7 results on '"Jong-Heeringa, J.L. de"'
Search Results
2. “Stappen langs het water”:Van schip naar school met het onderwijsleerpakket voor varende kleuters
- Author
-
Jong-Heeringa, J.L. de, Jong-Heeringa, J.L. de, Helms-Lorenz, M., Jong-Heeringa, J.L. de, Jong-Heeringa, J.L. de, and Helms-Lorenz, M.
- Abstract
Varende kleuters kunnen onderweg geen volledig Nederlands basisonderwijs volgen. Zij krijgen daarom de eerste jaren, thuis gemiddeld vier uur per week onderwijs van hun ouders en kunnen daarnaast een ligplaatsschool of reguliere basisschool bezoeken. Twee jaar geleden kwam uit onderzoek naar voren dat slechts 30% van de ouders gebruik maakte van de mogelijkheid om hun kinderen naar school te laten gaan voor de duur van ongeveer dertig dagen per jaar. De resterende 70% van de kleuters ging in het geheel niet naar een basisschool en ontving uitsluitend onderwijs aan boord. De LOVK heeft de opdracht van het OCW om aan alle varende kleuters onderwijs aan te bieden en wordt ook als zodanig door de Nederlandse rijksoverheid bekostigd. Om het onderwijs zoveel mogelijk te doen aansluiten op het reguliere onderwijs heeft de LOVK voor alle varende kleuters een onderwijsleerpakket “Stappen langs het water” ontwikkeld. Visser (2006) noemt in haar onderzoek een aantal van 325 kinderen in de leeftijd van 3,5 tot 7 jaar die met hun ouders op een binnenvaartschip meevaren en werken met het thuisprogramma SLW. Om het gezinsbedrijf draaiende te houden zullen de ouders hun kleuters om aan de leerplicht te voldoen aan boord van het schip onderwijs moeten geven. Voor varende ouders is lesgeven meestal geen eigen keuze. Van ouders wordt gevraagd het peuterprogramma (half jaar) en het programma voor groep 1 en 2 twee jaar lang te volgen en hun kind onderwijs te geven. De LOVK sluit daartoe een samenwerkingsovereenkomst met de ouders. De inhoudelijke ondersteuning aan ouders en kind wordt gegeven door mentoren. Puntsgewijse Samenvatting • SLW is zorgvuldig samengesteld en voldoet aan de kerndoelen basisonderwijs die voor de groepen 1 en 2 zijn opgesteld. Verbeteringen op een aantal punten zijn aan te bevelen. • Gemiddeld scoren de varende kleuters eind groep 2 begin groep 3 op Niveau C (72.4) op ‘Taal’ en scoren op een vergelijkbaar niveau als dat van de normgroep van het Cito. • Op de Cit
- Published
- 2007
3. SpelenderWijs in Huizen
- Author
-
Jong-Heeringa, J.L. de, Jong-Heeringa, J.L. de, Bosker, R.J., Jong-Heeringa, J.L. de, Jong-Heeringa, J.L. de, and Bosker, R.J.
- Abstract
Introductie op het onderzoek Eind 2001 heeft de gemeente Huizen het GION verzocht om onderzoek te doen naar de invoering en de effecten van het project SpelenderWijs (zie Reezigt, 2001). SpelenderWijs is in het bijzonder gericht op peuters en kleuters in achterstandssituaties: autochtone Nederlandse kinderen die al wel de Nederlandse taal beheersen maar deze nog heel beperkt gebruiken en allochtone peuters en kleuters met een andere moedertaal. Hoofddoel van SpelenderWijs is het stimuleren van de taalvaardigheid. Om dit doel te bereiken, komt op de basisschool/peuterspeelzaal twee keer per week een extra leerkracht/leidster gedurende een tijdspanne van een half uur om in een kleine groep van vier á vijf leerlingen (op de peuterspeelzaal in groepjes van twee á drie) interactief taalaanbod te geven. Met deze activiteit werken leerkrachten gericht aan luister-, spreek- en gespreksvaardigheden rondom thema's en onderwerpen die kinderen belangrijk vinden. De leidster of leerkracht kan ook het spel gebruiken om belangrijke begrippen duidelijk te maken en om de communicatie te bevorderen. Het Huizense onderzoek beantwoordt drie onderzoeksvragen: 1. In welke mate zijn de leidsters en leerkrachten erin geslaagd het project SpelenderWijs in hun groepen te implementeren? 2. Wat zijn de effecten van het project op de (taal)ontwikkeling van de doelgroepleerlingen op de korte en de lange termijn? 3. Wat zijn de effecten van het project op de (taal)ontwikkeling van verschillende groepen peuters en kleuters op de korte en de lange termijn? Onze belangrijkste conclusie is dat SpelenderWijs positieve, maar bescheiden effecten lijkt te hebben op de taalontwikkeling van peuters en kleuters, zowel op de korte als de middellange termijn. Hoewel de invoering van SpelenderWijs op alle basisscholen met de nodige aanvangsproblemen gepaard is gegaan, zijn in het schooljaar 2004/05 enkele belangrijke onderdelen van SpelenderWijs op de peuterspeelzalen en de meeste basisscholen ingevoerd. De in
- Published
- 2006
4. 'Stappen langs het water': Van schip naar school met het onderwijsleerpakket voor varende kleuters
- Author
-
Jong-Heeringa, J.L. de, Helms-Lorenz, M., and Onderzoek en Evaluatie van Effectiviteit van Onderwijs
- Subjects
Dit onderzoek is gefinancierd uit het budget dat het Ministe ,Centra ten behoeve van Kortlopend Onderwijsonderzoek. Projec ,en Wetenschap (OCW) jaarlijks beschikbaar stelt aan de Lande - Abstract
Varende kleuters kunnen onderweg geen volledig Nederlands basisonderwijs volgen. Zij krijgen daarom de eerste jaren, thuis gemiddeld vier uur per week onderwijs van hun ouders en kunnen daarnaast een ligplaatsschool of reguliere basisschool bezoeken. Twee jaar geleden kwam uit onderzoek naar voren dat slechts 30% van de ouders gebruik maakte van de mogelijkheid om hun kinderen naar school te laten gaan voor de duur van ongeveer dertig dagen per jaar. De resterende 70% van de kleuters ging in het geheel niet naar een basisschool en ontving uitsluitend onderwijs aan boord. De LOVK heeft de opdracht van het OCW om aan alle varende kleuters onderwijs aan te bieden en wordt ook als zodanig door de Nederlandse rijksoverheid bekostigd. Om het onderwijs zoveel mogelijk te doen aansluiten op het reguliere onderwijs heeft de LOVK voor alle varende kleuters een onderwijsleerpakket “Stappen langs het water” ontwikkeld. Visser (2006) noemt in haar onderzoek een aantal van 325 kinderen in de leeftijd van 3,5 tot 7 jaar die met hun ouders op een binnenvaartschip meevaren en werken met het thuisprogramma SLW. Om het gezinsbedrijf draaiende te houden zullen de ouders hun kleuters om aan de leerplicht te voldoen aan boord van het schip onderwijs moeten geven. Voor varende ouders is lesgeven meestal geen eigen keuze. Van ouders wordt gevraagd het peuterprogramma (half jaar) en het programma voor groep 1 en 2 twee jaar lang te volgen en hun kind onderwijs te geven. De LOVK sluit daartoe een samenwerkingsovereenkomst met de ouders. De inhoudelijke ondersteuning aan ouders en kind wordt gegeven door mentoren. Puntsgewijse Samenvatting • SLW is zorgvuldig samengesteld en voldoet aan de kerndoelen basisonderwijs die voor de groepen 1 en 2 zijn opgesteld. Verbeteringen op een aantal punten zijn aan te bevelen. • Gemiddeld scoren de varende kleuters eind groep 2 begin groep 3 op Niveau C (72.4) op ‘Taal’ en scoren op een vergelijkbaar niveau als dat van de normgroep van het Cito. • Op de Cito-toets “Ordenen M2” (n=76), scoort 96% op de niveaus A, B of C. Slechts 4% scoort op de Niveaus D en E. • Gemiddeld zijn de ouders interpersoonlijk, pedagogisch en vakinhoudelijk/ didactisch voldoende bekwaam om hun eigen kinderen les te geven. • Een aantal deelcompetenties verdient de nodige aandacht van de LOVK. • Een derde van de ouders scoort negatief op de organisatorische competentie. • De helft van de ouders heeft tenminste leerjaar 3 van SLW afgemaakt (13 kleuters werkten met het 6+ pakket en 7 kleuters hebben week 40 afgemaakt). De andere helft heeft met een verkorte versie gewerkt of is halverwege leerjaar 3 gekomen, of werkte met leerjaar 2. Twee gezinnen hebben niet of nauwelijks met SLW gewerkt, omdat de kinderen voornamelijk naar een ligplaatsschool gingen.
- Published
- 2007
5. Ontwikkelingsgericht Woordenschatonderwijs: De implementatie en effecten bij Marokkaanse kleuters
- Author
-
Helms-Lorenz, M., Jong-Heeringa, J.L. de, and Onderzoek en Evaluatie van Effectiviteit van Onderwijs
- Abstract
Het doel van voor- en vroegschoolse educatie (VVE) is het voorkomen en bestrijden van ‘onderwijsachterstanden’. Het VVE programma ‘Startblokken/Basisontwikkeling’ en dan met name Basisontwikkeling in groep 2 staat in dit onderzoek centraal. In de onderbouw is er aandacht voor de woordenschat. Doel daarbij is uiteraard te proberen de bestaande woordenschatverschillen tussen leerlingen met Nederlands als eerste taal (NT1) en Nederlands als tweede taal (NT2) te verkleinen. Hierbij wordt niet specifiek en in geïsoleerde lesjes woordenschat aangeboden, maar worden interesses, ervaringen en betekenissen van de leerlingen aangeboord en deze worden verbonden met de aan te leren doelwoorden. De leerkracht ontwerpt interessante en aansprekende activiteiten voor de leerlingen en verbindt hieraan de woordenschatdidactiek. Dit onderzoek diende aan te tonen of deze aanpak effectiever is voor de woordenschat- en de sociaal-emotionele ontwikkeling in vergelijking met andere methodes. Hiervoor is een empirische studie opgezet. In de OGO-groep hebben 39 leerlingen deelgenomen (23 jongens en 16 meisjes) en in de referentiegroep 46 leerlingen (19 jongens en 27 meisjes), waarvan allen van Marokkaanse afkomst. De OGO-scholen (N=5) en de referentiescholen (N=3) waren in Amsterdam gelegen en ze hadden vergelijkbare groepskenmerken (groepsgrootte, schooltype en percentage allochtone leerlingen in de klas). Het onderzoek had een quasi-experimenteel design met een voor- en een nameting. Antwoord 1 De beoordeling van de randvoorwaarden, van de activiteiten geobserveerd in de klas en van de antwoorden van de leerkrachten tijdens de interviews leidt tot de conclusie dat de leerkrachten de aanwijzingen uit de OGO-handleiding voor woordenschatontwikkeling goed uitvoeren. Op een aantal punten is er nog ruimte voor verbetering: dubbele bezetting, de halfproducten kunnen langer vooruit worden gepland. Op enkele van de onderzochte scholen hebben de leerkachten al aan het begin van het jaar alle thema’s (vooruit) gepland. Gewenst is dat er in de handleiding richtlijnen gegeven worden voor de gewenste tijdsduur van een taalactiviteit, het aantal te behandelen woorden en hoe er kan worden ingegaan op spontane reacties van de kinderen. Antwoord 2 Deze vraag kan niet zonder meer bevestigd worden. Het verschil tussen de voor- en de nameting op het onderdeel passieve woordenschat was niet significant. De kinderen in beide condities doen het even goed. Het verschil tussen de voor- en de nameting op de TAKvertelplaat was wel significant maar in het voordeel van de referentiegroep. Antwoord 3 Er is geen verschil gevonden in de beoordeling van de werkhouding van de OGO-leerkrachten en de leerkrachten van de referentiegroep. In beide condities wordt de werkhouding even goed gestimuleerd. Antwoord 4 De zoektocht naar een antwoord op de vierde vraag leidt tot de volgende conclusie: onderzoek naar een gerichte didactiek voor tweede-taalverwerving is niet voorhanden. En daarom zijn we het eens met de Haan (2004) die stelt: “Hier ligt een belangrijke uitdaging voor OGO om vanuit een oriëntatie op ontwikkeling door spel deze verwerving gericht vorm te geven.... met speciale aandacht voor leerlingen van wie de thuistaal niet het Nederlands is.”. De adviezen en bevindingen van hoofdstuk 6 kunnen gebruikt worden om een gerichte didactiek voor tweede-taalverwerving te ontwikkelen. Als basis kan de theorie van de ‘input hypothese’ van Lalleman (1986) gelden. Deze input hypothese stelt dat het taalverwervingsproces alleen vruchtbaar kan verlo-pen als het taalaanbod (input) adequaat is. Adequaat aanbod houdt in dat het taalaanbod frequent moet zijn, aangepast aan het taalvaardigheidsniveau van de leerder en dat het aanbod interessant voor hem of haar moet zijn. In de OGO-methode wordt het taalaanbod in alle activiteiten opgenomen, met andere woorden er is doorgaans aandacht voor taal. Verhallen et al. (2001) stellen dat het met name voor de leerlingen in de lagere groepen, niet zozeer gaat om de tijd die ze besteden aan verschillende taalvaardigheden maar om de tijd die wordt besteed aan het werken aan taal in niveaugroepen. Ons inziens wordt er in de OGO-handleiding wel aandacht besteed aan het werken in niveaugroepen en voor het aanbieden van interessante taalactiviteiten. De viertakt woordenschatdidactiek, ingebed in een goed geïmplementeerde OGO-methode, biedt gunstige omstandigheden voor een voor de leerling interessant aanbod. OGO staat theoretisch op en stevig fundament. De leertheorie van Vygotski (1978) biedt een uitstekende uitgangspositie voor een VVE methode. De uitwerking van de OGO-woordenschatdidactiek in de handleiding kan ons inziens verder aangescherpt worden door Kook’s advies (1994) erin te verwerken. Crosslinguale transfer kan bevorderd worden door op overeenkomsten te wijzen tussen de eerste en de tweede taal, analogieën ertussen aan te brengen, woorden te vertalen en metalinguïstische informatie te geven. Het advies van Leseman et al. (1996) om verhoudingsgewijs veel gedecontextualiseerde en cognitief complexe volwassene-kind communicatie in de klas toe te passen om de inhoudelijke kwaliteit van het taalgebruik te bevorderen, kan tot verbetering van de viertaktdidactiek leiden. De vier niveaus van Van Steensel et al. (2005) kunnen hiervoor een aanknopingspunt zijn. Van Steensel e.a. (2005) pleiten sterk voor deskundigheidsbevordering in de peuterspeelzaal. Het initiatief voor cognitief uitdagende interacties zal met name van de leidster moeten komen. Dit zou ook in de handleiding verwerkt kunnen worden. Het onderzoek van Van Kuyk et al. (1996) heeft aangetoond dat een combinatie van ontwikkelingsgerichte met extra programmagerichte stimulering (ook) bij allochtone leerlingen tot betere taalprestaties leidt. Het is mogelijk dat het OGO van nu veranderd is ten aanzien van het OGO van tien jaar geleden. Verder is de implementatie van het OGO niet beoordeeld in het onderzoek van Van Kuyk e.a. (1996). Daarom zouden we willen pleiten voor een herhalingsonderzoek waarin een implementatie-maat is opgenomen. Voor de programmatische stimulering kunnen de woordenlijsten van Bacchini e.a. (2005) en de Taallijn VVE in de OGO woordenschatdidactiek gebruikt worden.
- Published
- 2006
6. Leeropbrengsten van scholen
- Author
-
Bosker, R.J., Jong-Heeringa, J.L. de, and Onderzoek en Evaluatie van Effectiviteit van Onderwijs
- Published
- 2006
7. Ontwikkelingsgericht Woordenschatonderwijs:De implementatie en effecten bij Marokkaanse kleuters
- Author
-
Helms-Lorenz, M., Helms-Lorenz, M., Jong-Heeringa, J.L. de, Helms-Lorenz, M., Helms-Lorenz, M., and Jong-Heeringa, J.L. de
- Abstract
Het doel van voor- en vroegschoolse educatie (VVE) is het voorkomen en bestrijden van ‘onderwijsachterstanden’. Het VVE programma ‘Startblokken/Basisontwikkeling’ en dan met name Basisontwikkeling in groep 2 staat in dit onderzoek centraal. In de onderbouw is er aandacht voor de woordenschat. Doel daarbij is uiteraard te proberen de bestaande woordenschatverschillen tussen leerlingen met Nederlands als eerste taal (NT1) en Nederlands als tweede taal (NT2) te verkleinen. Hierbij wordt niet specifiek en in geïsoleerde lesjes woordenschat aangeboden, maar worden interesses, ervaringen en betekenissen van de leerlingen aangeboord en deze worden verbonden met de aan te leren doelwoorden. De leerkracht ontwerpt interessante en aansprekende activiteiten voor de leerlingen en verbindt hieraan de woordenschatdidactiek. Dit onderzoek diende aan te tonen of deze aanpak effectiever is voor de woordenschat- en de sociaal-emotionele ontwikkeling in vergelijking met andere methodes. Hiervoor is een empirische studie opgezet. In de OGO-groep hebben 39 leerlingen deelgenomen (23 jongens en 16 meisjes) en in de referentiegroep 46 leerlingen (19 jongens en 27 meisjes), waarvan allen van Marokkaanse afkomst. De OGO-scholen (N=5) en de referentiescholen (N=3) waren in Amsterdam gelegen en ze hadden vergelijkbare groepskenmerken (groepsgrootte, schooltype en percentage allochtone leerlingen in de klas). Het onderzoek had een quasi-experimenteel design met een voor- en een nameting. Antwoord 1 De beoordeling van de randvoorwaarden, van de activiteiten geobserveerd in de klas en van de antwoorden van de leerkrachten tijdens de interviews leidt tot de conclusie dat de leerkrachten de aanwijzingen uit de OGO-handleiding voor woordenschatontwikkeling goed uitvoeren. Op een aantal punten is er nog ruimte voor verbetering: dubbele bezetting, de halfproducten kunnen langer vooruit worden gepland. Op enkele van de onderzochte scholen hebben de leerkachten al aan het begin van het jaar alle thema’
- Published
- 2006
Catalog
Discovery Service for Jio Institute Digital Library
For full access to our library's resources, please sign in.