607 results on '"Gevaarlijke stoffen"'
Search Results
2. Praktische vaardigheden D + E = Disability en Environment
- Author
-
Wulterkens, Th. W., Tan, E.C.T.H., editor, Kaasjager, H.A.H., editor, Kooij, F.O., editor, Motz, C., editor, Verdonschot, R.J.C.G., editor, and Wulterkens, Th.W., editor
- Published
- 2023
- Full Text
- View/download PDF
3. Specifieke omstandigheden
- Author
-
Schoon, Y., Turner, N. M., van den Berg, T. J., Verweij, B. G. F., Weenink, R. P., Kooiman, C. G. H. M., Huizinga, E. P., Wulterkens, Th. W., Ruijten, M., Kooij, F. O., Tan, E.C.T.H., editor, Kaasjager, H.A.H., editor, Kooij, F.O., editor, Motz, C., editor, Verdonschot, R.J.C.G., editor, and Wulterkens, Th.W., editor
- Published
- 2023
- Full Text
- View/download PDF
4. Vijftien jaar incidentanalyse : Oorzaken, gevolgen en andere kenmerken van incidenten met gevaarlijke stoffen in de periode 2004-2018
- Subjects
Storybuilder ,safety ,leren van ongevallen ,incidentanalyse ,incidenten ,incident analysis ,veiligheid ,learning from accidents ,incidents ,RIVM rapport 2019-0042 ,gevaarlijke stoffen ,Brzo (Major Accidents (Risks) Decree) ,hazardous substances ,Staat van de Veiligheid ,Brzo - Abstract
Het RIVM heeft 326 incidenten met gevaarlijke stoffen geanalyseerd die tussen 2004 en 2018 plaatsvonden bij grote chemische bedrijven. Bij deze incidenten was de veiligheid van werknemers in het geding. In totaal vielen er 215 slachtoffers, onder wie vijf doden. De aard, omvang en oorzaken van de incidenten zijn in de onderzochte periode gelijk gebleven. Het jaarlijkse aantal incidenten met relatief ernstige gevolgen is in de periode ook niet wezenlijk veranderd. Bij 90 procent van de incidenten kwamen gevaarlijke stoffen vrij. Bij 28 procent ontstond een brand of explosie. Drie keer (1 procent) gingen werknemers een installatie met gevaarlijke stoffen binnen. Incidenten ontstonden vooral tijdens de normale werkzaamheden (60 procent) of tijdens het onderhoud (20 procent). Slachtoffers ademden giftige of schadelijke stoffen in of kregen brandwonden door chemische reacties of hitte. Bij de incidenten tijdens het onderhoud vielen verhoudingsgewijs meer slachtoffers. Chemische bedrijven zijn ervoor verantwoordelijk dat installaties op orde zijn en de productieprocessen en -werkzaamheden veilig worden uitgevoerd. De incidenten ontstonden doordat in de reguliere procesvoering dingen mis gingen. De afwijkingen die daar het gevolg van waren, zijn niet op tijd opgemerkt. De veiligheid kan onder meer worden verbeterd door geschikte maatregelen in te voeren om deze afwijkingen op tijd in beeld te krijgen en te herstellen. Dit verkleint onder andere de kans dat incidenten ontstaan door ongewenste menselijke handelingen of door materiaalverzwakking. Voor deze analyse zijn incidentonderzoeken van de Inspectie SZW gebruikt. In opdracht van het ministerie van SZW gaat het RIVM na wat de overeenkomsten en verschillen tussen de onderzochte incidenten zijn. Inspectiediensten kunnen de analyse gebruiken voor hun inspectie- en handhavingsstrategieën. Bedrijven kunnen de inzichten gebruiken om de veiligheid te verbeteren.
- Published
- 2020
5. Vijftien jaar incidentanalyse : Oorzaken, gevolgen en andere kenmerken van incidenten met gevaarlijke stoffen in de periode 2004-2018
- Author
-
Kooi, ES, Manuel, HJ, and Mud, M
- Subjects
Storybuilder ,safety ,leren van ongevallen ,incidentanalyse ,incidenten ,incident analysis ,veiligheid ,learning from accidents ,incidents ,RIVM rapport 2019-0042 ,gevaarlijke stoffen ,Brzo (Major Accidents (Risks) Decree) ,hazardous substances ,Staat van de Veiligheid ,Brzo - Abstract
Het RIVM heeft 326 incidenten met gevaarlijke stoffen geanalyseerd die tussen 2004 en 2018 plaatsvonden bij grote chemische bedrijven. Bij deze incidenten was de veiligheid van werknemers in het geding. In totaal vielen er 215 slachtoffers, onder wie vijf doden. De aard, omvang en oorzaken van de incidenten zijn in de onderzochte periode gelijk gebleven. Het jaarlijkse aantal incidenten met relatief ernstige gevolgen is in de periode ook niet wezenlijk veranderd. Bij 90 procent van de incidenten kwamen gevaarlijke stoffen vrij. Bij 28 procent ontstond een brand of explosie. Drie keer (1 procent) gingen werknemers een installatie met gevaarlijke stoffen binnen. Incidenten ontstonden vooral tijdens de normale werkzaamheden (60 procent) of tijdens het onderhoud (20 procent). Slachtoffers ademden giftige of schadelijke stoffen in of kregen brandwonden door chemische reacties of hitte. Bij de incidenten tijdens het onderhoud vielen verhoudingsgewijs meer slachtoffers. Chemische bedrijven zijn ervoor verantwoordelijk dat installaties op orde zijn en de productieprocessen en -werkzaamheden veilig worden uitgevoerd. De incidenten ontstonden doordat in de reguliere procesvoering dingen mis gingen. De afwijkingen die daar het gevolg van waren, zijn niet op tijd opgemerkt. De veiligheid kan onder meer worden verbeterd door geschikte maatregelen in te voeren om deze afwijkingen op tijd in beeld te krijgen en te herstellen. Dit verkleint onder andere de kans dat incidenten ontstaan door ongewenste menselijke handelingen of door materiaalverzwakking. Voor deze analyse zijn incidentonderzoeken van de Inspectie SZW gebruikt. In opdracht van het ministerie van SZW gaat het RIVM na wat de overeenkomsten en verschillen tussen de onderzochte incidenten zijn. Inspectiediensten kunnen de analyse gebruiken voor hun inspectie- en handhavingsstrategieën. Bedrijven kunnen de inzichten gebruiken om de veiligheid te verbeteren.
- Published
- 2020
6. Actualisatie giftige voorbeeldstoffen transport gevaarlijke stoffen
- Author
-
van de Ven, MF and Stam, G
- Subjects
stofcategorieën ,giftige vloeistoffen ,giftigheid ,risk analysis ,Basic Net ,substance categories ,toxicity ,toxic gases ,voorbeeldstoffen ,probitrelaties ,risico-afstanden ,risk distances ,example substances ,risicoanalyse ,toxic liquids ,transport ,gevaarlijke stoffen ,hazardous substances ,Basisnet ,probit functions ,giftige gassen - Abstract
Per 1 april 2015 is in Nederland een wet in werking getreden om gevaarlijke stoffen veilig te vervoeren. Dit zogeheten Basisnet is bedoeld om een evenwicht te creëren tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke ontwikkelingen en veiligheid voor de omgeving. De veiligheid van het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt berekend en in risico's uitgedrukt. Hiervoor zijn de stoffen in enkele categorieën samengevoegd en wordt per categorie één voorbeeldstof gebruikt voor de risicoanalyse. De huidige voorbeeldstoffen zijn in de jaren negentig van de vorige eeuw bepaald. Uit onderzoek van het RIVM blijkt dat de giftige voorbeeldstoffen nu niet meer representatief zijn. Ze worden niet of zelden vervoerd, of er zijn nieuwe inzichten over de giftigheid ervan. Ze zijn daarom ook moeilijk te verantwoorden aan de omgeving wanneer de werkwijze wordt uitgelegd. Het RIVM heeft verschillende mogelijkheden voor actualisatie uitgewerkt en beveelt nieuwe voorbeeldstoffen aan. Daarbij is rekening gehouden met nieuwe inzichten over de giftigheid van stoffen en hoeveel ze vervoerd worden. Bij de berekening van de risico's wordt een onderscheid gemaakt tussen gassen en vloeistoffen. Voor giftige gassen zijn de berekende risico's met de nieuwe voorbeeldstoffen lager. Voor twee stofcategorieën van giftige vloeistoffen zijn de berekende risico's lager en voor twee andere categorieën hoger. Bij de vloeistoffen met een hoger risico gaat het om klein aantal stoffen die in kleine hoeveelheden worden vervoerd. Hierdoor neemt het totale berekende risico van alle stoffen samen naar verwachting niet toe. Dit onderzoek is gebaseerd op het totaal aan stoffen dat in Nederland wordt vervoerd. Om de gevolgen voor de berekende risico's voor afzonderlijke trajecten te bepalen is gedetailleerder onderzoek nodig. Het onderzoek is uitgevoerd op verzoek van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW). Het RIVM analyseerde voor dit onderzoek recente transportaantallen van giftige stoffen, gegevens over de giftige effecten en voerde risicoberekeningen uit.
- Published
- 2020
7. Actualisatie giftige voorbeeldstoffen transport gevaarlijke stoffen
- Subjects
stofcategorieën ,giftige vloeistoffen ,giftigheid ,risk analysis ,Basic Net ,substance categories ,toxicity ,toxic gases ,voorbeeldstoffen ,probitrelaties ,risico-afstanden ,risk distances ,example substances ,risicoanalyse ,toxic liquids ,transport ,gevaarlijke stoffen ,hazardous substances ,Basisnet ,probit functions ,giftige gassen - Abstract
Per 1 april 2015 is in Nederland een wet in werking getreden om gevaarlijke stoffen veilig te vervoeren. Dit zogeheten Basisnet is bedoeld om een evenwicht te creëren tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke ontwikkelingen en veiligheid voor de omgeving. De veiligheid van het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt berekend en in risico's uitgedrukt. Hiervoor zijn de stoffen in enkele categorieën samengevoegd en wordt per categorie één voorbeeldstof gebruikt voor de risicoanalyse. De huidige voorbeeldstoffen zijn in de jaren negentig van de vorige eeuw bepaald. Uit onderzoek van het RIVM blijkt dat de giftige voorbeeldstoffen nu niet meer representatief zijn. Ze worden niet of zelden vervoerd, of er zijn nieuwe inzichten over de giftigheid ervan. Ze zijn daarom ook moeilijk te verantwoorden aan de omgeving wanneer de werkwijze wordt uitgelegd. Het RIVM heeft verschillende mogelijkheden voor actualisatie uitgewerkt en beveelt nieuwe voorbeeldstoffen aan. Daarbij is rekening gehouden met nieuwe inzichten over de giftigheid van stoffen en hoeveel ze vervoerd worden. Bij de berekening van de risico's wordt een onderscheid gemaakt tussen gassen en vloeistoffen. Voor giftige gassen zijn de berekende risico's met de nieuwe voorbeeldstoffen lager. Voor twee stofcategorieën van giftige vloeistoffen zijn de berekende risico's lager en voor twee andere categorieën hoger. Bij de vloeistoffen met een hoger risico gaat het om klein aantal stoffen die in kleine hoeveelheden worden vervoerd. Hierdoor neemt het totale berekende risico van alle stoffen samen naar verwachting niet toe. Dit onderzoek is gebaseerd op het totaal aan stoffen dat in Nederland wordt vervoerd. Om de gevolgen voor de berekende risico's voor afzonderlijke trajecten te bepalen is gedetailleerder onderzoek nodig. Het onderzoek is uitgevoerd op verzoek van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW). Het RIVM analyseerde voor dit onderzoek recente transportaantallen van giftige stoffen, gegevens over de giftige effecten en voerde risicoberekeningen uit.
- Published
- 2020
8. Actualisatie giftige voorbeeldstoffen transport gevaarlijke stoffen
- Author
-
van de Ven, MF, Stam, G, van de Ven, MF, and Stam, G
- Abstract
RIVM rapport:Per 1 april 2015 is in Nederland een wet in werking getreden om gevaarlijke stoffen veilig te vervoeren. Dit zogeheten Basisnet is bedoeld om een evenwicht te creëren tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke ontwikkelingen en veiligheid voor de omgeving. De veiligheid van het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt berekend en in risico's uitgedrukt. Hiervoor zijn de stoffen in enkele categorieën samengevoegd en wordt per categorie één voorbeeldstof gebruikt voor de risicoanalyse. De huidige voorbeeldstoffen zijn in de jaren negentig van de vorige eeuw bepaald. Uit onderzoek van het RIVM blijkt dat de giftige voorbeeldstoffen nu niet meer representatief zijn. Ze worden niet of zelden vervoerd, of er zijn nieuwe inzichten over de giftigheid ervan. Ze zijn daarom ook moeilijk te verantwoorden aan de omgeving wanneer de werkwijze wordt uitgelegd. Het RIVM heeft verschillende mogelijkheden voor actualisatie uitgewerkt en beveelt nieuwe voorbeeldstoffen aan. Daarbij is rekening gehouden met nieuwe inzichten over de giftigheid van stoffen en hoeveel ze vervoerd worden. Bij de berekening van de risico's wordt een onderscheid gemaakt tussen gassen en vloeistoffen. Voor giftige gassen zijn de berekende risico's met de nieuwe voorbeeldstoffen lager. Voor twee stofcategorieën van giftige vloeistoffen zijn de berekende risico's lager en voor twee andere categorieën hoger. Bij de vloeistoffen met een hoger risico gaat het om klein aantal stoffen die in kleine hoeveelheden worden vervoerd. Hierdoor neemt het totale berekende risico van alle stoffen samen naar verwachting niet toe. Dit onderzoek is gebaseerd op het totaal aan stoffen dat in Nederland wordt vervoerd. Om de gevolgen voor de berekende risico's voor afzonderlijke trajecten te bepalen is gedetailleerder onderzoek nodig. Het onderzoek is uitgevoerd op verzoek van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW). Het RIVM analyseerde voor dit onderzoek recente transportaantallen van giftige stoffen, ge, A scheme for the safe transport of hazardous substances went into force in the Netherlands on 1 April 2015. The purpose of this Basic network, as it has been dubbed, is to create a balance between the transport of hazardous substances, spatial developments and safety for the surrounding areas. It entails a calculation of how safe the transport of hazardous substances is and expresses this in terms of risks. To this end, the substances are grouped in categories and a single example substance from each category is used for the risk analysis. This method is used because it is too time consuming to carry out a separate risk analysis for each individual substance for each transport route. The example substances were established in the 1990s. Research carried out by RIVM shows that the example substances used are no longer typical of the substances being transported. The example substances are either seldom transported, if at all, or there are new insights into their toxicity. They are therefore difficult to justify to those involved when the method is explained. RIVM developed several options for actualization and is recommending new example substances. Insights into toxic effects of substances and the amount of transportation is taken into consideration. A distinction is made between gases and liquids when calculating the risks. The risks calculated for toxic gases on the basis of the new example substances are lower than the initial ones. The risks calculated for two categories of toxic liquids are lower than the initial ones, and for two other categories, higher. The latter two categories concern a small number of substances that are transported in small quantities. The joint overall risk of all the substances is therefore not expected to increase. This study was based on all the substances transported in the Netherlands and was commissioned by the Ministry of Infrastructure and Water Management. Recent transport figures, data on the toxic effects and risk calculation
- Published
- 2019
9. Vijftien jaar incidentanalyse : Oorzaken, gevolgen en andere kenmerken van incidenten met gevaarlijke stoffen in de periode 2004-2018
- Author
-
Kooi, ES, Manuel, HJ, Mud, M, Kooi, ES, Manuel, HJ, and Mud, M
- Abstract
RIVM rapport:Het RIVM heeft 326 incidenten met gevaarlijke stoffen geanalyseerd die tussen 2004 en 2018 plaatsvonden bij grote chemische bedrijven. Bij deze incidenten was de veiligheid van werknemers in het geding. In totaal vielen er 215 slachtoffers, onder wie vijf doden. De aard, omvang en oorzaken van de incidenten zijn in de onderzochte periode gelijk gebleven. Het jaarlijkse aantal incidenten met relatief ernstige gevolgen is in de periode ook niet wezenlijk veranderd. Bij 90 procent van de incidenten kwamen gevaarlijke stoffen vrij. Bij 28 procent ontstond een brand of explosie. Drie keer (1 procent) gingen werknemers een installatie met gevaarlijke stoffen binnen. Incidenten ontstonden vooral tijdens de normale werkzaamheden (60 procent) of tijdens het onderhoud (20 procent). Slachtoffers ademden giftige of schadelijke stoffen in of kregen brandwonden door chemische reacties of hitte. Bij de incidenten tijdens het onderhoud vielen verhoudingsgewijs meer slachtoffers. Chemische bedrijven zijn ervoor verantwoordelijk dat installaties op orde zijn en de productieprocessen en -werkzaamheden veilig worden uitgevoerd. De incidenten ontstonden doordat in de reguliere procesvoering dingen mis gingen. De afwijkingen die daar het gevolg van waren, zijn niet op tijd opgemerkt. De veiligheid kan onder meer worden verbeterd door geschikte maatregelen in te voeren om deze afwijkingen op tijd in beeld te krijgen en te herstellen. Dit verkleint onder andere de kans dat incidenten ontstaan door ongewenste menselijke handelingen of door materiaalverzwakking. Voor deze analyse zijn incidentonderzoeken van de Inspectie SZW gebruikt. In opdracht van het ministerie van SZW gaat het RIVM na wat de overeenkomsten en verschillen tussen de onderzochte incidenten zijn. Inspectiediensten kunnen de analyse gebruiken voor hun inspectie- en handhavingsstrategieën. Bedrijven kunnen de inzichten gebruiken om de veiligheid te verbeteren., RIVM has analysed 326 incidents involving hazardous substances that took place at large chemical companies between 2004 and 2018. These incidents posed a threat to the safety of workers. A total of 215 persons were injured, including five fatalities. The nature, scale, and causes of the incidents remained the same during the period analysed. The number of incidents per year with relatively serious consequences also did not change significantly during the same period. Hazardous substances were released in 90% of the incidents. A fire or explosion occurred in 28%. In three incidents (1%), workers entered an installation containing hazardous substances. Most of the incidents took place during normal work activities (60%) or during maintenance (20%). Victims inhaled toxic or hazardous substances or suffered burn wounds caused by chemical reactions or heat. The incidents that took place during maintenance resulted in a relatively larger number of victims. Chemical companies are responsible for ensuring that their installations are in order and that their production processes and activities are carried out safely. The incidents took place because things went wrong during the regular operational processes. The resulting deviations were not noticed in time. One of the ways to improve safety is to implement suitable measures to timely identify and correct these deviations. This would, for example, reduce the risk of incidents occurring as a result of unwanted human actions or material degradation. Incident investigations carried out by the SZW (Ministry of Social Affairs and Employment) Inspectorate were used for the analysis at hand. RIVM is commissioned by the Ministry of Social Affairs and Employment to analyse the similarities and differences between the investigated incidents. Inspection services can use this analysis for their inspection and enforcement strategies. Companies can use the insights to improve safety.
- Published
- 2019
10. Wegwijzer gevaarlijke stoffen
- Subjects
Gevaarlijke stoffen ,Beroepsziekte ,Wegwijzer ,Werknemers - Abstract
Wat is de wegwijzer gevaarlijke stoffen. 1 op de 6 werknemers loopt het risico om ziek te worden doordat zij werken met gevaarlijke stoffen. Jaarlijks sterven naar schatting 4.100 mensen door beroepsziekten, waarvan bijna 3.000 mensen door het werken met gevaarlijke stoffen. Om werknemers gezond en duur zaam aan het werk te houden, is het van belang om de juiste maatregelen te nemen. Door het werken volgens een veilige werkwijze wordt het werk veiliger en blijven medewerkers gezond en inzetbaar. Deze wegwijzer is een hulpmiddel om op een gestructureerde wijze maatregelen te treffen om gezond en veilig te werken met gevaarlijke stoffen.
- Published
- 2019
11. De invloed van veroudering van installaties ('ageing') op de oorzaak van ongevallen met gevaarlijke stoffen
- Subjects
Storybuilder ,RIVM rapport 2017-0131 ,industry ,SEVESO ,veroudering ,industrie ,MHC-incidents ,MHC-incidenten ,ageing ,ongevallen ,gevaarlijke stoffen ,hazardous substances ,outdated installations ,Brzo - Abstract
Er zijn verschillende oorzaken voor incidenten met gevaarlijke stoffen bij bedrijven die met grote hoeveelheden van deze stoffen werken. In Nederland is bij ongeveer 30% van de ongevallen bij dit type bedrijf veroudering van de installaties (mede)oorzaak van de incidenten. Dit concludeert het RIVM op basis van een analyse van incidentenrapportages van incidenten bij Brzo-bedrijven (Brzo; het Besluit risico's zware ongevallen). Aanleiding voor dit onderzoek is de Europese richtlijn Seveso-III, die bedrijven verplicht om aandacht te besteden aan veroudering van hun installaties. De richtlijn is in Nederland via het Brzo van 2015 ingevoerd. Deze regelgeving bevat geen definitie van veroudering. De Europese Unie hanteert een brede definitie van veroudering, die het RIVM voor dit onderzoek heeft gebruikt. Behalve door slijtage van materiaal kunnen incidenten bij dit type bedrijven ook zijn veroorzaakt door veroudering van de procedures, de organisatie en de kennis om veilig met de installatie te werken. Er is nog niet veel onderzoek gedaan naar veroudering. De geconstateerde 30% komt overeen met het percentage dat Engels onderzoek uit 2008 heeft aangetoond.
- Published
- 2018
12. De invloed van veroudering van installaties ('ageing') op de oorzaak van ongevallen met gevaarlijke stoffen
- Author
-
Geus ECJ, Kieskamp KK, ABI, and VLH
- Subjects
Storybuilder ,RIVM rapport 2017-0131 ,industry ,SEVESO ,veroudering ,industrie ,MHC-incidents ,MHC-incidenten ,ageing ,ongevallen ,gevaarlijke stoffen ,hazardous substances ,outdated installations ,Brzo - Abstract
Er zijn verschillende oorzaken voor incidenten met gevaarlijke stoffen bij bedrijven die met grote hoeveelheden van deze stoffen werken. In Nederland is bij ongeveer 30% van de ongevallen bij dit type bedrijf veroudering van de installaties (mede)oorzaak van de incidenten. Dit concludeert het RIVM op basis van een analyse van incidentenrapportages van incidenten bij Brzo-bedrijven (Brzo; het Besluit risico's zware ongevallen). Aanleiding voor dit onderzoek is de Europese richtlijn Seveso-III, die bedrijven verplicht om aandacht te besteden aan veroudering van hun installaties. De richtlijn is in Nederland via het Brzo van 2015 ingevoerd. Deze regelgeving bevat geen definitie van veroudering. De Europese Unie hanteert een brede definitie van veroudering, die het RIVM voor dit onderzoek heeft gebruikt. Behalve door slijtage van materiaal kunnen incidenten bij dit type bedrijven ook zijn veroorzaakt door veroudering van de procedures, de organisatie en de kennis om veilig met de installatie te werken. Er is nog niet veel onderzoek gedaan naar veroudering. De geconstateerde 30% komt overeen met het percentage dat Engels onderzoek uit 2008 heeft aangetoond.
- Published
- 2018
13. Het gebruik van biomonitoring en sensoring binnen de arbeidsomstandigheden - praktische en ethische overwegingen
- Author
-
Krom A, ter Burg W, van de Weijgert GPL, Palmen NGM, NAT, and VSP
- Subjects
wettelijke grenswaarden ,RIVM rapport 2018-0096 ,occupational health (policy) ,verantwoordelijkheid ,blootstelling ,zorgvuldigheid ,sensors ,arbeidsomstandigheden ,ethics ,substances ,sensor ,biomonitoring ,voor- en nadelen ,gevaarlijke stoffen ,responsibility ,sensoring ,ethiek ,wenselijkheid ,worker - Abstract
To ensure the safety of workers the exposure to chemical substances should be as low as reasonably possible. There are several ways to measure the exposure. Two promising techniques that could complement current measuring techniques are biomonitoring, to assess internal exposure, and sensoring, to assess external exposure. Information acquired through these methods can be used for worker health protection. Careful application of these techniques is important. This also includes considerations on dealing with private information under privacy law and whether workers should be able to decide for themselves to join measurement campaigns. The balance between pros and cons should be beneficial for the worker. To create a positive balance, it is crucial that the measurement data are indeed used to protect the worker. This is based on the RIVM research that lists the pros and cons of these techniques with respect to both practical and ethical aspects. The information gathered serves as background information to support discussions within the Social and Economic Council of the Netherlands (SER) about the question whether or not to apply these techniques more prominently in the Netherlands. The report describes how effective biomonitoring and sensoring are (and to what aim), and the extent to which exposure measurements can be intrusive, for instance concerning bodily integrity. In addition, the report addresses the rights, duties and responsibilities of key-actors, such as employers, employees, and health and safety workers (physicians and occupational hygienists). They have a shared responsibility to determine if the exposure measurements and exposure reduction measures are proportional to the goals at hand. Biomonitoring is used to determine substances in bodily fluids, such as blood or urine, as a measure for exposure. On a small scale it is used in the Netherlands and more often across Europe and in the United States of America. Biomonitoring is very useful for those substances that are difficult to measure in the air or if dermal exposure is the main route of exposure. A disadvantage is that bodily fluids are required. Furthermore, the number of substances for which measurement protocols and biological limit values exist is limited. Sensoring is used to measure substances using small electronic devices (sensors). The advantages are that the devices provide real-time results and are easy and light weight to wear. A disadvantage is that the measurements are difficult to relate to specific activities of the worker. Also, they are not yet suitable to test exposure to limit values.
- Published
- 2018
14. Het gebruik van biomonitoring en sensoring binnen de arbeidsomstandigheden - praktische en ethische overwegingen
- Subjects
wettelijke grenswaarden ,RIVM rapport 2018-0096 ,occupational health (policy) ,verantwoordelijkheid ,blootstelling ,zorgvuldigheid ,sensors ,arbeidsomstandigheden ,ethics ,substances ,sensor ,biomonitoring ,voor- en nadelen ,gevaarlijke stoffen ,responsibility ,sensoring ,ethiek ,wenselijkheid ,worker - Abstract
To ensure the safety of workers the exposure to chemical substances should be as low as reasonably possible. There are several ways to measure the exposure. Two promising techniques that could complement current measuring techniques are biomonitoring, to assess internal exposure, and sensoring, to assess external exposure. Information acquired through these methods can be used for worker health protection. Careful application of these techniques is important. This also includes considerations on dealing with private information under privacy law and whether workers should be able to decide for themselves to join measurement campaigns. The balance between pros and cons should be beneficial for the worker. To create a positive balance, it is crucial that the measurement data are indeed used to protect the worker. This is based on the RIVM research that lists the pros and cons of these techniques with respect to both practical and ethical aspects. The information gathered serves as background information to support discussions within the Social and Economic Council of the Netherlands (SER) about the question whether or not to apply these techniques more prominently in the Netherlands. The report describes how effective biomonitoring and sensoring are (and to what aim), and the extent to which exposure measurements can be intrusive, for instance concerning bodily integrity. In addition, the report addresses the rights, duties and responsibilities of key-actors, such as employers, employees, and health and safety workers (physicians and occupational hygienists). They have a shared responsibility to determine if the exposure measurements and exposure reduction measures are proportional to the goals at hand. Biomonitoring is used to determine substances in bodily fluids, such as blood or urine, as a measure for exposure. On a small scale it is used in the Netherlands and more often across Europe and in the United States of America. Biomonitoring is very useful for those substances that are difficult to measure in the air or if dermal exposure is the main route of exposure. A disadvantage is that bodily fluids are required. Furthermore, the number of substances for which measurement protocols and biological limit values exist is limited. Sensoring is used to measure substances using small electronic devices (sensors). The advantages are that the devices provide real-time results and are easy and light weight to wear. A disadvantage is that the measurements are difficult to relate to specific activities of the worker. Also, they are not yet suitable to test exposure to limit values.
- Published
- 2018
15. De invloed van veroudering van installaties ('ageing') op de oorzaak van ongevallen met gevaarlijke stoffen
- Author
-
ABI, VLH, Geus ECJ, Kieskamp KK, ABI, VLH, Geus ECJ, and Kieskamp KK
- Abstract
RIVM rapport:Er zijn verschillende oorzaken voor incidenten met gevaarlijke stoffen bij bedrijven die met grote hoeveelheden van deze stoffen werken. In Nederland is bij ongeveer 30% van de ongevallen bij dit type bedrijf veroudering van de installaties (mede)oorzaak van de incidenten. Dit concludeert het RIVM op basis van een analyse van incidentenrapportages van incidenten bij Brzo-bedrijven (Brzo; het Besluit risico's zware ongevallen). Aanleiding voor dit onderzoek is de Europese richtlijn Seveso-III, die bedrijven verplicht om aandacht te besteden aan veroudering van hun installaties. De richtlijn is in Nederland via het Brzo van 2015 ingevoerd. Deze regelgeving bevat geen definitie van veroudering. De Europese Unie hanteert een brede definitie van veroudering, die het RIVM voor dit onderzoek heeft gebruikt. Behalve door slijtage van materiaal kunnen incidenten bij dit type bedrijven ook zijn veroorzaakt door veroudering van de procedures, de organisatie en de kennis om veilig met de installatie te werken. Er is nog niet veel onderzoek gedaan naar veroudering. De geconstateerde 30% komt overeen met het percentage dat Engels onderzoek uit 2008 heeft aangetoond., Various factors can cause incidents with hazardous substances at companies that work with large quantities of these substances. In the Netherlands, ageing of installations is a (partial) cause of approximately 30% of the incidents at such companies. The above conclusion was drawn by RIVM based on an analysis of incident reports of companies to which the Major Accidents (Risks) Decree (Brzo) applies. The above study was carried out in compliance with to the European Seveso-III directive, which requires companies to focus attention on the ageing of their installations. This directive was introduced in the Netherlands via the Brzo of 2015 and does not contain a definition of ageing. The European Union proposes a broad definition of ageing, which was used by RIVM for this study. In addition to wear and tear of materials as a cause, incidents at this type of company can also be caused by ageing of procedures, the organisation, and knowledge needed to work safely with the installation. Up to date, limited research has been conducted on the topic of ageing. Compared to one of the existing ageing studies, a study carried out in the United Kingdom in 2008, the percentage of ageing related incidents is similar.
- Published
- 2018
16. Het gebruik van biomonitoring en sensoring binnen de arbeidsomstandigheden - praktische en ethische overwegingen
- Author
-
NAT, VSP, Krom A, ter Burg W, van de Weijgert GPL, Palmen NGM, NAT, VSP, Krom A, ter Burg W, van de Weijgert GPL, and Palmen NGM
- Abstract
RIVM rapport:To ensure the safety of workers the exposure to chemical substances should be as low as reasonably possible. There are several ways to measure the exposure. Two promising techniques that could complement current measuring techniques are biomonitoring, to assess internal exposure, and sensoring, to assess external exposure. Information acquired through these methods can be used for worker health protection. Careful application of these techniques is important. This also includes considerations on dealing with private information under privacy law and whether workers should be able to decide for themselves to join measurement campaigns. The balance between pros and cons should be beneficial for the worker. To create a positive balance, it is crucial that the measurement data are indeed used to protect the worker. This is based on the RIVM research that lists the pros and cons of these techniques with respect to both practical and ethical aspects. The information gathered serves as background information to support discussions within the Social and Economic Council of the Netherlands (SER) about the question whether or not to apply these techniques more prominently in the Netherlands. The report describes how effective biomonitoring and sensoring are (and to what aim), and the extent to which exposure measurements can be intrusive, for instance concerning bodily integrity. In addition, the report addresses the rights, duties and responsibilities of key-actors, such as employers, employees, and health and safety workers (physicians and occupational hygienists). They have a shared responsibility to determine if the exposure measurements and exposure reduction measures are proportional to the goals at hand. Biomonitoring is used to determine substances in bodily fluids, such as blood or urine, as a measure for exposure. On a small scale it is used in the Netherlands and more often across Europe and in the United States of America. Biomonitoring is very useful for those su
- Published
- 2018
17. Risk inventory of groups of hazardous substances : Summary
- Subjects
risico-inventarisatie ,risk inventory ,RIVM letter report 2014-0159 ,gevaarlijke stoffen ,hazardous substances - Abstract
Het RIVM heeft van een breed scala aan stofgroepen geïnventariseerd welke daarvan de grootste risico's vormen voor milieu, consumenten en werknemers. De risico-inventarisatie is bedoeld om de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) te helpen om prioriteiten te stellen bij het toezicht op het gebied van gevaarlijke stoffen. In de inventarisatie staat beschreven op welke manier de stoffen voor de 55 stofgroepen zijn geselecteerd, welke criteria zijn gebruikt om de risico's te beoordelen, en welke beslisregels zijn gebruikt om te komen tot een rangorde van de stofgroepen. Eerst zijn voor de risico-inventarisatie per stofgroep 4 tot 8 stoffen geselecteerd die de stofgroep representeren. Vervolgens zijn de stoffen beoordeeld op hun gevaarseigenschappen, zoals de mate waarin ze brandgevaarlijk, explosief of giftig zijn, en de kans dat mensen of het milieu eraan blootstaan. Ten slotte zijn de stofgroepen, afhankelijk van het beschermingsdoel (milieu, werknemer of consument), door middel van beslisregels ingedeeld in verschillende risicoklassen. Als andere risicocriteria of beslisregels worden gebruikt, kan dat tot andere uitkomsten leiden. De risico-inventarisatie is gemaakt in samenwerking met TNO-Triskelion, in opdracht van de ILT. Als vervolgstap op deze inventarisatie is voor een aantal stofgroepen die hoog scoren onderzocht welke branches de desbetreffende stofgroep produceren, importeren, distribueren en/of verwerken in chemische producten of voorwerpen. Dit rapport is in het Nederlands verschenen met nummer 2014-0124
- Published
- 2017
18. Update of risk assessment models for the indirect human exposure
- Subjects
risicobeoordeling ,assessment ,blootstelling ,blootstellingsmodellen ,soil ,modelling ,bodem ,exposure ,gevaarlijke stoffen ,modellenonderzoek ,risico's ,hazardous substances ,exposure models ,toetsing ,risks - Abstract
Dit rapport beschrijft de evaluatie van indirecte humane blootstellingsmodellen, die worden gebruikt in de risicobeoordelingsinstrumenten EUSES en CSOIL. De validiteit van deze modellen is vaak onduidelijk en daarom worden alternatieve methoden voorgesteld. Het huidige gewasmodel blijkt geschikt te zijn om de route van lucht en bodem naar de plant te beschrijven. Het model kan nog wel worden verbeterd wanneer bijvoorbeeld het deeltjesgebonden transport vanuit de lucht naar het blad wordt toegevoegd. De twee vergelijkingen, die de bioconcentratie in vis beschrijven, schijnen voldoende valide te zijn. De meetgegevens zijn echter onzeker en voor hydrofobe stoffen worden ernstige afwijkingen berekend. Bij gebruik van het model dat de concentratie in vlees en melk schat moet rekening worden gehouden met grote onzekerheden, wat vooral van belang is voor hydrofobe stoffen. De methode om de zuiveringsfactoren te schatten voor het gebruik van drinkwater is behoorlijk slecht en schetsmatig. Er moeten meer Europese gegevens beschikbaar komen om de huidige benadering te actualiseren en te valideren. Het model voor de humane bodeminname zou ook de inname van huisstof moeten meenemen, omdat een gedeelte van huisstof afkomstig is uit de bodem. Naast de al genoemde verbeteringen, wordt verder nog nader onderzoek voorgesteld voor de verschillende blootstellingsroutes.
- Published
- 2017
19. Plastics that contain hazardous substances: recycle or incinerate?
- Author
-
Janssen MPM, Spijker J, Lijzen JPA, Wesselink LG, MSP, and M&V
- Subjects
RIVM report 2016-0025 ,HBCDD ,DEHP ,cadmium ,phasing-out ,afval ,uitfasering ,recycling ,PVC ,gevaarlijke stoffen ,waste ,hazardous substances ,zeer zorgwekkende stoffen ,EPS ,SVHC - Abstract
Alleen digitaal verschenen
- Published
- 2017
20. DUTCH PRIORITY SETTING SYSTEM FOR EXISTING CHEMICALS: a systematic procedure for ranking chemicals according to increasing estimated hazards. To be incorporated into the UNIFORM SYSTEM FOR THE EVALUATION OF SUBSTANCES (USES)
- Subjects
dose effect relation ,concentration ,risk analysis ,produktie ,concentratie ,analyse ,chemicals ,men ,ranking system ,dosis effectrelatie ,oppervlaktewater ,chemicalien ,emission ,hazardous substances ,kwaliteit ,evaluatie ,uses ,risico ,evaluation ,mens ,92-4 ,risk assessment ,surface water ,classificatie ,emissie ,classification ,quality ,gevaarlijke stoffen ,production ,ecosystems ,ecosysteem ,prisec - Abstract
This report describes the Dutch PRiority Setting system for Existing Chemicals (PRISEC). PRISEC is designed to be incorporated into the Uniform System for Evaluation of Substances together with the Dutch Risk Assessment System for New Chemicals and the Dutch Risk Assessment System for Pesticides. The Uniform System for the Evaluation of Substances is developed in order to comply with action point 41 of the Dutch National Environmental Policy Plan. PRISEC will be used as decision support system by institutes involved in assessment procedures for chemicals and by ministeries. Furthermore it will be available to industry. The procedure proposed in this document has been desgined to link up with the proposed Council Regulation on the evaluation and control of the environmental risks of existing substances. In PRISEC existing chemicals are ranked according to the probability that, upon in-depth hazard assessment, they may turn out hazardous. The ranking is based on the quotient of predicted dose/no-effect dose or predicted environmental concentration (PEC)/no-effect concentration (NEC), estimated for each of the chemicals. These quotients are derived for adverse effects on the targets: ecosystems and man. The main components of PRISEC are: data input handling, exposure assessment, effects assessment, hazard assessment, and ranking. PRISEC has been tested on functionality using data on 34 example chemicals.
- Published
- 2017
21. A human exposure model to calculate harmonized risk limits - model description and analysis
- Subjects
concentration ,assessment ,chemicals ,blootstelling ,ecosystemen ,environmentally hazardous substances ,modelling ,chemicalien ,chemische stoffen ,mensen ,modellenonderzoek ,hazardous substances ,humans ,model ,mens ,normstelling ,milieugevaarlijke stoffen ,normen ,exposure ,gevaarlijke stoffen ,risico's ,standards ,quality objectives ,ecosystems ,toetsing ,risks ,concentratie - Abstract
Het humane blootstellingsmodel zoals opgenomen in het Europese risicoschattingmodel EUSES mist een aantal blootstellingroutes via de bodem die wel zijn opgenomen in het Nederlandse blootstellingsmodel CSOIL. Dit rapport beschrijft hoe de twee modellen gecombineerd zijn tot een nieuw model.Dit blootstellingsmodel is 'Humanex' genoemd. Het heeft tot doel om concentraties in het milieu te berekenen die de mens beschermen tegen nadelige effecten van chemische stoffen die zich kunnen verspreiden in het milieu. Deze zogenaamde milieurisicogrenzen zijn gebaseerd op gelijktijdige blootstelling van de mens via water, bodem, lucht en het dieet. Het model werd geanalyseerd aan de hand van proefberekeningen met 17 stoffen. De stofeigenschappen bepalen welke van deze routes het meest bijdragen aan de totale blootstelling. De modelanalyse liet tevens zien welke modelonderdelen nog verder kunnen worden verbeterd.
- Published
- 2017
22. Risico-inventarisatie gevaarlijke stofgroepen : Samenvatting
- Subjects
risico-inventarisatie ,risk inventory ,gevaarlijke stoffen ,hazardous substances ,RIVM briefrapport 2014-0124 - Abstract
Alleen digitaal beschikbaar
- Published
- 2017
23. Bepaling ad-hoc humane risicogrenzen voor sediment en oppervlaktewater i.v.m. 'calamiteit Vredestein' te Enschede
- Subjects
extinguishing water ,ad hoc humane risicogrenzen ,grenswaarde ,accidents ,surface water ,blootstelling ,bluswater ,oppervlaktewater ,vredestein ,sediment ,exposure ,ongevallen ,brand ,gevaarlijke stoffen ,risico's ,hazardous substances ,limits ,risks ,fire - Abstract
Bij een brand bij de bandenfabriek Vredestein te Enschede op 22 augustus 2003, zijn met het bluswater verschillende verbindingen in het milieu terechtgekomen. Het RIZA heeft een lijst met 23 verbindingen geleverd die in het oppervlaktewater zijn aangetroffen, met de vraag om de humane risico's van deze verbindingen in te schatten. Meer specifiek hield dit in: -het afleiden van ad hoc waarden MTR-humaan. -Het afleiden van risicogrenzen voor sediment voor het standaardscenario viswater. -Het afleiden van risicogrenzen voor water ten behoeve van drinkwatergebruik.-Het schatten van de concentratie in vis. Aangezien de risicogrenzen op korte termijn gewenst zijn is een quick scan uitgevoerd van de beschikbare toxicologische literatuur over deze verbindingen. De aangetroffen data zijn onderworpen aan een summiere beoordeling en waar mogelijk zijn er provisionele MTR (Maximaal Toelaatbaar Risico) voor humane blootstelling afgeleid. Voor 12 verbindingen waren de toxicologische gegevens zelfs niet toereikend om een provisioneel MTR vast te stellen. Voor de overige 11 verbindingen is voor de benodigde fysisch-chemische gegevens eveneens een quick scan uitgevoerd. Op basis van de provisionele MTR's en de fysisch-chemische gegevens zijn vervolgens blootstellingsscenario's doorgerekend om humane risicogrenzen af te leiden. Hierbij is gebruik gemaakt van het blootstellingsmodel SEDISOIL. De resulterende risicogrenzen worden door het RIZA gebruikt ter beoordeling van de situatie bij Vredestein te Enschede.De berekende risicogrenzen zijn niet formeel vastgesteld, zoals voor interventiewaarden het geval is, en hebben derhalve geen wettelijke status. Ze moeten worden beschouwd als zogenaamde ad hoc risicogrenzen, en zijn derhalve alleen toepasbaar voor de beoordeling van het geval Vredestein-Enschede. Volgens de Wet bodembescherming dient bij overschrijding van (ad hoc) risicogrenzen een actuele (locatie-specifieke) risicobeoordeling te volgen middels een Nader Onderzoek (NO). Gezien de relatief beperkte betrouwbaarheid van de afgeleide risicogrenzen moet worden overwogen dit ook te doen indien de gevonden concentraties de ad hoc risicogrenswaarden benaderen.
- Published
- 2017
24. Advies voor drempelwaarden
- Subjects
concentration ,grenswaarde ,chloride ,cadmium ,drempelwaarden ,kaderrichtlijn water ,nikkel ,nitrogen ,nickel ,grondwaterrichtlijn ,achtergrondniveaus ,groundwater ,water framework directive ,threshold values ,WATER ,hazardous substances ,groundwater directive ,phosphate ,lead ,lood ,drinking water ,arsenic ,arseen ,fosfaat ,background levels ,stikstof ,grondwater ,gevaarlijke stoffen ,drinkwater ,boor ,limits ,boron ,concentratie - Abstract
Dit rapport bevat een advies aan het ministerie van VROM over de selectie van stoffen in grondwater waarvoor drempelwaarden moeten worden afgeleid. Daarnaast bevat het adviezen over een procedure voor die afleiding en over de hoogte van drempelwaarden. Drempelwaarden zijn kwaliteitsnormen die beogen de mens en ecosystemen te beschermen. De Europese Grondwaterrichtlijn schrijft voor dat lidstaten drempelwaarden voor grondwater vaststellen, uiterlijk in december 2008. Het RIVM adviseert drempelwaarden vast te stellen voor chloride, nikkel, arseen, cadmium en lood en voor de nutriknten (voedingsstoffen) stikstof en fosfaat. Deze laatste kunnen voor overbemesting van het oppervlaktewater zorgen. Voor nutrienten hangt de hoogte van de drempelwaarde af van de normen voor ecosystemen in water en op land die mede gevoed worden door grondwater. De mate van deze afhankelijkheid is belangrijke informatie voor de procedure, maar is niet voor heel Nederland bekend. Daardoor kan de uitgedachte procedure niet volledig worden uitgevoerd en is voor een behoudende benadering gekozen. Daarnaast bevat dit rapport berekeningen van wat er doorgaans in het grondwater aanwezig is (achtergrondniveaus). Drempelwaarden zijn in de gekozen procedure nooit strenger dan achtergrondniveaus. Om de informatie zo veel mogelijk per regio te kunnen specificeren, zijn de berekeningen van achtergrondniveaus en de afleiding van drempelwaarden per stof en per grondwaterlichaam uitgevoerd.
- Published
- 2017
25. Factsheets for the (eco)toxicological risk assessment strategy of the National Institute for Public Health and the Environment, Part V
- Subjects
risicobeoordeling ,qsar-modellen ,milieu ,qsar models ,assessment ,neoplasms ,hepatic tumours ,assimilatie-efficientie van voedsel ,hazardous substances ,levertumoren ,assimilation efficiency of food ,hplc-methoden ,public health ,toxicologie ,risk assessment ,health ,tumoren ,gevaarlijke stoffen ,risico's ,organic ionisable substances ,gezondheid ,hplc method ,toetsing ,environment ,risks ,mononucleaire cel leukemie ,mononuclear cell leukaemia (mncl) ,toxicology - Abstract
Dit rapport bundelt vijf factsheets waarin methodieken worden beschreven die worden gebruikt voor de risicobeoordeling van stoffen bij het Centrum voor Stoffen en Integrale Risicobeoordeling (SIR) en het Stoffen Expertise Centrum (SEC) van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Het voornaamste doel is om de inzichtelijkheid en eenduidigheid van de bij RIVM-SIR en -SEC gevolgde methodieken te vergroten. De vijf factsheets vormen de weerslag van de huidige stand van wetenschap. Ze zijn bedoeld om de discussie met andere (inter)nationale partijen op het gebied van risicobeoordeling te bevorderen. De factsheet over levertumoren in de muis beschrijft onder welke voorwaarden levertumoren in de muis als relevant voor risicobeoordeling in de mens worden beschouwd. In de factsheet over historische controle gegevens van tumorincidentie wordt aangegeven hoe het RIVM bij de evaluatie van carcinogeniteit omgaat met historische controles gegevens. In de factsheet over Mononucleaire Cel Leukemie in de F344 rat wordt de relevantie voor de mens van een toename in de incidentie van mononucleaire cel leukemie (MNCL) in F344 ratten besproken en wordt een strategie voor de gevaar- en risicobeoordeling geleverd. In de factsheet 'Energie- en vochtgehalte en assimilatie-efficientie van voedsel voor vogel- en zoogdieren' zijn twee grote datasets met gegevens over het energie- en watergehalte van verschillende voedselbronnen voor vogels en zoogdieren samengevoegd en geanalyseerd. De laatste factsheet over sorptie van dissocierende stoffen geeft een uiteenzetting van de belangrijkste principes en beperkingen van de QSAR- modellen en HPLC-methoden voor het bepalen van het adsorptiegedrag van een stof.
- Published
- 2017
26. Drempelwaarden in grondwater: voor welke stoffen?
- Subjects
concentration ,groundwater daughter directive ,grenswaarde ,criteria ,drempelwaarden ,drinking water ,kaderrichtlijn water ,substance selection ,selectie stoffen ,grondwater ,groundwater ,threshold values ,water framework directive ,gevaarlijke stoffen ,drinkwater ,WATER ,hazardous substances ,limits ,dochterrichtlijn grondwater ,concentratie - Abstract
Drempelwaarden voor grondwater zijn verplicht door de (Europese) Kaderrichtlijn Water. Er komen geen Europese voorschriften voor de stoffen waarvoor drempelwaarden moeten worden vastgesteld, noch voor de hoogte van drempelwaarden. Dit rapport bevat adviezen welke criteria zouden moeten worden toegepast om stoffen te selecteren voor het afleiden van een drempelwaarde. Het RIVM adviseert om drempelwaarden vast te stellen voor stoffen waar grondwaterafhankelijke ecosystemen schade door ondervinden. Daarnaast beveelt het RIVM aan drempelwaarden vast te stellen voor stoffen die in grondwater boven de drinkwaternorm dreigen uit te komen. Ook worden voorlopige adviezen gegeven voor de stofkeuze. Voor grondwaterafhankelijke ecosystemen zijn dat stikstof, fosfaat en chloride. Voor de drinkwaterfunctie zijn dat nikkel en arseen; dit advies is echter gebaseerd op gegevens die nog moeten worden geactualiseerd. De hoogte van de drempelwaarden komt in een vervolgrapport aan bod.
- Published
- 2017
27. Plastics met gevaarlijke stoffen: recyclen of verbranden?
- Subjects
HBCDD ,DEHP ,cadmium ,afval ,uitfasering ,recycling ,PVC ,phasing out ,RIVM rapport 2015-0163 ,gevaarlijke stoffen ,waste ,hazardous substances ,zeer zorgwekkende stoffen ,EPS ,SVHC - Abstract
Alleen digitaal verschenen
- Published
- 2017
28. Achtergronddocument bij 'Cumulatie van milieurisico's voor de mens: geografische verschillen in Nederland'
- Subjects
safety ,noise ,milieu ,risk analysis ,hinder ,accidents ,health ,netherlands ,veiligheid ,effecten ,ongeval ,gis ,nederland ,radiation ,straling ,nuisance ,geografisch informatiesysteem ,gevaarlijke stoffen ,geluid ,gezondheid ,risico-analyse ,hazardous substances ,effects ,environment - Abstract
Het project 'Cumulatie van milieurisico's' is gericht op het ontwikkelen en toepassen van methoden voor het in kaart brengen van die locaties waar risico's voor de mens als gevolg van diverse typen milieuverontreinigingen samenvallen. Daartoe zijn er kaarten van Nederland vervaardigd met risico's die zijn uitgedrukt in de kans op overlijden (externe veiligheid, straling en diverse stoffen), de kans op overige gezondheidseffecten (andere stoffen) en de kans op hinder (geluid). De kaarten zijn opgenomen in rapport 610127001, 'Cumulatie van milieurisico's voor de mens: geografische verschillen in Nederland'. In dit achtergronddocument is de nodige informatie opgenomen over ondermeer de methoden die zijn gevolgd bij de keuze van in kaart te brengen bronnen en stoffen en bij het maken van de kaarten. Dit achtergronddocument gaat achtereenvolgens in op de achtergrondinformatie betreffende het berekenen van externe-veiligheidsrisico's, het berekenen van doses en risico's als gevolg van blootstelling aan straling, het berekenen van concentraties van diverse luchtverontreinigende stoffen op een schaal van 500 bij 500 m, de toxicologische gegevens van de beschouwde stoffen en het berekenen van de risico's als gevolg van blootstelling aan deze stoffen, een mogelijke methode voor het combineren van diverse typen effecten op de gezondheid van de mens, en tenslotte het berekenen van hinder als gevolg van geluid en geur. Het achtergronddocument heeft de vorm van een 'bundel' bijlagen, die elk zelfstandig kunnen worden gelezen.
- Published
- 2017
29. Vuurwerkramp Enschede: Metingen van concentraties, verspreiding en depositie van schadelijke stoffen: rapportage van het milieuonderzoek
- Subjects
meetgegevens ,accidents ,explosives ,explosies ,deposition ,explosieven ,ongevallen ,vuurwerk ,gevaarlijke stoffen ,fireworks ,hazardous substances ,explosion ,measurements ,depositie - Abstract
Op 13 mei 2000 werd Enschede getroffen door een reeks explosies bij het vuurwerk-bedrijf S.E. Fireworks, gelegen midden in een woonwijk, waardoor een groot aantal woningen en andere gebouwen werd verwoest. Als gevolg van de explosies ontstond een grote brand, waarbij meer dan tweehonderd woonhuizen en enkele tientallen bedrijfspanden vlam vatten. Naast tweeentwintig doden waren er bijna duizend gewonden die medische ondersteuning nodig hadden. Tijdens de brand en op de dagen daarna heeft de Milieu Ongevallen Dienst (MOD) van het RIVM metingen verricht van schadelijke stoffen in de lucht en in de omgeving. Ook zijn in het gebied benedenwinds van de ramplocatie monsters van veegstof en gras genomen om de verspreiding en depositie van deze stoffen te bepalen. Uit de metingen blijkt dat dichtbij de brand, in de rook, sterk verhoogde concentraties stof en zware metalen (i.h.b. lood, koper en zink) voorkwamen. Ook koolmonoxide bleek in hoge concentraties aanwezig te zijn. Ook na de brand werden deze stoffen in het rampgebied gevonden, zij het in lagere concentraties. Tevens werden daar licht verhoogde concentraties dioxinen en vluchtige organische verbindingen gemeten. Buiten het rampgebied waren de concentraties van deze stoffen niet of nauwelijks verhoogd. Door TNO is vastgesteld dat er op de door MOD bemonsterde filters geen asbestvezels voorkwamen. Op 14 mei is door SGS en TNO geconstateerd, dat zich buiten de binnenring geen relevante verspreiding van asbest had voorgedaan. In de binnenring was bij visuele inspectie wel op verschillende plaatsen asbest aangetroffen. Metingen in de lucht hebben uitgewezen dat op de dagen na de brand de concentratie aan asbestvezels in de lucht meestal onder het verwaarloosbaar risiconiveau lag. Met behulp van de meetgegevens en modelberekeningen is de potentiele blootstelling geschat van de betrokken hulpverleners en omwonenden. Na vergelijking met gezondheidskundige grenswaarden en normen werd duidelijk dat langdurige gezondheidseffecten door inademing van deze stoffen onaannemelijk waren. Kortdurende effecten, als irritatie van de luchtwegen, kunnen echter wel zijn opgetreden. Tot op 5 km benedenwinds van de voormalige vuurwerkopslagplaats zijn verhoogde concentraties zware metalen gevonden in veegstof en gras. Dit heeft echter niet tot een noemenswaardige belasting van de bodem geleid.
- Published
- 2017
30. Ecotoxicity of toxicant mixtures in soils. Recommendations for application in the Dutch regulatory context, as derived from a scientific review on approaches, models and data
- Subjects
toxiciteit ,assessment ,ecotoxicologie ,toxicity ,ecosystemen ,regelgeving ,soil ,ecotoxicology ,bodem ,mengseltoxiciteit ,regulations ,risico's ,gevaarlijke stoffen ,hazardous substances ,ecosystems ,toetsing ,risks ,mixture toxicity - Abstract
In dit rapport wordt een methode voorgesteld om de ecotoxicologische risico's van mengsels in de bodem te beoordelen voor diverse risicobeoordelingssituaties. De methode is afgeleid uit een evaluatie van recente wetenschappelijke ontwikkelingen en validatiestudies. Een expliciet onderscheid wordt gemaakt tussen de mogelijkheden om experimentele resulaten van mengseleffecten in detail te interpreteren en de extrapolatie van deze resulaten naar het veld van risicobeoordeling. De methode bestaat uit drie stappen, waarbij milieu-chemische, toxicologische en ecologische interacties apart behandeld worden. In de eerste stap wordt blootstelling behandeld. In de tweede stap wordt de "mixed-model approach" toegepast. Hierbij wordt de toxische druk van groepen van stoffen met hetzelfde werkingsmechanisme voorspeld door concentratie addititie aan te nemen voor de biologische actieve fracties binnen deze groepen, terwijl de algehele risico's over deze groepen en de overgebleven groepen (met een uniek werkingsmechanisme in het mengsel) voorspeld wordt door response addititie aan te nemen voor de biologische actieve fracties. De derde stap is het inschatten van de ecologische interacties. Voor deze laatste stap is de theoretische onderbouwing echter zwak en zijn er nauwelijks -tot geen- gegevens voorhanden. Mogelijkheden voor het toepassen van de voorgestelde methode in de risicobeoordelingspraktijk worden bediscussieerd door de voor- en nadelen op te sommen voor de diverse risicobeoordelingssituaties.
- Published
- 2017
31. Prioritization of new and emerging chemical risks for workers and follow- up actions : Prioritering en follow-up acties voor nieuwe en toenemende arborisico's van stoffen
- Author
-
Palmen NGM, Verbist KJM, NAT, and M&V
- Subjects
prioritering ,new risks ,nieuwe risico's ,emerging risks ,medewerkers ,toenemende risico's ,RIVM report 2015-0091 ,workers ,gevaarlijke stoffen ,prioritization ,dangerous substances - Abstract
Regelmatig blijkt weinig bekend te zijn over de schadelijke effecten van stoffen op de werkvloer. Dat komt onder andere doordat de risicobeoordeling van de meeste stoffen wordt gebaseerd op tests waarbij de stof wordt ingeslikt. Voor werknemers is echter het contact met een stof via de luchtwegen (inademen) of huid juist relevant. Ondanks alle wet- en regelgeving zijn er dan ook regelmatig meldingen van nieuwe en toenemende risico's die worden veroorzaakt doordat medewerkers aan stoffen blootstaan. Om te voorkomen dat mensen ziek worden door deze 'nieuwe en toenemende risico's', pleit het RIVM ervoor dergelijke risico's zo snel mogelijk op te pikken. In 2013 is hiervoor een systeem ontwikkeld en is een overzicht gemaakt van 43 'nieuwe en toenemende' stoffen die via inhalatie of contact met de huid gezondheidsklachten veroorzaken. In het onderliggende onderzoek is deze lijst aangevuld tot 49 'nieuwe en toenemende' stoffen en is aangegeven welke van deze stoffen de meeste aandacht verdienen. Om de prioritering te kunnen aanbrengen, is eerst inzicht verkregen in het mogelijke risico van de stoffen en is uitgezocht in hoeverre ze in Nederland worden gebruikt. Op basis daarvan zijn drie categorieën opgesteld. Als een stof in de eerste categorie valt, dient er direct onderzocht te worden of er een oorzakelijk verband is tussen het gezondheidseffect van een stof en de blootstelling, om zo nodig direct maatregelen te nemen. In de tweede categorie is actie noodzakelijk, maar niet meteen. In de derde categorie is minimale actie vereist. Daarnaast is geïnventariseerd in welke mate de 49 stoffen al zijn gereguleerd binnen de Europese stoffenwetgeving REACH of andere wetgeving. Op basis hiervan kan Bureau REACH in samenwerking met de ministeries (SZW, VWS en I&M) en de inspecties (Inspectie SZW, NVWA en ILT) nagaan of op de hoogst geprioriteerde stoffen inmiddels voldoende actie wordt ondernomen en of aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.
- Published
- 2017
32. Emissie en verspreiding van geur en toxische stoffen in de omgeving van de Tweede en Derde Merwedehaven te Dordrecht en de hiermee samenhangende gezondheidsaspecten
- Subjects
emission ,gevaarlijke stoffen ,gezondheid ,emissies ,hazardous substances ,health ,effects ,stank ,effecten ,industrial estates ,stench ,industrieterreinen - Abstract
Klachten en bezorgdheid van omwonenden over mogleijke effecten op de gezondheid vormen de aanleiding voor uitgebreide studie naar de emissies in een industrigebied in Dordrecht. In dit gied zijn een stortplaats voor industrieel afval, een chemische fabriek, een vuilverbrandingsinstallatie, een waterzuiveringsinstallatie en diverse andere industrien gevestigd, welke vnl. vluchtige organische verbindingen (VOCs), resten van de vuilverbranding, geuren (zoals H2S) en zware metalen uitstoten. Als een eerste stap zijn de gemeten emissiegegevens gebruikt voor berekeningen met behulp van verspreidingsmodellen; de resultaten van de verspreidingsberekeningen en van de metingen zijn en onderling en met gezondheidskundige grenswaarden en achtergrondconcentraties vergeleken. Bovendien werd een monitoringsprogramma gestart waarin tijdsgemiddelde gehalten van verschillende relevante componenten in de lucht per uur en over een langere termijn werden bepaald. De resultaten zijn in de eerste plaats gebruikt om de technische aannames in het verspreidingsmodel te onderbouwen. De belangrijkste conclusies waren 1: dat de resultaten van zowel de metingen als van de berekeningen met behulp van verspreidingsmodellen lieten zien dat blootstellingniveaus van uitgestoten contaminanten ver onder de internationale richtlijnen voor de preventie van effecten op de gezondheid op lange termijn liggen; 2) dat modelberekeningen van geurconcentraties laten zien dat geurhinder niet uitgesloten kan worden ondanks voorgaande technische maatregelen om de emissies van de stortplaats te verminderen. Het is denkbaar dat de huidige gezondheidsklachten van de blootgestelde bevolking zijn ontstaan in perioden met ernstige geurhinder in het verleden.
- Published
- 2017
33. Plastics that contain hazardous substances: recycle or incinerate?
- Subjects
RIVM report 2016-0025 ,HBCDD ,DEHP ,cadmium ,phasing-out ,afval ,uitfasering ,recycling ,PVC ,gevaarlijke stoffen ,waste ,hazardous substances ,zeer zorgwekkende stoffen ,EPS ,SVHC - Abstract
Alleen digitaal verschenen
- Published
- 2017
34. Towards a new risk-calculation method for rail transport of dangerous materials : Technical report: failure frequencies for Dutch freight wagons based on incident cases
- Subjects
rail transport ,externe veiligheid ,risk analysis ,RIVM report 620550010 ,faalfrequentie ,railway ,third-party risk ,failure frequency ,spoorvervoer ,risicoanalyse ,dangerous materials ,dangerous goods ,gevaarlijke stoffen ,hazardous substances - Abstract
In Nederland wordt een vastgestelde methode gebruikt om het risico op een ongeval door het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor te bepalen. Hiermee kan de omvang van een gebied worden bepaald waarbinnen mensen kunnen overlijden als ontvlambare en giftige stoffen door een treinongeval vrijkomen. De 'faalfrequenties', die in de huidige rekenmethodiek zijn gebaseerd op ongevallen van vóór 1995, zijn door het RIVM geactualiseerd. De actualisatie leidt tot aandachtspunten die in een nieuw te ontwikkelen rekenmethodiek moeten worden meegenomen. In het onderzoek is specifiek in kaart gebracht wat de kans is op een ongeval waarbij gevaarlijke gassen en vloeistoffen uit goederenwagens vrijkomen. Omdat er in Nederland in de beschouwde periode geen ongevallen hebben plaatsgevonden waarbij deze stoffen zijn vrijgekomen, zijn voor de herziene kansen op botsingen en ontsporingen de Nederlandse ongevalsgegevens aangevuld met Europese ongevallen. Indertijd is, wegens afwezigheid van Nederlandse ongevallen met gassen, aangenomen dat de kans dat gassen uitstromen na een botsing of ontsporing kleiner is dan bij vloeistoffen. Uit het RIVM-onderzoek blijkt echter dat de uitstroomkansen voor gassen en vloeistoffen weinig van elkaar te verschillen. Ook blijkt dat de beschikbare vervoersgegevens onvoldoende gedetailleerd zijn om rekening te houden met verschillende risicofactoren, zoals de snelheid waarmee gereden wordt of het aantal keren dat een trein een wissel passeert.
- Published
- 2017
35. Aandachtstoffen in het Nederlandse milieubeleid - Overzicht 1994
- Subjects
milieu ,mac ,risk analysis ,air ,water ,analyse ,lucht ,regelgeving ,maatregelen ,soil ,priority substances ,regulations ,environmental policy ,prioritaire stoffen ,adi ,hazardous substances ,kwaliteit ,law ,risico ,measures ,bodem ,beleid ,quality ,gevaarlijke stoffen ,aandachtstoffen - Abstract
In dit rapport wordt een overzicht gegeven van de stand van zaken met betrekking tot aandachtstoffen, dat wil zeggen, de stoffen die zijn opgenomen in de Regeling aandachtstoffen Wet milieugevaarlijke stoffen 1992 (Staatscourant 138, 21 juli 1992). De aandachtstoffen omvatten ook de stoffen die prioritair zijn in het Nederlandse milieubeleid. De belangrijkste doelstellingen van het rapport zijn de volgende: 1. het geven van een overzicht van het onderzoek dat reeds aan aandachtstoffen is verricht of wordt verricht ; 2. het sturen en prioriteren van nieuw uit te zetten onderzoek aan aandachtstoffen ; 3. het doen van aanbevelingen ten aanzien van de doorvoer van stoffen in het aandachtstoffenwerk en de afvoer van stoffen van de aandachtstoffenlijst. Voor wat betreft de tweede doelstelling is het rapport in de eerste plaats gericht op het onderzoek dat in opdracht van de Directie Stoffen, Veiligheid en Straling van het Directoraat-Generaal Milieubeheer wordt uitgezet, zoals onderzoek in het kader van de nationale lijn van het project Bestaande Stoffen, maar deze doelstelling moet zo breed mogelijk worden gezien. Het rapport geeft per aandachtstof of aandachtstoffengroep een overzicht van de belangrijkste gegevens ten aanzien van emissies, voorkomen in milieucompartimenten en voeding, de vigerende milieukwaliteitsdoelstellingen en -eisen, onderzoek (monitoring/meetprogramma's en overig onderzoek dat relevant is in het kader van het aandachtstoffenwerk) en van beleidsontwikkeling en beleidsmaatregelen. Voor wat betreft de milieukwaliteitsdoelstellingen en -eisen wordt zowel een overzicht gegeven van toxicologische advieswaarden (maximaal toelaatbare risiconiveaus en verwaarloosbare risiconiveaus) als van de beleidsmatig vastgestelde waarden (streef-, richt- en grenswaarden; interventiewaarden bodemsanering). Uitgaande van de MTR's respectievelijk VR's en zo recent mogelijke blootstellingsgegevens is een risicobeoordeling voor mens en milieu gemaakt. Op basis van de beschikbare gegevens, maar vooral vanuit het oogpunt van het mogelijke risico voor mens en milieu, is per stof een aanbeveling gedaan voor handhaving als (prioritaire) aandachtstof of voor afvoer van de stof van de aandachtstoffenlijst. Bij een aanbeveling voor handhaving wordt aangeven welke verdere activiteiten gewenst zijn, toegespitst op onderzoek dat relevant is voor de (verdere) risicobeoordeling of beleidsontwikkeling. Op basis van het concept-rapport is in oktober jl. het "Onderzoeksplan aandachtstoffen 1995" uitgebracht. Dit adviesrapport is als bijlage in het onderhavige rapport opgenomen. Een deel van de in het onderzoeksplan opgenomen concrete onderzoeksvoorstellen is op basis hiervan reeds opgenomen in de planning van het RIVM-programma voor 1995.
- Published
- 2017
36. Harmonization of Model parameters
- Subjects
parameters ,model ,milieu ,mens ,risk analysis ,analyse ,harmonisatie ,modelling ,parameter ,gevaarlijke stoffen ,hazardous substances ,humans ,environment ,risico - Abstract
For the hazard and risk assessment of substances to man and environment several methods are in use in the Netherlands. The methods were developed in the framework of various (inter)national regulations and, consequently, differences occur. It is recognized that unnecessary differences in the models need to be harmonized. The underlying study was performed to harmonize the substance independent parameters. To this end the subject was discussed in a broad group of experts. The report gives the need for harmonization, the followed procedure, the processes within the assessment systems, the parameters under discussion and the harmonized values plus motivation.
- Published
- 2017
37. Nieuwe normen Waterbodems. Normen voor verspreiden en toepassen op bodem onder oppervlaktewater
- Subjects
mspaf ,BODEM ,mengels ,dredging sludge ,baggerspecie ,bagger ,klasseindeling ,reuse ,normen ,hergebruik ,mixtures ,composition ,gevaarlijke stoffen ,standards ,WATER ,hazardous substances ,waterbodem ,samenstelling - Abstract
Alleen digitaal beschikbaar
- Published
- 2017
38. Potentieel Aangetaste Fractie (PAF) als maatlat voor toxische druk op ecosystemen
- Subjects
toxische stress ,indicatoren ,prioritaire stoffen ,ecosystemen ,toxische effecten ,indicators ,milieubeleid ,toxic effects ,environmental policy ,receptuur ,gevaarlijke stoffen ,hazardous substances ,ecosystems - Abstract
PAF is de fractie van de soorten waarvoor bij de heersende concentraties van toxische stoffen in het milieu een No Observed Effect Concentratie (NOEC) wordt overschreden. PAF wordt geinterpreteerd als een maat voor de toxische druk die stoffen uitoefenen op ecosystemen. PAF wordt berekend uit gemeten concentraties van stoffen in het milieu, met gebruikmaking van de gevoeligheidsverdelingen van soorten voor die stoffen. Er worden PAF's berekend voor enkelvoedige stoffen, en combiPAF's voor mensels van stoffen. In oppervlaktewater wordt combiPAF ook experimenteel bepaald. De PAF methodiek wordt toegepast voor het vergelijken van stoffen en locaties, aan de hand van de toxische druk die als gevolg van de stoffen heerst. Veruit de belangrijkste toepassingsmogelijkheid van PAF is berekening van toxische druk van mengsels van stoffen. PAF biedt hier een toxicologische betekenisvolle manier van aggregeren van stoffen. Toepassing van de combiPAF berekening op gemeten concentraties van zware metalen en bestrijdingsmiddelen in oppervlaktewater en bodem in Nederland toont dat in de praktijk soms voor meer dan de helft van de soorten een NOEC wordt overschreden. Aanbevolen wordt om het nog doorlopende PAF-onderzoek te concentreren op (1) kwantificeren van de relatie tussen toxische druk en in het veld waargenomen effecten, en (ii) ophelderen van het verband tussen de berekende combiPAF en de PAF meting in water. Xo kan verdere invulling plaats hebben van de graadmeter voor Milieudruk t.b.v. het Natuurplanbureau, en van een Milieu Effect Indicator toxische stoffen t.b.v. Milieubalans en Milieu-programma.
- Published
- 2017
39. Prioritization of new and emerging chemical risks for workers and follow- up actions : Prioritering en follow-up acties voor nieuwe en toenemende arborisico's van stoffen
- Subjects
prioritering ,new risks ,nieuwe risico's ,emerging risks ,medewerkers ,toenemende risico's ,RIVM report 2015-0091 ,workers ,gevaarlijke stoffen ,prioritization ,dangerous substances - Abstract
Regelmatig blijkt weinig bekend te zijn over de schadelijke effecten van stoffen op de werkvloer. Dat komt onder andere doordat de risicobeoordeling van de meeste stoffen wordt gebaseerd op tests waarbij de stof wordt ingeslikt. Voor werknemers is echter het contact met een stof via de luchtwegen (inademen) of huid juist relevant. Ondanks alle wet- en regelgeving zijn er dan ook regelmatig meldingen van nieuwe en toenemende risico's die worden veroorzaakt doordat medewerkers aan stoffen blootstaan. Om te voorkomen dat mensen ziek worden door deze 'nieuwe en toenemende risico's', pleit het RIVM ervoor dergelijke risico's zo snel mogelijk op te pikken. In 2013 is hiervoor een systeem ontwikkeld en is een overzicht gemaakt van 43 'nieuwe en toenemende' stoffen die via inhalatie of contact met de huid gezondheidsklachten veroorzaken. In het onderliggende onderzoek is deze lijst aangevuld tot 49 'nieuwe en toenemende' stoffen en is aangegeven welke van deze stoffen de meeste aandacht verdienen. Om de prioritering te kunnen aanbrengen, is eerst inzicht verkregen in het mogelijke risico van de stoffen en is uitgezocht in hoeverre ze in Nederland worden gebruikt. Op basis daarvan zijn drie categorieën opgesteld. Als een stof in de eerste categorie valt, dient er direct onderzocht te worden of er een oorzakelijk verband is tussen het gezondheidseffect van een stof en de blootstelling, om zo nodig direct maatregelen te nemen. In de tweede categorie is actie noodzakelijk, maar niet meteen. In de derde categorie is minimale actie vereist. Daarnaast is geïnventariseerd in welke mate de 49 stoffen al zijn gereguleerd binnen de Europese stoffenwetgeving REACH of andere wetgeving. Op basis hiervan kan Bureau REACH in samenwerking met de ministeries (SZW, VWS en I&M) en de inspecties (Inspectie SZW, NVWA en ILT) nagaan of op de hoogst geprioriteerde stoffen inmiddels voldoende actie wordt ondernomen en of aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.
- Published
- 2017
40. Exposure and ecological effects of toxic mixtures at field-relevant concentrations. Model validation and integration of the SSEO programme
- Subjects
risicobeoordeling ,risicobeheer ,soil pollution ,bodemverontreiniging ,diffuse pollution ,LEEFOMGEVING ,rural areas ,risk assessment ,effecten ,ecosystemen ,risk management ,diffuse sources ,TOXICOLOGIE ,risico's ,gevaarlijke stoffen ,ecosysteemeffecten ,hazardous substances ,landelijke gebieden ,effects ,diffuse bronnen ,ecosystems ,diffuse verontreiniging ,risks ,ecosystem responses - Abstract
Om de effecten te voorspellen van giftige stoffen die zich diffuus in het milieu verspreiden is het nodig om de lokale milieucondities in kaart te brengen. Dit blijkt uit een evaluatie van resultaten uit het Nederlandse Stimuleringsprogramma Systeemgericht Ecotoxicologisch Onderzoek (SSEO) die uitgevoerd is onder leiding van het RIVM.De afgelopen zes jaar zijn op drie verontreinigde locaties in Nederland de effecten onderzocht van giftige stoffen op milieu, planten en dieren. De locaties betroffen de uitwaarden van een grote rivier (de Waal), een getijdegebied (de Biesbosch) en een veenweidegebied (nabij Vinkeveen). Op deze plekken hebben zich giftige stoffen verspreid over de omgeving. Van deze diffuse verontreinigingen werden de omvang en effecten gemeten en geanalyseerd.Uit het onderzoek blijkt dat de effecten varieerden tussen niet-waarneembaar of zeer gering tot waarneembaar en groot. De grootte van de effecten hing af van de aanwezige stoffen en hun concentraties, de eigenschappen van bodem, water of sediment op de locatie, en de gevoeligheid van planten en dieren die werden blootgesteld aan de stoffen. Dit maakt duidelijk dat milieucondities voor een deel de effecten van de stoffenmengsels bepalen.De meetmethoden en modelanalyses van het SSEO-programma blijken bruikbaar voor het beheersen van lokale risico's van verontreinigingen. Voor Nederland is het heel belangrijk om deze instrumenten op grotere schaal toe te passen gezien de vele diffuus verontreinigde locaties. Saneren is op die plekken geen oplossing. Om de risico's van deze verontreinigingen te beheren adviseert het RIVM een risicotoolbox te ontwikkelen. Toepassing daarvan is nodig voor een betere op ecologie gebaseerde effectbepaling. Dit kan uiteindelijk leiden tot een koppeling tussen stoffenbeleid en gebiedsbeheer.
- Published
- 2017
41. Handreiking voor de afleiding van indicatieve milieukwaliteitsnormen
- Subjects
indicatieve milieukwaliteitsnormen ,LEEFOMGEVING ,environmental quality ,miliekwaliteit ,chemicals ,ad hoc mpc ,maximaal toelaatbaar risico ,normen ,chemicalien ,TOXICOLOGIE ,indicative environmental quality standards ,ad hoc mtr ,gevaarlijke stoffen ,risico's ,standards ,hazardous substances ,risks ,maximum permissible concentration - Abstract
Attentie: de methodiek zoals beschreven in dit rapport is aangepast en te vinden in de interim-handreiking 2009 (http://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/601782025.html)
- Published
- 2017
42. The incorporation of human toxicity criteria into Integrated Environmental Quality Standards. Discussion report supportive to the development of a harmonisation strategy
- Subjects
norm ,ins ,ecotoxicologie ,toxicologie ,health ,blootstelling ,ecotoxicology ,exposure ,gevaarlijke stoffen ,standards ,hazardous substances ,euses ,toxicology - Abstract
Het onderzoek dat in dit rapport wordt beschreven richt zich op een verdere ontwikkeling van geintegreerde milieunormen, die ontworpen zijn met het oog op de bescherming van mens en milieu. Tot nu toe werd bij de afleiding van deze normen alleen rekening gehouden met ecotoxicologische criteria. De techniek om ook humaan-toxicologische criteria bij de afleiding te betrekken is in ontwikkeling. In voorliggend rapport werd bestudeerd of de reeds beschikbare (ecotoxicologisch onderbouwde) integrale milieunormen nu reeds voldoende bescherming bieden voor de mens. Het bleek dat voor vele stoffen dat niet het geval was. Daarom is het inderdaad nodig om zowel ecotoxicologische als humaan-toxicologische gegevens bij de afleiding van deze milieunormen te betrekken. Verder bleek het eveneens noodzakelijk om meerdere blootstellingsroutes in de afleiding te betrekken. Het is een te sterke vereenvoudiging van de werkelijkheid als voor de mens slechts naar een blootstellingsroute wordt gekeken (bv. inhalatie van vluchtige verbindingen). Het computer model EUSES bleek een geschikt instrument voor het analyseren van humane multi-route blootstellingsprofielen, in het bijzonder voor organische stoffen.
- Published
- 2017
43. Kwantitatief model voor emissies van persistente contaminanten destructiebedrijven Rendac
- Subjects
cadavers ,animal waste ,modelling ,emissie ,afvalverwerking ,dierlijk afval ,kadavers ,destructie ,emission ,gevaarlijke stoffen ,modellenonderzoek ,hazardous substances ,waste processing - Abstract
Distribution by Inspectie Milieuhygiene Noord
- Published
- 2017
44. Risk assessment for populations during inhalation exposure as a result of catastrophes
- Subjects
inhalation ,assessment ,accidents ,population ,risk assessment ,blootstelling ,rampen ,emergency response support ,disasters ,risicoschatting ,inhalatoire blootstelling ,TOXICOLOGIE ,bevolking ,exposure ,ongevallen ,gevaarlijke stoffen ,risico's ,hazardous substances ,toetsing ,risks - Abstract
Er is een inventarisatie gemaakt van beschikbare RIVM-onderzoeksmiddelen om rampen waarbij gevaarlijke stoffen vrijkomen te monitoren en te bestrijden. De middelen bestaan uit meetapparatuur en rekenmodules. In de inventarisatie zijn ook onderzoeksmiddelen ondergebracht die alleen een kleine modificatie nodig hebben om ingezet te worden. Deze inventarisatie is gemaakt in het kader van het project RISPIEC (Risk Assessment for Populations during inhalation Exposure as a result of Catastrophes integrated monitoring and modelling). De doelstelling van dit project is het gereedmaken van de onderzoeksmiddelen die door het RIVM worden ingezet bij het beoordelen van de gezondheidsrisico's van rampen of calamiteiten. Binnen het RISPIEC project is ook een lijst beschikbaar van risicovolle stoffen. De selectie is gebaseerd op gezondheidseffecten en het milieurisico (stoffen die intensief gebruikt en getransporteerd worden).
- Published
- 2017
45. Plastics that contain hazardous substances: recycle or incinerate?
- Author
-
MSP, M&V, Janssen MPM, Spijker J, Lijzen JPA, Wesselink LG, MSP, M&V, Janssen MPM, Spijker J, Lijzen JPA, and Wesselink LG
- Abstract
RIVM rapport:Om de hoeveelheid beschikbare grondstoffen minder aan te spreken wordt gestimuleerd om materialen zoveel mogelijk opnieuw te gebruiken in nieuwe producten. Recycling is echter lastig bij materialen die gevaarlijke stoffen bevatten, bijvoorbeeld omdat deze stoffen kankerverwekkend, slecht afbreekbaar of giftig zijn. De neiging bestaat om materialen die dergelijke stoffen bevatten te vernietigen door verbranding. Plastics zijn daar een voorbeeld van. Het RIVM stelt voor om bij de afweging tussen verbranden of recyclen een breder milieuperspectief voor ogen te houden. Bijvoorbeeld door er rekening mee te houden dat minder energie nodig is om plastics uit een gerecycled product te maken dan nieuw plastic te vervaardigen. Tegelijkertijd moet nadrukkelijk worden gegarandeerd dat mens en milieu niet blootstaan aan gevaarlijke stoffen uit het gerecycled materiaal. Dit is de conclusie van een onderzoek naar de vraag hoe om te gaan met materialen die gevaarlijke stoffen bevatten. Het rapport schetst de huidige afvalverwerkingspraktijk, de technische achtergrond van de recycling van deze materialen en de complexe wetgeving rond recycling. De dilemma's zijn uitgewerkt in enkele casussen: de brandvertrager HBCDD (hexabroomcyclododecaan) in piepschuim en weekmakers, en cadmium en lood in plastic buizen (PVC). Aanbevolen wordt om voor oplossingen voor te recyclen materialen de wettelijke kaders voor de toelating van stoffen op elkaar af te stemmen. Zo is het raadzaam het afvalbeleid en het beleid voor gevaarlijke stoffen over elkaars werkgebied te laten meedenken en de gehele recycleketen in ogenschouw te nemen om te bepalen waar obstakels zitten., Over the last decade interest in the circular economy and therefore in recycling has increased considerably. This interest is prompted by the awareness that natural resources are not unlimited and that the extraction of new resources can cause considerable environmental damage. One of the problems of recycling is that the materials may contain substances that pose a risk to man and the environment. So the possible advantages of recycling, such as more energy-efficient and CO2-efficient production, should be weighed against the potential effects of these substances. This report focuses on a few cases where hazardous substances have been incorporated into potentially recyclable material: the flame- retardant hexabromocyclododecane (HBCDD) in Styrofoam (extruded polystyrene), and the plasticiser DEHP, cadmium and lead in polyvinyl chloride (PVC). The report outlines the technical background to the recycling of these materials, current practice and the complex legislation on recycling, and it ends with some policy recommendations.
- Published
- 2016
46. Risk inventory of groups of hazardous substances : Summary
- Author
-
ABI, M&V, Zweers PGPC, de Groot GM, Bakker J, ABI, M&V, Zweers PGPC, de Groot GM, and Bakker J
- Abstract
RIVM rapport:Het RIVM heeft van een breed scala aan stofgroepen geïnventariseerd welke daarvan de grootste risico's vormen voor milieu, consumenten en werknemers. De risico-inventarisatie is bedoeld om de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) te helpen om prioriteiten te stellen bij het toezicht op het gebied van gevaarlijke stoffen. In de inventarisatie staat beschreven op welke manier de stoffen voor de 55 stofgroepen zijn geselecteerd, welke criteria zijn gebruikt om de risico's te beoordelen, en welke beslisregels zijn gebruikt om te komen tot een rangorde van de stofgroepen. Eerst zijn voor de risico-inventarisatie per stofgroep 4 tot 8 stoffen geselecteerd die de stofgroep representeren. Vervolgens zijn de stoffen beoordeeld op hun gevaarseigenschappen, zoals de mate waarin ze brandgevaarlijk, explosief of giftig zijn, en de kans dat mensen of het milieu eraan blootstaan. Ten slotte zijn de stofgroepen, afhankelijk van het beschermingsdoel (milieu, werknemer of consument), door middel van beslisregels ingedeeld in verschillende risicoklassen. Als andere risicocriteria of beslisregels worden gebruikt, kan dat tot andere uitkomsten leiden. De risico-inventarisatie is gemaakt in samenwerking met TNO-Triskelion, in opdracht van de ILT. Als vervolgstap op deze inventarisatie is voor een aantal stofgroepen die hoog scoren onderzocht welke branches de desbetreffende stofgroep produceren, importeren, distribueren en/of verwerken in chemische producten of voorwerpen. Dit rapport is in het Nederlands verschenen met nummer 2014-0124, RIVM has inventoried a broad spectrum of groups of substances that pose the greatest risk to the environment, consumers and workers. The risk inventory is intended to help the Dutch Human Environment and Transport Inspectorate (ILT) set priorities for the supervision of hazardous substances. This inventory describes the method used for selecting substances from the 55 groups of substances, the criteria applied to assess their related risks, and the decision rules used for ranking the groups of substances. For the risk inventory, 4 to 8 substances were selected to represent each group of substances. Subsequently, these substances were assessed for their hazardous properties, such as the degree to which they are flammable, explosive or poisonous, as well as the likelihood of human or environmental exposure to them. Finally, using decision rules, the groups of substances were categorised in various risk classes, depending on the protection objective (environment, workers or consumers). Other decision rules or risk criteria may deliver different results. The risk inventory was conducted in collaboration with TNO-Triskelion, by order of the ILT. As a follow-up to the inventory, for a number of high scoring groups of substances, the economic sectors that produce, import, distribute and/or process them also were investigated.
- Published
- 2015
47. Plastics met gevaarlijke stoffen: recyclen of verbranden?
- Author
-
MSP, M&V, Janssen MPM, Spijker J, Lijzen JPA, Wesselink LG, MSP, M&V, Janssen MPM, Spijker J, Lijzen JPA, and Wesselink LG
- Abstract
RIVM rapport:Om de hoeveelheid beschikbare grondstoffen minder aan te spreken wordt gestimuleerd om materialen zoveel mogelijk opnieuw te gebruiken in nieuwe producten. Dit draagt bij aan een circulaire economie. Recycling is echter lastig bij materialen die gevaarlijke stoffen bevatten, bijvoorbeeld omdat deze stoffen kankerverwekkend, slecht afbreekbaar of giftig zijn. De neiging bestaat om materialen die dergelijke stoffen bevatten te vernietigen door verbranding. Plastics zijn daar een voorbeeld van. Het RIVM stelt voor om bij de afweging tussen verbranden of recyclen een breder milieuperspectief voor ogen te houden. Bijvoorbeeld door er rekening mee te houden dat minder energie nodig is om plastics uit een gerecycled product te maken dan nieuw plastic te vervaardigen. Tegelijkertijd moet nadrukkelijk worden gegarandeerd dat mens en milieu niet blootstaan aan gevaarlijke stoffen uit het gerecycled materiaal. Dit is de conclusie van een onderzoek naar de vraag hoe om te gaan met materialen die gevaarlijke stoffen bevatten. Het rapport schetst de huidige afvalverwerkingspraktijk, de technische achtergrond van de recycling van deze materialen en de complexe wetgeving rond recycling. De dilemma's zijn uitgewerkt in enkele casussen: de brandvertrager HBCDD (hexabroomcyclododecaan) in piepschuim en weekmakers, cadmium en lood in plastic buizen (PVC). Aanbevolen wordt om voor oplossingen voor te recyclen materialen de wettelijke kaders voor de toelating van stoffen op elkaar af te stemmen. Zo is het raadzaam het afvalbeleid en het beleid voor gevaarlijke stoffen over elkaars werkgebied te laten meedenken en de gehele recycleketen in ogenschouw te nemen om te bepalen waar obstakels zitten., During the last decade the interest in circular economy and thus for recycling has increased considerably. This interest is motivated by the awareness that natural resources are not unlimited and that the extraction of new materials can cause considerable environmental damage. One of the problems that may occur when recycling materials is that they may contain substances that are hazardous for man and the environment. Thus, the possible advantages of recycling, such as a more energy-efficient and CO2-efficient production, should be weighed against the effects such substances may deliver. This report focusses on a few cases where hazardous substances have been incorporated in potential recyclable material: the flame retardant hexabromocyclododecane (HBCDD) in Styrofoam (extruded polystyrene) and plasticiser (DEHP), cadmium and lead in polyvinyl chloride (PVC). The report outlines the technical background about recycling of these materials and the current practice, the complex legislation on recycling and ends with some policy recommendations.
- Published
- 2015
48. Towards a new risk-calculation method for rail transport of dangerous materials : Technical report: failure frequencies for Dutch freight wagons based on incident cases
- Author
-
MSO, M&V, Kok-Palma YS, Timmers PGJ, MSO, M&V, Kok-Palma YS, and Timmers PGJ
- Abstract
RIVM rapport:In Nederland wordt een vastgestelde methode gebruikt om het risico op een ongeval door het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor te bepalen. Hiermee kan de omvang van een gebied worden bepaald waarbinnen mensen kunnen overlijden als ontvlambare en giftige stoffen door een treinongeval vrijkomen. De 'faalfrequenties', die in de huidige rekenmethodiek zijn gebaseerd op ongevallen van vóór 1995, zijn door het RIVM geactualiseerd. De actualisatie leidt tot aandachtspunten die in een nieuw te ontwikkelen rekenmethodiek moeten worden meegenomen. In het onderzoek is specifiek in kaart gebracht wat de kans is op een ongeval waarbij gevaarlijke gassen en vloeistoffen uit goederenwagens vrijkomen. Omdat er in Nederland in de beschouwde periode geen ongevallen hebben plaatsgevonden waarbij deze stoffen zijn vrijgekomen, zijn voor de herziene kansen op botsingen en ontsporingen de Nederlandse ongevalsgegevens aangevuld met Europese ongevallen. Indertijd is, wegens afwezigheid van Nederlandse ongevallen met gassen, aangenomen dat de kans dat gassen uitstromen na een botsing of ontsporing kleiner is dan bij vloeistoffen. Uit het RIVM-onderzoek blijkt echter dat de uitstroomkansen voor gassen en vloeistoffen weinig van elkaar te verschillen. Ook blijkt dat de beschikbare vervoersgegevens onvoldoende gedetailleerd zijn om rekening te houden met verschillende risicofactoren, zoals de snelheid waarmee gereden wordt of het aantal keren dat een trein een wissel passeert., Dutch law stipulates that dangerous goods may only be transported by rail following a determination of the risk of fatal accidents. A standard method is applied in the Netherlands to calculate the risk of such accidents occurring. Using this method, it is possible to calculate the size of the area within which fatalities may occur if flammable or toxic substances are released as a result of a train accident. As the current risk-calculation method is based on failure frequency data dating back to the period before 1995, the Dutch National Institute for Public Health and the Environment (RIVM) has updated the relevant information. This update has resulted in a number of points for attention that must be considered in developing a new risk calculation method. In this study, RIVM has determined the risk of an accident resulting in the release of dangerous gases or liquids from freight wagons. The damage frequencies were based on collision and derailment cases in the Netherlands. Because no accidents resulting in the release of dangerous gases or liquids occurred in the Netherlands during the surveyed period, RIVM factored in accidents occurring in other European countries to calculate the outflow factors following a collision or derailment. Because in the past no accidents involving the release of gases occurred in the Netherlands, it was assumed at the time that the outflow factor for gases following a collision or derailment was smaller than the outflow factor for liquids. According to this RIVM study, however, the outflow factors for gases and liquids do not differ greatly. Additionally, the available transport data are not sufficiently detailed to take into account several risk factors, such as the train speed or the number of passages at railroad switches.
- Published
- 2015
49. Risico-inventarisatie gevaarlijke stofgroepen : Samenvatting
- Author
-
ABI, M&V, Zweers PGPC, de Groot GM, Bakker J, ABI, M&V, Zweers PGPC, de Groot GM, and Bakker J
- Abstract
RIVM rapport:Het RIVM heeft van een breed scala aan stofgroepen geïnventariseerd welke daarvan de grootste risico's vormen voor milieu, consumenten en werknemers. De risico-inventarisatie is bedoeld om de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) te helpen om prioriteiten te stellen bij het toezicht op het gebied van gevaarlijke stoffen. In de inventarisatie staat beschreven op welke manier de stoffen voor de 55 stofgroepen zijn geselecteerd, welke criteria zijn gebruikt om de risico's te beoordelen, en welke beslisregels zijn gebruikt om te komen tot een rangorde van de stofgroepen. Eerst zijn voor de risico-inventarisatie per stofgroep 4 tot 8 stoffen geselecteerd die de stofgroep representeren. Vervolgens zijn de stoffen beoordeeld op hun gevaarseigenschappen, zoals de mate waarin ze brandgevaarlijk, explosief of giftig zijn, en de kans dat mensen of het milieu eraan blootstaan. Ten slotte zijn de stofgroepen, afhankelijk van het beschermingsdoel (milieu, werknemer of consument), door middel van beslisregels ingedeeld in verschillende risicoklassen. Als andere risicocriteria of beslisregels worden gebruikt, kan dat tot andere uitkomsten leiden. De risico-inventarisatie is gemaakt in samenwerking met TNO-Triskelion, in opdracht van de ILT. Als vervolgstap op deze inventarisatie is voor een aantal stofgroepen die hoog scoren onderzocht welke branches de desbetreffende stofgroep produceren, importeren, distribueren en/of verwerken in chemische producten of voorwerpen. Dit rapport is in het Engels verschenen met nummer 2014-0159, RIVM has inventoried a broad spectrum of groups of substances that pose the greatest risk to the environment, consumers and workers. The risk inventory is intended to help the Dutch Human Environment and Transport Inspectorate (ILT) set priorities for the supervision of hazardous substances. This inventory describes the method used for selecting substances from the 55 groups of substances, the criteria applied to assess their related risks, and the decision rules used for ranking the groups of substances. For the risk inventory, 4 to 8 substances were selected to represent each group of substances. Subsequently, these substances were assessed for their hazardous properties, such as the degree to which they are flammable, explosive or poisonous, as well as the likelihood of human or environmental exposure to them. Finally, using decision rules, the groups of substances were categorised in various risk classes, depending on the protection objective (environment, workers or consumers). Other decision rules or risk criteria may deliver different results. The risk inventory was conducted in collaboration with TNO-Triskelion, by order of the ILT. As a follow-up to the inventory, for a number of high scoring groups of substances, the economic sectors that produce, import, distribute and/or process them also were investigated.
- Published
- 2015
50. Prioritization of new and emerging chemical risks for workers and follow- up actions : Prioritering en follow-up acties voor nieuwe en toenemende arborisico's van stoffen
- Author
-
NAT, M&V, Palmen NGM, Verbist KJM, NAT, M&V, Palmen NGM, and Verbist KJM
- Abstract
RIVM rapport:Regelmatig blijkt weinig bekend te zijn over de schadelijke effecten van stoffen op de werkvloer. Dat komt onder andere doordat de risicobeoordeling van de meeste stoffen wordt gebaseerd op tests waarbij de stof wordt ingeslikt. Voor werknemers is echter het contact met een stof via de luchtwegen (inademen) of huid juist relevant. Ondanks alle wet- en regelgeving zijn er dan ook regelmatig meldingen van nieuwe en toenemende risico's die worden veroorzaakt doordat medewerkers aan stoffen blootstaan. Om te voorkomen dat mensen ziek worden door deze 'nieuwe en toenemende risico's', pleit het RIVM ervoor dergelijke risico's zo snel mogelijk op te pikken. In 2013 is hiervoor een systeem ontwikkeld en is een overzicht gemaakt van 43 'nieuwe en toenemende' stoffen die via inhalatie of contact met de huid gezondheidsklachten veroorzaken. In het onderliggende onderzoek is deze lijst aangevuld tot 49 'nieuwe en toenemende' stoffen en is aangegeven welke van deze stoffen de meeste aandacht verdienen. Om de prioritering te kunnen aanbrengen, is eerst inzicht verkregen in het mogelijke risico van de stoffen en is uitgezocht in hoeverre ze in Nederland worden gebruikt. Op basis daarvan zijn drie categorieën opgesteld. Als een stof in de eerste categorie valt, dient er direct onderzocht te worden of er een oorzakelijk verband is tussen het gezondheidseffect van een stof en de blootstelling, om zo nodig direct maatregelen te nemen. In de tweede categorie is actie noodzakelijk, maar niet meteen. In de derde categorie is minimale actie vereist. Daarnaast is geïnventariseerd in welke mate de 49 stoffen al zijn gereguleerd binnen de Europese stoffenwetgeving REACH of andere wetgeving. Op basis hiervan kan Bureau REACH in samenwerking met de ministeries (SZW, VWS en I&M) en de inspecties (Inspectie SZW, NVWA en ILT) nagaan of op de hoogst geprioriteerde stoffen inmiddels voldoende actie wordt ondernomen en of aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn., It happens quite often that there is little or no knowledge of the harmful effects of substances that are used by workers. One of the reasons for this is the fact that the risk assessment is usually based on toxicological tests following oral exposure, while workers are exposed via the airways and the skin. New and emerging risks (NERCs) continue to be reported despite existing laws and regulations put in place to limit the risks of dangerous substances at work. To prevent workers from falling ill because of these NERCs, RIVM is arguing for a system that identifies NERCs as soon as possible. In 2013, RIVM published a list of 43 NERCs that may have adverse effects on health after inhalation or dermal exposure. In this report, this list was extended to 49 NERCs and subsequently prioritized to address those substances that deserve the most attention. The NERCs were prioritized by mapping both the potential risk and the use of the substance in the Netherlands. Three categories were identified based on specific information: for a substance of the first category there is an urgent need to investigate a possible causal relationship between the exposure and the effect on health, and to take risk reduction measures if needed. The second category requires action to be taken, but not immediately. The third category requires minimal action. In addition to this, an inventory was made showing the extent to which these 49 substances are already being regulated by the European chemicals legislation REACH or other legislation. Based on this information, the Netherlands' Bureau REACH, together with the Ministries (SZW, VWS and I&M) and the Inspectorates (Inspectorates of SZW, NVWA and ILT) can decide whether or not sufficient measures have already been taken for the substances with the highest priorities, and whether additional measures are needed.
- Published
- 2015
Catalog
Discovery Service for Jio Institute Digital Library
For full access to our library's resources, please sign in.