transplantation, SPK transplant was associated with improved patient survival, especially in recipients with a long-term functioning pancreatic graft, and resulted in an almost twofold lower 10-year mortality rate.
- Published
- 2020
4. Kleinschalige groepen binnen de jeugdhulp: Een eerste verkenning
- Author
-
Nijhof, K.S., Laninga-Wijnen, L., Mulder, E., Domburgh, L. van, Popma, A., Konijn, C., Nijhof, K.S., Laninga-Wijnen, L., Mulder, E., Domburgh, L. van, Popma, A., and Konijn, C.
- Abstract
Contains fulltext : 221889.pdf (Publisher’s version ) (Closed access), In Nederland werden in 2018 bijna 43.000 jongeren onder de 18 jaar uit huis geplaatst (CBS, 2019). Hiervan kwamen ongeveer 18.000 jongeren in de residentiële jeugdhulp terecht, doorgaans op grotere leefgroepen van acht tot tien jongeren. Er is echter toenemende maatschappelijke aandacht voor het ontwikkelen van kleinschalige groepen. Kleinschalige groepen kenmerken zich door maximaal 4 jongeren met een beperkt aantal professionals en kennen hierdoor meer mogelijkheden om een goed en veilig pedagogisch basisklimaat te bieden dat aansluit bij de complexe problematiek die kenmerkend is voor uithuisgeplaatste jongeren. De huidige studie verkent de eerste ervaringen van jongeren en professionals met kleinschalige groepen binnen de residentiële jeugdhulp. Via interviews met jongeren (n = 9) en professionals (n = 11) en leefklimaatonderzoek (n = 754) bij twee instellingen voor residentiële jeugdhulp (n = 6 kleinschalige groepen) wordt verkend hoe het is om op een kleinschalige groep te wonen en te werken, en wat potentieel werkzame elementen en knelpunten zijn. De resultaten laten zien dat kleinschalige groepen een veelbelovende vorm van zorg lijken te zijn met betere mogelijkheden om een veilig en goed pedagogisch basisklimaat te bieden. In vergelijking met grotere residentiële groepen komen enkele potentieel werkzame elementen naar voren: 1) er is meer ruimte voor het opbouwen van een vertrouwensband tussen professionals en jongeren en tussen jongeren onderling, 2) de afstemming tussen professionals en met jongeren verloopt beter en soepeler, 3) jongeren en professionals ervaren meer veiligheid en rust op de groep, 4) er zijn meer mogelijkheden tot normaliseren, en 5) er is sprake van een positiever leefklimaat. Desondanks ervaren de instellingen spanning tussen enerzijds het streven naar zo min mogelijk professionals op de groep en anderzijds de haalbaarheid, kwetsbaarheid en betaalbaarheid van kleinschalige groepen.
- Published
- 2020
5. Het domein van de jeugd-GGZ: recht van overpad
- Author
-
Konijn, C., Berben, E., Verheij, F., and Donker, M.
- Published
- 1999
- Full Text
- View/download PDF
6. Cliënten en hulpaanbod van de RIAGG–jeugdzorg
- Author
-
Konijn, C., Schuur, A., and Swets–Gronert, F.A.
- Published
- 1994
- Full Text
- View/download PDF
7. Meisjes in JeugdzorgPlus: Doelgroepkenmerken en de mate van sekse specifiek werken
- Author
-
Nijhof, K., Dijk, D., Domburgh, L., Annemiek Harder, Konijn, C., and Research Methods and Techniques
- Abstract
Behandeling in residentiële jeugdhulp - en onderliggende theoretische modellen - zijn van oorsprong gebaseerd op gedragsproblematiek bij jongens, aangezien vooral jongens een hoge prevalentie van antisociaal gedrag en delinquentie latenzien. Huidig onderzoek geeft antwoord op de vraag in hoeverre er sprake is van sekse specifieke behoeften van jongens en meisjes in de behandeling binnen JeugdzorgPlus, en of hier in de behandeling rekening mee wordt gehouden? Resultaten laten zien dat er verschillen zijn tussen jongens en meisjes in problematiek bij opname op zowel het individuele, gezins- als omgevingsdomein. Meisjes ontvangen vaker een gezinsinterventie dan jongens, voor individuele interventies is geen verschil te vinden. Wel zijn er verschillen in type interventies die bij jongeren en meisjes worden ingezet. Deze interventies lijken aan te sluiten bij de verschillen in problematiek tussen jongens en meisjes. Waar in de dossiers weinig sekse specifieke handelingsadviezen zijn terug te vinden, blijkt uit interviews met professionals dat het handelen afgestemd wordt op de specifieke unieke behoeften van een jongere.
- Published
- 2018
8. Meisjes in de JeugdzorgPlus: De mate van gendersensitiviteit in de behandelplanning (deel I): Girls in YouthCarePlus: The level of gender sensitivity in treatment planning (part I)
- Author
-
Nijhof, Karin, De Jong, R.J.M., van Domburgh, Lieke, Harder, A.T., Konijn, C., and Ontwikkelings- en Gedragsstoornissen in Onderwijs en Zorg: Assessment en Interventie
- Abstract
Behandeling in residentiële jeugdhulp - en onderliggende theoretische modellen - zijn van oorsprong gebaseerd op gedragsproblematiek bij jongens, aangezien vooral jongens een hoge prevalentie van antisociaal gedrag en delinquentie laten zien. Huidig onderzoek geeft antwoord op de vraag in hoeverre er sprake is van sekse specifieke behoeften van jongens en meisjes in de behandeling binnen JeugdzorgPlus, en of hier in de behandeling rekening mee wordt gehouden? Resultaten laten zien dat er verschillen zijn tussen jongens en meisjes in problematiek bij opname op zowel het individuele, gezins- als omgevingsdomein. Meisjes ontvangen vaker een gezinsinterventie dan jongens, voor individuele interventies is geen verschil te vinden. Wel zijn er verschillen in type interventies die bij jongeren en meisjes worden ingezet. Deze interventies lijken aan te sluiten bij de verschillen in problematiek tussen jongens en meisjes. Waar in de dossiers weinig sekse specifieke handelingsadviezen zijn terug te vinden, blijkt uit interviews met professionals dat het handelen afgestemd wordt op de specifieke unieke behoeften van een jongere.
- Published
- 2018
9. Komt mijn nieuwe lever wel op tijd?
- Author
-
Madelon Tieleman, Ap, Den Berg, Hoek, B., Wojciech Polak, Dubbeld, J., Rj, Porte, Konijn, C., Rob de Man, Bettina Hansen, Herold Metselaar, Gastroenterology & Hepatology, Surgery, and Groningen Institute for Organ Transplantation
- Abstract
OBJECTIVE: To calculate the chance of receiving a liver transplant for patients on the liver transplant waiting list in the Netherlands. DESIGN: Retrospective cohort research. METHOD: Data of all patients in the Netherlands on the waiting list for liver transplantation, from the introduction of the model of end-stage liver disease score on 16th December 2006 through to 31st December 2013 were collected. Survival analysis was computed with competing risk analyses. RESULTS: A total of 851 patients were listed, of whom 236 patients with hepatocellular carcinoma, 147 patients with primary sclerosing cholangitis, 142 patients with post-alcoholic liver disease, 93 patients with metabolic liver disease, 78 with viral hepatitis and 155 patients listed for other indications. The median waiting time till transplantation was 196 days. The chance to be transplanted at two years from listing was 65% and the risk of death was 17%. Patients with metabolic liver disease had the highest chance of undergoing liver transplantation. Patients with viral hepatitis were at highest risk of death while on the list, as well as having the lowest chance of undergoing liver transplantation. CONCLUSION: Our study shows a 65% chance of getting transplanted in time after a median waiting time of 6 months in the Netherlands. Sadly, 1 in 6 patients die before liver transplantation can be performed, with the highest risk of death occurring in patients with viral hepatitis.
- Published
- 2018
10. Statische en dynamische kenmerken van jeugdigen in JeugdzorgPlus: Een systematische review
- Author
-
Vermaes, I.P.R., Konijn, C., Jambroes, T., and Nijhof, K.S.
- Subjects
Developmental Psychopathology - Abstract
Item does not contain fulltext Doel van deze systematische review is om bij te dragen aan de kwaliteit van JeugdzorgPlus door de doelgroep nader te expliciteren. De resultaten van vijftien primaire onderzoeksrapporten over vijf unieke samples zijn gebruikt om kenmerken van de doelgroep in kaart te brengen. Daarbij is onderscheid gemaakt in statische en dynamische kenmerken (Andrews & Bonta, 2010). Statische kenmerken: Binnen JeugdzorgPlus verblijven evenveel jongens als meisjes. De gemiddelde leeftijd bij opname is 15 à 16 jaar. Meer dan 50% van de jeugdigen heeft een IQ < 90. Bijna alle jeugdigen hebben een hulpverleningsgeschiedenis van 5 à 6 interventies. Dynamische kenmerken: Van de jeugdigen heeft 85-99% ernstige externaliserende gedragsproblemen; bij 36%-67% is sprake van co-morbide internaliserende problematiek. De meest voorkomende psychiatrische stoornissen zijn ODD, CD, ADHD en hechtingsstoornissen. Het middelenmisbruik is hoog (54-76%). Van de jeugdigen heeft 30% bij opname geen binding met school of werk. Slechts 20% komt uit een gezin dat intact is. Veel voorkomende gezinsproblemen zijn: opvoedingsstress, opvoedingsonmacht, mishandeling, fysiek geweld tussen ouders, en individuele problematiek van ouders (psychiatrisch en delinquentie). Meer dan 50% van de jeugdigen heeft traumatische gebeurtenissen meegemaakt. Zestig procent heeft deviante vrienden. Ongeveer één derde van de meisjes heeft in de prostitutie gewerkt of heeft contacten met loverboys of pooiers. De explicitering van de doelgroep JeugdzorgPlus in deze review biedt een bruikbare bouwsteen voor de onderbouwing van keuzes in het behandelaanbod. Verdiepend onderzoek is nodig naar protectieve factoren, de aard van verstandelijke beperkingen, internaliserende problemen en het sociale netwerk. 14 p.
- Published
- 2014
11. 18-/18+ Jongeren die opgroeien vanuit jeugdzorg naar zelfstandigheid: de overgang van Jeugdwet naar de Wet Maatschappelijke Ondersteuning
- Author
-
Westbroek, F.M., Rijt, B. van de (Thesis Advisor), Konijn, C., Westbroek, F.M., Rijt, B. van de (Thesis Advisor), and Konijn, C.
- Abstract
The transition from adolescents out of childcare into adultcare, is not going smoothly. This leads to a fallout of these still vulnerable adolescents. This study investigates, whether cooperation and continuity, in both home as social worker, could improve this transition and could prevent the fallout of adolescents. Therefore Spirit (childcare) and HVO-Querido (adultcare) combined their expertise on this field. The main focus was on the basic needs of the adolescents. The effect of the cooperation and continuity on the adolescents and the experiences of the social workers was investigated. A group of eighteen adolescents and four social workers were involved in this study. Both groups were interviewed, the files of the adolescents were analysed and a questionnaire was used. The results showed that the continuity had a positive effect on the adolescents. They experienced more stability which allowed them to actually develop themselves and work on their problems. The social workers recognize these advantages. They are of the opinion that all adolescents should be able to benefit from this approach. The actual cooperation of Spirit and HVO-Querido should be further expanded, to make better use of each other’s knowledge and capacities.
- Published
- 2017
12. 15-year follow-up of a multicenter, randomized, calcineurin inhibitor withdrawal study in kidney transplantation
- Author
-
Roodnat, J.I., Hilbrands, L.B., Hene, R.J., Sevaux, R.G.L. de, Smak Gregoor, P.J., Kal-van Gestel, J.A., Konijn, C., Zuilen, A.D. van, Gelder, T. van, Hoitsma, A.J., Weimar, W., Roodnat, J.I., Hilbrands, L.B., Hene, R.J., Sevaux, R.G.L. de, Smak Gregoor, P.J., Kal-van Gestel, J.A., Konijn, C., Zuilen, A.D. van, Gelder, T. van, Hoitsma, A.J., and Weimar, W.
- Abstract
Item does not contain fulltext, BACKGROUND: Calcineurin inhibitors (CNIs) are essential immunosuppressive drugs after renal transplantation. Because of nephrotoxicity, withdrawal has been a challenge since their introduction. METHODS: A randomized multicenter trial included 212 kidney patients transplanted between 1997 and 1999. All patients were initially treated with mycophenolate mofetil (MMF), cyclosporine A (CsA), and prednisone (pred). At 6 months after transplantation, 63 patients were randomized for MMF/pred, 76 for MMF/CsA, and 73 for MMF/CsA/pred. Within 18 months after randomization 23 patients experienced a rejection episode: MMF/pred (27.0%), MMF/CsA (6.8%) and MMF/CsA/pred (1.4%) (P<0.001). RESULTS: During 15 years of follow-up, 73 patients died with a functioning graft, and 43 patients lost their graft. Ninety-six were alive with a functioning graft. Intention-to-treat analysis did not show a significant difference in patient and graft survival. In multivariate analysis, death-censored graft survival was significantly associated with serum creatinine at 6 months after transplantation and maximum PRA but not with the randomization group. CNI withdrawal did not result in a reduced incidence of or death by malignancy or cardiovascular disease. Death-censored graft survival was significantly worse in those patients randomized for CNI withdrawal that had to be reverted to CNI. Independent of randomization group, compared with no rejection, death-censored graft survival was significantly worse in 23 patients with acute rejection after randomization. CONCLUSION: Fifteen years after conversion to a CNI free regimen, there was no benefit regarding graft and patient survival or regarding prevalence of or death by comorbidities. However, rejection shortly after CNI withdrawal was associated with decreased graft survival.
- Published
- 2014
13. What happens to elderly patients on the waiting list for a renal transplantation?
- Author
-
Rakké, Y.S., primary, Laging, M., additional, Kal-van Gestel, J.A., additional, Konijn, C., additional, Betjes, M.G.H., additional, Weimar, W., additional, and Roodnat, J.I., additional
- Published
- 2014
- Full Text
- View/download PDF
14. What Happens to Elderly Patients On the Waiting List for a Renal Transplantation?
- Author
-
Laging, M., primary, Rakké, B., additional, Kal-van Gestel, J., additional, Konijn, C., additional, Betjes, M., additional, Weimar, W., additional, and Roodnat, J., additional
- Published
- 2014
- Full Text
- View/download PDF
15. Hoe beleid en feiten elkaar kunnen bijten
- Author
-
Konijn, C, Donker, M, Verheij, F (Fop), Berben, EGMJ, and Child and Adolescent Psychiatry / Psychology
- Published
- 2000
16. Wie wachten op Riagg-jeugdzorg
- Author
-
Konijn, C, Willemse, G, Meeuwissen, J, Donker, Marianne, and Erasmus School of Health Policy & Management
- Published
- 1999
17. Big Float primeur voor Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier [thema: Beheer en onderhoud]
- Author
-
Konijn, C. and Konijn, C.
- Abstract
Loonbedrijf Wen de Jong v.o.f. uit Wijdewormer baggert voor het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) bijna 17 kilometer watergangen in het Noordhollandse Broek in Waterland. Voor het baggeren van deze waterlopen gebruikt De Jong een geheel nieuw soort machine, de Big Float, een drijvende kraan gemonteerd op een onderstel van pontons, een primeur voor de Benelux. De Big Float werd begin juli rechtstreeks vanuit Finland in Wijdewormer afgeleverd door importeur Landbouwmechanisatiebedrijf D.I.G.O. uit Woubrugge
- Published
- 2008
18. Recht van overpad
- Author
-
Berben, EGMJ, Konijn, C, Verheij, F (Fop), Donker, Marianne, and Child and Adolescent Psychiatry / Psychology
- Published
- 1997
19. Grensvlakproblematiek in de jeugdzorg
- Author
-
Berben, EGMJ, Konijn, C, Verheij, F (Fop), Steketee, M, Roede, E, de Savornin Lohman, J, and Child and Adolescent Psychiatry / Psychology
- Published
- 1997
20. Grensvlakproblematiek in de jeugdzorg
- Author
-
Steketee, M.J., Roede, E., de Savornin Lohman, J., Berben, E., Konijn, C., Verheij, F., Donker, M., and RICDE (FMG)
- Published
- 1997
21. Programmeringsstudie Jeugd. Deelonderzoek III: Jeugdzorg
- Author
-
Boendermaker, L., Harder, A. T., Speetjens, P., Bartelink, C., Everdingen, J., Pijll, M., Konijn, C., Yperen, T. A., Erik Knorth, Ontwikkelings- en Gedragsstoornissen in Onderwijs en Zorg: Assessment en Interventie, and Pedagogiek en Onderwijswetenschap (Nieuwenhuisinstituut)
22. Programmeringsstudie Jeugd. Deelonderzoek III: Jeugdzorg. Bijlagen
- Author
-
Boendermaker, L., Harder, A. T., Speetjens, P., Bartelink, C., Everdingen, J., Pijll, M., Konijn, C., Yperen, T. A., Erik Knorth, Ontwikkelings- en Gedragsstoornissen in Onderwijs en Zorg: Assessment en Interventie, and Pedagogiek en Onderwijswetenschap (Nieuwenhuisinstituut)
23. Implementing an integrated family approach in mental health care for families experiencing complex and multiple problems: a case example in Amsterdam.
- Author
-
Zegwaard AH, Koop FJ, Beuk N, Broeks CW, Van RL, Konijn C, Franken A, Middeldorp CM, and Hein IM
- Abstract
For youth care professionals who work with families with complex needs, we implemented an interagency, family-focused approach involving child and adult mental health care services and child protection services. The primary objective of the collaboration was to minimize fragmentation in service delivery and to improve practitioners' self-efficacy in supporting families. A total of 50 families were enrolled between 2020 and 2023. Quantitative descriptive analysis was conducted to map the sample characteristics and the correlations between the practitioners' consultation requests and the recommendations they received. We evaluated the applicability of the model using semi-structured interviews. Results revealed the frequent socioeconomic and psychosocial challenges and co-current mental health issues faced by the families. As expected, practitioners who work with families experiencing complex and multiple problems encountered a range of difficulties in their service delivery. These related to barriers such as poor role demarcation between organizations, practitioners' unrealistic expectations of other services, the impact of multiple problems on family well-being, and complicated family dynamics. The interprofessional collaboration improved the practitioners' self-efficacy in supporting families. They also perceived improvements in child safety. The study emphasizes the need for clear pathways for youth care practitioners to obtain assistance from adult mental health services and to liaise with community support and services. It proposes including adults and young people with lived experiences in the interprofessional collaboration. The study data provides initial evidence that the interagency model has added value for youth care professionals who struggle with issues in family-focused care., Competing Interests: The authors declare that the research was conducted in the absence of any commercial or financial relationships that could be construed as a potential conflict of interest., (Copyright © 2024 Zegwaard, Koop, Beuk, Broeks, Van, Konijn, Franken, Middeldorp and Hein.)
- Published
- 2024
- Full Text
- View/download PDF
24. Authors' Response to Odugoudar et al: Poor Kidney Transplant Outcomes and Higher Organ Discard Rate Secondary to Macroscopic Arteriosclerosis of Renal Artery: More Evidence Needed to Prove Correlation.
- Author
-
Keijbeck A, Veenstra R, Pol RA, Konijn C, Jansen N, van Goor H, Hoitsma AJ, Peutz-Kootstra CJ, and Moers C
- Subjects
- Donor Selection, Humans, Renal Artery surgery, Tissue Donors, Arteriosclerosis, Kidney Transplantation adverse effects
- Abstract
Competing Interests: The authors declare no conflicts of interest.
- Published
- 2022
- Full Text
- View/download PDF
25. Practice patterns of corneal transplantation in Europe: first report by the European Cornea and Cell Transplantation Registry.
- Author
-
Dunker SL, Armitage WJ, Armitage M, Brocato L, Figueiredo FC, Heemskerk MBA, Hjortdal J, Jones GLA, Konijn C, Nuijts RMMA, Lundström M, and Dickman MM
- Subjects
- Cell Transplantation, Cornea, Endothelium, Corneal, Europe, Graft Survival, Humans, Registries, United Kingdom epidemiology, Corneal Diseases surgery, Corneal Transplantation, Descemet Stripping Endothelial Keratoplasty, Fuchs' Endothelial Dystrophy surgery
- Abstract
Purpose: To report practice patterns of corneal transplantation in Europe., Setting: Corneal clinics in 10 European member states (MS), the United Kingdom, and Switzerland., Design: Multinational registry study., Methods: Corneal transplant procedures registered in the European Cornea and Cell Transplantation Registry were identified. Preoperative donor and recipient characteristics, indication and reason for transplantation, and surgical techniques were analyzed., Results: A total of 12 913 corneal transplants were identified from 10 European Union MS, the United Kingdom, and Switzerland. Most countries were self-sufficient with regard to donor tissue. Fuchs endothelial corneal dystrophy was the most common indication (41%, n = 5325), followed by regraft (16%, n = 2108), pseudophakic bullous keratopathy (12%, n = 1594), and keratoconus (12%, n = 1506). Descemet stripping automated endothelial keratoplasty (DSAEK, 46%, n = 5918) was the most commonly performed technique, followed by penetrating keratoplasty (30%, n = 3886) and Descemet membrane endothelial keratoplasty (9%, n = 1838). Vision improvement was the main reason for corneal transplantation (90%, n = 11 591). Surgical technique and reason for transplantation differed between indications., Conclusions: This report provides the most comprehensive overview of corneal transplantation practice patterns in Europe to date. Fuchs endothelial dystrophy is the most common indication, vision improvement the leading reason, and DSAEK the predominant technique for corneal transplantation., (Copyright © 2021 Published by Wolters Kluwer on behalf of ASCRS and ESCRS.)
- Published
- 2021
- Full Text
- View/download PDF
26. Outcomes of corneal transplantation in Europe: report by the European Cornea and Cell Transplantation Registry.
- Author
-
Dunker SL, Armitage WJ, Armitage M, Brocato L, Figueiredo FC, Heemskerk MBA, Hjortdal J, Jones GLA, Konijn C, Nuijts RMMA, Lundström M, and Dickman MM
- Subjects
- Cell Transplantation, Cornea, Europe epidemiology, Graft Survival, Humans, Registries, United Kingdom, Corneal Transplantation, Keratoconus surgery
- Abstract
Purpose: To analyze real-world graft survival and visual acuity outcomes of corneal transplantation in Europe., Setting: Corneal clinics in 10 European Union member states, the United Kingdom, and Switzerland., Design: Multinational registry study., Methods: All corneal transplant procedures registered in the European Cornea and Cell Transplantation Registry (ECCTR) were identified. Graft survival of primary corneal transplants were analyzed using Kaplan-Meier survival curves with log-rank test and Cox regression. Corrected distance visual acuities (CDVAs) are reported at baseline and 2 years postoperatively using the Lundström distribution matrix., Results: A total of 12 913 corneal transplants were identified. Overall, 32-year graft survival of corneal transplants was high (89%) but differed between indications, ranging from 98% in keratoconus and 80% for trauma. Overall, CDVA improved postoperatively, but the risk for losing vision ranged from 7% (baseline vision ≤0.1 Snellen) to 58% (baseline vision ≥1.0 Snellen)., Conclusions: This report provides a comprehensive overview of graft survival and visual outcomes of corneal transplantation in Europe. In addition, it provides real-world estimates of outcomes for a variety of indications and surgical techniques to support benchmarking and demonstrates the relationship between baseline and postoperative vision., (Copyright © 2021 Published by Wolters Kluwer on behalf of ASCRS and ESCRS.)
- Published
- 2021
- Full Text
- View/download PDF
27. The Association Between Macroscopic Arteriosclerosis of the Renal Artery, Microscopic Arteriosclerosis, Organ Discard, and Kidney Transplant Outcome.
- Author
-
Keijbeck A, Veenstra R, Pol RA, Konijn C, Jansen N, van Goor H, Hoitsma AJ, Peutz-Kootstra CJ, and Moers C
- Subjects
- Aged, Aged, 80 and over, Arteriosclerosis pathology, Delayed Graft Function etiology, Delayed Graft Function physiopathology, Female, Glomerular Filtration Rate, Graft Survival, Health Status, Humans, Male, Middle Aged, Netherlands, Primary Graft Dysfunction etiology, Primary Graft Dysfunction physiopathology, Retrospective Studies, Risk Assessment, Risk Factors, Time Factors, Treatment Outcome, Arteriosclerosis complications, Donor Selection, Kidney Transplantation adverse effects, Renal Artery pathology, Tissue Donors
- Abstract
Background: During organ retrieval, surgeons estimate the degree of arteriosclerosis and this plays an important role in decisions on organ acceptance. Our study aimed to elucidate the association between macroscopic renal artery arteriosclerosis, donor kidney discard, and transplant outcome., Methods: We selected all transplanted and discarded kidneys in the Netherlands between January 1, 2000, and December 31, 2015, from deceased donors aged 50 y and older, for which data on renal artery arteriosclerosis were available (n = 2610). The association between arteriosclerosis and kidney discard, the relation between arteriosclerosis and outcome, and the correlation between macroscopic and microscopic arteriosclerosis were explored., Results: Macroscopic arteriosclerosis was independently associated with kidney discard (odds ratio [OR], 1.36; 95% confidence interval [CI], 1.02-1.80; P = 0.03). Arteriosclerosis (any degree) was not significantly associated with delayed graft function (OR, 1.16; 95% CI, 0.94-1.43; P = 0.16), estimated glomerular filtration rate 1-y posttransplant (B, 0.58; 95% CI, -2.07 to 3.22; P = 0.67), and long-term graft survival (hazard ratio, 1.07; 95% CI, 0.86-1.33; P = 0.55). There was a significant association between mild arteriosclerosis and primary nonfunction (OR, 2.14; 95% CI, 1.19-3.84; P = 0.01). We found no correlation between macroscopic and histological arteriosclerosis, nor between histological arteriosclerosis and transplant outcome., Conclusions: Macroscopic arteriosclerosis of the renal artery was independently associated with kidney discard and somewhat associated with primary nonfunction posttransplant. However, there was no effect of arteriosclerosis on delayed graft function, estimated glomerular filtration rate at 1 y, or long-term graft survival. Our results are valid only after inevitable exclusion of discarded kidneys that had on average more arteriosclerosis. Hence, conclusions should be interpreted in the light of this potential bias.
- Published
- 2020
- Full Text
- View/download PDF
28. 'Caring for children who have experienced trauma' - an evaluation of a training for foster parents.
- Author
-
Konijn C, Colonnesi C, Kroneman L, Liefferink N, Lindauer RJL, and Stams GJM
- Abstract
Background: Foster children, mostly maltreated in their birth families, may be fostered by parents who know little about the impact of traumatic experiences., Objective: The present study investigated whether the training Caring for Children who Have Experienced Trauma for foster parents can break the negative circle of traumatic stress. The hypothesis was that improvement in parents' knowledge on trauma and mind-mindedness would be associated with a reduction of their parenting stress, children's post-traumatic stress symptoms, and behaviour problems., Method: Forty-eight foster parents ( n
female = 35) participated in a pre-test (T1), post-test (T2), and follow-up (T3) assessment. Questionnaires on knowledge on trauma, parenting stress, child post-traumatic stress symptoms, the child's behaviour, and the evaluation of the training were administered. Parents' mind-mindedness was assessed using the describe-your-child interview., Results: Foster parents highly appreciated the training, their knowledge on child trauma increased at T2 and this growth persisted at T3. The parents who gained most knowledge experienced a small decrease in parenting stress at T2. Although the general mind-mindedness did not significantly change, foster parents' mind-mindedness with positive valence substantially increased at T2 and T3, while their mind-mindedness with neutral valence decreased. Foster parents' report on child PTSS declined at T3 compared to T2, but not compared to T1. No changes were found in children's behaviour as reported by the foster parents. The proportion of foster children receiving trauma-focused treatment increased at T2 and T3., Conclusion: This study provides evidence that training in trauma-informed parenting can be effective in improving foster parents' knowledge on the impact of traumatic experiences and in increasing a positive mental representation of their foster child as well as in reducing children's post-traumatic symptoms., Competing Interests: No potential conflict of interest was reported by the authors., (© 2020 The Author(s). Published by Informa UK Limited, trading as Taylor & Francis Group.)- Published
- 2020
- Full Text
- View/download PDF
29. A nationwide evaluation of deceased donor kidney transplantation indicates detrimental consequences of early graft loss.
- Author
-
de Kok MJ, Schaapherder AF, Mensink JW, de Vries AP, Reinders ME, Konijn C, Bemelman FJ, van de Wetering J, van Zuilen AD, Christiaans MH, Baas MC, Nurmohamed AS, Berger SP, Ploeg RJ, Alwayn IP, and Lindeman JH
- Subjects
- Graft Rejection epidemiology, Graft Survival, Humans, Kidney, Netherlands epidemiology, Retrospective Studies, Tissue Donors, Treatment Outcome, Kidney Transplantation adverse effects
- Abstract
Early graft loss (EGL) is a feared outcome of kidney transplantation. Consequently, kidneys with an anticipated risk of EGL are declined for transplantation. In the most favorable scenario, with optimal use of available donor kidneys, the donor pool size is balanced by the risk of EGL, with a tradeoff dictated by the consequences of EGL. To gauge the consequence of EGL we systematically evaluated its impact in an observational study that included all 10,307 deceased-donor kidney transplantations performed in The Netherlands between 1990 and 2018. Incidence of EGL, defined as graft loss within 90 days, in primary transplantation was 8.2% (699/8,511). The main causes were graft rejection (30%), primary nonfunction (25%), and thrombosis or infarction (20%). EGL profoundly impacted short- and long-term patient survival (adjusted hazard ratio; 95% confidence interval: 8.2; 5.1-13.2 and 1.7; 1.3-2.1, respectively). Of the EGL recipients who survived 90 days after transplantation (617/699) only 440 of the 617 were relisted for re-transplantation. Of those relisted, only 298 were ultimately re-transplanted leading to an actual re-transplantation rate of 43%. Noticeably, re-transplantation was associated with a doubled incidence of EGL, but similar long-term graft survival (adjusted hazard ratio 1.1; 0.6-1.8). Thus, EGL after kidney transplantation is a medical catastrophe with high mortality rates, low relisting rates, and increased risk of recurrent EGL following re-transplantation. This implies that detrimental outcomes also involve convergence of risk factors in recipients with EGL. The 8.2% incidence of EGL minimally impacted population mortality, indicating this incidence is acceptable., (Crown Copyright © 2020. Published by Elsevier Inc. All rights reserved.)
- Published
- 2020
- Full Text
- View/download PDF
30. Superior Long-term Survival for Simultaneous Pancreas-Kidney Transplantation as Renal Replacement Therapy: 30-Year Follow-up of a Nationwide Cohort.
- Author
-
Esmeijer K, Hoogeveen EK, van den Boog PJM, Konijn C, Mallat MJK, Baranski AG, Dekkers OM, and de Fijter JW
- Subjects
- Adult, Aged, Cohort Studies, Combined Modality Therapy mortality, Diabetes Mellitus, Type 1 complications, Diabetic Nephropathies mortality, Diabetic Nephropathies therapy, Female, Follow-Up Studies, Graft Survival physiology, Humans, Kidney Failure, Chronic therapy, Kidney Transplantation methods, Male, Middle Aged, Netherlands epidemiology, Pancreas Transplantation methods, Renal Dialysis, Survival Analysis, Survivors statistics & numerical data, Diabetes Mellitus, Type 1 mortality, Diabetes Mellitus, Type 1 therapy, Kidney Failure, Chronic mortality, Kidney Transplantation mortality, Pancreas Transplantation mortality
- Abstract
Objective: In patients with type 1 diabetes and end-stage renal disease, it is controversial whether a simultaneous pancreas-kidney (SPK) transplantation improves survival compared with kidney transplantation alone. We compared long-term survival in SPK and living- or deceased-donor kidney transplant recipients., Research Design and Methods: We included all 2,796 patients with type 1 diabetes in the Netherlands who started renal replacement therapy between 1986 and 2016. We used multivariable Cox regression analyses adjusted for recipient age and sex, dialysis modality and vintage, transplantation era, and donor age to compare all-cause mortality between deceased- or living-donor kidney and SPK transplant recipients. Separately, we analyzed mortality between regions where SPK transplant was the preferred intervention (80% SPK) versus regions where a kidney transplant alone was favored (30% SPK)., Results: Of 996 transplanted patients, 42%, 16%, and 42% received a deceased- or living-donor kidney or SPK transplant, respectively. Mean (SD) age at transplantation was 50 (11), 48 (11), and 42 (8) years, respectively. Median (95% CI) survival time was 7.3 (6.2; 8.3), 10.5 (7.2; 13.7), and 16.5 (15.1; 17.9) years, respectively. SPK recipients with a functioning pancreas graft at 1 year (91%) had the highest survival (median 17.4 years). Compared with deceased-donor kidney transplant recipients, adjusted hazard ratios (95% CI) for 10- and 20-year all-cause mortality were 0.79 (0.49; 1.29) and 0.98 (0.69; 1.39) for living-donor kidney and 0.67 (0.46; 0.98) and 0.79 (0.60; 1.05) for SPK recipients, respectively. A treatment strategy favoring SPK over kidney transplantation alone showed 10- and 20-year mortality hazard ratios of 0.56 (0.40; 0.78) and 0.69 (0.52; 0.90), respectively., Conclusions: Compared with living- or deceased-donor kidney transplantation, SPK transplant was associated with improved patient survival, especially in recipients with a long-term functioning pancreatic graft, and resulted in an almost twofold lower 10-year mortality rate., (© 2019 by the American Diabetes Association.)
- Published
- 2020
- Full Text
- View/download PDF
31. ['Will I receive a liver transplant in time?'; chance of survival of patients on the liver transplant waiting list].
- Author
-
Tieleman M, van den Berg AP, van Hoek B, Polak WG, Dubbeld J, Porte RJ, Konijn C, de Man RA, Hanssen BE, and Metselaar HJ
- Subjects
- Humans, Needs Assessment, Netherlands epidemiology, Retrospective Studies, Risk Assessment, Survival Analysis, End Stage Liver Disease epidemiology, End Stage Liver Disease surgery, Liver Transplantation methods, Liver Transplantation statistics & numerical data, Waiting Lists mortality
- Abstract
Objective: To calculate the chance of receiving a liver transplant for patients on the liver transplant waiting list in the Netherlands., Design: Retrospective cohort research., Method: Data of all patients in the Netherlands on the waiting list for liver transplantation, from the introduction of the model of end-stage liver disease score on 16th December 2006 through to 31st December 2013 were collected. Survival analysis was computed with competing risk analyses., Results: A total of 851 patients were listed, of whom 236 patients with hepatocellular carcinoma, 147 patients with primary sclerosing cholangitis, 142 patients with post-alcoholic liver disease, 93 patients with metabolic liver disease, 78 with viral hepatitis and 155 patients listed for other indications. The median waiting time till transplantation was 196 days. The chance to be transplanted at two years from listing was 65% and the risk of death was 17%. Patients with metabolic liver disease had the highest chance of undergoing liver transplantation. Patients with viral hepatitis were at highest risk of death while on the list, as well as having the lowest chance of undergoing liver transplantation., Conclusion: Our study shows a 65% chance of getting transplanted in time after a median waiting time of 6 months in the Netherlands. Sadly, 1 in 6 patients die before liver transplantation can be performed, with the highest risk of death occurring in patients with viral hepatitis.
- Published
- 2018
32. 15-year follow-up of a multicenter, randomized, calcineurin inhibitor withdrawal study in kidney transplantation.
- Author
-
Roodnat JI, Hilbrands LB, Hené RJ, de Sévaux RG, Smak Gregoor PJ, Kal-van Gestel JA, Konijn C, van Zuilen A, van Gelder T, Hoitsma AJ, and Weimar W
- Subjects
- Adult, Biomarkers blood, Creatinine blood, Drug Administration Schedule, Female, Follow-Up Studies, Graft Rejection blood, Graft Rejection immunology, Graft Rejection mortality, Humans, Intention to Treat Analysis, Kaplan-Meier Estimate, Kidney Transplantation mortality, Male, Middle Aged, Multivariate Analysis, Mycophenolic Acid administration & dosage, Mycophenolic Acid analogs & derivatives, Netherlands, Prednisone administration & dosage, Proportional Hazards Models, Prospective Studies, Registries, Risk Factors, Time Factors, Treatment Outcome, Calcineurin Inhibitors, Cyclosporine administration & dosage, Graft Rejection prevention & control, Graft Survival drug effects, Immunosuppressive Agents administration & dosage, Kidney Transplantation adverse effects
- Abstract
Background: Calcineurin inhibitors (CNIs) are essential immunosuppressive drugs after renal transplantation. Because of nephrotoxicity, withdrawal has been a challenge since their introduction., Methods: A randomized multicenter trial included 212 kidney patients transplanted between 1997 and 1999. All patients were initially treated with mycophenolate mofetil (MMF), cyclosporine A (CsA), and prednisone (pred). At 6 months after transplantation, 63 patients were randomized for MMF/pred, 76 for MMF/CsA, and 73 for MMF/CsA/pred. Within 18 months after randomization 23 patients experienced a rejection episode: MMF/pred (27.0%), MMF/CsA (6.8%) and MMF/CsA/pred (1.4%) (P<0.001)., Results: During 15 years of follow-up, 73 patients died with a functioning graft, and 43 patients lost their graft. Ninety-six were alive with a functioning graft. Intention-to-treat analysis did not show a significant difference in patient and graft survival. In multivariate analysis, death-censored graft survival was significantly associated with serum creatinine at 6 months after transplantation and maximum PRA but not with the randomization group. CNI withdrawal did not result in a reduced incidence of or death by malignancy or cardiovascular disease. Death-censored graft survival was significantly worse in those patients randomized for CNI withdrawal that had to be reverted to CNI. Independent of randomization group, compared with no rejection, death-censored graft survival was significantly worse in 23 patients with acute rejection after randomization., Conclusion: Fifteen years after conversion to a CNI free regimen, there was no benefit regarding graft and patient survival or regarding prevalence of or death by comorbidities. However, rejection shortly after CNI withdrawal was associated with decreased graft survival.
- Published
- 2014
- Full Text
- View/download PDF
Catalog
Discovery Service for Jio Institute Digital Library
For full access to our library's resources, please sign in.