Search

In earlier survey research, we observed a severe impact of the first peak of the COVID-19 pandemic on the subjective wellbeing, sleep and activity of adults aged 65 years or older in Flanders, Belgium. The impact on subjective cognitive functioning, however, was limited. Since then, periods of lockdown and periods with less strict regulations alternated, but social distancing remained, especially for older adults. To study the longer-term impact of the pandemic on wellbeing and subjective cognitive functioning, we re-assessed the older adults from the first measurement moment (May–June 2020) in a second (June–July 2020) and third (December 2020) wave of the survey (n = 371, M = 72 years old, range 65–97 years old). Results indicated that wellbeing fluctuated with the severity of the pandemic. Results for self-reported cognitive functioning were mixed. While participants indicated a slightly better general subjective cognitive functioning at the end of the study, experienced problems with most cognitive subdomains significantly increased over time. The presence of depressive and anxiety symptoms were related to the longer-term impact of the pandemic on wellbeing and subjective cognitive functioning. Our study shows the long-lasting impact of the pandemic on the wellbeing and subjective cognitive functioning of older adults, without full recovery from the first wave. ispartof: Scientific Reports vol:13 pages:1-16 status: published

Achtergrond: De Personality Inventory for DSM-5 Brief Form + Modified (PID-5-BF+M) is een zelfrapportage vragenlijst die maladaptieve persoonlijkheidstrekken meet, zoals gedefinieerd door de dimensionale classificaties van persoonlijkheidsstoornissen in DSM-5 Sectie 3 en ICD-11. Het instrument combineert beide classificaties en brengt hiermee zes persoonlijkheidsdomeinen en 18 onderliggende persoonlijkheidsfacetten in kaart, die telkens door twee items geoperationaliseerd worden. Deze studie onderzocht de constructvaliditeit van deze vragenlijst bij oudere volwassenen, door de factorstructuur en de schaalbetrouwbaarheid van de domeinen en de facetten na te gaan. Daarnaast onderzocht deze studie ook de relatie tussen maladaptieve persoonlijkheidstrekken en veerkracht, gemeten door de Connor-Davidson Resilience Scale (CD-RISC). Methode: De PID-5-BF+M werd ingevuld door 251 oudere volwassenen uit de algemene populatie, bij 104 respondenten werd ook de CD-RISC afgenomen. Resultaten: De hiërarchische factorstructuur van de PID-5-BF+M werd bevestigd bij ouderen. Daarnaast bleken de domein- en facetschalen intern consistent. De correlaties met de CD-RISC toonden logische verbanden. Het domein Negatieve affectiviteit en de facetten Emotionele Labiliteit, Ongerustheid en Onverantwoord Gedrag waren negatief geassocieerd met veerkracht. Conclusie: Op basis van deze resultaten ondersteunt de huidige studie de constructvaliditeit van de PID-5-BF+M bij oudere volwassenen. Toekomstig onderzoek naar de leeftijdsneutraalheid van het instrument is echter nog nodig.

Dementie en depressie zijn twee veel voorkomende pathologieën op oudere leeftijd. Een vroege, accurate detectie van beide ziektebeelden is, in het kader van een adequate ondersteuning en zorgplanning, onontbeerlijk. Hoewel er bij dementie, en in mindere mate ook bij depressie verschillende cognitieve capaciteiten onder druk staan, toont muziektherapie duidelijk aan dat de gevoelswereld van de oudere persoon niet stilvalt. In deze studie wilden we exploreren op welke manier een analyse van het muziektherapeutisch proces een bijdrage kan leveren aan de differentiële diagnose tussen dementie en depressie. Meer specifiek werd in dit onderzoek nagegaan of we op basis van muzikale improvisaties kunnen differentiëren tussen ouderen met dementie en ouderen met depressie. Methodisch maakten we gebruik van muzikale improvisaties op piano, uitgevoerd door tien patiënten met dementie, negen patiënten met depressie en zestien gezonde controles. De veronderstelling, dat vooral de improvisaties van personen met depressie afwijkend zouden zijn van beide andere groepen, lijkt bevestigd te worden in de resultaten. Zowel uit het kwantitatieve als uit het kwalitatieve luik van onze studie bleken de variabelen ‘gedeelde puls’, ‘tempo’ en ‘volume’ interessant te zijn bij het stellen van de differentiële diagnose dementie versus depressie. We stellen verder onderzoek voor naar deze drie mogelijks zeer waardevolle parameters in studies met een groter aantal deelnemers.

Objectives:Although older adults often experience negative life events or loss experiences, they rarely experience large decreases in their quality of life or well-being. Emotionally satisfying relationships in older adults may serve as a protective factor that reduces the impact of negative events in decreasing well-being. The availability of these close social contacts is essential, and their potential for alleviating feelings of loneliness after negative events could have an important role in promoting well-being. The aim of this study was to test the hypothetical moderation and mediation effects of social and emotional loneliness on the occurrence of negative old-age life events and well-being in later life.Design:This was a cross-sectional survey conducted as part of the Detection, Support and Care for older people – Prevention and Empowerment research project (2015–2018).Setting:Participants were community-dwelling older adults in Flanders (Belgium).Participants:The sample composed of 770 participants aged 60 years and over.Measurements:Participant demographics, social and emotional loneliness, and subjective well-being were measured. Moderation and mediation analyses were performed using the regression-based approach as conducted by Hayes and Rockwood (2017).Results:Results indicated that a low degree of (social) loneliness is a protective, moderating factor and (emotional) loneliness is a mediating factor on the effects of negative life events on well-being in later life.Conclusions:Findings highlight the importance of emotionally and socially satisfying social contacts in order to maintain positive subjective well-being in later life when negative life events may occur.

ispartof: Tijdschrift Verslaving & Herstel vol:1 issue:2 pages:19-26 status: published

Objective:Studies of frailty have tended to focus on adverse outcomes. This study aims to develop a short instrument that identifies a positive outcome, namely, the level of well-being in older adults at risk of frailty.Method:871 older adults (49.4% women; mean age 75.72 years; SD = 8.05) with a frailty risk profile participated in the first wave of the D-SCOPE study. The possible domains of well-being were identified using a bottom-up approach. Exploratory Structural Equation Modeling (ESEM) and multidimensional Item Response Theory (IRT) analysis of 17 items in 4 domains measuring well-being was performed on a calibration sample (n = 435) to develop the instrument. The instrument was subsequently corroborated by confirmatory factor analysis and convergent/divergent relations with relevant external measures in a validation sample (n = 436).Results:The ESEM three-factor solution, with the subdimensions of sense of mastery, meaning in life, and life satisfaction, displayed good fit to the data (RMSEA = 0.070). For each dimension, the three best discriminating items were retained for the instrument following IRT analysis. Internal consistency of these dimensions was good in the validation sample (sense of mastery α = 0.864, meaning in life α = 0.715, and life satisfaction α = 0.782). The confirmatory factor analysis (CFA) three-factor model also showed good fit to the data (RMSEA = 0.064). Small to large zero-order correlations with the external measures were as expected.Conclusions:Using a bottom-up approach, this study developed a short instrument to identify levels of well-being in vulnerable or frail older adults. The instrument can be applied in primary care and prevention programs.