Search

Lijm wordt binnen verschillende vakgebieden ingezet als middel voor het monitoren (determineren en tellen) en het bestrijden van de aanwezigheid van dieren. In 2022 is er tijdens het debat over de Wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden een motie aangenomen die de regering verzoekt om de mogelijkheid voor een provinciale omgevingsvergunning voor een uitzondering op het verbod van gebruik van lijm als actieve stof in te trekken. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) is verantwoordelijk voor het uitvoeren van de motie en wil inzicht duidelijker voor ogen hebben voor welke doeleinden en op welke manieren lijm wordt gebruikt voor het monitoren en beheersen van diersoorten, wat de noodzaak is voor het betreffende gebruik van lijm en wat de consequenties zijn van het wegvallen van lijm als mogelijkheid. Om hier antwoord op te geven is ten eerste een deskstudie uitgevoerd naar het gebruik en de beschikbaarheid van lijm voor de betreffende doeleinden. Daarnaast zijn er gesprekken gevoerd en is er schriftelijk contact geweest met betrokken organisaties. Ter aanvulling op de gesprekken is een vragenlijst verspreid onder dierplaagbeheersers.

Kennis - Regelmatig lees je in de Nederlandse en Vlaamse media berichten over de inzet van zogenaamde ‘rattenhotels’ in de strijd tegen de rat. Sommige berichten geven de indruk dat de heilige graal is ontdekt met deze vallen. Ze zijn goed voor alles. Je kunt er effectief ratten mee bestrijden, er komt geen gif in het milieu terecht en ratten sterven pijnloos, zo klinkt het soms zelfs in de media. Rattenhotels zijn, anders dan de naam doet vermoeden, vallen waarin de ratten verdrinken.

Natuurinclusief bouwen is in. In het kader van verduurzaming is het behoud en de ontwikkeling van biodiversiteit een belangrijk aandachtsgebied naast bijvoorbeeld energiebesparing. Bij natuurinclusief bouwen wordt er rekening gehouden met de aanwezigheid van planten en dieren en wordt die aanwezigheid gestimuleerd en benut.

Contains fulltext : 234977.pdf (Publisher’s version ) (Open Access)

Contains fulltext : 218868.pdf (Publisher’s version ) (Open Access), INTRODUCTION: Gastric cancer during pregnancy is extremely rare and data on optimal treatment and possible chemotherapeutic regimens are scarce. The aim of this study is to describe the obstetric and maternal outcome of women with gastric cancer during pregnancy and review the literature on antenatal chemotherapy for gastric cancer. MATERIAL AND METHODS: Treatment and outcome of patients registered in the International Network on Cancer, Infertility and Pregnancy database with gastric cancer diagnosed during pregnancy were analyzed. RESULTS: In total, 13 women with gastric cancer during pregnancy were registered between 2002 and 2018. Median gestational age at diagnosis was 22 weeks (range 6-30 weeks). Twelve women were diagnosed with advanced disease and died within 2 years after pregnancy, most within 6 months. In total, eight out of 10 live births ended in a preterm delivery because of preeclampsia, maternal deterioration, or therapy planning. Two out of six women who initiated chemotherapy during pregnancy delivered at term. Two neonates prenatally exposed to chemotherapy were growth restricted and one of them developed a systemic infection with brain abscess after preterm delivery for preeclampsia 2 weeks after chemotherapy. No malformations were reported. CONCLUSIONS: The prognosis of gastric cancer during pregnancy is poor, mainly due to advanced disease at diagnosis, emphasizing the need for early diagnosis. Antenatal chemotherapy can be considered to reach fetal maturity, taking possible complications such as growth restriction, preterm delivery, and hematopoietic suppression at birth into account.

Contains fulltext : 225935.pdf (Publisher’s version ) (Open Access), BACKGROUND: Data on the long-term effects of prenatal exposure to maternal cancer and its treatment on child development are scarce. METHODS: In a multicenter cohort study, the neurologic and cardiac outcomes of 6-year-old children born to women diagnosed with cancer during pregnancy were compared with the outcome of children born after an uncomplicated pregnancy. Assessment included clinical evaluation, comprehensive neuropsychological testing, electrocardiography and echocardiography. RESULTS: In total, 132 study children and 132 controls were included. In the study group, 97 children (73.5%) were prenatally exposed to chemotherapy (alone or in combination with other treatments), 14 (10.6%) to radiotherapy (alone or in combination), 1 (0.8%) to trastuzumab, 12 (9.1%) to surgery alone and 16 (12.1%) to no treatment. Although within normal ranges, statistically significant differences were found in mean verbal IQ and visuospatial long-term memory, with lower scores in the study versus control group (98.1, 95% confidence interval [CI]: 94.5-101.8, versus 104.4, 95% CI: 100.4-108.4, P = 0.001, Q < 0.001 [Q refers to the false discovery rate adjusted P value], and 3.9, 95% CI: 3.6-4.3, versus 4.5, 95% CI: 4.1-4.9, P = 0.005, Q = 0.045, respectively). A significant difference in diastolic blood pressure was found, with higher values in chemotherapy-exposed (61.1, 95% CI: 59.0 to 63.2) versus control children (56.0, 95% CI 54.1 to 57.8) (P < 0.001, Q < 0.001) and in a subgroup of 59 anthracycline-exposed (61.8, 95% CI: 59.3 to 64.4) versus control children (55.9, 95% CI: 53.6 to 58.1) (P < 0.001, Q = 0.02). CONCLUSIONS: Children prenatally exposed to maternal cancer and its treatment are at risk for lower verbal IQ and visuospatial long-term memory scores and for higher diastolic blood pressure, but other cognitive functions and cardiac outcomes were normal at the age of 6 years. CLINICAL TRIAL REGISTRATION: The study is registered at ClinicalTrials.gov, NCT00330447.

Wonen dieren in het leefgebied van mensen of is het andersom? Kun je wel spreken van aparte leefgebieden? Over deze vragen ging de tweede CenSAS Dierendialoog op 28 november 2019. Ruim honderd personen kwamen in Burgers’ Zoo bijeen om in gesprek te gaan over dieren in de natuur, in en om het huis en in de stad.

In 2019 hield CenSAS een enquête over dierenwelzijn in knaagdierbeheersing. In dit artikel gaan we in op hoe plaagdierbeheersers denken over dierenwelzijn in hun werk. In het decembernummer van Pest Control News belichten we de afwegingen die in de praktijk worden gemaakt ten aanzien van dierenwelzijn en de dilemma’s die daarbij worden ervaren.

Dieren zijn overal. Met miljoenen dieren in Nederland kom je ze overal tegen. Dat is vaak op plekken waar je ze verwacht, zoals in de natuur of in een dierentuin. Toch vinden we ook dieren op onverwachte plekken: wilde zwijnen in een woonwijk, muizen in je garage of een potvis op het strand. Juist op die plekken ontstaat vaak discussie.

Duurzaam en verantwoord samenleven van mens en dier staat bij het Centre for Sustainable Animal Stewardship centraal. Een van de thema’s waar wij op dit moment onderzoek naar doen is de omgang met ratten en muizen die worden beschouwd als plaagdier. Wanneer dieren als zodanig worden gelabeld, lijken morele status en dierenwelzijn onbelangrijk te zijn.

Begin 2014 treedt het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) van de Europese Unie in werking. Een van de redenen om het GLB te wijzigen is de maatschappelijke vraag naar een landbouw die, naast productie, aandacht besteedt aan natuur en milieu. In het herziende GLB worden boeren verplicht vergroenende maatregelen te nemen, zoals ecologisch inrichten van land. Deze verplichte vergroening leidt tot veel ophef en discussie. De groene organisaties denken echter dat met name het verplicht inrichten van ecologische gebieden een kans is voor herstel van de soortenrijkdom op het platteland.