38 results on '"Foekema E"'
Search Results
2. The AmmoniaDrive Research Project
- Author
-
Peter de Vos, Somers, L. M. T., Tinga, T., Foekema, E. M., Zwaan, B., Negenborn, Rudy R., and Applied Mechanics & Data Analysis
- Subjects
Ship control systems ,Ammonia ,Solid oxide fuel cell ,Ship propulsion system ,Internal combustion engines - Abstract
Several news items and short movies have appeared online recently, announcing that the AmmoniaDrive Consortium was awarded a prestigious NWO Perspectief grant. But what is the AmmoniaDrive research project? How does it contribute to combatting shipping-induced climate change? Who are in the consortium and why? And finally, what research activities will take place?
- Published
- 2022
3. MODELKEY: Key findings and recommendations for reaching the EU Water Framework Directive’s quality objectives
- Author
-
Hein, M., Rotter, S., Schmitt-Jansen, M., von der Ohe, P. C., Brack, W., de Deckere, E., Schmitt, C., de Zwart, D., Posthuma, L., Foekema, E. M., Muñoz, I., Sabater, S., Segner, H., Semenzin, E., Marcomini, A., van Gils, J., van Hattum, B., and van Vliet, L. A.
- Published
- 2010
- Full Text
- View/download PDF
4. Ecologische effecten van het incident met de MSC Zoe op het Nederlandse Waddengebied, met focus op microplastics
- Author
-
Foekema, E., van der Molen, J., Asjes, A., Bijleveld, A., Brasseur, S., Camphuysen, K. (C.J.), Van Franeker, J.A., Holthuijsen, S., Kentie, R., Kühn, S., Leopold, M., Kleine Schaars, L., Lok, T., Niemann, H., and Schop, J.
- Published
- 2021
5. A new approach for testing contaminated marine sediments: fertilization success of lugworms following parental exposure
- Author
-
Kaag, N. H. B. M., Foekema, E. M., and Bowmer, C. T.
- Published
- 1994
- Full Text
- View/download PDF
6. De evaluatie van potentiële oogstregels voor brasem en blankvoorn : In het IJssel-/Markermeer
- Author
-
Tien, N., Brunel, T., Berges, B., van Donk, S., Foekema, E., Mosqueira, I., Tien, N., Brunel, T., Berges, B., van Donk, S., Foekema, E., and Mosqueira, I.
- Abstract
Dit rapport is een aanvulling op het rapport “Bestandsoverzicht van snoekbaars, baars, blankvoorn en brasem en de evaluatie van potentiële oogstregels voor snoekbaars en baars”, gepubliceerd in april 2020. De aanvulling betreft de evaluatie van potentiële oogstregels voor brasem en blankvoorn. De beleidsvraag en achtergrond achter deze evaluatie zijn dezelfde als beschreven in het eerdere rapport. Ook de aanpak is grotendeels zoals beschreven in het eerdere rapport. In dit rapport worden alleen de aanpassingen in aanpak en de nieuwe resultaten gepresenteerd. De evaluatiemodellen zijn aangepast, hoofdzakelijk omdat de aanlandingsgegevens van blankvoorn en brasem veel minder betrouwbaar zijn dan van baars en snoekbaars, met name voor de eerdere jaren van de tijdserie. Dit type modellen leunt normaliter sterk op commerciële vangstgegevens, maar bij blankvoorn en brasem is het model omgebouwd om minder gewicht te geven aan de commerciële vangstgegevens en meer aan de surveyvangsten. Voor blankvoorn zijn twee oogstregels beschikbaar die voldoende bestandsbescherming bieden, terwijl ze ook zorgen voor duurzame maximale vangsten; lbsprMSY en cpueMSY. Het effect op de gemiddelde vislengte tussen deze twee oogstregels is hetzelfde, en beide oogstregels leiden tot hogere beschikbare visbiomassa voor vogels dan de doelstelling. Wel is er bij de lbsprMSY-oogstregel meer stabiliteit in de hoeveelheid vangsten dan bij de cpueMSY-oogstregel; de blankvoornvangsten zullen in veel jaren waarschijnlijk in de buurt van de maximale toegestane vangst van deze oogstregel zitten, namelijk 111 ton. Het brasembestand is in een zodanig slechte staat, dat zelfs zonder enige visserij de verwachting is dat het bestand in 2027 niet voldoende beschermd is. Er zijn dus geen oogstregels mogelijk waarmee het bestand bevist kan worden in 2020-2027 en tegelijkertijd aan de meest basale doelstelling van bestandsbescherming wordt voldaan. Het brasembestand heeft, in plaats van oogstregels richting ee
- Published
- 2020
7. Bestandsoverzicht van snoekbaars, baars, blankvoorn en brasem en de evaluatie van potentiële oogstregels voor snoekbaars en baars : In het IJssel-/Markermeer 2020
- Author
-
Tien, N., Mosqueira, I., Brunel, T., van der Hammen, T., Molla Gazi, K., van Donk, S., Foekema, E., de Leeuw, J., Tien, N., Mosqueira, I., Brunel, T., van der Hammen, T., Molla Gazi, K., van Donk, S., Foekema, E., and de Leeuw, J.
- Abstract
Het beheer van de visserij op snoekbaars, baars, blankvoorn en brasem in het IJssel-/Markermeer is in visseizoen 2014/2015 aangepast als eerste stap richting verduurzaming van deze visserij. De aanpassing bestond toen hoofdzakelijk uit verminderde toegestane inspanning in de visserij met staande netten en zegens, om verdere achteruitgang in de bestanden een halt toe te roepen. Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit werkt aan een verdere verduurzaming van de visserij op deze bestanden. In 2019 is in het Bestuurlijk Overleg een drietal beheerdoelstellingen opgesteld, die gehaald dienen te worden in 2027: (1) de hoogst mogelijke commerciële vangsten die duurzaam opgevist kunnen worden, waarbij wel (2) meer grote vis in het bestand aanwezig moet zijn, zoals gevraagd vanuit de Kaderrichtlijn Water en (3) voedselreservering moet plaatsvinden voor het potentieel aan vogels, zoals omschreven in de Natura2000-doelstellingen. Voor deze beheerdoelstellingen zijn oogstregels ontwikkeld voor snoekbaars en baars. Ook worden de ontwikkelingen in de vier bestanden gepresenteerd, met als belangrijkste vraag: zijn sinds het aangepaste beheer in visseizoen 2014/2015 verbeteringen in het bestand te zien, in zowel de bestandsgrootte als de bestandsopbouw?
- Published
- 2020
8. Developments since 2005 in understanding potential environmental impacts of CO2 leakage from geological storage
- Author
-
Jones, D. G., Beaubien, S. E., Blackford, J. C., Foekema, E. M., Lions, J., De Vittor, C., West, J. M., Widdicombe, S., Hauton, C., Queirós, A. M., Jones, D. G., Beaubien, S. E., Blackford, J. C., Foekema, E. M., Lions, J., De Vittor, C., West, J. M., Widdicombe, S., Hauton, C., and Queirós, A. M.
- Abstract
Highlights: • We review research since 2005 on potential impacts of leakage from CO2 storage. • We consider near surface onshore and offshore impacts and those on potable groundwaters. • Low level leakage through faults or wells is likely to be limited and recovery rapid. • Effects are reduced by mixing, dispersion and buffering. • Larger leaks are possible but less likely and should be easier to detect and remedy. Abstract: This paper reviews research into the potential environmental impacts of leakage from geological storage of CO2 since the publication of the IPCC Special Report on Carbon Dioxide Capture and Storage in 2005. Possible impacts are considered on onshore (including drinking water aquifers) and offshore ecosystems. The review does not consider direct impacts on man or other land animals from elevated atmospheric CO2 levels. Improvements in our understanding of the potential impacts have come directly from CO2 storage research but have also benefitted from studies of ocean acidification and other impacts on aquifers and onshore near surface ecosystems. Research has included observations at natural CO2 sites, laboratory and field experiments and modelling. Studies to date suggest that the impacts from many lower level fault- or well-related leakage scenarios are likely to be limited spatially and temporarily and recovery may be rapid. The effects are often ameliorated by mixing and dispersion of the leakage and by buffering and other reactions; potentially harmful elements have rarely breached drinking water guidelines. Larger releases, with potentially higher impact, would be possible from open wells or major pipeline leaks but these are of lower probability and should be easier and quicker to detect and remediate.
- Published
- 2015
- Full Text
- View/download PDF
9. Rwzi-effluent gebruiken voor vismigratie
- Author
-
Foekema, E., Winter, E., Kleissen, F., Slijkerman, D., Foekema, E., Winter, E., Kleissen, F., and Slijkerman, D.
- Abstract
Zeewaarts migrerende schieralen laten een gedragsverandering zien wanneer zij geconfronteerd worden met een lozingspluim van rwzi-effluent. Ruim de helft van de vissen verandert van zwemrichting en tracht langs de rand van de pluim te passeren. Het risico dat een permanente migratiebarrière ontstaat is bij de meeste rwzi's niet groot door het dynamische karakter van de lozingspluim. Bij rwzi's die lozen op wateren met een beperkt afvoerdebiet, kunnen wel migratiebarrières ontstaan, maar met relatief eenvoudige aanpassingen kan de kans daarop worden verkleind. De onderzoeksresultaten geven aan dat rwzi-effluentpluimen potentie hebben om te worden ingezet voor de geleiding van stroomafwaarts migrerende vissen naar een veilige route langs gevaarlijke situaties zoals koelwaterinlaten, gemalen en waterkrachtcentrales.
- Published
- 2012
10. Waterschappen klaar voor de 'Waterharmonica'
- Author
-
Boomen, R. van den, Uijterlinde, C.A., Foekema, E., Boomen, R. van den, Uijterlinde, C.A., and Foekema, E.
- Abstract
Meer dan 15 jaar praktijkervaring met de Waterharmonica kwam aan bod tijdens een goed bezochte bijeenkomst in de Efteling. De Waterharmonica is een speciaal ingerichte verbindingszone tussen een rwzi en het oppervlaktewater, waarin het effluent een meer natuurlijk karakter krijgt. Belangrijk voor waterbeheerders, omdat de Kaderrichtlijn Water expliciet om een goede ecologische kwaliteit van het oppervlaktewater vraagt. Waterharmonicasystemen zijn de afgelopen jaren op verschillende locaties in Nederland aangelegd. Op basis van de (positieve) ervaringen zijn er momenteel meerdere in ontwikkeling. De werking van de systemen is in die jaren onderzocht met aandacht voor onder andere nutriëntenverwijdering, desinfectie, zwevend materiaal, buffercapaciteit, ecotoxicologie, beheer en onderhoud, kosten en vergunningen. Tijdens het symposium werden de laatste ontwikkelingen op dit gebied gepresenteerd en werd een veldbezoek gebracht aan het Waterharmonicasysteem van de Efteling.
- Published
- 2012
11. Weinig plastic in vissenmaag
- Author
-
Foekema, E. and Foekema, E.
- Abstract
Waar de magen van sommige zeevogels vol plastic zitten, lijken vissen in de Noordzee nauwelijks last te hebben van kunststofafval. Onderzoekers die plastic resten zochten in vissenmagen vonden ze in elk geval nauwelijks.
- Published
- 2012
12. Edwin Foekema (IMARES): 'Wat doet een zuiveringsmoeras met toxische stoffen en effecten?'
- Author
-
Foekema, E. and Foekema, E.
- Abstract
In deze presentatie gaat Edwin Foekema in op wat er gebeurt binnen een zuiveringsmoeras met toxische stoffen en de effecten daarvan.
- Published
- 2012
13. Massale sterfte onder Aziatische korfmosselen in de Maas
- Author
-
Foekema, E., Hulst, O. van, Reeze, B., Foekema, E., Hulst, O. van, and Reeze, B.
- Abstract
In de zomers van 2003 en 2006 kwam in de Maas massale sterfte voor van de Aziatische korfmossel Corbicula fluminea. Op basis van beschikbare gegevens van de waterkwaliteit in de Maas in 2006 lijkt de oorzaak te liggen in een combinatie van ongunstige factoren, zoals een hoge watertemperatuur in combinatie met lage zuurstofgehalten en/of een laag voedselaanbod, die het sterkst lokaal tot uiting komen tijdens een (zomer)periode met lage waterafvoer. Duidelijk werd dat de standaardgegevens van de vaste meetstations onvoldoende informatie leveren om de oorzaak van de lokale mosselsterfte met zekerheid vast te stellen. Hiervoor is het noodzakelijk om zo snel mogelijk na een melding van sterfte op locatie metingen te verrichten. Rijkswaterstaat Limburg heeft hiertoe inmiddels praktische en organisatorische maatregelen genomen
- Published
- 2008
14. bijdrage van bouwmetaal aan de totale zinkbelasting van het oppervlaktewater in Amsterdam
- Author
-
Foekema, E., Karman, C., Foekema, E., and Karman, C.
- Abstract
Recent onderzoek van Alterra heeft uitgewezen dat het overgrote deel van het zink dat in het Nederlandse oppervlaktewater wordt aangetroffen, afkomstig is van uitspoeling uit de bodem. Op grond hiervan kan worden berekend dat bouwmetalen slechts tot maximaal vijf procent bijdragen aan de totale metaalbelasting van het Nederlandse oppervlaktewater. Het zink dat in dakgoten, hemelwaterafvoeren en daken voorkomt, wordt van oudsher gezien als één van de belangrijkste bronnen van zink in stedelijk oppervlaktewater. Omdat de toepassing van bouwmetalen veel frequenter plaatsvindt in stedelijk gebied dan in landelijk gebied, kan worden verondersteld dat de belasting van stedelijk oppervlaktewater door bouwmetalen hoger ligt. Volgens een publicatie uit 2004 zou zelfs de helft van het zink in de kanalen en rivieren van Amsterdam afkomstig zijn van afspoeling van bouwzink Harde gegevens die deze aanname onderbouwen, lijken echter te ontbreken. Daarom heeft TNO Bouw en Ondergrond onderzocht hoe groot het aandeel van bouwzink op de totale zinklast van het Amsterdamse oppervlaktewater werkelijk is
- Published
- 2006
15. Hoog fosfaatgehalte in rwzi-effluenten voorspelt remming van algengroei
- Author
-
Foekema, E., Sneekes, A., Graansma, J., Foekema, E., Sneekes, A., and Graansma, J.
- Abstract
Biologische testen met bijvoorbeeld watervlooien, bacteriën en algen worden regelmatig ingezet om het milieurisico van effluenten van rioolwaterzuiveringsinstallaties te beoordelen. Vooral de algentest blijkt gevoelig voor deze effluenten, zonder dat hiervoor een duidelijke oorzaak kon worden aangewezen. Nader onderzoek heeft nu uitgewezen dat de resultaten van de algentesten goed zijn te voorspellen op basis van het fosfaatgehalte van het geteste effluent. Opvallend daarbij is dat de algengroei bij hoge fosfaatgehalten geremd werd. Met dit inzicht konden de resultaten van 19 van de 20 voor dit project uitgevoerde algentesten met rwzi-effluent worden verklaard. In het enige uitzonderingsgeval was waarschijnlijk een andere stof verantwoordelijk voor de remming van de algengroei. De onderzoeksresultaten suggereren dat het merendeel van de effecten die met algentesten bij rwzi-effluenten worden aangetoond, gerelateerd zijn aan hoge fosfaatgehalten
- Published
- 2006
16. Hormoonverstoring bij vis, punt van aandacht in het zuiveringsmoeras
- Author
-
Slijkerman, D., Foekema, E., Oost, R. van der, Kampf, R., Slijkerman, D., Foekema, E., Oost, R. van der, and Kampf, R.
- Abstract
Met de aanleg van zuiveringsmoerassen bij rioolwaterzuiveringen worden twee vliegen in één klap geslagen. Enerzijds verbetert de kwaliteit van het effluent, anderzijds kan nieuwe natuur worden ‘gecreëerd’. Doordat het rwzi-effluent rijk is aan voedingstoffen, kunnen zuiveringsmoerassen waarschijnlijk met succes worden ingericht tot kraamkamer voor vis. Door de vissen in de zuiveringsmoerassen - feitelijk 100 procent effluent – te monitoren, kan een goede indicatie ontstaan voor mogelijk schadelijke effecten van de lozing van het effluent op het ontvangende water. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is de invloed van hormoonverstorende stoffen op vispopulaties. De verkennende studie met volwassen stekelbaars geeft nog niet direct aanleiding tot ongerustheid. Een nader onderzoek waarbij effecten op het meer gevoelige levensstadia worden onderzocht, zal echter meer duidelijkheid verschaffen over de mogelijke risico’s voor het ecosysteem. De in het moeras geboren en opgroeiende vislarven zullen namelijk het grootste risico op (hormoonverstorende) effecten lopen
- Published
- 2006
17. TIE als opsporingsinstrument bij het zuiveren van afvalwater [thema afvalwater]
- Author
-
Foekema, E., Oosterhuis, M., Peters, R., Nonnekens, J., Foekema, E., Oosterhuis, M., Peters, R., and Nonnekens, J.
- Abstract
TIE (Toxicity Identification and Evaluation) is een oorspronkelijk in de Verenigde Staten ontwikkelde methodiek om de oorzaak van een geconstateerde vergiftiging te identificeren. De methodiek werd met succes toegepast om de oorzaak van nitrificatieremming op de rioolwaterzuiveringsinstallatie van Enschede te achterhalen. Het bleek te gaan om een fenolachtige stof in het influent. TIE bewees zich hiermee als geschikte methodiek om de oorzaak van een vergiftiging van actief slib te achterhalen. Opsporing van het verantwoordelijke bedrijf blijft echter lastig. Om toxische lozingen op rwzi's terug te dringen is ook een goede communicatie met vergunningplichtige bedrijven van belang én voortdurende influentbewaking
- Published
- 2005
18. ecologische impact van het effluent van een rwzi
- Author
-
Dokkum, H. van, Foekema, E., Graansma, J., Dokkum, H. van, Foekema, E., and Graansma, J.
- Abstract
Het effluent van rioolwaterzuiveringsinstallaties moet voldoen aan chemische en microbiologische normen. De normen voor BZV, stikstof en fosfor zijn in het verleden vooral sturend geweest voor het ontwerp van de rwzi's. Ze zorgden voor een grote emissiereductie. De Kaderrichtlijn Water stelt ecologische doelstellingen voor het oppervlaktewater centraal. Dit werpt een nieuw licht op de effluenteisen voor rwzi's. Wat is het ecologisch rendement van het verder terugbrengen van de stikstof- en fosforconcentratie? En kijken we eigenlijk wel naar de goede stoffen? Om hier meer inzicht in te krijgen, hebben het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en TNO twee jaar lang geëxperimenteerd op de rwzi Den Helder. De resultaten bevestigen deels de verwachtingen, maar geven ook een aantal verrassende inzichten
- Published
- 2005
19. Integrative monitoring of wetlands WWTP effluent remediation in the WIPE project
- Author
-
van der Oost, R., primary, Williams, T.D., additional, Chipman, J.K., additional, and Foekema, E., additional
- Published
- 2012
- Full Text
- View/download PDF
20. Bodembelasting van metalen in infiltratievoorzieningen is gering
- Author
-
Oosterhuis, M., Foekema, E., Oosterhuis, M., and Foekema, E.
- Abstract
De bodemvervuiling als gevolg van regenwaterinfiltratie is gering. Tot deze conclusie komt TNO na een studie naar de emissie van bouwmetalen door afkoppelen en infiltreren van regenwater. De studie was gericht op de verspreiding van bouwmetalen door infiltratie en het gedrag van deze metalen in de bodem. Eveneens zijn toxiciteitsmetingen gedaan aan infiltrerend regenwater
- Published
- 2003
21. MODELKEY
- Author
-
Hein, M., primary, Rotter, S., additional, Schmitt-Jansen, M., additional, von der Ohe, P. C., additional, Brack, W., additional, de Deckere, E., additional, Schmitt, C., additional, de Zwart, D., additional, Posthuma, L., additional, Foekema, E. M., additional, Muñoz, I., additional, Sabater, S., additional, Segner, H., additional, Semenzin, E., additional, Marcomini, A., additional, van Gils, J., additional, van Hattum, B., additional, and van Vliet, L. A., additional
- Published
- 2010
- Full Text
- View/download PDF
22. Mesocosm observations on the ecological response of an aquatic community to sediment contamination
- Author
-
Foekema, E. M., primary, Kaag, N. H. B. M., additional, van Hussel, D. M., additional, Jak, R. G., additional, Scholten, M. C. Th., additional, and v.d. Guchte, C., additional
- Published
- 1998
- Full Text
- View/download PDF
23. Ecotoxicity of contaminated sediments, a matter of bioavailability
- Author
-
Kaag, N. H. B. M., primary, Foekema, E. M., primary, and Scholten, M. C. Th., primary
- Published
- 1998
- Full Text
- View/download PDF
24. MODELKEY.
- Author
-
Hein, M., Rotter, S., Schmitt-Jansen, M., Ohe, P. C., Brack, W., Deckere, E., Schmitt, C., Zwart, D., Posthuma, L., Foekema, E. M., Muñoz, I., Sabater, S., Segner, H., Semenzin, E., Marcomini, A., Gils, J., Hattum, B., and Vliet, L. A.
- Abstract
The EU Water Framework Directive (WFD) requires the achievement of good ecological and chemical status in European river basins. However, evidence is increasing that a majority of European water bodies will not achieve this goal. Nutrient emissions and related eutrophication together with hydromorphological alterations have been suggested as the major driving forces of this insufficient ecological status. MODELKEY (511237 GOCE, FP6) provides strong evidence that toxic chemicals also affect the ecological status of European rivers. This was demonstrated in the case study rivers Elbe, Scheldt and Llobregat on different scales. This paper summarises key findings of MODELKEY including recommendations for WFD implementation. We • provide evidence of toxic stress in aquatic ecosystems, • provide evidence that impairment of ecological status results from impact of multiple stressors, • suggest a tiered approach to assess impact of chemicals on ecological status, • suggest a new approach for deriving candidate compounds for monitoring and prioritisation, • call for consideration of bioavailability and bioaccumulation in chemical status assessments, • suggest improvements for WFD water quality monitoring programmes, • provide new integrated tools for basin-scale risk assessment and decision making, • developed a Decision Support System to support river basin management. These key results will be presented in a series of ten integrated sections; for the scientific details please refer to publications listed on the MODELKEY website (/). This article also looks beyond MODELKEY and proposes a combination of MODELKEY diagnostic tools with recent ecological methods to further improve effectiveness of river basin management. [ABSTRACT FROM AUTHOR]
- Published
- 2010
- Full Text
- View/download PDF
25. The detection of chronic biological effects in the marine intertidalbivalve Cerastoderma edule, in model ecosystem studies with pulverised fuel ash: reproduction and histopathology
- Author
-
Van Der Meer, M., Foekema, E., Bowmer, T., and Jenner, H. A.
- Subjects
HISTOPATHOLOGY ,REPRODUCTION ,FLY ash - Published
- 1994
26. Mesocosm observations on the ecological response of an aquatic community to sediment contamination
- Author
-
Scholten, M. C. Th., van Hussel, D. M., v. d. Guchte, C., Jak, R. J., Kaag, N. H. B. M., and Foekema, E. M.
- Subjects
CULEX ,FRESHWATER ecology ,PLANKTON - Abstract
Between 1992 and 1997 the effects of contaminated sediment on an aquatic community were studied in outdoor mesocosms (2m
3 ), one filled with 'naturally' polluted sediment from the sedimentation area 'Ketelmeer', the other with relatively clean sediment from the shallow lake 'Oostvaardersplassen'. Negative effects of the contaminatedsediment were observed on the population development of the amoeba species Arcella megastoma and Difflugia accuminata, the mysid shrimp Neomysis integer, the microlepidopteran Cataclysta lemnata and the cladoceran community, whereas the biting midge Culex sp. showed a preference for the contaminated system. The reduction of the grazing capacity of the cladoceran community resulted in higher algal densities in the 'Ketelmeer' mesocosm despite the fact that nutrient concentrations in the water column of both mesocosms were comparable. (c) 1998 IAWQ. Published by Elsevier Science Ltd. [ABSTRACT FROM AUTHOR]- Published
- 1998
- Full Text
- View/download PDF
27. Ecotoxicity of contaminated sediments, a matter of bioavailability
- Author
-
Scholten, M. C. Th., Kaag, N. H. B. M., and Foekema, E. M.
- Subjects
BIOAVAILABILITY - Abstract
Marine and freshwater mesocosm-scale experiments with contaminated sediments have shown that there is a direct relationship between the accumulated contaminant levels and the feeding habits of the organismsused. The highest levels of PAHs and PCBs were found in the sedimentfeeding lugworm Arenicola marina and in Tubifex worms. The levels ofcontaminants in the suspension feeding mussels Mytilus edulis and the zebra mussels, Dreissena polymorpha, were not influenced by the contaminant content of the sediments, but were related instead to level of contaminants in the sea water above. Intermediate levels were found in the baltic tellin, Macoma balthica, which is a filter feeder as well as a deposit feeder, depending on the availability of food. The results show that there is no simple relationship between contaminantconcentration in the sediments and bioavailability. Higher levels ofcontaminants do not necessarily lead to higher levels of these contaminants in Arenicola, due to differences in the sediment structure and the ageing of the contamination. On the other hand. toxic effects are related to the internal concentrations of certain chemicals. The internal concentrations observed in Arenicola may provide a good estimation of the true bioavailability of sedimentary contaminants and canalso be used as an indicator for potential environmental effects. (c) 1998 IAWQ. Published by Elsevier Science Ltd. [ABSTRACT FROM AUTHOR]
- Published
- 1998
- Full Text
- View/download PDF
28. Comparison of contaminant accumulation in three species of marine invertebrates with different feeding habits
- Author
-
Scholten, M. C. Th., Kaag, N. H. B. M., van Straalen, N. M., and Foekema, E. M.
- Subjects
MARINE pollution ,BIOACCUMULATION - Abstract
In order to assess the importance of the mode of feeding for the bioaccumulation of contaminants from sediments, three marine benthic invertebrates, with different feeding habits, were exposed to contaminated sediments in outdoor mesocosms. Residue analyses were carried out for several polychlorinated biphenyls and polycyclic aromatic hydrocarbons after exposure periods of 60 to 140 days. It was shown that sediment ingestion is a major uptake route for the sediment-feeding lugworm, Arenicola marina, and for the facultative deposit-feeding baltictellin, Macoma balthica. Residues in the filter-feeding mussel, Mytilus edulis, appeared to be independent of contaminant concentrations in the sediment. The difference between deposit and filter-feeding bivalves was confirmed in experiments involving the baltic tellin, withdifferences in the food availability in the overlying water. A simple linear regression model was used to describe contaminant concentrations in sediment-feeding invertebrates as a function of concentrations in sediment. A correction for the accumulation from water was made by subtracting the concentrations in filter feeders. It was concludedthat chemical equilibrium partitioning alone is not sufficient for the assessment of the risks of contaminated sediments to sediment-feeding invertebrates, but that feeding habits should also be considered. [ABSTRACT FROM AUTHOR]
- Published
- 1997
29. A new approach for testing contaminated marine sediments: fertilization success of lugworms following parental exposure
- Author
-
Bowmer, C. T., Foekema, E. M., and Kaag, N. H. B. M.
- Published
- 1994
30. The chronic toxicity of emamectin benzoate to three marine benthic species using microcosms.
- Author
-
Cheng B, Van Smeden J, Deneer J, Belgers D, Foekema E, Roessink I, Matser A, and Van den Brink PJ
- Subjects
- Amphipoda drug effects, Animals, Environmental Monitoring methods, Fresh Water, Geologic Sediments, Ivermectin toxicity, Polychaeta, Toxicity Tests, Chronic, Ivermectin analogs & derivatives, Water Pollutants, Chemical toxicity
- Abstract
The commercial farming of Atlantic salmon, Salmo salar, may require the periodic application of emamectin benzoate (EB) treatments to reduce the effects of biological pests, such as sea lice. As a result, EB is detected in sediments beneath these fish farms at considerable levels. Literature sediment toxicity data for EB for marine benthic species is only available for 10-day sediment toxicity tests, which might be too short to assess field effects. Here, we present a sediment toxicity test to determine 28-day mortality and growth effect concentrations for the non-target polychaete worm Arenicola marina, the crustacean Corophium volutator and the mollusk Cerastoderma edule using a marine microcosm setup. Results indicate that no concentration-dependent increase of mortality and growth rate was apparent to A. marina and C. edule. But for C. volutator, a concentration-dependent increase in mortality was observed, resulting in a calculated 28-d LC50 of 316 μg/kg dry sediment (95% confidence interval: 267-373 μg/kg dry sediment). There were significant effects on C. volutator growth rate at concentrations of 100 μg/kg dry sediment and above (NOEC = 30 μg/kg dry sediment). These observations show that C. volutator is more sensitive to EB than A. marina, which differs from results reported in previous studies. Comparison to the most sensitive NOEC (30 μg/kg dry sediment) found for C. volutator (organisms of 8-11 mm length), shows that the Environmental Quality Standard, derived by the Scottish Environment Protection Agency in 2017 which based on freshwater species data (NOEC = 1.175 μg/kg dry sediment), are relatively strict and is sufficiently protective for the marine species tested in this paper., Competing Interests: Declaration of competing interest The authors declare no conflict of interest., (Copyright © 2020 The Authors. Published by Elsevier Inc. All rights reserved.)
- Published
- 2020
- Full Text
- View/download PDF
31. Details of plastic ingestion and fibre contamination in North Sea fishes.
- Author
-
Kühn S, van Franeker JA, O'Donoghue AM, Swiers A, Starkenburg M, van Werven B, Foekema E, Hermsen E, Egelkraut-Holtus M, and Lindeboom H
- Subjects
- Animals, Eating, Environmental Monitoring, North Sea, Oceans and Seas, Fishes, Plastics adverse effects, Water Pollutants, Chemical
- Abstract
This study combines published datasets with unpublished data on plastic ingestion in several North Sea fish species. The combined dataset of 4389 individuals from 15 species allows the analysis of spatial distribution and temporal variability of plastic uptake in fish. Airborne fibre contamination was observed to be the main contributor to fibres encountered in the samples. The number of fibres in samples was strongly related to the time needed to process a sample, not to the number of individual fishes in the sample. Accurate correction for secondary fibre contamination was not possible, but corrections required would be similar to fibre numbers observed in the samples. Consequently, all fibres were omitted from further analysis. The frequency of occurrence and the average number of plastics in fish is generally low (1.8% and 0.022 pieces per organism respectively), with only cod having a higher prevalence (12.3%). While latitude of catch locations influences plastic uptake in fish, no correlation with the distance to the coast was found. Slightly less plastics were ingested in winter, and a decrease in plastics ingested was observed between 2009 and 2018. These factors should be considered when fish species, catch location and time are discussed as indicators for plastic pollution in the European Marine Strategy Framework Directive. We recommend considering demersal cod and pelagic sprat as two species suitable for monitoring plastic ingestion in biota, both on the seafloor and in the water column., (Copyright © 2019 The Authors. Published by Elsevier Ltd.. All rights reserved.)
- Published
- 2020
- Full Text
- View/download PDF
32. Risks of Plastic Debris: Unravelling Fact, Opinion, Perception, and Belief.
- Author
-
Koelmans AA, Besseling E, Foekema E, Kooi M, Mintenig S, Ossendorp BC, Redondo-Hasselerharm PE, Verschoor A, van Wezel AP, and Scheffer M
- Subjects
- Animals, Attitude, Environmental Monitoring, Humans, Risk, Plastics, Waste Products
- Abstract
Researcher and media alarms have caused plastic debris to be perceived as a major threat to humans and animals. However, although the waste of plastic in the environment is clearly undesirable for aesthetic and economic reasons, the actual environmental risks of different plastics and their associated chemicals remain largely unknown. Here we show how a systematic assessment of adverse outcome pathways based on ecologically relevant metrics for exposure and effect can bring risk assessment within reach. Results of such an assessment will help to respond to the current public worry in a balanced way and allow policy makers to take measures for scientifically sound reasons.
- Published
- 2017
- Full Text
- View/download PDF
33. Mesocosm validation of the marine No Effect Concentration of dissolved copper derived from a species sensitivity distribution.
- Author
-
Foekema EM, Kaag NH, Kramer KJ, and Long K
- Subjects
- Animals, Bivalvia, Copepoda, Copper analysis, Dose-Response Relationship, Drug, Ecosystem, Mollusca, Phytoplankton, Toxicity Tests, Water Pollutants, Chemical analysis, Zooplankton, Aquatic Organisms, Copper toxicity, Water Pollutants, Chemical toxicity
- Abstract
The Predicted No Effect Concentration (PNEC) for dissolved copper based on the species sensitivity distribution (SSD) of 24 marine single species tests was validated in marine mesocosms. To achieve this, the impact of actively maintained concentrations of dissolved copper on a marine benthic and planktonic community was studied in 18 outdoor 4.6m(3) mesocosms. Five treatment levels, ranging from 2.9 to 31μg dissolved Cu/L, were created in triplicate and maintained for 82days. Clear effects were observed on gastropod and bivalve molluscs, phytoplankton, zooplankton, sponges and sessile algae. The most sensitive biological endpoints; reproduction success of the bivalve Cerastoderma edule, copepod population development and periphyton growth were significantly affected at concentrations of 9.9μg Cu/L and higher. The No Observed Effect Concentration (NOEC) derived from this study was 5.7μg dissolved Cu/L. Taking into account the DOC concentration of the mesocosm water this NOEC is comparable to the PNEC derived from the SSD., (Copyright © 2015. Published by Elsevier B.V.)
- Published
- 2015
- Full Text
- View/download PDF
34. Microplastic in a macro filter feeder: Humpback whale Megaptera novaeangliae.
- Author
-
Besseling E, Foekema EM, Van Franeker JA, Leopold MF, Kühn S, Bravo Rebolledo EL, Heße E, Mielke L, IJzer J, Kamminga P, and Koelmans AA
- Subjects
- Animals, Cetacea, Environmental Monitoring, Gastrointestinal Contents, Humpback Whale, Plastics analysis, Water Pollutants analysis
- Abstract
Marine filter feeders are exposed to microplastic because of their selection of small particles as food source. Baleen whales feed by filtering small particles from large water volumes. Macroplastic was found in baleen whales before. This study is the first to show the presence of microplastic in intestines of a baleen whale (Megaptera novaeangliae). Contents of its gastrointestinal tract were sieved, dissolved in 10% potassium hydroxide and washed. From the remaining dried material, potential synthetic polymer particles were selected based on density and appearance, and analysed by Fourier transform infrared (FTIR) spectroscopy. Several polymer types (polyethylene, polypropylene, polyvinylchloride, polyethylene terephthalate, nylon) were found, in varying particle shapes: sheets, fragments and threads with a size of 1mm to 17cm. This diversity in polymer types and particle shapes, can be interpreted as a representation of the varying characteristics of marine plastic and the unselective way of ingestion by M. novaeangliae., (Copyright © 2015 Elsevier Ltd. All rights reserved.)
- Published
- 2015
- Full Text
- View/download PDF
35. Effects of nanopolystyrene on the feeding behavior of the blue mussel (Mytilus edulis L.).
- Author
-
Wegner A, Besseling E, Foekema EM, Kamermans P, and Koelmans AA
- Subjects
- Animals, Haptophyta growth & development, Mytilus edulis drug effects, Nanoparticles, Feeding Behavior drug effects, Mytilus edulis physiology, Polystyrenes pharmacokinetics, Water Pollutants, Chemical pharmacokinetics
- Abstract
As the industrial production of nanoplastic and the degradation of microplastic into smaller particles at sea increase, the potential amount of nanoplastics in the marine environment rises. It has been reported that mussels uptake 100-nm polystyrene (PS) beads; to date, however, the effects of this uptake on the organism are unknown. In the present study, the authors investigated the effects of 30-nm PS on the feeding behavior of the blue mussel (Mytilus edulis) by exposing the organism to different nano PS and different algae (Pavlova lutheri) concentrations. The state of nano PS aggregation in the exposure medium was assessed using dynamic light scattering. In all treatments that contained nano PS, M. edulis produced pseudofeces. The total weight of the feces and pseudofeces increased with increasing nano PS and increasing algae concentration. Furthermore, M. edulis reduced its filtering activity when nano PS was present but still caused a decrease in the apparent nano PS concentration in the water. The presence of nano PS around the foot of M. edulis after the bioassay confirmed that the organism removed nano PS from the water. Chronic effect studies are therefore needed to investigate the effects of nanoplastics in M. edulis and possible consequences for its predators, including humans., (Copyright © 2012 SETAC.)
- Published
- 2012
- Full Text
- View/download PDF
36. Toxic concentrations in fish early life stages peak at a critical moment.
- Author
-
Foekema EM, Fischer A, Lopez Parron M, Kwadijk C, de Vries P, and Murk AJ
- Subjects
- Animals, Dose-Response Relationship, Drug, Embryo, Nonmammalian drug effects, Environmental Pollutants toxicity, Larva drug effects, Larva physiology, Models, Biological, Environmental Pollutants metabolism, Flatfishes metabolism
- Abstract
During the development of an embryo into a juvenile, the physiology and behavior of a fish change greatly, affecting exposure to and uptake of environmental pollutants. Based on experimental data with sole (Solea solea), an existing bioaccumulation model was adapted and validated to calculate the development of concentrations of persistent organic pollutants in the tissue of developing fish. Simulation revealed that toxic tissue concentrations of pollutants with log octanol-water partition ratio (K(OW)) > 5 peak at the moment when the larvae become free-feeding, when the lipid reserves are depleted. This may explain the delayed effects observed in fish early-life-stage experiments with exposed eggs. In the field, eggs can be exposed through maternal transfer to adult pollutant tissue concentrations, which will increase in the larva to peak tissue concentrations, exceeding those of the adult fish. The results demonstrate the risk of underestimating the effects of lipophilic persistent organic pollutants with log K(OW) > 5 in short-term, early-life-stage fish tests and underscore the importance of maternal transfer as an exposure route in the field situation., (Copyright © 2012 SETAC.)
- Published
- 2012
- Full Text
- View/download PDF
37. Monitoring of the booster biocide dichlofluanid in water and marine sediment of Greek marinas.
- Author
-
Hamwijk C, Schouten A, Foekema EM, Ravensberg JC, Collombon MT, Schmidt K, and Kugler M
- Subjects
- Aniline Compounds metabolism, Anti-Bacterial Agents metabolism, Biodegradation, Environmental, Environmental Monitoring, Greece, Hydrolysis, Sulfonamides analysis, Sulfonamides metabolism, Water Pollutants, Chemical analysis, Water Pollutants, Chemical metabolism, Aniline Compounds analysis, Anti-Bacterial Agents analysis, Geologic Sediments chemistry, Paint, Seawater chemistry
- Abstract
Dichlofluanid (N-dichlorofluoromethylthio-N'-dimethyl-N-phenylsulphamide) is used as booster biocide in antifouling paints. The occurrence of dichlofluanid and its metabolite DMSA (N'-dimethyl-N-phenyl-sulphamide) was monitored in seawater and marine sediment from three Greek marinas. Seawater and sediment samples were collected at three representative positions and one suspected hotspot in each marina and shipped to the laboratory for chemical analysis. As part of the project, an analytical method had been developed and validated. Furthermore, some additional experiments were carried out to investigate the potential contribution of paint particle bound dichlofluanid on the total concentration in the sediment. As expected, given its known high hydrolytic degradation rate, no detectable concentrations of dichlofluanid were measured in any of the seawater samples. DMSA was detected in seawater samples at very low concentrations varying from <3 ng l(-1) (LOD) to 36 ng l(-1). During method validation, it had already been demonstrated that dichlofluanid is unstable in sediment and can therefore only be determined as its metabolite DMSA. In a separate experiment, in which marine sediment was spiked with artificial paint particles containing dichlofluanid and then analysed according to the validated method, it was demonstrated that if there is any dichlofluanid originating from paint particles, this would be determined as DMSA. No DMSA was detected in any of the sediment samples. It could therefore be concluded that there were no significant concentrations of dichlofluanid in the sediment samples.
- Published
- 2005
- Full Text
- View/download PDF
38. The detection of chronic biological effects in the marine intertidal bivalve cerastoderma edule, in model ecosystem studies with pulverised fuel ash: reproduction and histopathology.
- Author
-
Bowmer T, Jenner HA, Foekema E, and Van Der Meer M
- Abstract
The cockle Cerastoderma edule was exposed to sediments variously comprised of pulverised fuel ash (PFA) for two consecutive periods of 3 and 9 months. Chronic effects of PFA on this filter feeding bivalve were studied by examining changes in cellular and tissue pathology with the aid of a screening procedure developed for analysing histopathology conditional. The mortality rate was high, up 43% for the 100% PFA sediment and growth of the individual bivalves was low. The accumulation of metals appeared to be low at 1-10 times background tissue levels. Signs of cellular stress were seen in the digestive gland after the first 3 months. However, after 9 months, this same organ was in fairly good condition. Reproduction was delayed due to slow oocyte maturation.
- Published
- 1994
- Full Text
- View/download PDF
Catalog
Discovery Service for Jio Institute Digital Library
For full access to our library's resources, please sign in.