97 results on '"Defensie"'
Search Results
2. Van iedereen en niemand: De helikopter en de Nederlandse krijgsmacht, 1945-2020
- Author
-
de Winter, Rolf and de Winter, Rolf
- Abstract
Nowadays considered one of the most significant technological innovations of the 20th century, the helicopter provided modern armed forces with a multi-purpose tool. Its capability for deployment at the interface between land, water, and air made the helicopter a unique and versatile weapons system. After World War II however, the Dutch armed forces came to face the helicopter as a military phenomenon and their acceptance of it as a fully-fledged main weapons system seems to have been slow. For decades helicopter units stood in the shadow of weapons systems that the military leaders of the navy, army, and air force considered more essential for the strength and future development of their respective units. It was only during the last decade of the 20th century that the helicopter became a main weapons system frequently deployed on very diverse international missions. In his thesis, De Winter argues that it was mainly the evolving task perception (taakopvatting) of the armed services and political and administrative decision-making both proved to have had a major impact on the acceptance of the helicopter as a main weapons system. First, navy, army and air force considered the survival of their own organization more important than jointly accepting an integral task for the armed forces as a whole. Only when the task perception changed during the early 1990s did a foundation for prioritization of the new weapon system emerge. De Winter shows that gaining intellectual mastery of a complex and versatile weapon system is an arduous process that evokes resistance. The helicopter case study further shows the ambiguity of political influence in decision-making processes: decisiveness and tenacity of defense ministers manifested in both positive and unfavorable ways on helicopter issues.
- Published
- 2023
3. De uitdagingen van (meer) vrouwen bij Defensie
- Subjects
defensie ,vrouwen - Abstract
De laatste jaren is er, zowel in de media als op beleidsniveau, groeiende aandacht voor de ervaringen en positie van vrouwen binnen Defensie. Ondanks deze aandacht is maar weinig bekend over de positie van vrouwen in de gehele defensieorganisatie en wat men in praktische en positieve zin kan doen om de positie van vrouwen te verbeteren. Dit artikel beschrijft de bevindingen van een actieonderzoek dat, ter bevordering van de sociale veiligheid, sinds 2019 op tien defensielocaties wordt uitgevoerd. Hierbij komen de ervaringen van defensiemedewerkers met betrekking tot de positie van vrouwen aan de orde, een thema dat op negen van de tien locaties tijdens interviews naar voren kwam. Actieonderzoek draait om het ondersteunen van medewerkers bij het ontwikkelen van acties die hun werksituatie verbeteren. We presenteren zo’n actie en bespreken de randvoorwaarden om een effectieve bottom-up-interventie te ontwikkelen, te implementeren en te borgen.
- Published
- 2023
4. De uitdagingen van (meer) vrouwen bij Defensie
- Subjects
defensie ,vrouwen - Abstract
De laatste jaren is er, zowel in de media als op beleidsniveau, groeiende aandacht voor de ervaringen en positie van vrouwen binnen Defensie. Ondanks deze aandacht is maar weinig bekend over de positie van vrouwen in de gehele defensieorganisatie en wat men in praktische en positieve zin kan doen om de positie van vrouwen te verbeteren. Dit artikel beschrijft de bevindingen van een actieonderzoek dat, ter bevordering van de sociale veiligheid, sinds 2019 op tien defensielocaties wordt uitgevoerd. Hierbij komen de ervaringen van defensiemedewerkers met betrekking tot de positie van vrouwen aan de orde, een thema dat op negen van de tien locaties tijdens interviews naar voren kwam. Actieonderzoek draait om het ondersteunen van medewerkers bij het ontwikkelen van acties die hun werksituatie verbeteren. We presenteren zo’n actie en bespreken de randvoorwaarden om een effectieve bottom-up-interventie te ontwikkelen, te implementeren en te borgen.
- Published
- 2023
5. Potential alien ranges of European plants will shrink in the future, but less so for already naturalized than for not yet naturalized species
- Author
-
Carsten Hobohm, Florian Jansen, Petr Pyšek, Idoia Biurrun, Trevor S. Fristoe, Mark van Kleunen, Milan Chytrý, Robin Pouteau, Carsten Meyer, Thomas Wohlgemuth, Wilfried Thuiller, Rense Haveman, Jan Pergl, Jens-Christian Svenning, Caroline Brunel, Franz Essl, Qiang Yang, Wayne Dawson, Jesper Erenskjold Moeslund, Bernd Lenzner, Jonathan Lenoir, Patrick Weigelt, Holger Kreft, Botanique et Modélisation de l'Architecture des Plantes et des Végétations (UMR AMAP), Centre de Coopération Internationale en Recherche Agronomique pour le Développement (Cirad)-Université de Montpellier (UM)-Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS)-Institut de Recherche pour le Développement (IRD [France-Sud])-Institut National de Recherche pour l’Agriculture, l’Alimentation et l’Environnement (INRAE), Institut de Recherche pour le Développement (IRD), University of the Basque Country/Euskal Herriko Unibertsitatea (UPV/EHU), Taizhou University, Plant Health Institute of Montpellier (UMR PHIM), Centre de Coopération Internationale en Recherche Agronomique pour le Développement (Cirad)-Institut de Recherche pour le Développement (IRD)-Université de Montpellier (UM)-Institut National de Recherche pour l’Agriculture, l’Alimentation et l’Environnement (INRAE)-Institut Agro - Montpellier SupAgro, Institut national d'enseignement supérieur pour l'agriculture, l'alimentation et l'environnement (Institut Agro)-Institut national d'enseignement supérieur pour l'agriculture, l'alimentation et l'environnement (Institut Agro), Masaryk University [Brno] (MUNI), Durham University, University of Vienna [Vienna], University of Konstanz, Europa-Universität Flensburg, University of Rostock, Georg-August-University = Georg-August-Universität Göttingen, Ecologie et Dynamique des Systèmes Anthropisés - UMR CNRS 7058 (EDYSAN), Université de Picardie Jules Verne (UPJV)-Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS), German Centre for Integrative Biodiversity Research (iDiv), Leipzig University, Aarhus University [Aarhus], Charles University [Prague] (CU), Laboratoire d'Ecologie Alpine (LECA ), Université Savoie Mont Blanc (USMB [Université de Savoie] [Université de Chambéry])-Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS)-Université Grenoble Alpes (UGA), Swiss Federal Institute for Forest, Snow and Landscape Research WSL, University of the Basque Country [Bizkaia] (UPV/EHU), Centre de Coopération Internationale en Recherche Agronomique pour le Développement (Cirad)-Institut de Recherche pour le Développement (IRD)-Université de Montpellier (UM)-Institut national d’études supérieures agronomiques de Montpellier (Montpellier SupAgro), Institut national d'enseignement supérieur pour l'agriculture, l'alimentation et l'environnement (Institut Agro)-Institut national d'enseignement supérieur pour l'agriculture, l'alimentation et l'environnement (Institut Agro)-Institut National de Recherche pour l’Agriculture, l’Alimentation et l’Environnement (INRAE), Duke University [Durham], University of Göttingen - Georg-August-Universität Göttingen, and Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS)-Université de Picardie Jules Verne (UPJV)
- Subjects
0106 biological sciences ,Vascular plant ,land use change ,010504 meteorology & atmospheric sciences ,distributional range shift ,Range (biology) ,shifts ,[SDE.MCG]Environmental Sciences/Global Changes ,Species distribution ,Biome ,biological invasions ,Climate change ,Alien ,migration ,010603 evolutionary biology ,01 natural sciences ,flora ,ecological-niche ,topography ,invasions ,vegetation ,ddc:570 ,alien plant species ,interacting effect of global changes ,Ecology, Evolution, Behavior and Systematics ,Macroecology ,0105 earth and related environmental sciences ,2. Zero hunger ,CLIMATE-CHANGE ,biology ,Ecology ,species distribution model ,Alien plant species, biological invasions, climate change, distributional range shift, interacting effect of global changes, land use change, macroecology, migration, non-analogue climate, species distribution model ,prediction ,15. Life on land ,biology.organism_classification ,distribution models ,uncertainties ,Defensie ,non-analogue climate ,Geography ,climate change ,13. Climate action ,Alien plant species ,macroecology ,[SDE.BE]Environmental Sciences/Biodiversity and Ecology ,Global biodiversity - Abstract
Aims The rapid increase in the number of species that have naturalized beyond their native range is among the most apparent features of the Anthropocene. How alien species will respond to other processes of future global changes is an emerging concern and remains poorly misunderstood. We therefore ask whether naturalized species will respond to climate and land use change differently than those species not yet naturalized anywhere in the world. Location Global. Methods We investigated future changes in the potential alien range of vascular plant species endemic to Europe that are either naturalized (n = 272) or not yet naturalized (1,213) outside of Europe. Potential ranges were estimated based on projections of species distribution models using 20 future climate-change scenarios. We mapped current and future global centres of naturalization risk. We also analysed expected changes in latitudinal, elevational and areal extent of species' potential alien ranges. Results We showed a large potential for more worldwide naturalizations of European plants currently and in the future. The centres of naturalization risk for naturalized and non-naturalized plants largely overlapped, and their location did not change much under projected future climates. Nevertheless, naturalized plants had their potential range shifting poleward over larger distances, whereas the non-naturalized ones had their potential elevational ranges shifting further upslope under the most severe climate change scenarios. As a result, climate and land use changes are predicted to shrink the potential alien range of European plants, but less so for already naturalized than for non-naturalized species. Main conclusions While currently non-naturalized plants originate frequently from mountain ranges or boreal and Mediterranean biomes in Europe, the naturalized ones usually occur at low elevations, close to human centres of activities. As the latter are expected to increase worldwide, this could explain why the potential alien range of already naturalized plants will shrink less. We thank Marten Winter (iDiv, Germany) and all who contributed to the GloNAF and EVA databases without whom this work would not have been possible. Robin Pouteau was supported by the National Natural Science Foundation of China (grant number 31901176) and Taizhou University (2018YQ001). Idoia Biurrun was supported by the Basque Government (IT936-16). Milan Chytry was supported by the Czech Science Foundation (19-28491X). Franz Essl and Bernd Lenzner appreciate funding by the Austrian Science Foundation FWF (I2086-B16). Carsten Meyer acknowledges funding by the Volkswagen Foundation through a Freigeist Fellowship (A118199), and additional support by iDiv, funded by the German Research Foundation (DFG-FZT 118, 202548816). Petr Pysek and Jan Pergl were supported by EXPRO grant (19-28807X) of the Czech Science Foundation and long-term research development project RVO (67985939) of Czech Academy of Sciences. Jens-Christian Svenning considers this work a contribution to his VILLUM Investigator project "Biodiversity Dynamics in a Changing World" funded by VILLUM FONDEN (16549). We appreciate the helpful comments by three anonymous reviewers and the Handling Editor, Raimundo Real.
- Published
- 2021
6. Defensiecodex
- Author
-
USL-B - Centre interdisciplinaire de recherches en droit constitutionnel et administratif (CIRC), UCL - SSH/JURI/PJPU - Droit public, Bernard, Nicolas B., De Saedeleer, Valery, USL-B - Centre interdisciplinaire de recherches en droit constitutionnel et administratif (CIRC), UCL - SSH/JURI/PJPU - Droit public, Bernard, Nicolas B., and De Saedeleer, Valery
- Abstract
De Defensiecodex bundelt ruim honderd teksten die een transversale weergave zijn van het juridische kader eigen aan Defensie, gerangschikt in veertien rubrieken die respectievelijk gewijd zijn aan de organisatie van Defensie, opdrachten van Defensie, militaire inlichtingen, Koninklijke Militaire School, fundamentele rechten en statuten, gezondheid van de militair, sociale relaties van de militair, bezoldiging en pensioen van de militair, gebruik van talen in het leger, militair straf- en tuchtrecht, overheidsopdrachten van Defensie en militaire opeisingen, militair domein, uniform en militaire ordes en – tot slot – enkele parastatalen van Defensie. De Defensiecodex is bestemd voor zij die de belangrijkste normatieve teksten inzake Defensie in één enkel boekdeel willen terugvinden.
- Published
- 2021
7. Dialogo: logo’s verwijderen van bedrijfskleding
- Author
-
Harmsen, Paulien, Bos, Harriëtte, Teunissen, Wouter, Westra, Aletta, Berkel, Hans, Kerkhof, Jeroen, Nieuwenburg, Merel, Harmsen, Paulien, Bos, Harriëtte, Teunissen, Wouter, Westra, Aletta, Berkel, Hans, Kerkhof, Jeroen, and Nieuwenburg, Merel
- Published
- 2021
8. Vegetation classification as a mirror of evolution? Thoughts on the syntaxonomy and management of bramble scrubs of the Prunetalia (Rhamno-Prunetea)
- Author
-
Iris de Ronde and Rense Haveman
- Subjects
0106 biological sciences ,Inherited ecology ,Current distribution ,Ecology (disciplines) ,Vegetation classification ,Distribution (economics) ,Plant Science ,010603 evolutionary biology ,01 natural sciences ,Biochemistry ,Vegetation geography ,Genetics ,Molecular Biology ,Ecology, Evolution, Behavior and Systematics ,biology ,business.industry ,Ecology ,Cell Biology ,PE&RC ,biology.organism_classification ,Defensie ,Pruno-Rubion sprengelii ,Alliance ,Geography ,Vegetation history ,Pruno-Rubion radulae ,Indicator species ,Animal Science and Zoology ,Rubus ,business ,Apomicts ,Northwest europe ,010606 plant biology & botany - Abstract
In Germany and the Netherlands, many bramble scrub associations are distinguished on the basis of the occurrence of Rubus species. The associations belonging to the Prunetalia spinosae Tüxen 1952 are usually assigned to the Pruno-Rubion radulae Weber Osnabr Naturwiss Mitt 3:143–150, 1974, but published tables show inconsistencies in the occurrence of alliance character species. In this paper, we compare synoptic tables from different sources from the Netherlands and Germany. From this comparison, it is concluded that the associations can be divided over two alliances, the Pruno-Rubion radulae in central Europe, and the Pruno-Rubion sprengelii Weber Osnabr Naturwiss Mitt 3:143–150, 1974 in northwest Europe (excluding the UK). The differential species of both these alliances coincide to a considerable degree with the indicator species of the phytogeographical Rubus territories as defined by Haveman et al. (J Biogeogr 43:1360-1371, 2016). As can be deduced from recent molecular studies (Sochor et al. Mol Phylogenet Evol 89:13-27, 2015), these territories have an evolutionary background. This is an effect of the unsaturated distribution areas of a large portion of the very young Rubus agamospecies. The same holds true for the two alliances: although they have a different ecology, we argue that their current distribution areas are not a reflection of this ecology, but both their ecology and distribution area are caused by different evolutionary developments.
- Published
- 2019
9. Je kunt een mens uit de oorlog halen, maar de oorlog niet uit een mens
- Subjects
case study ,geestelijke verzorging ,veteranenzorg ,defensie - Abstract
De casestudy raakt aan een pijnlijk hoofdstuk uit onze nationale geschiedenis: de inzet van Nederlandse militairen in Nederlands-Indië. De casusbeschrijving laat zien welke specifieke en tijdsintensieve aandacht de begeleiding van de (wegens leeftijd) snel krimpende groep 'oude veteranen' vraagt.
- Published
- 2019
10. Geen invloed waterwinning op herstelde duinvalleien
- Subjects
Vegetation ,Bos- en Landschapsecologie ,Plantenecologie en Natuurbeheer ,Forest and Landscape Ecology ,Plant Ecology and Nature Conservation ,PE&RC ,Defensie ,Vegetatie - Abstract
Een van de meest biodiverse habitats in Nederland is de vochtige kalkrijke duinvallei (Natura 2000 habitattype 2190B). Vele ecologische gradiënten en een hoge natuurlijke dynamiek zorgen voor een uitgebalanceerd pallet aan niches en ecologische randvoorwaarden. Doordat de mens op allerlei manieren een stempel in het duingebied heeft gezet, is nog slechts drie tot vijf procent van het originele areaal aan Nederlandse vochtige, kalkrijke duinvalleien aanwezig (Council of the European Communities 1992). Sinds de jaren 90 zijn er echter grootschalige herstelmaatregelen getroffen in veel Nederlandse kustgebieden om de duinvalleien te herstellen. Dit artikel beschrijft het resultaat van 21 jaar herstelmaatregelen in drie valleien in Meijendel met in het bijzonder het succes van de Kikkervalleien.
- Published
- 2019
11. Dimensions of invasiveness: Links between local abundance, geographic range size, and habitat breadth in Europe's alien and native floras
- Author
-
Patrick Weigelt, Steven Jansen, Bruno Enrico Leone Cerabolini, Jonathan Lenoir, Fons van der Plas, Jan Pergl, Jens-Christian Svenning, Franz Essl, Jane A. Catford, Adam R. Martin, Arildo S. Dias, Ute Jandt, Milan Chytrý, Rubén H. Heleno, Sean T. Michaletz, Idoia Biurrun, Chaeho Byun, Grzegorz Swacha, Maria Laura Carranza, Fabio Attorre, Hans Henrik Bruun, Tomáš Peterka, Eduardo Chacón-Madrigal, Erwin Bergmeier, Iris de Ronde, Hanno Seebens, Mark van Kleunen, Andraž Čarni, Corrado Marcenò, Petr Pyšek, Markus Bernhardt-Römermann, Anna Kuzemko, Armin Macanović, Nate Hough-Snee, Kiril Vassilev, Remigiusz Pielech, Filip Küzmič, Steffen Boch, Angela Stanisci, Akira Mori, Florian Jansen, Trevor S. Fristoe, Mária Šibíková, Pablo Vargas, Renata Ćušterevska, Noëlie Maurel, Solvita Rūsiņa, Valerijus Rašomavičius, Gianmaria Bonari, Valentin Golub, Rense Haveman, Wayne Dawson, Zoltán Botta-Dukát, Qiang Yang, Ülo Niinemets, Daniela Ciccarelli, Jürgen Dengler, Holger Kreft, Urban Šilc, Ecologie et Dynamique des Systèmes Anthropisés - UMR CNRS 7058 (EDYSAN), Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS)-Université de Picardie Jules Verne (UPJV), and Université de Picardie Jules Verne (UPJV)-Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS)
- Subjects
0106 biological sciences ,Flora ,enemy release ,[SDE.MCG]Environmental Sciences/Global Changes ,media_common.quotation_subject ,Enemy release ,invasion successforms of raritydistribution–abundance relationshipenemy releaseleaf economic spectrum ,Plant Ecology and Nature Conservation ,[SDV.BID]Life Sciences [q-bio]/Biodiversity ,Alien ,Leaf economic spectrum ,distribution–abundance relationship ,invasion success, forms of rarity, distribution–abundance relationship, enemy release, leaf economic spectrum ,010603 evolutionary biology ,01 natural sciences ,Abundance (ecology) ,ddc:570 ,invasion success, forms of rarity, distribution-abundance relationship, enemy release, leaf economic spectrum ,forms of rarity ,Forms of rarity ,Invasion success ,Alien species ,Ecosystem ,media_common ,[SDV.EE]Life Sciences [q-bio]/Ecology, environment ,Multidisciplinary ,leaf economic spectrum ,Ecology ,distribution-abundance relationship ,invasion success ,010604 marine biology & hydrobiology ,Vegetation ,15. Life on land ,Plants ,Biological Sciences ,Distribution-abundance relationship ,Defensie ,Europe ,Phylogeography ,580: Pflanzen (Botanik) ,Geography ,Habitat ,Plantenecologie en Natuurbeheer ,[SDE.BE]Environmental Sciences/Biodiversity and Ecology ,Introduced Species ,Distribution–Abundance relationship ,Diversity (politics) - Abstract
Understanding drivers of success for alien species can inform on potential future invasions. Recent conceptual advances highlight that species may achieve invasiveness via performance along at least three distinct dimensions: 1) local abundance, 2) geographic range size, and 3) habitat breadth in naturalized distributions. Associations among these dimensions and the factors that determine success in each have yet to be assessed at large geographic scales. Here, we combine data from over one million vegetation plots covering the extent of Europe and its habitat diversity with databases on species' distributions, traits, and historical origins to provide a comprehensive assessment of invasiveness dimensions for the European alien seed plant flora. Invasiveness dimensions are linked in alien distributions, leading to a continuum from overall poor invaders to super invaders - abundant, widespread aliens that invade diverse habitats. This pattern echoes relationships among analogous dimensions measured for native European species. Success along invasiveness dimensions was associated with details of alien species' introduction histories: earlier introduction dates were positively associated with all three dimensions, and consistent with theory-based expectations, species originating from other continents, particularly acquisitive growth strategists, were among the most successful invaders in Europe. Despite general correlations among invasiveness dimensions, we identified habitats and traits associated with atypical patterns of success in only one or two dimensions - for example, the role of disturbed habitats in facilitating widespread specialists. We conclude that considering invasiveness within a multidimensional framework can provide insights into invasion processes while also informing general understanding of the dynamics of species distributions., Deutsche Forschungsgemeinschaft (264740629) Grantová Agentura České Republiky (19-28491X) Grantová Agentura České Republiky (19-28807X) Grantová Agentura České Republiky (RVO 67985939) Austrian Science Fund (I 2086 - B29) Bundesministerium für Bildung und Forschung (01LC1807A) Eusko Jaurlaritza (IT299-10) National Research Foundation of Korea (2018R1C1B6005351) University of Latvia (AAp2016/B041//Zd2016/AZ03) Villum Fonden (16549)
- Published
- 2021
12. Dennstaedtiaceae
- Subjects
Defensie - Published
- 2021
13. Defensiecodex
- Author
-
Bernard, Nicolas B., De Saedeleer, Valery, USL-B - Centre interdisciplinaire de recherches en droit constitutionnel et administratif (CIRC), and UCL - SSH/JURI/PJPU - Droit public
- Subjects
Codex ,Code ,Armée ,Défense ,Defensie - Abstract
De Defensiecodex bundelt ruim honderd teksten die een transversale weergave zijn van het juridische kader eigen aan Defensie, gerangschikt in veertien rubrieken die respectievelijk gewijd zijn aan de organisatie van Defensie, opdrachten van Defensie, militaire inlichtingen, Koninklijke Militaire School, fundamentele rechten en statuten, gezondheid van de militair, sociale relaties van de militair, bezoldiging en pensioen van de militair, gebruik van talen in het leger, militair straf- en tuchtrecht, overheidsopdrachten van Defensie en militaire opeisingen, militair domein, uniform en militaire ordes en – tot slot – enkele parastatalen van Defensie. De Defensiecodex is bestemd voor zij die de belangrijkste normatieve teksten inzake Defensie in één enkel boekdeel willen terugvinden.
- Published
- 2021
14. Algemene inleiding
- Subjects
Defensie - Published
- 2021
15. Dialogo: logo’s verwijderen van bedrijfskleding
- Author
-
Harriëtte Bos, Hans Berkel, Merel Nieuwenburg, Paulien Harmsen, Aletta Westra, Jeroen Kerkhof, Fbr Bp Biorefinery Sustainable Value Chains, and Wouter Teunissen
- Subjects
BBP Sustainable Chemistry & Technology ,textiel ,defensie ,BBP Biorefinery & Sustainable Value Chains ,recycling ,logo's - Published
- 2021
16. Nova Flora Neerlandica : Lycopodiopsida & Polypodiopsida: Wolfsklauwen, Biesvarens, Paardestaarten en Varens
- Author
-
Haveman, R., Lemmens, R.H.M.J., Simons, E.L.A.N., de Ronde, I., and Schaminee, J.H.J.
- Subjects
Plantenecologie en Natuurbeheer ,Plant Ecology and Nature Conservation ,Vegetatie, Bos- en Landschapsecologie ,Vegetation, Forest and Landscape Ecology ,PE&RC ,Defensie - Published
- 2021
17. Algemene inleiding
- Author
-
Haveman, R.
- Subjects
Life Science ,Defensie - Published
- 2021
18. Nova Flora Neerlandica : Lycopodiopsida & Polypodiopsida: Wolfsklauwen, Biesvarens, Paardestaarten en Varens
- Subjects
Vegetation ,Bos- en Landschapsecologie ,Plantenecologie en Natuurbeheer ,Forest and Landscape Ecology ,Plant Ecology and Nature Conservation ,PE&RC ,Defensie ,Vegetatie - Published
- 2021
19. [Review of the book In de strijd nabij: Nederlandse aalmoezeniers in militaire missies, Bart van Dijk, Utrecht 2019: Eburon]
- Subjects
geestelijke verzorging ,defensie - Published
- 2020
20. Heathlands of temperate and Boreal Europe
- Author
-
Javier Loidi, Geert De Blust, Juan Antonio Campos, Rense Haveman, and John Janssen
- Subjects
Vegetation ,Bos- en Landschapsecologie ,Life Science ,Vegetatie, Bos- en Landschapsecologie ,Forest and Landscape Ecology ,Vegetation, Forest and Landscape Ecology ,PE&RC ,Defensie ,Vegetatie - Abstract
Scrub communities dominated by heathers are called heathlands and are frequent in western and central Europe and in the subalpine belts of the mountains. They are diversified into seven subtypes along a wide geographic span along the entire Atlantic countries of Europe, from the Cape North to the Strait of Gibraltar as well as the Azorean islands, and penetrate in some areas of central Europe. They always grow on siliceous soils poor in bases and require high moisture during the growing season. The organic matter produced by heathlands is acidic and favors the podsolization of the soils. Most of them are linked to the human activity based on traditional land use: extensive grazing, harvesting and fire, which supported an agrarian economy based in livestock: sheep, goats, cattle. They started expanding from the Neolithic on at the expense of the forests that existed before. With the current rural abandonment, heathlands are severely diminishing and being replaced by newly growing forests or other human induced vegetation types such as grasslands, tree plantations or fields.
- Published
- 2020
21. [Review of the book In de strijd nabij: Nederlandse aalmoezeniers in militaire missies, Bart van Dijk, Utrecht 2019: Eburon]
- Subjects
geestelijke verzorging ,defensie - Published
- 2020
22. Shrublands of Temperate Europe
- Author
-
John Janssen, Rense Haveman, Javier Loidi, and Juan Antonio Campos
- Subjects
geography ,Vegetation ,geography.geographical_feature_category ,Land use ,Agroforestry ,Seed dispersal ,Bos- en Landschapsecologie ,Biodiversity ,PE&RC ,Defensie ,Fencing ,Shrubland ,Seral community ,Life Science ,Forest and Landscape Ecology ,Vegetatie, Bos- en Landschapsecologie ,Terrestrial ecosystem ,Vegetation, Forest and Landscape Ecology ,Vegetatie - Abstract
Shrublands are largely represented in Europe being diversified into several types. They are found in primary stations, usually on shallow soil sites of rocky places and steep slopes, in which they were differentiated along history and evolution. However, the overwhelming majority of the currently existing shrublands are in secondary stations, as seral stages of forests, being favored by humans by means of the traditional land use systems, particularly extensive husbandry and farming. They often form hedgerows for fencing rural properties, most of them by spiny shrubs such as brambles, roses and blackthorns. This vegetation produces abundant organic matter and keeps the soil in good conditions of fertility. Shrublands also host a large number of small animals, particularly butterflies, and provide abundant fleshy fruits for seed dispersal which fodder many birds. The conservation of the reticulated hedgerows landscape, known as bocage, is a relevant issue for the preservation of the structural complexity and biodiversity of the terrestrial ecosystems in temperate Europe. The modern tendency towards more technological exploitation systems in some regions, parallel to the rural abandonment in others, is leading to the reduction of this habitat type all over Europe.
- Published
- 2020
23. Do we have a case?
- Author
-
Körver, Jacques and Körver, Jacques
- Abstract
Samenvatting van de internationale conferentie over casestudies onderzoek in de geestelijke verzorging, op 25 en 26 februari 2019 in Amsterdam (PThU, in samenwerking met het UCGV en de Commissie Wetenschap van de VGVZ).
- Published
- 2019
24. Je kunt een mens uit de oorlog halen, maar de oorlog niet uit een mens
- Author
-
Körver, Jacques, Jorissen, Gertjan, Schuhmann, Carmen, Pleizier, Theo, Walton, Martin N., Körver, Jacques, Jorissen, Gertjan, Schuhmann, Carmen, Pleizier, Theo, and Walton, Martin N.
- Abstract
De casestudy raakt aan een pijnlijk hoofdstuk uit onze nationale geschiedenis: de inzet van Nederlandse militairen in Nederlands-Indië. De casusbeschrijving laat zien welke specifieke en tijdsintensieve aandacht de begeleiding van de (wegens leeftijd) snel krimpende groep 'oude veteranen' vraagt.
- Published
- 2019
25. Geen invloed waterwinning op herstelde duinvalleien
- Author
-
van Heusden, Tom, van der Hagen, H.G.J.M., and Schaminee, J.H.J.
- Subjects
Plantenecologie en Natuurbeheer ,Plant Ecology and Nature Conservation ,Vegetatie, Bos- en Landschapsecologie ,Vegetation, Forest and Landscape Ecology ,PE&RC ,Defensie - Abstract
Een van de meest biodiverse habitats in Nederland is de vochtige kalkrijke duinvallei (Natura 2000 habitattype 2190B). Vele ecologische gradiënten en een hoge natuurlijke dynamiek zorgen voor een uitgebalanceerd pallet aan niches en ecologische randvoorwaarden. Doordat de mens op allerlei manieren een stempel in het duingebied heeft gezet, is nog slechts drie tot vijf procent van het originele areaal aan Nederlandse vochtige, kalkrijke duinvalleien aanwezig (Council of the European Communities 1992). Sinds de jaren 90 zijn er echter grootschalige herstelmaatregelen getroffen in veel Nederlandse kustgebieden om de duinvalleien te herstellen. Dit artikel beschrijft het resultaat van 21 jaar herstelmaatregelen in drie valleien in Meijendel met in het bijzonder het succes van de Kikkervalleien.
- Published
- 2019
26. Teamgericht HRM binnen de non-profit sector. :Een case studie naar het gebruik van teamgericht HRM binnen het Voortgezet Onderwijs en de Koninklijke Luchtmacht
- Author
-
Greven, Willem
- Subjects
teamleider ,onderwijs ,eamgericht HRM ,HRM regelgeving ,handelingsruimte ,Koninklijke Luchtmacht ,Human resources management (HRM) ,Defensie ,voortgezet onderwijs - Abstract
AchtergrondHuman Resources Management (HRM) richt zich op het beïnvloeden van de houding en het gedrag van werknemers. Er is meer aandacht nodig voor HRM onderzoek in de non-profit sector omdat deze sector onder druk staat om financieel te presteren en de maatschappelijke meerwaarde moet worden aangetoond. In dit onderzoek ligt de focus bij de Koninklijke Luchtmacht (KLu) en het Voortgezet Onderwijs (VO). Zo wordt binnen het VO HRM door teamleiders uitgevoerd om het professionaliseren van onderwijsmedewerkers te ondersteunen, gericht op de verbetering van de onderwijskwaliteit. De KLu past HRM toe om ervoor te zorgen dat de organisatie zich beter kan aanpassen aan de omgeving. DoelHet doel van dit onderzoek is meer inzicht te krijgen in de invloed van HRM regelgeving op het uitvoeren van teamgericht HRM door teamleiders in de non-profit sector. Door te onderzoeken hoe HRM regelgeving de wijze beïnvloedt waarop teamleiders het teamgericht HRM toepassen, kan een bijdrage worden geleverd aan het verbeteren van prestaties in de non-profit sector.Deelnemers, procedure, onderzoeksontwerpEr zijn twee verschillende sectoren, het VO en de KLu, met elkaar vergeleken door middel van kwalitatief onderzoek. Het VO en de KLu hebben eigen HRM regelgeving waardoor het mogelijk was om een vergelijking te maken. Er is onderzoek gedaan bij instellingen die een vergelijkbaar primair proces kennen, het verzorgen van onderwijs. De instellingen zijn medio mei 2018 benaderd met behulp van een informatiebrief waarna zij teamleiders beschikbaar hebben gesteld en HRM documenten hebben aangeleverd. Er zijn bij vier instellingen in het VO, acht teamleiders geïnterviewd. Bij de KLu zijn er acht teamleiders geïnterviewd die bij één instelling werkzaam zijn. MeetinstrumentenEr is een topiclijst met codering gemaakt waarmee een vragenlijst is opgesteld. Aan de hand van de vragenlijst zijn semigestructureerde interviews met de teamleiders zijn gehouden. De topiclijst, inclusief codering, is gebaseerd op concretisering van elementen uit HRM regelgeving op verschillende niveaus: Landelijk, sectoraal en instellingsniveau. Operationalisering van HRM concepten heeft plaatsgevonden aan de hand van de AMO theorie van Appelbaum: Aan ieder element (“ability”, “motivation” en “opportunity”) is een HRM instrument gekoppeld. Bij de instellingen zijn HRM documenten opgevraagd.ResultatenTeamleiders VO ervaren HRM regelgeving zowel positief als negatief. Wanneer teamleiders VO mandaat ervaren bij teamgerichte HRM activiteiten, wordt ondersteuning ervaren. Teamleiders VO ervaren positieve en negatieve gevolgen van HRM regelgeving. Teamleiders KLu ondervinden een overwegend positieve invloed van HRM regelgeving. Wanneer teamleiders KLu mandaat en verplichtingen ervaren, wordt ondersteuning ervaren. Teamleiders KLu zijn overwegend positief over de gevolgen van HRM regelgeving. ConclusieHRM regelgeving, ongeacht het niveau waarop deze is opgesteld, wordt door de teamleiders VO en KLu als beïnvloedend ervaren voor de uitvoering van hun teamgerichte HRM activiteiten. Het ervaren van mandaat lijkt ook tot het ervaren van ondersteuning te leiden. Overwegend zijn teamleiders positief over de ervaren gevolgen. De resultaten zijn niet zonder meer te generaliseren. De non-profit sector is groter en meer divers dan de onderzoeksgroep, verwacht wordt dat deze verschillen leiden tot andere resultaten.
- Published
- 2018
27. De stand van Duitsland
- Author
-
Lak, Martijn
- Subjects
Europese Unie ,Europese integratie ,buitenlandse politiek ,defensie ,Duitsland ,Europa - Abstract
De Duitse politieke en economische rol in Europa is de afgelopen decennia ingrijpend veranderd. De toekomst van Duitsland is onzeker, maar het is duidelijk dat onze oosterburen zich steeds verder ontwikkelen tot een economische en politieke grootmacht, niet alleen in Europa maar ook op wereldtoneel. Martijn Lak bespreekt vijf recente boeken over de ontwikkeling van de Duitse buitenlandse politiek van ‘soft power’ tot een assertievere grootmogendheid. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/martijn-lak-71793013/
- Published
- 2018
28. De stand van Duitsland
- Subjects
Europese Unie ,Europese integratie ,buitenlandse politiek ,defensie ,Duitsland ,Europa - Abstract
De Duitse politieke en economische rol in Europa is de afgelopen decennia ingrijpend veranderd. De toekomst van Duitsland is onzeker, maar het is duidelijk dat onze oosterburen zich steeds verder ontwikkelen tot een economische en politieke grootmacht, niet alleen in Europa maar ook op wereldtoneel. Martijn Lak bespreekt vijf recente boeken over de ontwikkeling van de Duitse buitenlandse politiek van ‘soft power’ tot een assertievere grootmogendheid. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/martijn-lak-71793013/
- Published
- 2018
29. Gestolen kenmerken: wat zijn soorten in Rosa sect. Caninae?
- Subjects
Plantenecologie en Natuurbeheer ,Plant Ecology and Nature Conservation ,PE&RC ,Defensie - Abstract
In 2011, Bakker et al.[1] published a new overview of the Dutch Rosa taxa in this journal. To order the previous chaos in Rosa sect. Caninae, the authors used a highly artificial typological species concept based on a priori determined set of characters to classify the observed variation in entities, which they subsequently treated as species. However, the discriminating characters used in this treatment are the position and persistence of the sepals and the diameter of the style opening, which are inherited solely from the pollen donor.[10] Other characters, like the presence or absence of hairs and glands and the structure of the epidermal wax on the leaves, are solely inherited from the mother plant. Since genetic recombination probably doesn’t occur by passing on genetic material to the next generation, I conclude that the ‘male’ characters cannot be used to delimitate taxa in sect. Caninae: these characters are stolen and are only dependent on the characters of the pollen donor; consequently they may differ between offspring of the same mother plant originating from different pollen donors and from generation to generation. It is recommended to develop a species concept which does justice to the evolutionary relations within the genus. If genetic recombination doesn’t take place, as is indicated by recent studies, species should be based on characters that are inherited in the maternal line, just like in apomict genera as Rubus and Hieracium. Since genetic recombination probably doesn’t occur, intermediate forms within section Caninae cannot be considered to be hybrides.
- Published
- 2016
30. Capricious, or tied to history’s apron strings? Floristic regions in north-west European brambles (Rubus subgenus Rubus, Rosaceae)
- Author
-
Joop H.J. Schaminée, Rense Haveman, R.J. Bijlsma, and Iris de Ronde
- Subjects
0106 biological sciences ,Bos- en Landschapsecologie ,phytogeographical regionalization ,Plant Ecology and Nature Conservation ,phylogeography ,010603 evolutionary biology ,01 natural sciences ,indicator species ,Genus ,land use history ,twinspan ,Forest and Landscape Ecology ,Rubus canescens ,hybridization ,Ecology, Evolution, Behavior and Systematics ,Vegetatie ,Vegetation ,Ecology ,biology ,Rubus ulmifolius ,polyploids ,inherited ecology ,biology.organism_classification ,PE&RC ,Defensie ,010601 ecology ,Indicator species ,Genetic structure ,apomicts ,Plantenecologie en Natuurbeheer ,Vegetatie, Bos- en Landschapsecologie ,Vegetation, Forest and Landscape Ecology ,Rubus ,Subgenus ,Landscape history ,isolation - Abstract
Aim To classify and describe distributional patterns in apomictic Rubus subgenus Rubus in north-west Europe and to characterize the major regions by statistically derived character species. Location North-western Europe, in particular Ireland, the United Kingdom, the Netherlands, Denmark and Germany. Methods We used twinspan analysis to distinguish hierarchically ordered phytogeographical regions using grid-based distributional patterns of bramble species, Dufr^ene–Legendre indicator species analysis to define character species for the regions, and descriptive statistical analysis of broad-scale abiotic factors derived from the LANMAP landscape classification for each region. Results Grid cells were classified into 114 initial groups and 12 regions (florulas), forming three major bramble territories. Up to 15 indicator species could be assigned to each florula. The florulas in the British Isles are geographically isolated, unlike those on the continent. The florulas differ in minimum temperature in January, mean precipitation in August, and elevation. Although a clear view of the relationship between the bramble flora in the British Isles and the continental flora is obscured by the lack of data from Belgium and France, the major biogeographical patterns coincide with the genetic structure of the genus as published by Sochor et al. (2015). Other factors forming the basis for the observed patterns are isolation (especially in the British Isles), and arguably also landscape history and landscape patterns. Main conclusions Phytogeographical patterns in Rubus subg. Rubus are strongly influenced by historical factors and can be traced back to the hybridization of sexual Rubus ulmifolius, Rubus canescens and Rubus ser. Glandulosi especially. Geographical and ecological factors also play a role in the realization of large-scale patterns, but these factors seem to be closely tied to the history and genetic structure of the genus through inherited ecology from the ancestral species.Aim To classify and describe distributional patterns in apomictic Rubus subgenus Rubus in north-west Europe and to characterize the major regions by statistically derived character species. Location North-western Europe, in particular Ireland, the United Kingdom, the Netherlands, Denmark and Germany. Methods We used twinspan analysis to distinguish hierarchically ordered phytogeographical regions using grid-based distributional patterns of bramble species, Dufrene–Legendre indicator species analysis to define character species for the regions, and descriptive statistical analysis of broad-scale abiotic factors derived from the LANMAP landscape classification for each region. Results Grid cells were classified into 114 initial groups and 12 regions (florulas), forming three major bramble territories. Up to 15 indicator species could be assigned to each florula. The florulas in the British Isles are geographically isolated, unlike those on the continent. The florulas differ in minimum temperature in January, mean precipitation in August, and elevation. Although a clear view of the relationship between the bramble flora in the British Isles and the continental flora is obscured by the lack of data from Belgium and France, the major biogeographical patterns coincide with the genetic structure of the genus as published by Sochor et al. (2015). Other factors forming the basis for the observed patterns are isolation (especially in the British Isles), and arguably also landscape history and landscape patterns. Main conclusions Phytogeographical patterns in Rubus subg. Rubus are strongly influenced by historical factors and can be traced back to the hybridization of sexual Rubus ulmifolius, Rubus canescens and Rubus ser. Glandulosi especially. Geographical and ecological factors also play a role in the realization of large-scale patterns, but these factors seem to be closely tied to the history and genetic structure of the genus through inherited ecology from the ancestral species
- Published
- 2016
31. Een onderzoek naar arbeidsbescherming en veiligheid bij de POMS-sites. : WP8.2: Normen en Recht op Bescherming: Defensie-specifiek
- Author
-
M&G, DMG, Dam-Deisz WDC, Timmermans T, Sitters I, Laan G van der, Engelen J van, M&G, DMG, Dam-Deisz WDC, Timmermans T, Sitters I, Laan G van der, and Engelen J van
- Abstract
RIVM rapport:Dit rapport maakt onderdeel uit van een serie van tien rapporten over het onderzoek naar chroom-6 op de POMS-locaties van Defensie. Dit rapport bevat geen afzonderlijke publiekssamenvatting. Een overkoepelende publiekssamenvatting van de tien rapporten is te vinden op de website van het RIVM: "Chroom-6 op de POMS-locaties van Defensie: gezondheidseffecten en verantwoordelijkheden. Bevindingen uit het onderzoek op hoofdlijnen." RIVM Rapport 2018-0061, This report forms part of a series of ten reports on the research project on chromium-6 at the POMS sites of the Dutch Ministry of Defence. This report does not contain a separate synopsis. A combined summary of the ten reports can be found on the RIVM website: "Chromium-6 at the Ministry of Defence's POMS sites: health effects and responsibilities. Main findings from the research." RIVM Report 2018-0061
- Published
- 2018
32. Chroom-6 op de POMS-locaties van Defensie: gezondheidseffecten en verantwoordelijkheden : Bevindingen uit het onderzoek op hoofdlijnen
- Author
-
IRV, DMG, IRV, and DMG
- Abstract
RIVM rapport:Deze rapportage gaat over een onderzoek dat tussen 2014 en 2018 in opdracht van de minister van Defensie is uitgevoerd naar gezondheidsrisico's door blootstelling van Defensiepersoneel aan chroom 6. De blootstelling aan deze gevaarlijke stof heeft plaatsgevonden op vijf NAVO-materieellocaties die in de periode 1984-2006 in Nederland in gebruik waren. Op deze zogenoemde POMS-locaties (POMS: Prepositioned Organizational Materiel Storage) verrichtten medewerkers van Defensie onderhoudswerkzaamheden aan NAVO-materieel. Het chroom-6 bevond zich vooral in de grondverf van het materieel, dat vrij kon komen bij onderhoudswerkzaamheden hieraan. Blootstelling aan chroom-6 op de POMS-locaties en gezondheidseffecten De mate waarin Defensiepersoneel op de vijf POMSlocaties in contact kwam met chroom-6 verschilde per functie. Medewerkers in de technische onderhoudsfuncties werden het meest blootgesteld aan chroom-6. Dit gebeurde vooral bij bewerkingen aan materieel dat met chroom-6-houdende verf was behandeld, zoals bij schuren, maar ook bij het aanbrengen van chroom- 6-houdende verf op het materieel. De gezondheidseffecten die als gevolg van blootstelling aan chroom-6 kunnen optreden, zijn divers. Bij het Defensiepersoneel dat werkzaam was in technische onderhoudsfuncties was er sprake van blootstelling aan chroom-6 die de volgende ziekten kan hebben veroorzaakt: longkanker, neus- en neusbijholtekanker, maagkanker, chroom-6-gerelateerde allergisch contacteczeem, allergische astma en allergische rhinitis, chronische longziekten en perforatie van het neustussenschot door chroomzweren. Doordat de meeste van deze ziekten ook andere oorzaken kunnen hebben, kan in veel gevallen niet met zekerheid worden vastgesteld dat deze ziekten bij oud-werknemers het gevolg zijn van blootstelling aan chroom-6 op de POMS-locaties. Voor andere gezondheidsklachten die door (oud-)medewerkers zijn gemeld, zoals gebitsproblemen, is geen of onvoldoende wetenschappelijk bewijs gevonden voor een mogelijk v, This report is about a study of the health risks resulting from the exposure of Ministry of Defence personnel to chromium-6 carried out at the request of the Minister of Defence between 2014 and 2018. Exposure to this hazardous substance took place at five NATO equipment storage sites that were operational in the Netherlands in the period 1984-2006. At these Prepositioned Organizational Materiel Storage (POMS) sites, employees of the Ministry of Defence carried out maintenance activities on NATO equipment. The chief source of chromium-6 was the primer coating used to protect the equipment, and maintenance activities could cause the release of this substance. Exposure to chromium-6 at the POMS sites and health effects The extent to which Ministry of Defence personnel at the five POMS sites came into contact with chromium-6 differed according to their positions. Employees in technical maintenance positions were the most exposed to chromium-6. This mainly took place during activities, such as sanding, carried out on equipment that had been treated with paint containing chromium-6 but also when coating equipment with paint containing chromium-6. Diverse health effects can arise as a result of exposure to chromium-6. Ministry of Defence personnel working in technical maintenance positions were exposed to chromium-6 that could have caused the following diseases: lung cancer, nasal and paranasal sinus cancer, gastric cancer, chromium-6-related allergic contact eczema, allergic asthma and allergic rhinitis, chronic lung diseases and perforation of the nasal septum due to chromium ulcers. Because most of these diseases can also arise due to other causes, in many cases it cannot be determined with certainty that these diseases in former employees are the result of exposure to chromium-6 at the POMS sites. Insufficient or no scientific evidence has been found to support a possible connection between exposure to chromium-6 and other health problems reported by former employees
- Published
- 2018
33. Evaluatie en prioritering schadelijke stoffen in Chemical Agent Resistant Coating (CARC), gebruikt op de Nederlandse POMS locaties
- Author
-
NAT, M&V, Heringa MB, Bakker J, Hogendoorn E, NAT, M&V, Heringa MB, Bakker J, and Hogendoorn E
- Abstract
RIVM rapport:Het RIVM onderzoekt op verzoek van het ministerie van Defensie wat de mogelijke effecten op de gezondheid kunnen zijn voor (ex) medewerkers van Defensie na het gebruik van het verfproduct CARC (Chemical Agent Resistant Coating). Dit gebeurt in het verlengde van een onderzoek naar blootstelling aan chroomhoudende verven. CARC is een sterk en vrij ondoorlaatbaar verfproduct (topcoat) dat ervoor zorgt dat voertuigen bestand zijn tegen strijdgassen. Daarnaast maakt het ze bestand tegen ontsmettingsmiddelen die gebruikt worden om restanten van strijdgassen te verwijderen. Voor dit onderzoek is in kaart gebracht welke stoffen in CARC aanwezig zijn en welke van deze stoffen het grootste gezondheidsrisico kunnen hebben gevormd bij blootstelling aan CARC. Hiervoor zijn de ingrediënten achterhaald en is op basis van de schadelijkheidsklasse en het gehalte van de stoffen in de verf aangegeven welke als eerste moeten worden onderzocht. De hoogste prioriteit heeft het polymeer van hexamethyleen diiscocyanaat (HDI), samen met HDI zelf. Van deze stoffen is bekend dat ze al bij lage concentraties allergieën kunnen veroorzaken. Op de tweede plaats komen de oplosmiddelen van aromatische koolwaterstoffen (nafta, VM&P Nafta en Aromatic 100). Deze stoffen veroorzaken onder andere schade aan het dna en staan op de tweede plaats omdat ze in een lager gehalte in CARC zitten. Als derde zijn er de kobaltverbindingen, die onder andere allergieën veroorzaken en in een nog lager gehalte aanwezig zijn in CARC. Door de jaren heen zijn verschillende merken en kleuren CARC gebruikt. Voor dit onderzoek zijn acht CARC-producten achterhaald, die representatief worden geacht voor de middelen die tussen 1990 en 2002 zijn gebruikt. Mogelijk is er tussen 1987 en 1990 ook CARC gebruikt dat dan een ander type is geweest. Als er tussen 1984 en 1987 CARC is gebruikt (waar geen aanwijzingen voor zijn) is niet uit te sluiten dat het de kankerverwekkende stof chroom-6 bevatte. Na 1987 bevatten, In an extension of a study into exposure to paints containing chromium, at the request of the Ministry of Defence, the Dutch National Institute for Public Health and the Environment (RIVM) is investigating the possible effects on the health of current and former members of the Ministry of Defence after using the paint product Chemical Agent Resistant Coating (CARC). CARC is a strong and almost impermeable paint product (a top coat) that protects vehicles from chemical warfare agents. In addition, it protects vehicles from decontamination agents that are used to remove residual chemical warfare agents. This study identified the substances that are present in CARC, and identified which of these substances may have formed the biggest risk to health after exposure to CARC. In order to do this, the ingredients were traced and on the basis of the classification on harmful effects and the concentration of these substances in the paint, the order in which the ingredients should be studied was determined. The highest priority was given to the polymer of hexamethylene diiscocyanate (HDI), as well as to HDI itself. It is known that these substances can cause allergies, even at low concentrations. In second place came the aromatic hydrocarbon solvents (Naphtha, VM&P Naphtha and Aromatic 100). Amongst other things, these substances cause damage to the DNA and come in second place because their concentration in CARC is lower. Third were the cobalt compounds, which cause allergies (amongst other things), and are present in CARC at an even lower concentration. Over the years, various brands and colours of CARC have been used. In this study. eight CARC products were traced, which were considered to be representative of the agents used between 1990 and 2002. It is possible that CARC was also used between 1987 and 1990, which would then have been a different type. If CARC was used between 1984 and 1987 (there are no indications for this), it cannot be excluded that i
- Published
- 2018
34. Casus; Bedreigde fauna en bijzonder beheer in defensieterreinen: drie praktijkvoorbeelden.
- Author
-
A.M.M. Braam and A.M.M. Braam
- Abstract
De militaire oefenterreinen in Nederland worden gebruikt door Defensie en beheerd door het Rijksvastgoedbedrijf. Samen voegen de organisaties iets bijzonders toe aan het Nederlandse natuurbeheer. Denk daarbij aan grootschalig schieten, branden, maaien, graven, betreden en berijden. Daarnaast is er relatief veel bebouwing en infrastructuur aanwezig. De dynamische beheer- en gebruiksvormen hebben een grote invloed op de bodem en de vegetatiestructuur. Op defensieterreinen is een relatief grote oppervlakte aanwezig met relatief jonge successiestadia van heiden en graslanden. Daar zijn ook bolwerken van bedreigde faunasoorten als kleine wrattenbijter, zadelsprinkhaan, veldkrekel, veldleeuwerik, grauwe klauwier, rimpelpoppenrover of grote parelmoervlinder. Waarom dat zo is, is nog niet goed onderzocht. Het Rijksvastgoedbedrijf start daarom een reeks onderzoeken naar de ecologie van de bedreigde soorten in relatie tot het terreinbeheer. Het voedselnetwerk van de soorten is daarbij een belangrijk onderwerp. In deze casus drie voorbeelden van positieve effecten van bijzonder gebruik en beheer op bedreigde faunasoorten.
- Published
- 2018
35. Een margriet is een margriet is
- Subjects
Species ,Leucanthemum ircutianum ,Leucanthemum vulgare ,Defensie ,Netherlands ,Taxonomy - Abstract
In the Netherlands, usually only one Leucanthemum species is recognised, L. vulgare Lam. Recent field observations suggest that the Leucanthemum species that occurs abundantly in the Netherlands is the tetraploid species L. ircutianum DC instead. A few Dutch specimens in the herbarium collection of Naturalis in L, however, have been identified as belonging to the 'true' diploid L. vulgare. The latter seems to be rare in the Netherlands, and might be confined to a few relict populations.
- Published
- 2017
36. Evaluatie en prioritering schadelijke stoffen in Chemical Agent Resistant Coating (CARC), gebruikt op de Nederlandse POMS locaties
- Subjects
verf ,coating ,CARC ,RIVM rapport 2018-0050 ,Defensie ,prioritering ,classificatie ,paint ,Ministry of Defence ,classification ,composition ,POMS ,samenstelling ,prioritisation - Abstract
Het RIVM onderzoekt op verzoek van het ministerie van Defensie wat de mogelijke effecten op de gezondheid kunnen zijn voor (ex) medewerkers van Defensie na het gebruik van het verfproduct CARC (Chemical Agent Resistant Coating). Dit gebeurt in het verlengde van een onderzoek naar blootstelling aan chroomhoudende verven. CARC is een sterk en vrij ondoorlaatbaar verfproduct (topcoat) dat ervoor zorgt dat voertuigen bestand zijn tegen strijdgassen. Daarnaast maakt het ze bestand tegen ontsmettingsmiddelen die gebruikt worden om restanten van strijdgassen te verwijderen. Voor dit onderzoek is in kaart gebracht welke stoffen in CARC aanwezig zijn en welke van deze stoffen het grootste gezondheidsrisico kunnen hebben gevormd bij blootstelling aan CARC. Hiervoor zijn de ingrediënten achterhaald en is op basis van de schadelijkheidsklasse en het gehalte van de stoffen in de verf aangegeven welke als eerste moeten worden onderzocht. De hoogste prioriteit heeft het polymeer van hexamethyleen diiscocyanaat (HDI), samen met HDI zelf. Van deze stoffen is bekend dat ze al bij lage concentraties allergieën kunnen veroorzaken. Op de tweede plaats komen de oplosmiddelen van aromatische koolwaterstoffen (nafta, VM&P Nafta en Aromatic 100). Deze stoffen veroorzaken onder andere schade aan het dna en staan op de tweede plaats omdat ze in een lager gehalte in CARC zitten. Als derde zijn er de kobaltverbindingen, die onder andere allergieën veroorzaken en in een nog lager gehalte aanwezig zijn in CARC. Door de jaren heen zijn verschillende merken en kleuren CARC gebruikt. Voor dit onderzoek zijn acht CARC-producten achterhaald, die representatief worden geacht voor de middelen die tussen 1990 en 2002 zijn gebruikt. Mogelijk is er tussen 1987 en 1990 ook CARC gebruikt dat dan een ander type is geweest. Als er tussen 1984 en 1987 CARC is gebruikt (waar geen aanwijzingen voor zijn) is niet uit te sluiten dat het de kankerverwekkende stof chroom-6 bevatte. Na 1987 bevatten CARC-verven in ieder geval geen chroom-6 meer. Na 2002 is overgeschakeld op 'watergedragen' CARC, dat minder oplosmiddel en meer water bevat, maar ook nog steeds HDI. CARC werd gebruikt op zogeheten POMS-locaties (Prepositioned Organizational Material Storage). De vijf POMS-locaties waren locaties van de Nederlandse Defensie waar tussen 1984 en 2006 door medewerkers van de Nederlandse Defensie Amerikaans materieel is onderhouden in opdracht van de Amerikaanse Defensie (VS Defensie).
- Published
- 2018
37. Evaluatie en prioritering schadelijke stoffen in Chemical Agent Resistant Coating (CARC), gebruikt op de Nederlandse POMS locaties
- Author
-
Heringa MB, Bakker J, Hogendoorn E, NAT, and M&V
- Subjects
verf ,coating ,CARC ,RIVM rapport 2018-0050 ,Defensie ,prioritering ,classificatie ,paint ,Ministry of Defence ,classification ,composition ,POMS ,samenstelling ,prioritisation - Abstract
Het RIVM onderzoekt op verzoek van het ministerie van Defensie wat de mogelijke effecten op de gezondheid kunnen zijn voor (ex) medewerkers van Defensie na het gebruik van het verfproduct CARC (Chemical Agent Resistant Coating). Dit gebeurt in het verlengde van een onderzoek naar blootstelling aan chroomhoudende verven. CARC is een sterk en vrij ondoorlaatbaar verfproduct (topcoat) dat ervoor zorgt dat voertuigen bestand zijn tegen strijdgassen. Daarnaast maakt het ze bestand tegen ontsmettingsmiddelen die gebruikt worden om restanten van strijdgassen te verwijderen. Voor dit onderzoek is in kaart gebracht welke stoffen in CARC aanwezig zijn en welke van deze stoffen het grootste gezondheidsrisico kunnen hebben gevormd bij blootstelling aan CARC. Hiervoor zijn de ingrediënten achterhaald en is op basis van de schadelijkheidsklasse en het gehalte van de stoffen in de verf aangegeven welke als eerste moeten worden onderzocht. De hoogste prioriteit heeft het polymeer van hexamethyleen diiscocyanaat (HDI), samen met HDI zelf. Van deze stoffen is bekend dat ze al bij lage concentraties allergieën kunnen veroorzaken. Op de tweede plaats komen de oplosmiddelen van aromatische koolwaterstoffen (nafta, VM&P Nafta en Aromatic 100). Deze stoffen veroorzaken onder andere schade aan het dna en staan op de tweede plaats omdat ze in een lager gehalte in CARC zitten. Als derde zijn er de kobaltverbindingen, die onder andere allergieën veroorzaken en in een nog lager gehalte aanwezig zijn in CARC. Door de jaren heen zijn verschillende merken en kleuren CARC gebruikt. Voor dit onderzoek zijn acht CARC-producten achterhaald, die representatief worden geacht voor de middelen die tussen 1990 en 2002 zijn gebruikt. Mogelijk is er tussen 1987 en 1990 ook CARC gebruikt dat dan een ander type is geweest. Als er tussen 1984 en 1987 CARC is gebruikt (waar geen aanwijzingen voor zijn) is niet uit te sluiten dat het de kankerverwekkende stof chroom-6 bevatte. Na 1987 bevatten CARC-verven in ieder geval geen chroom-6 meer. Na 2002 is overgeschakeld op 'watergedragen' CARC, dat minder oplosmiddel en meer water bevat, maar ook nog steeds HDI. CARC werd gebruikt op zogeheten POMS-locaties (Prepositioned Organizational Material Storage). De vijf POMS-locaties waren locaties van de Nederlandse Defensie waar tussen 1984 en 2006 door medewerkers van de Nederlandse Defensie Amerikaans materieel is onderhouden in opdracht van de Amerikaanse Defensie (VS Defensie).
- Published
- 2018
38. Chroom-6 op de POMS-locaties van Defensie: gezondheidseffecten en verantwoordelijkheden : Bevindingen uit het onderzoek op hoofdlijnen
- Subjects
working conditions ,defensie ,health risks ,RIVM rapport 2018-0061 ,blootstelling ,arbeidsomstandigheden ,Gezondheidsrisico's ,chromium-6 ,chromium-VI ,workplace ,Ministry of Defence ,chroom-VI ,chroom-6 ,exposure ,arbo ,POMS ,health and safety - Abstract
Deze rapportage gaat over een onderzoek dat tussen 2014 en 2018 in opdracht van de minister van Defensie is uitgevoerd naar gezondheidsrisico's door blootstelling van Defensiepersoneel aan chroom 6. De blootstelling aan deze gevaarlijke stof heeft plaatsgevonden op vijf NAVO-materieellocaties die in de periode 1984-2006 in Nederland in gebruik waren. Op deze zogenoemde POMS-locaties (POMS: Prepositioned Organizational Materiel Storage) verrichtten medewerkers van Defensie onderhoudswerkzaamheden aan NAVO-materieel. Het chroom-6 bevond zich vooral in de grondverf van het materieel, dat vrij kon komen bij onderhoudswerkzaamheden hieraan. Blootstelling aan chroom-6 op de POMS-locaties en gezondheidseffecten De mate waarin Defensiepersoneel op de vijf POMSlocaties in contact kwam met chroom-6 verschilde per functie. Medewerkers in de technische onderhoudsfuncties werden het meest blootgesteld aan chroom-6. Dit gebeurde vooral bij bewerkingen aan materieel dat met chroom-6-houdende verf was behandeld, zoals bij schuren, maar ook bij het aanbrengen van chroom- 6-houdende verf op het materieel. De gezondheidseffecten die als gevolg van blootstelling aan chroom-6 kunnen optreden, zijn divers. Bij het Defensiepersoneel dat werkzaam was in technische onderhoudsfuncties was er sprake van blootstelling aan chroom-6 die de volgende ziekten kan hebben veroorzaakt: longkanker, neus- en neusbijholtekanker, maagkanker, chroom-6-gerelateerde allergisch contacteczeem, allergische astma en allergische rhinitis, chronische longziekten en perforatie van het neustussenschot door chroomzweren. Doordat de meeste van deze ziekten ook andere oorzaken kunnen hebben, kan in veel gevallen niet met zekerheid worden vastgesteld dat deze ziekten bij oud-werknemers het gevolg zijn van blootstelling aan chroom-6 op de POMS-locaties. Voor andere gezondheidsklachten die door (oud-)medewerkers zijn gemeld, zoals gebitsproblemen, is geen of onvoldoende wetenschappelijk bewijs gevonden voor een mogelijk verband met blootstelling aan chroom-6. Het chroom-6 waaraan Defensiepersoneel in de periode 1984-2006 heeft blootgestaan, kan nu niet meer worden aangetoond in het lichaam. Chroom-6 wordt namelijk in het lichaam omgezet in chroom-3 en vervolgens uitgescheiden. Verantwoordelijkheden, arbeidsomstandigheden en zorgplicht Defensie had in zijn rol van werkgever de verantwoordelijkheid om zowel medewerkers als bedrijfsartsen in te lichten over de risico's van blootstelling aan chroom-6- houdende verf. De meeste POMS-medewerkers hebben aangegeven niet op de hoogte te zijn geweest van de gezondheidsrisico's van chroom-6. Ook nagenoeg geen van de bedrijfsartsen bij Defensie met wie in dit onderzoek is gesproken, wist in de periode dat de POMS-locaties operationeel waren dat de werknemers mogelijk blootgesteld waren aan chroom-6. Het preventie- en zorgbeleid van Defensie voldeed niet aan de daarvoor geldende regels, zeker niet in de eerste jaren. Het ontbrak aan: (1) tijdige aandacht voor collectieve beheersmaatregelen, zoals voldoende ventilatie en afscherming van werkruimtes; (2) voldoende kwaliteit en beschikbaarheid van persoonlijke beschermingsmiddelen; (3) effectief toezicht op de naleving van de gebruiksvoorschriften daarvan; (4)een registratie van het gebruik van gevaarlijke stoffen, waaronder chroom 6; (5) een periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek voor medewerkers die gezondheidsrisico's liepen in hun werk. Is Defensie aansprakelijk voor gezondheidsschade bij (oud-)werknemers? Als een (oud-)werknemer gezondheidsproblemen heeft die door een arts zijn vastgesteld en die met een zekere mate van waarschijnlijkheid kunnen worden toegeschreven aan chroom-6, is de werkgever daarvoor aansprakelijk als (a) aan te tonen valt dat de werknemer aan chroom-6 is blootgesteld tijdens zijn of haar werk, en (b) de beschermende maatregelen op de werkvloer niet in overeenstemming waren met de voorschriften of wat anderszins kon worden geëist. Degene die schade heeft geleden wordt in die gevallen bewijsrechtelijk geholpen door de omkeringsregel, waardoor het meeste bewijs zal moeten worden geleverd door de persoon of instantie die iemand heeft laten werken met chroom-6. Voor gezondheidsschade veroorzaakt door het werken met chroom-6 na 1 februari 1995 is niet van belang of er voldoende maatregelen waren getroffen. De instantie die liet werken met chroom-6 is dan altijd aansprakelijk voor de schadelijke gevolgen daarvan. Het uiteindelijke oordeel wordt geveld door een rechter. Tot slot Aan het eind van deze rapportage wordt een aantal onderzoeksaanbevelingen gedaan gericht aan het ministerie van Defensie. Enkele van deze aanbevelingen hebben betrekking op de interne communicatie en het arbobeleid van Defensie. Andere aanbevelingen zijn gericht op verbetering van de registratie en monitoring van Defensiepersoneel. In deze rapportage worden de bevindingen uit het onderzoek naar chroom-6 op hoofdlijnen beschreven. In de tien uitgebreide deelrapporten is meer gedetailleerde informatie te vinden over het onderzoek.
- Published
- 2018
39. Een onderzoek naar arbeidsbescherming en veiligheid bij de POMS-sites. : WP8.2: Normen en Recht op Bescherming: Defensie-specifiek
- Author
-
Dam-Deisz WDC, Timmermans T, Sitters I, Laan G van der, Engelen J van, M&G, and DMG
- Subjects
normen ,chroom-6 ,RIVM rapport 2018-0052 ,CARC ,POMS ,arbeidsomstandigheden ,Defensie - Abstract
Dit rapport maakt onderdeel uit van een serie van tien rapporten over het onderzoek naar chroom-6 op de POMS-locaties van Defensie. Dit rapport bevat geen afzonderlijke publiekssamenvatting. Een overkoepelende publiekssamenvatting van de tien rapporten is te vinden op de website van het RIVM: "Chroom-6 op de POMS-locaties van Defensie: gezondheidseffecten en verantwoordelijkheden. Bevindingen uit het onderzoek op hoofdlijnen." RIVM Rapport 2018-0061
- Published
- 2018
40. Een onderzoek naar arbeidsbescherming en veiligheid bij de POMS-sites. : WP8.2: Normen en Recht op Bescherming: Defensie-specifiek
- Subjects
normen ,chroom-6 ,RIVM rapport 2018-0052 ,CARC ,POMS ,arbeidsomstandigheden ,Defensie - Abstract
Dit rapport maakt onderdeel uit van een serie van tien rapporten over het onderzoek naar chroom-6 op de POMS-locaties van Defensie. Dit rapport bevat geen afzonderlijke publiekssamenvatting. Een overkoepelende publiekssamenvatting van de tien rapporten is te vinden op de website van het RIVM: "Chroom-6 op de POMS-locaties van Defensie: gezondheidseffecten en verantwoordelijkheden. Bevindingen uit het onderzoek op hoofdlijnen." RIVM Rapport 2018-0061
- Published
- 2018
41. Do we have a case?
- Subjects
case study ,geestelijke verzorging ,justitie ,defensie ,zorg ,eerste lijn ,onderzoek - Abstract
Samenvatting van de internationale conferentie over casestudies onderzoek in de geestelijke verzorging, op 25 en 26 februari 2019 in Amsterdam (PThU, in samenwerking met het UCGV en de Commissie Wetenschap van de VGVZ).
- Published
- 2019
42. Het Festuca ovina-complex in Nederland. 3. De smalbladige schapengrassen
- Subjects
Plantenecologie en Natuurbeheer ,Plant Ecology and Nature Conservation ,PE&RC ,Defensie - Abstract
After a reply to De Wilde-Duyfjes, who commented on an earlier published treatment of the relatively broad-leaved sheep fescues, the Dutch small-leaved sheep fescues are discussed. Taxonomy and nomenclature of the small-leaved sheep fescues closely related to Festuca ovina is confusing. Until 2005, Dutch literature only recognised two taxa: F. filiformis Pourr. and F. ovina L. In Belgium, Great-Britain and Germany at least four taxa have been recognised: F. ovina subsp. hirtula (Hack. ex Travis) M.J.Wilk. and F. ovina subsp. ophioliticola (Kerguélen) M.J.Wilk. (= F. guestfalica Boenn. ex Reichb), as well as the two taxa already mentioned. In this paper, it is argued that the tetraploid taxa are best considered as subspecies of F. guestfalica Boenn. ex Reichb. and separate from F. ovina. Morphometric analysis of a part of the collection of the herbarium of Naturalis in Leiden (L) and the herbarium of the author revealed that all four taxa can be distiguished in the Netherlands as well. Festuca filiformis is the most common one and occurs on acidic and mostly sandy soils all over the country. Festuca guestfalica subsp. hirtula is quite common on acidic sandy soil of the lateral moraines and blown outs in the central part of the country (Veluwe). Festuca guestfalica subsp. guestfalica occurs in South Limburg, where it grows on heavy metal soils in the floodplain of the River Geul. The subspecies is extremely rare and in such decline there that it has locally become almost extinct. Recently, however, it was found on chalk outcrops in South Limburg and at a single locality in the Veluwe. Possibly, the subspecies may occur at other localities outside its known distribution area as well. Two collections from Apeldoorn, collected in the 19th century, probably belong to Festuca ovina. No recent collections of this species are known.
- Published
- 2015
43. Suicide mortality among deployed male military personnel compared with men who were not deployed
- Subjects
cohortonderzoek ,defensie ,veteranen ,suïcide ,cohort study ,militairen ,deployment ,veterans ,zelfmoord ,RIVM report 2015-0155 ,uitzending ,suicide ,military ,ministry of defence - Abstract
In de Verenigde Staten zijn berichten verschenen dat militairen die naar Irak en Afghanistan zijn uitgezonden vaker zelfmoord plegen. Het RIVM heeft een eerste onderzoek gedaan naar de vraag of dat ook aan de orde is onder uitgezonden Nederlandse mannelijke militairen. Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat de onderzochte uitgezonden Nederlandse militairen tussen 2004 en 2012 vaker zelfmoord hebben gepleegd. Het is niet uit te sluiten dat onderzoek over een andere periode met andere missies, andere uitkomsten kan geven. Om meer inzicht te krijgen in de gevolgen van uitzending op militairen en hoe dat ingrijpt in hun leven is ander onderzoek nodig. Hiervoor is het onder andere van belang uit te zoeken welke factoren van invloed zijn geweest op zelfmoordgevallen die zich hebben voorgedaan. Ook zouden andere zaken onderzocht kunnen worden, zoals het aantal mislukte zelfdodingen.\ Het RIVM baseert zijn bevindingen op gegevens van ruim 40.000 Nederlandse mannen die op (vredes)missies zijn uitgezonden; het ministerie van Defensie houdt deze gegevens sinds 2004 centraal en gestructureerd bij. In dit onderzoek is gekeken naar militairen die langer dan 30 dagen zijn uitgezonden. Het aantal militairen dat tussen 2004 en 2012 is overleden en de doodsoorzaken zijn herleid door de gegevens van Defensie te koppelen aan de registratie van doodsoorzaken van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De mate waarin zelfdoding voorkomt onder militairen die op missie zijn geweest, verschilde niet statistisch significant van de mate waarin dat voorkomt onder werkende Nederlandse mannen en mannelijke militairen die niet of korter dan 30 dagen zijn uitgezonden. Het onderzoek is op verzoek van het ministerie van Defensie uitgevoerd naar aanleiding van de zorg over dit onderwerp onder militairen, in de media en de politiek.
- Published
- 2017
44. Suicide mortality among deployed male military personnel compared with men who were not deployed
- Author
-
Rijs K, Bogers R, IRV, and M&V
- Subjects
cohortonderzoek ,defensie ,veteranen ,suïcide ,cohort study ,militairen ,deployment ,veterans ,zelfmoord ,RIVM report 2015-0155 ,uitzending ,suicide ,military ,ministry of defence - Abstract
In de Verenigde Staten zijn berichten verschenen dat militairen die naar Irak en Afghanistan zijn uitgezonden vaker zelfmoord plegen. Het RIVM heeft een eerste onderzoek gedaan naar de vraag of dat ook aan de orde is onder uitgezonden Nederlandse mannelijke militairen. Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat de onderzochte uitgezonden Nederlandse militairen tussen 2004 en 2012 vaker zelfmoord hebben gepleegd. Het is niet uit te sluiten dat onderzoek over een andere periode met andere missies, andere uitkomsten kan geven. Om meer inzicht te krijgen in de gevolgen van uitzending op militairen en hoe dat ingrijpt in hun leven is ander onderzoek nodig. Hiervoor is het onder andere van belang uit te zoeken welke factoren van invloed zijn geweest op zelfmoordgevallen die zich hebben voorgedaan. Ook zouden andere zaken onderzocht kunnen worden, zoals het aantal mislukte zelfdodingen.\ Het RIVM baseert zijn bevindingen op gegevens van ruim 40.000 Nederlandse mannen die op (vredes)missies zijn uitgezonden; het ministerie van Defensie houdt deze gegevens sinds 2004 centraal en gestructureerd bij. In dit onderzoek is gekeken naar militairen die langer dan 30 dagen zijn uitgezonden. Het aantal militairen dat tussen 2004 en 2012 is overleden en de doodsoorzaken zijn herleid door de gegevens van Defensie te koppelen aan de registratie van doodsoorzaken van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De mate waarin zelfdoding voorkomt onder militairen die op missie zijn geweest, verschilde niet statistisch significant van de mate waarin dat voorkomt onder werkende Nederlandse mannen en mannelijke militairen die niet of korter dan 30 dagen zijn uitgezonden. Het onderzoek is op verzoek van het ministerie van Defensie uitgevoerd naar aanleiding van de zorg over dit onderwerp onder militairen, in de media en de politiek.
- Published
- 2017
45. Vegetation mapping in the Netherlands
- Author
-
Janssen, J.A.M., Haveman, R., and Schaminee, J.H.J.
- Subjects
Plantenecologie en Natuurbeheer ,Life Science ,Plant Ecology and Nature Conservation ,Vegetatie, Bos- en Landschapsecologie ,Vegetation, Forest and Landscape Ecology ,PE&RC ,Defensie - Abstract
An overview is given of the history of vegetation mapping in the Netherlands. Thishistory started with a map of Zostera noltii in 1860, while from 1937 the first phytosociological maps were made. Applications of vegetation mapping are discussed, as well as the comparison of sequential maps of the same area for monitoring purposes. The paper ends with an overview of developments in remote sensing, which are used for vegetation mapping, and the recent start of habitat mapping for Natura 2000.
- Published
- 2017
46. Revisie vegetatie van Nederland
- Subjects
Vegetation ,Applied Spatial Research ,Bos- en Landschapsecologie ,Plantenecologie en Natuurbeheer ,Forest and Landscape Ecology ,Plant Ecology and Nature Conservation ,PE&RC ,Defensie ,Vegetatie - Published
- 2017
47. Vegetation mapping in the Netherlands
- Subjects
Vegetation ,Bos- en Landschapsecologie ,Plantenecologie en Natuurbeheer ,Forest and Landscape Ecology ,Plant Ecology and Nature Conservation ,PE&RC ,Defensie ,Vegetatie - Abstract
An overview is given of the history of vegetation mapping in the Netherlands. Thishistory started with a map of Zostera noltii in 1860, while from 1937 the first phytosociological maps were made. Applications of vegetation mapping are discussed, as well as the comparison of sequential maps of the same area for monitoring purposes. The paper ends with an overview of developments in remote sensing, which are used for vegetation mapping, and the recent start of habitat mapping for Natura 2000.
- Published
- 2017
48. Quercetea robori-petraeae
- Subjects
Vegetation ,Bos- en Landschapsecologie ,Forest and Landscape Ecology ,PE&RC ,Defensie ,Vegetatie - Published
- 2017
49. Revisie vegetatie van Nederland
- Subjects
Vegetation ,Bos- en Landschapsecologie ,Plantenecologie en Natuurbeheer ,Forest and Landscape Ecology ,Plant Ecology and Nature Conservation ,PE&RC ,Defensie ,Vegetatie - Published
- 2017
50. Revisie vegetatie van Nederland
- Author
-
Schaminée, Joop, Haveman, Rense, Hommel, Patrick W.F.M., Janssen, John A.M., de Ronde, Iris, Schipper, Piet C., Weeda, Eddy J., van Dort, Klaas W., and Bal, Dick
- Subjects
Applied Spatial Research ,Plantenecologie en Natuurbeheer ,Life Science ,Plant Ecology and Nature Conservation ,Vegetatie, Bos- en Landschapsecologie ,Vegetation, Forest and Landscape Ecology ,PE&RC ,Defensie - Published
- 2017
Catalog
Discovery Service for Jio Institute Digital Library
For full access to our library's resources, please sign in.