229 results on '"Blaauboer RO"'
Search Results
2. Source-dependent probability densities explaining frequency distributions of ambient dose rate in the Netherlands
- Author
-
Smetsers, RCGM and Blaauboer, RO
- Published
- 2020
3. A dynamic compensation method for natural ambient dose rate based on 6 years data from the Dutch radioactivity monitoring network
- Author
-
Smetsers, RCGM and Blaauboer, RO
- Published
- 2020
4. Radon, thoron en gammastraling op werkplekken en in publiek toegankelijke gebouwen in Nederland : Resultaten RIVM-meetcampagne 2016-2017
- Author
-
Goemans P, de Waard IR, Blaauboer RO, Smetsers RCGM, de Groot GM, ABI, and VLH
- Subjects
radiation ,RIVM rapport 2018-0027 ,gammastraling ,straling ,natuurlijke radioactiviteit ,binnenmilieu ,working conditions ,gamma radiation ,natural radioactivity ,thoron ,radon ,indoor environment ,arbeidsomstandigheden - Abstract
Op vrijwel alle werkplekken en in openbare gebouwen zijn de gemeten radonconcentraties laag, gemiddeld 15,9 Bq/m3 (Becquerel per kubieke meter). Wereldwijd bedraagt de gemiddelde radonconcentratie in gebouwen ongeveer 40 Bq/m3. Slechts in enkele zeer specifieke gevallen in dit onderzoek zijn de radonconcentraties hoger dan 300 Bq/m3. Bijvoorbeeld bij enkele grondwater-zuiveringsstations bij drinkwaterbedrijven en ondergrondse ruimten zoals grotten. De radonconcentraties zijn, net als in woningen, iets hoger in Zuid-Limburg en het Rivierengebied dan in de rest van Nederland. Dit komt doordat er in deze gebieden van nature meer radon vrijkomt uit de bodem. Dit blijkt uit een meetcampagne die het RIVM in de periode 2016-2017 heeft uitgevoerd op enkele honderden werkplekken en openbare gebouwen in Nederland. De resultaten van de meetcampagne geven een beeld van de radonconcentraties in gebouwen in Nederland. Dit is onder andere nodig om Europese regelgeving te implementeren. Een van de Europese verplichtingen is om nationale referentieniveaus vast te stellen voor radon op werkplekken en voor radon in openbare gebouwen. Beide referentieniveaus zijn in Nederland sinds 6 februari 2018 in het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming vastgesteld op 100 Bq/m3. Behalve naar radon is onderzoek gedaan naar zogeheten thorondochters en naar gammastraling. Deze dragen net als radon bij aan de blootstelling aan natuurlijke radioactiviteit in gebouwen. De thorondochterconcentraties die nu op Nederlandse werkplekken en in openbare gebouwen zijn gemeten, liggen in lijn met de waarden die volgens internationale organisaties in gebouwen verwacht kunnen worden. De resultaten van de metingen naar gammastraling zijn vergelijkbaar met die in eerder uitgevoerde onderzoeken in Nederland en zijn laag ten opzichte van het vastgestelde referentieniveau voor gammastraling uit bouwmaterialen. Radon en thoron zijn radioactieve edelgassen die van nature ontstaan in de bodem en in bouwmaterialen die daarvan worden gemaakt. Radon kan vanuit de bodem en bouwmaterialen in gebouwen terechtkomen. Thoron in gebouwen komt met name uit materialen waarmee de muren en plafonds zijn afgewerkt. De radioactieve stoffen die ontstaan als radon en thoron vervallen, vergroten het risico op het krijgen van longkanker, vooral bij rokers. Gammastraling in gebouwen komt uit bouwmaterialen en uit het buitenmilieu (al wordt de straling van buiten grotendeels weer door het gebouw afgeschermd) en draagt bij aan de blootstelling aan externe straling in gebouwen. Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS).
- Published
- 2018
5. Evaluatie grenswaarden voor lozing van natuurlijke radioactiviteit : Onderzoek voor de implementatie van Richtlijn 2013/59/Euratom
- Author
-
van der Schaaf M, van Dillen T, Blaauboer RO, M&M, and M&V
- Subjects
evaluation ,lozing ,RIVM briefrapport 2017-0048 ,natural sources of radioactivity ,naturally occurring radioactivity ,directive 2013/59/Euratom ,discharge limits ,NORM ,discharge ,natuurlijke bron van radioactiviteit ,grenswaarden ,radioactiviteit van natuurlijke oorsprong ,evaluatie ,richtlijn 2013/59/Euratom - Abstract
Soms wordt in de niet-nucleaire industrie gewerkt met materialen die van nature radioactiviteit bevatten. Deze vorm van radioactiviteit kan in grondstoffen zitten, maar ook in producten, en in rest- en afvalstoffen. De concentraties radioactiviteit in deze stoffen zijn over het algemeen laag. Bij sommige werkzaamheden komt radioactiviteit vrij, die in de lucht of het oppervlaktewater terecht komt. Mens en milieu kunnen dan aan straling worden blootgesteld. Om dit te beperken zijn grenswaarden bepaald. Wanneer deze grenswaarden worden overschreden, moet een bedrijf een vergunning aanvragen en voldoen aan de daarin gestelde voorschriften die mens en milieu tegen straling beschermen. Uit een evaluatie van het RIVM blijkt dat sommige grenswaarden niet meer voldoen. Enkele zouden moeten worden aangescherpt. Een aantal andere grenswaarden zouden juist minder streng kunnen worden, om ze te laten aansluiten bij de nieuwe Europese regels. Het RIVM doet voorstellen voor aanpassingen. De grenswaarden zijn geëvalueerd naar aanleiding van nieuwe Europese wetgeving om mensen tegen bronnen van straling te beschermen. Deze voorschriften zijn per 6 februari 2018 opgenomen in de Nederlandse regelgeving. De geëvalueerde grenswaarden dateren van eind jaren negentig van de vorige eeuw, en zijn onder meer met deze nieuwe Europese voorschriften vergeleken.
- Published
- 2018
6. RADON AND THORON PROGENY IN DUTCH DWELLINGS
- Author
-
R.C.G.M. Smetsers, Blaauboer Ro, Dekkers F, and H Slaper
- Subjects
Radon Daughters ,Population ,chemistry.chemical_element ,Radon ,Pilot Projects ,010501 environmental sciences ,01 natural sciences ,030218 nuclear medicine & medical imaging ,Toxicology ,03 medical and health sciences ,0302 clinical medicine ,Air pollutants ,Radiation Monitoring ,Reference level ,Surveys and Questionnaires ,Thoron Progeny ,Humans ,Radiology, Nuclear Medicine and imaging ,education ,0105 earth and related environmental sciences ,Netherlands ,education.field_of_study ,Radiation ,Radiological and Ultrasound Technology ,Public Health, Environmental and Occupational Health ,General Medicine ,Radiation Exposure ,chemistry ,Air Pollutants, Radioactive ,Air Pollution, Indoor ,Housing ,Environmental science - Abstract
Radon and thoron progenies in Dutch dwellings cause ~400 cases of lung cancer per year. Some 30% of the risk is due to thoron progeny, which demonstrates that the influence of thoron progeny is much larger than previously anticipated. This was concluded from a national survey in 2500 Dutch dwellings, built since 1930. Radon concentrations (15.6 ± 0.3 Bq m-3 on average) are correlated to type of dwelling, year of construction, ventilation system, location (soil type) and smoking behaviour of inhabitants. The survey data support the establishment of a comparatively low national reference level for radon in dwellings in the Netherlands of 100 Bq m-3, in line with recommendations by WHO and ICRP. Some 24 thousand of the 6.2 million dwellings in the Netherlands (built since 1930) are expected to exceed this level. Around 80% of these are located in the relatively small group of naturally ventilated single-family houses in two designated geographical areas. Radon concentrations above 200 Bq m-3 are rare in the Netherlands and simple and inexpensive measures will be sufficient to reduce enhanced radon concentrations to values below the national reference level. Thoron progeny concentrations (0.64 Bq m-3, on average) show correlations with year of construction and smoking behaviour. In 75 additional dwellings, a pilot study was conducted to determine the relationship between the exhalation of thoron from walls and the concentration of thoron progeny in the room. Thoron exhalation values exceeding the median value of 2.2 × 10-2 Bq m-2 s-1 by a factor 10 or more were found frequently, but enhanced concentrations of thoron progeny were measured only occasionally. Under very unfavourable conditions, however, for instance if phosphogypsum is applied as finishing material on all walls and ceilings in the house, strongly elevated thoron progeny concentrations may occur. This survey yielded a maximum recording of 13.3 Bq m-3. There is no reason to expect that such levels are specific to the Netherlands, indicating that in other regions with low radon levels, thoron may be a more important contributor to the population dose as well.
- Published
- 2018
7. Evaluatie grenswaarden voor lozing van natuurlijke radioactiviteit : Onderzoek voor de implementatie van Richtlijn 2013/59/Euratom
- Author
-
M&M, M&V, van der Schaaf M, van Dillen T, Blaauboer RO, M&M, M&V, van der Schaaf M, van Dillen T, and Blaauboer RO
- Abstract
RIVM rapport:Soms wordt in de niet-nucleaire industrie gewerkt met materialen die van nature radioactiviteit bevatten. Deze vorm van radioactiviteit kan in grondstoffen zitten, maar ook in producten, en in rest- en afvalstoffen. De concentraties radioactiviteit in deze stoffen zijn over het algemeen laag. Bij sommige werkzaamheden komt radioactiviteit vrij, die in de lucht of het oppervlaktewater terecht komt. Mens en milieu kunnen dan aan straling worden blootgesteld. Om dit te beperken zijn grenswaarden bepaald. Wanneer deze grenswaarden worden overschreden, moet een bedrijf een vergunning aanvragen en voldoen aan de daarin gestelde voorschriften die mens en milieu tegen straling beschermen. Uit een evaluatie van het RIVM blijkt dat sommige grenswaarden niet meer voldoen. Enkele zouden moeten worden aangescherpt. Een aantal andere grenswaarden zouden juist minder streng kunnen worden, om ze te laten aansluiten bij de nieuwe Europese regels. Het RIVM doet voorstellen voor aanpassingen. De grenswaarden zijn geëvalueerd naar aanleiding van nieuwe Europese wetgeving om mensen tegen bronnen van straling te beschermen. Deze voorschriften zijn per 6 februari 2018 opgenomen in de Nederlandse regelgeving. De geëvalueerde grenswaarden dateren van eind jaren negentig van de vorige eeuw, en zijn onder meer met deze nieuwe Europese voorschriften vergeleken., In various industries materials are processed that contain radioactivity of natural origin. This type of radioactivity can be found in raw materials, but also in products and in residual and waste materials. The activity concentrations in these substances are generally low. In some processes, radioactivity is discharged to the air or surface water, exposing members of the public and the environment to radiation. Therefore, discharge limits have been established for regulatory control of these discharges. If these limits are exceeded, a company is required to apply for authorisation and to comply with the corresponding requirements to protect people and the environment from radiation. An evaluation carried out by RIVM demonstrates that some of the discharge limits are no longer adequate. Some of these values should be made more restrictive, where other values could, on the other hand, be relaxed in order to be in line with new European regulations. RIVM has developed a proposal for amendment of these limits. The discharge limits were evaluated in the framework of the implementation of the new European directive 2013/59/Euratom, laying down basic safety standards for protection of people from sources of radiation. These requirements were incorporated into Dutch legislation on 6 February 2018. The evaluated discharge limits date from the end of the 1990s and were, among other things, compared with these new European regulations.
- Published
- 2018
8. Radon, thoron en gammastraling op werkplekken en in publiek toegankelijke gebouwen in Nederland : Resultaten RIVM-meetcampagne 2016-2017
- Author
-
ABI, VLH, Goemans P, de Waard IR, Blaauboer RO, Smetsers RCGM, de Groot GM, ABI, VLH, Goemans P, de Waard IR, Blaauboer RO, Smetsers RCGM, and de Groot GM
- Abstract
RIVM rapport:Op vrijwel alle werkplekken en in openbare gebouwen zijn de gemeten radonconcentraties laag, gemiddeld 15,9 Bq/m3 (Becquerel per kubieke meter). Wereldwijd bedraagt de gemiddelde radonconcentratie in gebouwen ongeveer 40 Bq/m3. Slechts in enkele zeer specifieke gevallen in dit onderzoek zijn de radonconcentraties hoger dan 300 Bq/m3. Bijvoorbeeld bij enkele grondwater-zuiveringsstations bij drinkwaterbedrijven en ondergrondse ruimten zoals grotten. De radonconcentraties zijn, net als in woningen, iets hoger in Zuid-Limburg en het Rivierengebied dan in de rest van Nederland. Dit komt doordat er in deze gebieden van nature meer radon vrijkomt uit de bodem. Dit blijkt uit een meetcampagne die het RIVM in de periode 2016-2017 heeft uitgevoerd op enkele honderden werkplekken en openbare gebouwen in Nederland. De resultaten van de meetcampagne geven een beeld van de radonconcentraties in gebouwen in Nederland. Dit is onder andere nodig om Europese regelgeving te implementeren. Een van de Europese verplichtingen is om nationale referentieniveaus vast te stellen voor radon op werkplekken en voor radon in openbare gebouwen. Beide referentieniveaus zijn in Nederland sinds 6 februari 2018 in het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming vastgesteld op 100 Bq/m3. Behalve naar radon is onderzoek gedaan naar zogeheten thorondochters en naar gammastraling. Deze dragen net als radon bij aan de blootstelling aan natuurlijke radioactiviteit in gebouwen. De thorondochterconcentraties die nu op Nederlandse werkplekken en in openbare gebouwen zijn gemeten, liggen in lijn met de waarden die volgens internationale organisaties in gebouwen verwacht kunnen worden. De resultaten van de metingen naar gammastraling zijn vergelijkbaar met die in eerder uitgevoerde onderzoeken in Nederland en zijn laag ten opzichte van het vastgestelde referentieniveau voor gammastraling uit bouwmaterialen. Radon en thoron zijn radioactieve edelgassen die van nature ontstaan in de bodem en in bouwmater, Radon concentrations are low at almost all workplaces and public buildings in the Netherlands. The average radon concentration in workplaces and public buildings within this study is 15,9 Bq/m3 (Becquerel per cubic metre). The average radon concentration in buildings worldwide is around 40 Bq/m3. The radon concentrations exceeded 300 Bq/m3 only in a very few specific cases in this study, such as groundwater treatment stations at water companies, and underground rooms such as caves. As seen in dwellings, the radon concentrations are slightly higher in workplaces and public buildings in the southern part of Limburg and the Meuse-Rhine-Waal river delta. This is due to elevated concentrations of natural radionuclides in the soil. This was shown by a survey carried out by the RIVM at several hundred workplaces and public buildings in the Netherlands in the period 2016-2017. The reason for this survey was the European obligation to establish national reference levels for both radon in workplaces and radon in public buildings. On 6 February 2018 the Dutch government adopted national radon reference levels of 100 Bq/m3 in the Dutch Decree on Basic Safety Standards Radiation Protection (Bbs). In exceptional cases, the Minister can establish a higher reference level, of up to 300 Bq/m3. Within this survey, measurements are carried out on radon as well as thoron progeny and gamma radiation. They both contribute, along with radon, to exposure from natural radionuclides in buildings. The results of the current thoron progeny measurements in Dutch workplaces and public buildings are in line with values that, according to international organisations, are to be expected in buildings. The gamma radiation measurements are comparable with those of studies carried out earlier in the Netherlands and are relatively favourable. Radon and thoron are naturally occurring radioactive noble gasses, which are formed in soil and building materials made from soil. Indoor radon levels in the build
- Published
- 2018
9. Radon en thoron in Nederlandse woningen vanaf 1930 : Resultaten RIVM-meetcampagne 2013-2014
- Author
-
Smetsers RCGM, Blaauboer RO, Dekkers F, van der Schaaf M, Slaper H, and M&V
- Subjects
longkanker ,dwellings ,radioactiviteit ,thoron ,radon ,health ,radiation ,lungcancer ,straling ,binnenmilieu ,RIVM rapport 2015-0087 ,radioactivity ,gezondheid ,indoor ,woningen - Abstract
In vrijwel alle Nederlandse woningen is de concentratie van zowel radon als thoron laag. Dat blijkt uit onderzoek naar radon en thoron dat het RIVM in 2013 en 2014 in ruim 2500 woningen in Nederland (bouwjaar 1930 en later) heeft uitgevoerd. Het is wereldwijd voor het eerst dat op deze schaal onderzoek is gedaan naar thoron in woningen. Radon en thoron zijn radioactieve edelgassen die van nature ontstaan in de bodem en in daarvan gemaakte bouwmaterialen. Vandaar uit kunnen ze in de woning terechtkomen. De radioactieve stoffen die ontstaan als radon en thoron vervallen, dragen bij aan het risico op longkanker. Bij radon zien we regionale verschillen. Zo is de gemiddelde concentratie in Zuid-Limburg ongeveer tweeënhalf keer zo hoog als het landelijk gemiddelde. Dit heeft waarschijnlijk te maken met verschillen in bodemtype. Maar in vergelijking met andere Europese landen is de radonconcentratie in Nederlandse woningen laag. Verder zien we dat de gemiddelde radonconcentratie in woningen, gebouwd vanaf 2000, ruim twintig procent lager is dan het landelijk gemiddelde. Daarmee is aan de eerder gemaakte afspraken tussen overheid en bouwwereld, om de straling in nieuwbouwwoningen niet te laten toenemen, voldaan. Voor thoron vallen de metingen lager uit dan verwacht. Er zijn enkele uitzonderingen, maar het aantal woningen met een meetwaarde aan de hoge kant is veel kleiner dan het RIVM op basis van een vooronderzoek uit 2012 had ingeschat. Voor thoron zijn nog geen normen of grens- waarden vastgesteld. En omdat dit het eerste grote thorononderzoek in de wereld is, is de onzekerheid in de meetresultaten groter dan bij radon het geval is. Dat maakt het interpreteren en beoordelen van de thoronmeetresultaten ingewikkeld. Ook is het precieze verband tussen de hoeveelheid thoron die vrijkomt uit pleistermaterialen, en de concentratie van vervalproducten van thoron in de woning nog niet duidelijk. Er is extra onderzoek nodig om dit beter uit te zoeken. Van nature veranderen radon en thoron in radioactieve stoffen die zich aan zwevende stofdeeltjes in huis hechten. Na inademen blijven ze achter in de longen en geven daar straling af. Die straling draagt bij aan het risico op longkanker. Hoewel de hier gemeten concentraties radon en thoron in woningen internationaal gezien laag zijn, leidt het toch nog tot zo'n vierhonderd gevallen van longkanker per jaar in Nederland. Het betreft vooral rokers. Dat komt doordat het gezondheidsrisico van radon en thoron voor rokers gemiddeld 25 keer zo groot is als voor nooit- rokers. De nieuwe schatting van het aantal gevallen van longkanker per jaar door radon en thoron valt iets lager uit dan de vorige schatting uit 2000. Ook hebben we nu een beter beeld van de bijdrage door radon (ongeveer 70 procent) en door thoron (ongeveer 30 procent).
- Published
- 2017
10. Scopingsreport Radon
- Author
-
Blaauboer RO, Vaas LH, Hesse JM, and Slooff W
- Subjects
normen ,effecten ,blootstellingsniveaus ,scopingsrapport ,bronnen ,radon ,emissies - Abstract
Dit scopingsrapport vormt een onderdeel van de voorbereiding tot het opstellen van het basisdocument radon. Het doel van dit rapport is het algemene kennisniveau van de deelnemers aan de scopingsbijeenkomst aangaande radon op eenzelfde peil te brengen en discussie- en beslispunten inzake de inhoud van het basisdocument aan te dragen.
- Published
- 2012
11. Opzet van het Ventilatie Radon-onderzoek. VERA-survey 2006
- Author
-
Blaauboer RO and LSO
- Subjects
external radiation ,ventilation ,ventilatie ,newly built dwellings ,meetmethode ,radon ,survey ,externe straling ,STRALING ,nieuwbouw ,measuring - Abstract
Het RIVM heeft in 2006 een onderzoek (survey) in nieuwbouwwoningen uitgevoerd. Hierbij zijn in het bijzonder de radonconcentratie, externe stralingsniveaus en de ventilatie gemeten. Dit rapport beschrijft de opzet van dit onderzoek. In een vervolgrapport zullen de resultaten worden toegelicht. Blootstelling aan straling in de woning is verantwoordelijk voor bijna de helft van de stralingsbelasting die Nederlandse burgers gemiddeld door het jaar heen oplopen. Een groot deel van de dosis straling die we binnenshuis ontvangen is het gevolg van het inademen van radioactieve vervalproducten van radon en thoron. Radon en thoron worden van nature gevormd in bodem en bouwmaterialen. En omdat ze gasvormig zijn, komt een deel ervan in de woning terecht. Een ander deel van de stralingsdosis is het gevolg van gammastraling vanuit bouwmaterialen en bodem. In eerder onderzoek is geconcludeerd dat de radonconcentratie in nieuwbouwwoningen uit de periode 1970-1990 is toegenomen. Het ministerie van VROM heeft in een convenant met de bouwwereld afgesproken dat de stralingsbelasting ten gevolge van de blootstelling aan radon en externe straling vanuit de bouwmaterialen niet verder mag toenemen. Het RIVM is gevraagd ter vaststelling van de situatie in de huidige nieuwbouw (nulpunt) een survey uit te voeren.
- Published
- 2012
12. Controle op de radioactieve besmetting van 'industriemelk' uit Noord-, Oost-, Zuid- en West-Nederland en van gras en melk in de omgeving van nucleaire installaties in 1988
- Author
-
Blaauboer RO, Mattern FCM, Drost RMS, and Ockhuizen A
- Subjects
monitoring ,melk ,radioactiviteit ,weidegras - Abstract
Door het RIVM bepaalde concentraties in gras uit de omgeving van nucleaire installaties waren in 1988 voor Be-7: 140 +/- 20 Bq/kg, voor K-40: 1280 +/- 100 Bq/kg, voor Sr-89: onder de detectielimiet, voor Sr-90: 1,6 +/- 0,3 Bq/kg, voor I-131: niet aantoonbaar, voor Cs-134: 1,7 +/- 0,3 Bq/kg en voor Cs-137: 5,8 +/- 1,7 Bq/kg. Concentraties in melk voor Be-7 waren niet aantoonbaar, voor Sr-89 onder de detectielimiet, maar voor Sr-90: 0,038 +/- 0,002 Bq/l, voor I-131: < 0,04 Bq/l, voor Cs-134: < 0,12 Bq/l en voor Cs-137: 0,3 +/- 0,1 Bq/l. Voor het stabiele Ca werd in gras een concentratie vastgesteld van 4,0 +/- 0,2 g/kg. De rest-beta-activiteit en rest-gamma-activiteit in gras bleven meestal onder de detectielimiet. In de landelijke melkmonsters werden gemiddelde concentraties gemeten van < 0,05 Bq/l voaor Sr-89, 0,037 +/- 0,004 Bq/l voor Sr-90, < 0,14 Bq/l voor Cs-134 en 0,54 +/- 0,04 Bq/l voor Cs-137. In het kader van de kwaliteitsborging nam het RIVM deel aan een internationaal ringonderzoek betreffende standaard K-40, Cs-134 en Cs-137 bepalingen in melkpoeder. Het RIVM bepaalde deze radionucliden met een nauwkeurigheid van 2%.
- Published
- 2012
13. Cosmic radiation during air travel: trends in exposure of aircrews and airline passengers
- Author
-
Blaauboer RO and LSO
- Subjects
air traffic ,cosmic radiation ,exposure ,kosmische straling ,vliegverkeer ,airplanes ,luchtverkeer ,blootstelling ,vliegtuigen ,cari - Abstract
Naast ongevallen is een negatief gevolg van vliegverkeer de blootstelling van mensen aan een verhoogde dosis kosmische straling. Het dosistempo kan op een vlieg-hoogte van tien kilometer een factor 100 hoger zijn dan op zeeniveau. Op basis van een gedetailleerd overzicht van passagiers die via Schiphol vliegen, is voor de periode 1988-1997 de individuele dosis voor specifieke reisbestemmingen en de collectieve dosis voor alle passagiers berekend. Door het feit dat de meeste passagiers die Schiphol aandoen binnen Europa blijven, wordt de dosisverdeling deels bepaald door een 'laag' dosisbereik voor continentale vluchten van, afhankelijk van de afstand, 1-15 mu Sv per vlucht (enkele reis) en deels door een 'hoog' dosisbereik van circa 30-60 mu Sv per vlucht voor intercontinentale vluchten naar Noord-Amerika en het Verre Oosten. Onder invloed van de elfjarige zonnecyclus kan deze dosis per vlucht, afhankelijk van de bestemming, nog tot plusminus 15 % varieren. De gemiddelde individuele dosis per enkele reis is bepaald op circa 18 mu Sv. Circa 80.000 (zaken)mensen, uit Nederland afkomstig, maken jaarlijks meer dan tien retourvluchten en circa 4000 van hen ontvangen daarbij jaarlijks een dosis boven de 1 mSv. Binnen de speciale groep van koeriers zijn daarbij individuele jaardoses tot 10 mSv mogelijk. Voor bemanningsleden is een dosisinterval berekend, dat bij een vliegtijd van 1000 blokuren per jaar, 1,5 - 5,7 mSv bedraagt. De collectieve dosis voor passagiers via Schiphol is in de periode van 1988-2002 van circa 230 tot 600 mensSv toegenomen. Naar verwachting zal dit verder toenemen tot 1100 mensSv in 2015.
- Published
- 2012
14. Trends en reductiescenario's voor Rn-222-concentraties in Woningen
- Author
-
Blaauboer RO and Heling R
- Subjects
woning ,dwellings ,radioactiviteit ,bouwmateriaal ,radon ,rn-222 ,indoor environment ,maatregelen ,scenario ,reduction measurements ,building materials ,binnenmilieu ,radioactivity ,afname - Abstract
niet beschikbaar
- Published
- 2012
15. Dosisberekening voor de Omgeving bij Vergunningverlening Ioniserende Straling - DOVIS, A. Lozingen in lucht en water
- Author
-
Blaauboer RO and LSO
- Subjects
meten ,environmental permits ,milieuvergunningen ,lozing ,analysis ,air ,water ,mr-agis ,analyse ,lucht ,radioactieve stoffen ,dovis ,vergunningen ,radiation ,straling ,measuring methods ,discharge ,handleiding ,license ,meetmethoden ,radionuclides ,measuring - Abstract
In the Netherlands, as in most other countries, one generally needs a permit to produce (including the manufacture, processing, control and storage), to apply or to dispose of radioactive materials, or to use equipment that produces ionising radiation. This permit must be in accordance with the Nuclear Energy Act. Limits that are set for radioactive material can be found in the Decree on radiation protection ('Besluit stralings-bescherming') which has been in force since March 1, 2002. Along with the application for a permit, calculation results have to be submitted on the radiation dose that members of the public receive as a consequence of (possible) emissions of radioactive material (into the atmosphere or surface water) or as a consequence of external irradiation. Fairly rough estimates, based on simple rules, will often be satisfactory. These rules can be found in an annex of a Ministerial Order on the assessment of consequences of ionising radiation (mr-AGIS). However, in some cases this will not be adequate, for instance, where there are specific exposure pathways or when a certain specific pre-set criterion is not met. A more detailed assessment is needed in these cases. This report describes this more detailed assessment procedure as far as it concerns (possible) emissions of radioactive material into the atmosphere or surface water. Another report (DOVIS-B), produced by the Nuclear Research and consultancy Group (NRG), discusses the exposure to external radiation from radioactive sources or installations.
- Published
- 2012
16. SOIL-RAD - A computer program to calculate air kerma, ambient dose rate and effective dose rate due to photons emitted by radionuclides distributed in soil or on the soil-air surface
- Author
-
Blaauboer RO and LSO
- Subjects
gammastraling ,bodem ,model ,effectief dosistempo ,radionucliden ,kerma tempo - Abstract
In verschillende onderzoeken is er behoefte aan een geautomatiseerde methode voor het bepalen van de dosis ten gevolge van externe bestraling door radionucliden in en op de bodem. Hierbij kan gedacht worden aan migratie van fallout in de bodem, berekenen van de afschermende werking van de bodem bij het opbrengen van een afdeklaag over een laag ertsafval en het dosistempo door de natuurlijke aanwezigheid van radionucliden. In het kader van een onderzoek naar het gebruik van het Landelijk Meetnet voor Radioactiviteit (LMR) voor de bepaling van de natuurlijke achtergrond is daarvoor een computerprogramma ontwikkeld. In dit rapport wordt de onderliggende berekeningsmethode beschreven. Hiertoe werd een reeds bestaande methode aangepast en uitgebreid. Naast een beschrijving van de methode wordt ook de opbouw van het computerprogramma SOIL-RAD toegelicht en is een gebruiksaanwijzing toegevoegd. Vergelijking van de eerste modelresultaten met elders gepubliceerde gegevens geeft vertrouwen in de bruikbaarheid van het programma.
- Published
- 2012
17. WERKDOCUMENT. Lozingen van radionucliden in het milieu: inventarisatie van belastingspaden en verspreidingsmodellen in het kader van het project MORIS
- Author
-
Blaauboer RO, Eenink RG, Eggink GJ, Heling R, Lembrechts J, and Uijt de Haag PAM
- Subjects
bodem ,dispersion models ,radionucliden ,92-3 ,voedselketen ,air ,foodchain ,exposure pathways ,water ,lucht ,belastingspaden ,verspreidingsmodellen ,radionuclides ,soil - Abstract
niet beschikbaar
- Published
- 2012
18. Meting van 220Rn en consequenties voor eerdere 222Rn-surveys : VERA-onderzoek
- Author
-
Blaauboer RO and LSO
- Subjects
222Rn ,detector ,LEEFOMGEVING ,220Rn ,thoron ,meetmethode ,radon ,measurement method ,STRALING - Abstract
Er komt minder radioactief radongas (Rn-222) in nieuwbouwwoningen voor dan op basis van eerdere radonsurveys werd aangenomen. De oude radondetectoren blijken na onderzoek ook gevoelig voor radioactief thoron (Rn-220), waarvan meer aanwezig is dan werd gedacht. Dit volgt uit een nader onderzoek aan deze detectoren, dat plaatsvond naar aanleiding van een landelijke survey naar de stralingsbelasting in Nederlandse woningen die tussen 1994 en 2003 zijn gebouwd. Detectoren die voor internationale vergelijkingsstudies naar radon worden gebruikt, zijn tot nu alleen op dit edelgas ingesteld. Dat sommige typen detector behalve radon ook thoron meten, valt dan niet op. Net als in Nederland is er internationaal een toegenomen aandacht voor thoron vanwege survey-resultaten die sterk door thoron bleken te zijn beinvloed. Het thoron lijkt afkomstig van een (veel voorkomend) bouwmateriaal met verhoogde thoronuitstoot, mogelijk een afwerkmateriaal. Inmiddels is gebleken dat er gedurende een aantal jaar in Nederland stucmateriaal is toegepast dat door het ingredient fosfogips meer thoron bevatte. Mogelijk geven echter ook andere afwerkmaterialen aanleiding tot een verhoging. Een groot deel van de dosis straling die mensen binnenshuis ontvangen, is het gevolg van het inademen van de radioactieve vervalproducten van radon en thoron. Radon en thoron worden van nature gevormd in bodem- en bouwmaterialen. Een deel daarvan komt in de woning terecht, omdat ze gasvormig zijn. Blootstelling aan straling in de woning is verantwoordelijk voor ruwweg de helft van de stralingsbelasting die Nederlandse burgers gemiddeld door het jaar heen oplopen.
- Published
- 2012
19. Stralingsbelasting in Nederland in 1988 (Eindrapport)
- Author
-
Blaauboer RO, Vaas LH, and Leenhouts HP
- Subjects
radon ,medische toepassing van straling ,strave ,diverse bronnen van ioniserende straling ,stralingshygienische verslaglegging ,91-3 ,blootstelling - Abstract
niet beschikbaar
- Published
- 2012
20. Cumulatie in de blootstelling aan bronnen van ioniserende straling
- Author
-
Vaas LH, Blaauboer RO, and Leenhouts HP
- Subjects
monte carlo methoden ,straling ,radioactiviteit ,cumulatie ,bns ,risico - Abstract
niet beschikbaar
- Published
- 2012
21. De geschatte stralingsbelasting in Nederland in 1987
- Author
-
Blaauboer RO and Vaas LH
- Subjects
stralingsbelasting ,inventarisatie ,niet nucleaire energiecentrales ,belastingspaden ,dosisverdeling ,modellen ,nucleaire geneeskunde ,bovengrondse kernwapenproeven - Abstract
In het kader van het project Stralingshygiene Verslaglegging (STRAVE) wordt onderzoek verricht naar de stralingshygiene situatie in Nederland. In deze tweede inhterimrapportage wordt een overzicht gegeven van de blootstelling van de bevolking aan diverse ioniserende stralingsbronnen in 1987. Er zijn tot op heden 12 van de aanwezige 22 bronnen volledig behandeld. Deze bronnen zijn kosmische straling, terrestrische stralaing, conventionele energiecentrales, bouwmaterialen, vliegverkeer, rontgendiagnostiek, radiotherapie, isotopendiagnostiek, radioactief afval, grensoverschrijdende rivieren, kernwapenproeven en "Tsjernobyl". Van deze bronnen wordt gedetailleerde informatie gegeven over aantal bronnen, belastingspaden, kritieke groepen, doses, dosisverdelingen en trends. Tevens wordt wat betreft de dosis een vergelijking gemaakt met de situatie in het buitenland. Het totale collectieve effectieve dosisequivalent voor de Nederlandse bevolking bedroeg in 1987 ca. 34000 mens Sv ; dit is gemiddeld 2,3 mSv/a per capita. De grootste bijdrage aan de collectieve dosis wordt veroorzaakt door radon en thoron afkomstig uit de bodem of uit bouwmaterialen (43%). Daarna volgen natuurlijke radioactiviteit in het menselijk lichaam, (16%), medische stralingstoepassingen (15%), technologisch verrijkte natuurlijke stralingsbronnen (13%), kosmische straling (9%), terrestrische straling (2%) en de gevolgen van het reactorongeval in Tsjernobyl (1%). De overige stralingsbronnen zijn verantwoordelijk voor minder dan 1% van de totale collectieve dosis.
- Published
- 2012
22. Meetmethoden thoron in survey : VERA-onderzoek
- Author
-
Blaauboer RO and LSO
- Subjects
measuring method ,detector ,220Rn ,thoron ,meetmethode - Abstract
In sommige Nederlandse woningen is waarschijnlijk meer radioactief thorongas (Rn-220) aanwezig dan tot nu toe werd aangenomen. Onlangs bleek dat zich in nieuwbouwwoningen minder radioactief radongas (Rn-222) bevindt dan eerder werd aangenomen. Nieuw onderzoek van het RIVM laat zien dat deze resultaten verband met elkaar houden: de in het verleden gebruikte radondetectoren blijken een combinatie van de hoeveelheid radon en thoron te laten zien. Om te kunnen bepalen wat de concentraties van beide gassen afzonderlijk in woningen zijn, zijn nieuwe metingen nodig. Dat is sinds kort mogelijk, doordat een detector beschikbaar is gekomen die de schadelijke vervalproducten van thoron registreert. Dit blijkt uit onderzoek van het RIVM dat is uitgevoerd ter voorbereiding van een survey naar radon en thoron in woningen. De survey gaat halverwege 2012 van start en zal bovenstaande bevindingen nader onderzoeken. De resultaten worden in 2014 verwacht. Vanaf 2006 hebben al een survey en kleinschalig onderzoek plaatsgevonden naar de stralingsbelasting in Nederlandse woningen die tussen 1994 en 2003 zijn gebouwd. Deze brachten aan het licht dat radondetectoren ook gevoelig zijn voor thoron, waardoor de oudere registraties minder nauwkeurig blijken. Ook vervalproducten thoron schadelijk voor gezondheid Thoron en radon zijn radioactieve isotopen van het element radon. Thoron heeft echter een veel kortere halveringstijd, waardoor het snel vervalt naar radioactieve zware metalen, zoals lood en polonium die aan stofdeeltjes blijven 'plakken'. Als deze stofdeeltjes worden ingeademd, kunnen ze het longweefsel beschadigen en, eventueel nog sterker in combinatie met roken, op termijn longkanker veroorzaken. De dosis door radon veroorzaakt zo naar schatting enkele honderden doden per jaar en voor thoron zou dit van een zelfde orde van grootte kunnen zijn. Voor de volksgezondheid is het daarom van belang ook deze thoronvervalproducten te meten. Bouwmaterialen belangrijkste bron thoron en radon Nederlandse burgers staan in hun huis bloot aan straling. Dit is ruwweg de helft van de totale stralingbelasting die zij gemiddeld gedurende een jaar oplopen. Een groot deel van de straling binnenshuis is een gevolg van het inademen van de radioactieve vervalproducten van radon en thoron. Deze edelgassen zijn afkomstig uit bouwmaterialen die gemaakt zijn van gesteente waarin radon en thoron van nature voorkomen. Voor thoron gaat het daarbij vooral om de lagen waarmee beton en bakstenen worden afgewerkt.
- Published
- 2012
23. Nuclide-reductie module t.b.v. het Informatie en Documentatie Centrum (IDC) voor kernongevallenbestrijding
- Author
-
Blaauboer RO
- Subjects
radioactiviteit ,idc ,nuclidereductie ,ongevalsbestrijding - Abstract
niet beschikbaar
- Published
- 2012
24. Basisdocument radon
- Author
-
Vaas LH, Kal HB, Jong P de, Slooff W (eds), Blaauboer RO, Bartstra RW, Jansen JTM, Zoetelief J, and Ackers JG
- Subjects
sources ,risk analysis ,thoron ,modelling ,bronnen ,binnenmilieu ,health effects ,normen ,meetmethoden ,emission ,emissies ,basisdocument ,meetstrategieen ,risico ,toxiciteit ,measures ,toxicity ,radon ,91-3 ,luchtwaliteit ,economy ,exposure ,radioactivity ,standards ,verspreiding ,blootstelling ,limits ,environment - Abstract
De engelse versie heeft rapportnummer 710401021
- Published
- 2012
25. Variations in outdoor radiation levels in the Netherlands
- Author
-
Smetsers RCGM, Blaauboer RO, and LSO
- Subjects
kernongeval ,radioactiviteit ,achtergrondstraling ,radon ,netherlands ,gis ,nederland ,radiation ,background radiation ,straling ,nuclear accidents ,radioactivity ,geografisch informatiesysteem - Abstract
De van nature aanwezige achtergrond aan ioniserende straling varieert als functie van tijd en plaats. Deze variaties en de onderliggende processen zijn nauwkeurig onderzocht en beschreven. Het onderzoek is voor een belangrijk deel gebaseerd op de analyse van data afkomstig van het Landelijk Meetnet voor Radioactiviteit (LMR). De externe straling in het buitenmilieu wordt voornamelijk bepaald door kosmische straling, (natuurlijke) radioactiviteit in en op de bodem en natuurlijke radionucliden in de atmosfeer, voornamelijk Rn-222 en kortlevende vervalprodukten. Met behulp van een Geografisch Informatiesysteem (GIS) is de plaatsafhankelijkheid van het terrestrische stralingsniveau in kaart gebracht. Verder is een methode beschreven om op basis van drie goed bekende parameters de tijdsvariatie in het externe stralingsniveau tot binnen een kleine onzekerheidsmarge te kunnen berekenen. Met de beschreven techniek kunnen kleine afwijkingen in het stralingsniveau (bv. door industriele activiteiten of radiologische ongevallen) in een vroeg stadium worden opgespoord. De concentratie van Rn-222 en vervalprodukten in de buitenlucht vertoont grillige tijdspatronen. Gemiddelde waarden tonen echter een duidelijke seizoensafhankelijkheid en, in de zomerperiode, een dagelijkse oscillatie. Verder zijn correlaties gevonden tussen de concentratie van Rn-222 (dochters) enerzijds en de vertikale atmosferische menging, de windrichting en -snelheid, de atmosferische druk (bij verschillende windrichtingen), de luchtvochtigheid en de mate van regenval anderzijds. Tenslotte zijn de resultaten beschreven van een model dat op continentale schaal de verspreiding van Rn-222 berekent.
- Published
- 2012
26. Radon en thoron in Nederlandse woningen vanaf 1930 : Resultaten RIVM-meetcampagne 2013-2014
- Author
-
M&V, Smetsers RCGM, Blaauboer RO, Dekkers F, van der Schaaf M, Slaper H, M&V, Smetsers RCGM, Blaauboer RO, Dekkers F, van der Schaaf M, and Slaper H
- Abstract
RIVM rapport:In vrijwel alle Nederlandse woningen is de concentratie van zowel radon als thoron laag. Dat blijkt uit onderzoek naar radon en thoron dat het RIVM in 2013 en 2014 in ruim 2500 woningen in Nederland (bouwjaar 1930 en later) heeft uitgevoerd. Het is wereldwijd voor het eerst dat op deze schaal onderzoek is gedaan naar thoron in woningen. Radon en thoron zijn radioactieve edelgassen die van nature ontstaan in de bodem en in daarvan gemaakte bouwmaterialen. Vandaar uit kunnen ze in de woning terechtkomen. De radioactieve stoffen die ontstaan als radon en thoron vervallen, dragen bij aan het risico op longkanker. Bij radon zien we regionale verschillen. Zo is de gemiddelde concentratie in Zuid-Limburg ongeveer tweeënhalf keer zo hoog als het landelijk gemiddelde. Dit heeft waarschijnlijk te maken met verschillen in bodemtype. Maar in vergelijking met andere Europese landen is de radonconcentratie in Nederlandse woningen laag. Verder zien we dat de gemiddelde radonconcentratie in woningen, gebouwd vanaf 2000, ruim twintig procent lager is dan het landelijk gemiddelde. Daarmee is aan de eerder gemaakte afspraken tussen overheid en bouwwereld, om de straling in nieuwbouwwoningen niet te laten toenemen, voldaan. Voor thoron vallen de metingen lager uit dan verwacht. Er zijn enkele uitzonderingen, maar het aantal woningen met een meetwaarde aan de hoge kant is veel kleiner dan het RIVM op basis van een vooronderzoek uit 2012 had ingeschat. Voor thoron zijn nog geen normen of grens- waarden vastgesteld. En omdat dit het eerste grote thorononderzoek in de wereld is, is de onzekerheid in de meetresultaten groter dan bij radon het geval is. Dat maakt het interpreteren en beoordelen van de thoronmeetresultaten ingewikkeld. Ook is het precieze verband tussen de hoeveelheid thoron die vrijkomt uit pleistermaterialen, en de concentratie van vervalproducten van thoron in de woning nog niet duidelijk. Er is extra onderzoek nodig om dit beter uit te zoeken. Van nature veranderen radon, Concentrations of radon and thoron progeny are low in virtually all Dutch dwellings, built since 1930. That is the outcome of a national survey, conducted by RIVM in approximately 2500 dwellings in the period 2013-2014. Radon and thoron are naturally occurring radioactive noble gasses, which are formed in soil and building materials. From there, part of it may reach the indoor environment. Inhalation of non- gaseous radioactive decay products of radon and thoron contributes to the induction of lung cancer. The average concentration of radon in all dwellings equals 15,6 Bq/m3. The 50th and 95th percentiles were found to be 12,2 and 37,9 Bq/m3, respectively. In 0,4 per cent of the dwellings, values were found between 100 and 200 Bq/m3. The average concentration of thoron progeny in all dwellings equals 0,64 Bq/m3. The 50th and 95th percentiles are 0,53 and 1,37 Bq/m3, respectively. A maximum value of 13,3 Bq/m3 was recorded. Concentrations of both radon and thoron progeny were lower, on average, in dwellings built since the year 2000. We also noted a regional difference in radon concentrations, presumably due to differences in soil type. The highest regional average radon value, of approximately 40 Bq/m3, was found in the most south-eastern part of the Netherlands. In 75 dwellings, an additional measurement program was conducted to determine the relation between the exhalation of thoron from walls and the concentration of thoron progeny in the room. Thoron exhalation values exceeding ten times the median value of 0,022 Bq/m2s (with a highest value of approximately 1 Bq/m2s) were found rather frequently, but they seldom give rise to enhanced concentrations of thoron progeny. This may be explained by the fact that a thoron exhalation value from a specific spot on the wall does not represent the average exhalation of thoron from all wall surfaces in a room. Based on these results, we estimate that indoor radon and thoron are responsible for about 400 cases of lung cancer
- Published
- 2015
27. Risks of potential accidents of nuclear power plants in Europe
- Author
-
Slaper H, Eggink GJ, and Blaauboer RO
- Subjects
risk analysis ,radioactiviteit ,accidents ,analyse ,population ,health ,blootstelling ,ongeval ,power plants ,nuclear energy ,europa ,emissie ,exposure ,bevolking ,radioactivity ,emission ,gezondheid ,europe ,kernenergie ,elektriciteitscentrale ,risico - Abstract
Over 200 nuclear power plants for commercial electricity production are presently operational in Europe. The 1986 accident with the nuclear power plant in Chernobyl has shown that severe accidents with a nuclear power plant can lead to a large scale contamination of Europe. This report is focussed on an integrated assessment of probabilistic cancer mortality risks due to possible accidental releases from the European nuclear power plants. For each of the European nuclear power plants the probability of accidental releases per year of operation is combined with the consequences in terms of the excess doses received over a lifetime (70 years). Risk estimates are restricted to cancer mortality and do not include immediate or short term deaths in the direct vicinity (< 5-10 km) of the plants. Countermeasures to reduce radiation doses are not considered. Location specific risks are presented in maps of Europe. The excess mortality risk due to the combined operation of the European nuclear power plants is estimated to be about 10 x 10-8 per year in Western Europe. Going East the risks increase gradually to over 1000 x 10-8 per year in regions of the former Soviet Union, where reactors of the Chernobyl type are located. The nuclear power plants in the East European countries dominate the estimated risk pattern and contribute at least 40-50% to the average risk in the West European countries. Improving the reactor safety in eastern European countries could lead to considerable reductions in estimated excess mortality risks. In western Europe the mortality risk might be reduced by a factor of two, and in eastern Europe by a factor of 100 to 1000.
- Published
- 2007
28. Onderzoek naar lozingscriteria voor vergunningverlening kernenergiewet in de procesindustrie
- Author
-
Pruppers MJM, Blaauboer RO, Twenhofel CJW, and LSO
- Subjects
lozing ,natuurlijke radioactiviteit ,process engineering ,discharge ,nuclear energy act ,natural radioactivity ,vergunningverlening ,kernenergiewet ,industrie ,procestechnologie ,dosisberekening ,lozingscriteria ,dosiscriteria - Abstract
According to the EU Directive (96/29/Euratom), the EU member states must identify activities where the exposure of members of the public due to the presence of natural radiation sources increases to such an extent from the viewpoint of radiation protection that it cannot be disregarded. Processing industries carrying out these activities use large amounts of raw materials like ore, marl or clay, which contain natural radionuclides. These radionuclides, present in the releases into air and water, may impose a radiological risk to the population residing near an industrial site. A system of reporting and authorization for such releases is now under development in the Netherlands. An activity is entered into the system when the maximum individual dose or collective dose due to releases to air or water exceeds a certain value: the so-called basic dose criteria. Choosing a maximum individual dose of 10 microSv/a and a collective dose of 1 manSv/a as dose criteria is under consideration. In developing the system the processing industry is classified into a limited set of reference situations, for which the dose criteria are then translated into operational emission criteria per radionuclide by calculating the releases that result in a maximum individual dose of 10 microSv/a and a collective dose of 1 manSv/a. Along with the description of the system, its practical use for a few specific processing industries in the Netherlands is demonstrated. The final selection of criteria by the regulator is, however, made by balancing between the simplicity and practicability of the system, on the one hand, and by minimizing the possibility of undeserved enforcement of the obligation to apply for a permit on the other.
- Published
- 2007
29. Pilotstudie naar een beleidsmonitoringsysteem voor straling (BMS)
- Author
-
Pruppers MJM, Blaauboer RO, Hiemstra YS, Janssen MPM, Matthuisen AJCM, Pennders RMJ, and LSO
- Subjects
emissie ,stralingsbelasting ,straling ,beleidsmonitoring ,radioactieve stoffen - Abstract
In 1997 the Laboratory of Radiation Research explored the possibilities for an information system for monitoring the radiation protection sitiuation in the Netherlands and the influence of the radiation protection policy on this situation, as commissioned by the Radiation, Nuclear and Biosafety Directorate of the Ministry of Housing, Spatial Planning and the Environment. We are primarily concerned with the environmental policy, aimed at the protection of members of the public. Besides this, the radiation protection policy includes the policies of the Ministry of Social Affairs and Employment for the protection of exposed workers and of the Ministry of Health, Welfare and Sport for the protection of persons who undergo medical examinations or treatments using radiation. The demands and wishes of representatives of both policy directorates and inspectorates of the three commissioning ministries were compiled on the basis of data collected through interviews, with a few plenary meetings with these representatives taking place to discuss data. Several information sources relevant to the desired policy monitoring, were investigated thoroughly. In addition, detailed data of a few typical radiation sources were collected and processed. The most important recommendations in the definition study of 1997 are elaborated further here, i.e. the exploration of information sources and making agreements with suppliers of necessary data. One of the conclusions from the interviews is that the system should be limited to enhanced radiation exposures due to human action. Some of these exposures can be influenced by policy measures, some cannot, and in some cases no policy is designed or planned. It is also concluded that for data on actual emissions, permit holders will themselves have to be approached. Finally, advice is given not to design a large automated system yet, but to gain more experience with separate collections for each radiation source category to store and process the data collected. A first version of the annual report on 'policy monitoring for radiation' is planned for the end of 2000.
- Published
- 2007
30. Normering van detectie van radioactief schroot met poortdetectoren. De mogelijkheden in Nederland
- Author
-
Pruppers MJM, Overwater RMW, Blaauboer RO, and LSO
- Subjects
normen ,nuclear waste ,radioactief afval ,radioactief schroot ,regulations ,detection ,standards ,opsporing ,scrap ,metallisch afval ,regelgeving - Abstract
Reports of the Inspectorate of the Dutch Ministry of the Environment (VROM) show an increase in recent years in the number of reports by scrap dealers of truckloads of scrap showing an increased radiation level. Reacting to this situation, the Dutch government has taken action by means of an administrative measure to make equipment for detection of scrap metal contaminated with radioactivity compulsory. In the Ministerial regulation associated with the administrative measure further requirements will be stipulated for the sensitivity, reproducibility and reliability of the equipment. In a very short time RIVM has succeeded in carrying out a study on the options for standardising the detection of radioactive scrap with the use of gateway detectors. Several options for standardising the detection of radioactive scrap using gateway detectors emerged from the study. The detection limit, expressed in terms of the ambient dose equivalent rate, is the quantity upon which a limit may be imposed. From calculations of the ambient dose equivalent rate, which can be expected for contaminated scrap under various circumstances, it was found that situations could occur in which it is difficult to discriminate between increased and background radiation levels. The detection limit depends on the integration time during measuring, which, because of the driving speed of the truck, must not be too long. For this reason it is also advisable to limit the speed of the truck in combination with the integration time. Sounding the alarm should be based on the background level during the period that the detector is shielded by the truck. Setting a value for the alarm level requires more detailed data on the set-up and mathematical algorithms of the detectors. Since these data are not available for all the detectors in use in the Netherlands, it is recommended to have the Nederlands Normalisatie-instituut switch to formally standardising the detection procedure with gateway detectors. Once the standard has been established, it can be stipulated in the government regulations.
- Published
- 2007
31. Detectie van radioactief schroot met poortdetectoren - Onderzoek aan een testprotocol
- Author
-
Blaauboer RO, Overwater RMW, and LSO
- Subjects
nuclear waste ,radioactief afval ,radioactief schroot ,detection ,metallisch afval ,ring tests ,regelgeving ,installaties ,ringonderzoek ,regulations ,opsporing ,scrap ,protocol ,equipment - Abstract
There are various possibilities for radioactive sources to end up in a shipment of scrap metal. These sources could be artificial ones or for instance tubing from the oil and gas extraction industry containing natural radioactive deposits. In any case, it is undesirable that these sources end up in a smelter or blast-furnace and be mixed with clean material in some new ironwork. Beside the fact that scrap metal dealers do not like to encounter radioactivity in their scrap, the government makes it mandatory starting 2003 for some of the larger traders to examine the incoming shipments. If scrap is delivered by truck this inspection usually is carried out using gate monitors. The truck slowly drives through a corridor with several detectors. If activity is detected an alarm is given. To get a better overview of the gate monitors installed, and to check whether they conform to some minimal requirements or not, an intercomparison campaign is under development. On the basis of measurements with some gate monitors and supporting calculations, the possibility of a list of demands necessary for such an intercomparison was explored. This report is an account of this research, including the choice of experimental sources, the testing configuration and some other recommendations resulting in a draft protocol for an intercomparison.
- Published
- 2007
32. Gevolgen van nieuwe vergunningplichtige grenzen voor lozingen in lucht en water door radionuclidenlaboratoria
- Author
-
Pruppers MJM, Blaauboer RO, and LSO
- Subjects
vergunningen ,lozing ,discharge ,air ,emission ,water ,emissies ,license ,radionuclidenlaboratoria ,lucht ,radionuclides ,radioactieve stoffen - Abstract
The Dutch government has laid down new limits in the Radiation protection decree (Besluit stralingsbescherming), above which radionuclide laboratories need prior authorization for emitting and discharging radioactive substances. These new limits were needed to implement the modified system for application of the individual radionuclide approach of the Euratom-directive 96/29 to Dutch legislation. The findings reported here give us a clear understanding of the dose received by members of the public from emissions into air and water which are equal to the new limits. The report also goes into the differences between the new and the old situations. For most of the radionuclides examined, the new limits turn out to be higher than the old limits. The increase in the limits is lowest for long-lived or alpha-radiation-emitting radionuclides, and may even represent a decrease. This is especially the result of taking into account the dose-coefficient, which is usually higher for the alpha-emitters examined than for the other radionuclides. Higher emissions are allowed in the new situation for short-lived radionuclides with a low dose-coefficient because of their low contribution to dose. As a consequence of conservative assumptions in the calculation of the dose, it is expected that, in practice, the respective doses associated with the new limits of 1 and 10 radiotoxicity equivalents for emissions into air and water will exceed the dose criterion of 0,1 microsievert per year in only a few cases.
- Published
- 2007
33. Onderzoek naar de radioactiviteit van keramisch afval - Zirkoonzand in de ijzergieterij
- Author
-
Blaauboer RO and LSO
- Subjects
radioactive radiation ,keramische producten ,afval ,keramische stof ,zirconium ,zirkonium ,road construction ,sand ,radioactieve straling ,zand ,reuse ,ceramic materials ,zirkoonzand ,waste ,wegenbouw - Abstract
In 2002 ging bij een schrootbedrijf het alarm af toen naast autoschroot enig radioactief keramisch materiaal door de detector werd gereden. Gedurende een groot aantal jaren is het keramische afval toegepast als verharding voor wegen en erven in de omgeving van Almelo, zo ook bij de autosloper. In het keramische materiaal is zirkoonzand verwerkt. Dit materiaal bevat van nature verhoogde concentraties van radionucliden. Het gebruik van het afval als verharding kan dan ook leiden tot een blootstelling van de persoon die zich daarop bevindt. Bij de autosloper zijn dosistempi gemeten tot tienmaal de natuurlijke achtergrond. Uit nader onderzoek van het keramische afval, is vastgesteld dat het zich deels boven de zogenaamde meldingsplichtige grens bevindt. Uit dit onderzoek is tevens naar voren gekomen dat radon en daaruit ontstane vervalproducten vrijwel niet uit het keramische afval vrijkomen. Uit enkele berekeningen is een maximale effectieve jaardosis geschat van ongeveer 1 mSv, voornamelijk door externe straling bij langdurige blootstelling op bijvoorbeeld een groot bedrijfsterrein. Op kleinere toegankelijke terreinen zoals erven kunnen ook kinderen worden blootgesteld. Dan speelt mogelijk ook ingestie een rol. Voor deze route is een effectieve jaardosis van 0,12 mSv berekend. Voor volwassenen speelt deze blootstellingsroute geen belangrijke rol. Inhalatie blijkt voor zowel volwassenen als kinderen een minder belangrijke rol te spelen.
- Published
- 2007
34. Meetmethoden thoron in survey : VERA-onderzoek
- Author
-
LSO, Blaauboer RO, LSO, and Blaauboer RO
- Abstract
RIVM rapport:In sommige Nederlandse woningen is waarschijnlijk meer radioactief thorongas (Rn-220) aanwezig dan tot nu toe werd aangenomen. Onlangs bleek dat zich in nieuwbouwwoningen minder radioactief radongas (Rn-222) bevindt dan eerder werd aangenomen. Nieuw onderzoek van het RIVM laat zien dat deze resultaten verband met elkaar houden: de in het verleden gebruikte radondetectoren blijken een combinatie van de hoeveelheid radon en thoron te laten zien. Om te kunnen bepalen wat de concentraties van beide gassen afzonderlijk in woningen zijn, zijn nieuwe metingen nodig. Dat is sinds kort mogelijk, doordat een detector beschikbaar is gekomen die de schadelijke vervalproducten van thoron registreert. Dit blijkt uit onderzoek van het RIVM dat is uitgevoerd ter voorbereiding van een survey naar radon en thoron in woningen. De survey gaat halverwege 2012 van start en zal bovenstaande bevindingen nader onderzoeken. De resultaten worden in 2014 verwacht. Vanaf 2006 hebben al een survey en kleinschalig onderzoek plaatsgevonden naar de stralingsbelasting in Nederlandse woningen die tussen 1994 en 2003 zijn gebouwd. Deze brachten aan het licht dat radondetectoren ook gevoelig zijn voor thoron, waardoor de oudere registraties minder nauwkeurig blijken. Ook vervalproducten thoron schadelijk voor gezondheid Thoron en radon zijn radioactieve isotopen van het element radon. Thoron heeft echter een veel kortere halveringstijd, waardoor het snel vervalt naar radioactieve zware metalen, zoals lood en polonium die aan stofdeeltjes blijven 'plakken'. Als deze stofdeeltjes worden ingeademd, kunnen ze het longweefsel beschadigen en, eventueel nog sterker in combinatie met roken, op termijn longkanker veroorzaken. De dosis door radon veroorzaakt zo naar schatting enkele honderden doden per jaar en voor thoron zou dit van een zelfde orde van grootte kunnen zijn. Voor de volksgezondheid is het daarom van belang ook deze thoronvervalproducten te meten. Bouwmaterialen belangrijkste bron thoron en radon, The level of the radioactive gas thoron (Rn-220) in some Dutch dwellings is likely to be higher than previously assumed. In contrast, the results of a new survey indicate that the level of its sister isotope, the radioactive gas radon (Rn- 222), in newly built dwellings in the Netherlands is lower than previously assumed. A recent investigation carried out by the RIVM demonstrates that these results are closely linked to each other: it would now appear that the detectors used to measure radon levels in past surveys actually measured a combination of thoron and radon concentrations. New measurements are therefore needed in order that the true concentrations of each gas in Dutch dwellings can be determined. The technology for such measurements has only recently become available with the development of a detector that can register lung-damaging decay products of thoron. These are the results of a preliminary investigation performed by the RIVM prior to the launching of a new survey of radon and thoron concentrations in Dutch dwellings. The aim of this new survey, which is planned to start in mid-2012, is to investigate the results of the RIVM study in greater depth. The survey results are expected in 2014. A small-scale investigation on the levels of ionizing radiation in Dutch dwellings built between 1994 and 2003 has been on-going since 2006. It was this investigation which determined that the radon detectors used were also sensitive to thoron, with the result that the registered concentrations of each radioactive gas were less precise than expected. Thoron decay products are also hazardous to human health Thoron and radon are radioactive 'sister isotopes' of the element radon. Thoron has a far shorter half-life than radon and, consequently, decays rapidly into radioactive heavy metal isotopes, such as those of lead and polonium, which in turn can become affixed ('stuck') to dust particles. Inhalation of these dust particles has the potential to cause lung damage and
- Published
- 2012
35. Stralingsbelasting in Nederlandse nieuwbouwwoningen : Eindrapport ventilatie- en radononderzoek
- Author
-
LSO, mev, Bader S, Dekkers SAJ, Blaauboer RO, LSO, mev, Bader S, Dekkers SAJ, and Blaauboer RO
- Abstract
RIVM rapport:De rol van thoron in de totale stralingsbelasting binnenshuis is waarschijnlijk groter dan steeds gedacht. Radonconcentraties in Nederlandse woningen zijn lager dan in het verleden gerapporteerd, doordat gangbare meettechnieken van toen radonconcentraties opleverden die, naar nu blijkt, gedeeltelijk moeten worden toegeschreven aan thoron. Dit volgt uit onderzoek van het RIVM naar de stralingsbelasting in Nederlandse nieuwbouwwoningen en de invloed van ventilatie hierop. In Nederland leidt blootstelling aan radon en thoron binnenshuis jaarlijks tot enkele honderden gevallen van longkanker. Het onderzoek bevestigt de verwachting dat ventileren bijdraagt aan een lagere radonconcentratie in woningen. Thoron (220Rn) en radon (222Rn) zijn isotopen van het chemische element radon (Rn) die van nature voorkomen in de bodem en uit bodemmateriaal vervaardigde bouwmaterialen. Omdat dit element gasvormig is, komt een deel ervan in de binnenlucht terecht. Voor zowel radon als thoron geldt dat de vervalproducten, die zelf ook weer radioactief zijn en zich hechten aan stofdeeltjes, na inademing schadelijk zijn voor de gezondheid. Het is nog onduidelijk in welke mate bewoners vervalproducten van thoron inademen. Er is daarom nader onderzoek nodig naar de concentratie van thoron en de vervalproducten in Nederlandse woningen. Hiermee kan meer inzicht worden verkregen in de totale stralingsdosis die mensen binnenshuis oplopen. Dit is het eindrapport van de eerste survey in het project Ventilatie en Radon (VERA). Het belangrijkste doel van dit project is om de standstill van de stralingsbelasting in Nederlandse nieuwbouwwoningen te evalueren. Er zijn geen aanwijzingen dat de dosis door radon en externe straling uit bouwmaterialen in woningen gebouwd tussen 1994 en 2003 significant is veranderd., The contribution of thoron to the total indoor radiation dose is likely to be larger than previously assumed. In contrast, radon concentrations in Dutch dwellings are actually lower than those reported in the past. It now appears that the indoor concentrations of radon measured previously using then standard measurement techniques have to be partly attributed to thoron. These are some of the results of a study carried out by the RIVM on the ionizing radiation dose in newly built dwellings in the Netherlands and the role of ventilation. In the Netherlands, exposure to indoor radon and thoron leads to hundreds of cases of lung cancer each year. The results of this study confirm that improvements in ventilation will contribute to lower indoor radon concentrations. Thoron (220Rn) and radon (222Rn) are isotopes of the chemical element radon (Rn) that occur naturally as radioactive gases in the ground and in building materials of natural origin. As gases, they are able to emanate from these materials and subsequently enter the living environment. Their decay products are radioactive and are able to adhere to dust particles which, when inhaled, are detrimental to human health. The amounts of radioactive decay products of thoron inhaled by inhabitants of Dutch dwellings remain as yet unclear. Therefore, future studies should focus on the concentration of thoron and its decay products in Dutch dwellings in order to gain better insight into the total indoor radiation dose. This is the final report of the first survey of the project 'Ventilatie en Radon' (VERA). The foremost goal of this project is to evaluate the standstill of indoor radiation dose in newly built dwellings in the Netherlands. There are no indications of significant changes in the indoor radiation dose due to radon and external radiation from building material in houses built between 1994 and 2003.
- Published
- 2010
36. Meting van 220Rn en consequenties voor eerdere 222Rn-surveys : VERA-onderzoek
- Author
-
LSO, Blaauboer RO, LSO, and Blaauboer RO
- Abstract
RIVM rapport:Er komt minder radioactief radongas (Rn-222) in nieuwbouwwoningen voor dan op basis van eerdere radonsurveys werd aangenomen. De oude radondetectoren blijken na onderzoek ook gevoelig voor radioactief thoron (Rn-220), waarvan meer aanwezig is dan werd gedacht. Dit volgt uit een nader onderzoek aan deze detectoren, dat plaatsvond naar aanleiding van een landelijke survey naar de stralingsbelasting in Nederlandse woningen die tussen 1994 en 2003 zijn gebouwd. Detectoren die voor internationale vergelijkingsstudies naar radon worden gebruikt, zijn tot nu alleen op dit edelgas ingesteld. Dat sommige typen detector behalve radon ook thoron meten, valt dan niet op. Net als in Nederland is er internationaal een toegenomen aandacht voor thoron vanwege survey-resultaten die sterk door thoron bleken te zijn beinvloed. Het thoron lijkt afkomstig van een (veel voorkomend) bouwmateriaal met verhoogde thoronuitstoot, mogelijk een afwerkmateriaal. Inmiddels is gebleken dat er gedurende een aantal jaar in Nederland stucmateriaal is toegepast dat door het ingredient fosfogips meer thoron bevatte. Mogelijk geven echter ook andere afwerkmaterialen aanleiding tot een verhoging. Een groot deel van de dosis straling die mensen binnenshuis ontvangen, is het gevolg van het inademen van de radioactieve vervalproducten van radon en thoron. Radon en thoron worden van nature gevormd in bodem- en bouwmaterialen. Een deel daarvan komt in de woning terecht, omdat ze gasvormig zijn. Blootstelling aan straling in de woning is verantwoordelijk voor ruwweg de helft van de stralingsbelasting die Nederlandse burgers gemiddeld door het jaar heen oplopen., The concentration of radioactive radon gas (Rn-222) encountered in newly constructed dwellings was lower than that expected from earlier surveys. An investigation into the response of the radon detectors used in these earlier surveys revealed that these were also sensitive to radioactive thoron (Rn-220), of which more appears to be present than originally assumed. This is the primary outcome of a detailed examination of the detectors that resulted from a national study on radiation exposure in Dutch dwellings constructed between 1994 and 2003. Detectors used in international radon comparison studies have only been set to test for radon, not thoron. Consequently, in practice it is not immediately evident that some detectors actually measure thoron as well, which is also reported as radon. The increasing interest shown by the Netherlands for thoron, provoked by survey results that appear to have been strongly affected by this radioactive isotope of radon, is mirrored by many other countries. The thoron found in dwellings seems to originate from a (frequently used) building material, possibly a finishing material, which has a relatively high thoron exhalation rate. It has more recently been determined that for many years a type of plaster was used in the Netherlands that contained phosphogypsum, a material known for its high radon content. However, it is possible that other materials incorporated into finishing layers also contribute to higher indoor thoron levels. A large portion of the total indoor exposure of occupants to radiation is from inhalation of radioactive decay products of radon and thoron. Radon and thoron are formed in the soil and earth-based building materials by radioactive decay and, because they are gaseous, they are able to diffuse into homes and other buildings. Exposure to ionizing radiation in the home accounts for approximately half of the average annual radiation dose received by a Dutch citizen.
- Published
- 2010
37. Dosisberekening voor de Omgeving bij Vergunningverlening Ioniserende Straling - DOVIS, A. Lozingen in lucht en water
- Author
-
LSO, Blaauboer RO, LSO, and Blaauboer RO
- Abstract
RIVM rapport:De Kernenergiewet schrijft voor dat voor het bereiden, voorhanden hebben (inclusief vervaardigen, bewerken, hanteren en opslaan), toepassen en zich ontdoen van radioactieve stoffen of het gebruik van (ioniserende straling producerende) toestellen in veel gevallen een vergunning nodig is. Voor handelingen met radioactieve stoffen geldt in voorkomende gevallen een vergunningplicht. Bij werkzaamheden bestaat in bepaalde gevallen geen vergunning- maar een meldingsplicht. De vergunningplichtige of meldings-plichtige grenzen voor radioactieve stoffen zijn in het Besluit stralings-bescherming gedefinieerd, zoals dat sinds 1 maart 2002 van kracht is. Bij de aanvraag van een vergunning, of melding, dient een berekening te worden gevoegd van de totale effectieve jaardosis voor de mens als gevolg van lozingen in lucht en water en blootstelling aan externe straling. Speciaal bij handelingen kan men daarbij veelal volstaan met een schatting die gebaseerd is op een set eenvoudige rekenregels, die in deel 1 van de bijlage bij de Ministeriele Regeling - Analyse Gevolgen Ioniserende Straling voor het milieu (mr-AGIS) - zijn vastgelegd. In sommige gevallen is een dergelijke schatting niet voldoende, bijvoorbeeld als er sprake is van specifieke belastingpaden, een brede bundel uit een r6ntgentoestel of bij lozingen ten gevolge van werkzaamheden, of als er daartoe vastgestelde toetsingsniveaus (mr-AGIS) worden overschreden. In dergelijke gevallen dient er een nadere analyse te worden uitgevoerd volgens deel 2 van de bijlage bij de mr-AGIS. Het onderhavige rapport beschrijft de methode die voor deze nadere analyse moet worden gehanteerd voor zover het lozingen in lucht en water betreft (Deel A). In Deel B, dat door de Nuclear Research and consultancy Group (NRG) is geschreven, wordt nader ingegaan op de blootstelling aan externe straling vanuit bronnen en toestellen., In the Netherlands, as in most other countries, one generally needs a permit to produce (including the manufacture, processing, control and storage), to apply or to dispose of radioactive materials, or to use equipment that produces ionising radiation. This permit must be in accordance with the Nuclear Energy Act. Limits that are set for radioactive material can be found in the Decree on radiation protection ('Besluit stralings-bescherming') which has been in force since March 1, 2002. Along with the application for a permit, calculation results have to be submitted on the radiation dose that members of the public receive as a consequence of (possible) emissions of radioactive material (into the atmosphere or surface water) or as a consequence of external irradiation. Fairly rough estimates, based on simple rules, will often be satisfactory. These rules can be found in an annex of a Ministerial Order on the assessment of consequences of ionising radiation (mr-AGIS). However, in some cases this will not be adequate, for instance, where there are specific exposure pathways or when a certain specific pre-set criterion is not met. A more detailed assessment is needed in these cases. This report describes this more detailed assessment procedure as far as it concerns (possible) emissions of radioactive material into the atmosphere or surface water. Another report (DOVIS-B), produced by the Nuclear Research and consultancy Group (NRG), discusses the exposure to external radiation from radioactive sources or installations.
- Published
- 2010
38. Ventilatie en de samenhang met radon in nieuwbouwwoningen in Nederland. Resultaten en analyses van tracermetingen in het project VERA
- Author
-
LSO, Bader S, Dekkers SAJ, Blaauboer RO, LSO, Bader S, Dekkers SAJ, and Blaauboer RO
- Abstract
RIVM rapport:Het radioactieve edelgas radon is in Nederlandse nieuwbouwwoningen overwegend afkomstig uit bouwmaterialen. In mindere mate is het afkomstig uit de bodem - via de kruipruimte of de buitenlucht. Dit blijkt uit onderzoek dat het RIVM heeft uitgevoerd in opdracht van het ministerie van VROM. In het onderzoek zijn de resultaten gecombineerd van ventilatie- en radonmetingen in meer dan driehonderd nieuwbouwwoningen in Nederland. Het gaat om woningen die tussen 1994 en 2003 zijn gebouwd. In eerdere studies is aangetoond dat blootstelling aan straling in de woning voor ruwweg de helft bijdraagt aan de stralingsbelasting die Nederlandse burgers gemiddeld door het jaar heen oplopen. Een groot deel van de stralingsbelasting binnenshuis is het gevolg van het inademen van radioactieve vervalproducten van radon. Luchtstromen transporteren radon door de woning. Een nauwkeurige inschatting van de luchtstromen tussen verschillende ruimten in afzonderlijke woningen blijkt moeilijk te verwezenlijken. Voor een gemiddelde woning is dit wel gerealiseerd. Zo is afgeleid dat de uitwisseling van lucht tussen de hal en andere ruimten sterker is dan de luchtstromen tussen de andere ruimten onderling. Bovendien is gebleken dat ventilatie de hoeveelheid radon vermindert die zich verzamelt in leefruimten, zoals de slaap- en de woonkamer., Building materials are the primary source of the radioactive gas radon detected in newly built Dutch houses. To a lesser degree indoor radon originates from the soil, entering the house via crawl spaces and from outside air. These are the conclusions drawn by the National Institute for Public Health and the Environment (RIVM) upon completion of research commissioned by the Ministry of Spatial Planning, Housing and the Environment of the Netherlands. The data are a compilation of ventilation and radon measurements performed in more than 300 newly constructed houses in the Netherlands that were built between 1994 and 2003. In previous studies it has been shown that indoor radiation exposure accounts for roughly half of the average yearly radiation dose received by Dutch citizens. A large portion of the indoor radiation dose results from the inhalation of radon decay products. Air flows circulate radon throughout the different living spaces of a house. Although it has proven difficult to make a precise estimation of all air flows in individual houses, the use of mean air flow values has yielded valuable information. Based on mean values, air exchange between the central hallway and surrounding rooms is much larger than that between the individual rooms. Moreover, ventilation appears to reduce the amount of radon that accumulates in living spaces, such as bedrooms and living rooms.
- Published
- 2009
39. Mechanische ventilatie in nieuwbouwwoningen: gebruik, geluidsniveau en beleving
- Author
-
LSO, Bader S, Blaauboer RO, LSO, Bader S, and Blaauboer RO
- Published
- 2009
40. Stralingsbelasting in nieuwbouwwoningen - voorlopige resultaten. VERA-survey 2006
- Author
-
LSO, Blaauboer RO, Dekkers SAJ, Slaper H, Bader S, LSO, Blaauboer RO, Dekkers SAJ, Slaper H, and Bader S
- Abstract
RIVM rapport:Uit een landelijk onderzoek naar de stralingsbelasting in nieuwbouwwoningen, gebouwd tussen 1994 en 2003, blijkt dat de concentratie van het radioactieve edelgas radon en de hoeveelheid straling vanuit bodem en bouwmaterialen gedurende die periode niet zijn toegenomen. Dit is de belangrijkste conclusie uit een voorlopige rapportage van meetgegevens van de derde nationale radonsurvey. Met de uitkomst van dit onderzoek, dat uitgevoerd werd in opdracht van het ministerie van VROM, lijkt te worden voldaan aan de beleidslijn om het stralingsniveau in woningen niet verder toe te laten nemen. In eerdere surveys was namelijk gevonden dat de radonconcentratie in woningen gebouwd in de periode 1970 - 1990 met ongeveer de helft was toegenomen. Blootstelling aan straling in de woning is verantwoordelijk voor bijna de helft van de stralingsbelasting die Nederlandse burgers gemiddeld door het jaar heen oplopen. Een groot deel van de dosis straling die we binnenshuis ontvangen is het gevolg van het inademen van radioactieve vervalproducten van radon en thoron. Radon en thoron worden van nature gevormd in bodem- en bouwmaterialen. En omdat ze gasvormig zijn, komt een deel ervan in de woning terecht. Een ander deel van de stralingsdosis is het gevolg van gammastraling vanuit bouwmaterialen en bodem. De radonconcentraties blijken in de huidige survey lager dan de waarden die tien jaar geleden zijn gerapporteerd voor woningen uit de periode 1984 - 1993. Het vermoeden bestaat dat deze verschillen worden veroorzaakt door verschillen in meettechnieken. Mogelijk is in de vorige survey de aanwezigheid van thoron wel meegemeten en in de laatste survey niet. Als deze veronderstelling klopt, dan zou dat kunnen betekenen dat thoron een belangrijkere bijdrage levert aan de stralingsbelasting dan tot nu toe werd aangenomen. Nader onderzoek naar de meettechnieken en de bijdrage van thoron aan de metingen is inmiddels gestart. Door de onzekerheid over de mate waarin thoron bijdraagt aan de stralin
- Published
- 2008
41. Opzet van het Ventilatie Radon-onderzoek. VERA-survey 2006
- Author
-
LSO, Blaauboer RO, LSO, and Blaauboer RO
- Abstract
RIVM rapport:Het RIVM heeft in 2006 een onderzoek (survey) in nieuwbouwwoningen uitgevoerd. Hierbij zijn in het bijzonder de radonconcentratie, externe stralingsniveaus en de ventilatie gemeten. Dit rapport beschrijft de opzet van dit onderzoek. In een vervolgrapport zullen de resultaten worden toegelicht. Blootstelling aan straling in de woning is verantwoordelijk voor bijna de helft van de stralingsbelasting die Nederlandse burgers gemiddeld door het jaar heen oplopen. Een groot deel van de dosis straling die we binnenshuis ontvangen is het gevolg van het inademen van radioactieve vervalproducten van radon en thoron. Radon en thoron worden van nature gevormd in bodem en bouwmaterialen. En omdat ze gasvormig zijn, komt een deel ervan in de woning terecht. Een ander deel van de stralingsdosis is het gevolg van gammastraling vanuit bouwmaterialen en bodem. In eerder onderzoek is geconcludeerd dat de radonconcentratie in nieuwbouwwoningen uit de periode 1970-1990 is toegenomen. Het ministerie van VROM heeft in een convenant met de bouwwereld afgesproken dat de stralingsbelasting ten gevolge van de blootstelling aan radon en externe straling vanuit de bouwmaterialen niet verder mag toenemen. Het RIVM is gevraagd ter vaststelling van de situatie in de huidige nieuwbouw (nulpunt) een survey uit te voeren., In 2006, RIVM has conducted a survey in newly built houses. The focus in this survey was on measuring the radon concentration, external radiation and the ventilation of these dwellings. The present report describes the set-up of this survey. Results of the survey will be published in a future report. Exposure to indoor radiation is held accountable for nearly half of the total average radiation dose received annually by Dutch citizens. The indoor radiation dose can be largely attributed to inhalation of radioactive decay products of radon and thoron. Radon and thoron are generally present in soil and building materials. Because of their gaseous nature, some of it emanates into the dwelling. Another contribution to the radiation dose originates from gamma radiation from building materials and the soil. Previous studies have led to the conclusion that radon concentrations in newly built dwellings from 1970-1990 have increased. The Ministry of Spatial Planning and the Environment (VROM) has made an agreement with the building industry to bring to a hold the further rise in radiation dose due to exposure to radon and external radiation from building materials. They commissioned RIVM to conduct this survey to assess the present situation.
- Published
- 2008
42. Detectie van radioactief schroot met poortdetectoren - Verslag van een ringonderzoek
- Author
-
LSO, Blaauboer RO, Overwater RMW, LSO, Blaauboer RO, and Overwater RMW
- Abstract
RIVM rapport:Er zijn diverse mogelijkheden waardoor radioactief materiaal in een partij schroot terecht kan komen. Het kan dan gaan om kunstmatige bronnen of bijvoorbeeld om ijzeren pijpen uit de olie- en gaswinning waarin zich een laag natuurlijke radioactiviteit heeft afgezet. In alle gevallen is het gewenst dat deze bronnen niet in een smelterij of hoogoven worden gemengd met 'schoon' materiaal bij de productie van nieuwe ijzerproducten. Afgezien van het feit dat schroothandelaren ook zelf liever geen radioactiviteit in hun schroot hebben, wordt het voor een aantal grotere bedrijven (bij overschrijding van een bepaalde omzet) door de rijksoverheid vanaf 2003 verplicht gesteld dat zij hierop controleren. Bij de aanvoer van schroot per vrachtwagen vindt dergelijk onderzoek veelal plaats met zogenaamde poortdetectoren. De vrachtwagen rijdt hierbij langzaam tussen een aantal detectoren door. Indien activiteit wordt gedetecteerd, wordt gealarmeerd. Om een beter beeld te verkrijgen van de poortdetectoren zoals die worden toegepast en om te zien of ze aan door de overheid in een Regeling gestelde minimumeisen voldoen, is een ring-onderzoek uitgevoerd in de zomer van 2003. Bij dit onderzoek aan een 32-tal poorten bleek een zevental niet te voldoen aan het minimaal te meten dosistempo. Waarschijnlijk is een slechte afregeling hiervan de oorzaak. Bij elf van de poortdetectoren bleek de breedte tussen de detectoren groter dan de in de Regeling opgenomen 4,5 meter. Overigens voldeden acht van deze 'brede' poorten wel aan de eis betreffende het dosistempo., There are various possibilities for radioactive sources to end up in a shipment of scrap metal. These sources can be artificial ones or, for instance, tubing from the oil and gas extraction industry containing deposits of naturally radioactive materials. It is undesirable that these sources end up in a smelter or blast-furnace and be mixed with clean material in some new ironwork. Apart from the fact that scrap metal dealers themselves do not like to encounter radioactivity in their scrap, the government has made it mandatory (starting 2003) for a number of the larger traders (depending on turnover) to examine incoming shipments. If scrap is delivered by truck this inspection is usually carried out using gate monitors. The truck slowly drives through a corridor with several detectors. If activity is detected an alarm goes off. To get a better overview of the gate monitors installed, and to check whether they comply with certain minimal requirements set in statutory regulations, an intercomparison campaign has been carried out in the summer of 2003. Of all 32 gate monitors involved, seven didn't meet the requirements on dose rate measurements set in the regulations. This is probably due to bad tuning of the monitoring equipment. Eleven gate monitors turned out to have a wider passage than the 4.5 meter set out in the regulations as a maximum. Nevertheless, eight of these 'wider' gates did meet the minimal measurement requirements on dose rate.
- Published
- 2004
43. Cosmic radiation during air travel: trends in exposure of aircrews and airline passengers
- Author
-
LSO, Blaauboer RO, LSO, and Blaauboer RO
- Abstract
RIVM rapport:Naast ongevallen is een negatief gevolg van vliegverkeer de blootstelling van mensen aan een verhoogde dosis kosmische straling. Het dosistempo kan op een vlieg-hoogte van tien kilometer een factor 100 hoger zijn dan op zeeniveau. Op basis van een gedetailleerd overzicht van passagiers die via Schiphol vliegen, is voor de periode 1988-1997 de individuele dosis voor specifieke reisbestemmingen en de collectieve dosis voor alle passagiers berekend. Door het feit dat de meeste passagiers die Schiphol aandoen binnen Europa blijven, wordt de dosisverdeling deels bepaald door een 'laag' dosisbereik voor continentale vluchten van, afhankelijk van de afstand, 1-15 mu Sv per vlucht (enkele reis) en deels door een 'hoog' dosisbereik van circa 30-60 mu Sv per vlucht voor intercontinentale vluchten naar Noord-Amerika en het Verre Oosten. Onder invloed van de elfjarige zonnecyclus kan deze dosis per vlucht, afhankelijk van de bestemming, nog tot plusminus 15 % varieren. De gemiddelde individuele dosis per enkele reis is bepaald op circa 18 mu Sv. Circa 80.000 (zaken)mensen, uit Nederland afkomstig, maken jaarlijks meer dan tien retourvluchten en circa 4000 van hen ontvangen daarbij jaarlijks een dosis boven de 1 mSv. Binnen de speciale groep van koeriers zijn daarbij individuele jaardoses tot 10 mSv mogelijk. Voor bemanningsleden is een dosisinterval berekend, dat bij een vliegtijd van 1000 blokuren per jaar, 1,5 - 5,7 mSv bedraagt. De collectieve dosis voor passagiers via Schiphol is in de periode van 1988-2002 van circa 230 tot 600 mensSv toegenomen. Naar verwachting zal dit verder toenemen tot 1100 mensSv in 2015., An unfavourable effect of flying is the enhanced exposure of both passengers and aircrew to cosmic radiation at high altitudes. On the basis of a detailed survey on passengers arriving at or departing from Amsterdam Schiphol Airport in the 1988-1997 period, estimates of individual effective dose for specific destinations and the collective dose for all passengers travelling through Amsterdam Schiphol Airport in the Netherlands were calculated. Most of the flights were regional European flights, resulting in individual effective doses of 1-15 mu Sv. Individual effective doses from intercontinental flights to North America and the Far East were mostly found in the range of 30-60 mu Sv per flight. These values may vary up to about 15% due to the solar cycle. The individual effective dose on a one-way flight averaged over all flights was approximately 18 mu Sv. A group consisting of 4000 frequent flyers may receive doses above 1 mSv a-1, while within the special group of couriers individual effective doses of 10 mSv a-1 are possible. For aircrews, a dose range of 1.5-5.7 mSv a-1 was determined for 1000 block hours of flying. In the Netherlands the average annual dose to non-flying individuals from all sources of ionising radiation was 2.5 mSv a-1, while the average annual dose from cosmic radiation in particular was 0.28 mSv a-1. The collective dose for passengers flying through Schiphol increased from 230 to 600 manSv from 1988 to 2002. With an expected further growth in transport, the collective dose will reach 1100 manSv in 2015.
- Published
- 2004
44. Detectie van radioactief schroot met poortdetectoren - Onderzoek aan een testprotocol
- Author
-
LSO, Blaauboer RO, Overwater RMW, LSO, Blaauboer RO, and Overwater RMW
- Abstract
RIVM rapport:Er zijn diverse mogelijkheden waardoor radioactief materiaal in een partij schroot terecht kan komen. Het kan dan gaan om kunstmatige bronnen of bijvoorbeeld om ijzeren pijpen uit de olie- en gaswinning waarin zich een laag natuurlijke radioactiviteit heeft vastgezet. In alle gevallen is het gewenst dat deze bronnen niet in een smelterij of hoogoven worden gemengd met 'schoon' materiaal bij de productie van nieuwe ijzerproducten. Afgezien van het feit dat schroothandelaren ook zelf liever geen radioactiviteit in hun schroot hebben, wordt het voor een aantal grotere bedrijven door de rijksoverheid vanaf 2003 verplicht gesteld dat zij hierop controleren. Bij de aanvoer van schroot per vrachtwagen vindt dergelijk onderzoek veelal plaats met zogenaamde poortdetectoren. De vrachtwagen rijdt hierbij langzaam tussen een aantal detectoren door. Indien activiteit wordt gedetecteerd, wordt gealarmeerd. Om een beter beeld te verkrijgen van de poortdetectoren zoals die worden toegepast en om te zien of ze aan bepaalde door de overheid gestelde minimumeisen voldoen, is een ring-onderzoek in voorbereiding. In dit rapport is aan de hand van metingen bij enkele bedrijven met een poortdetector en ondersteund door enige berekeningen, onderzocht aan welke eisen een dergelijk ringonderzoek dient te voldoen. Daarbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld een keuze van de te gebruiken testbronnen, de testconfiguratie en eventuele andere aanbevelingen. Het eindresultaat is een concept protocol voor het uitvoeren van een ringonderzoek., There are various possibilities for radioactive sources to end up in a shipment of scrap metal. These sources could be artificial ones or for instance tubing from the oil and gas extraction industry containing natural radioactive deposits. In any case, it is undesirable that these sources end up in a smelter or blast-furnace and be mixed with clean material in some new ironwork. Beside the fact that scrap metal dealers do not like to encounter radioactivity in their scrap, the government makes it mandatory starting 2003 for some of the larger traders to examine the incoming shipments. If scrap is delivered by truck this inspection usually is carried out using gate monitors. The truck slowly drives through a corridor with several detectors. If activity is detected an alarm is given. To get a better overview of the gate monitors installed, and to check whether they conform to some minimal requirements or not, an intercomparison campaign is under development. On the basis of measurements with some gate monitors and supporting calculations, the possibility of a list of demands necessary for such an intercomparison was explored. This report is an account of this research, including the choice of experimental sources, the testing configuration and some other recommendations resulting in a draft protocol for an intercomparison.
- Published
- 2003
45. Onderzoek naar de radioactiviteit van keramisch afval - Zirkoonzand in de ijzergieterij
- Author
-
LSO, Blaauboer RO, LSO, and Blaauboer RO
- Abstract
RIVM rapport:In 2002 ging bij een schrootbedrijf het alarm af toen naast autoschroot enig radioactief keramisch materiaal door de detector werd gereden. Gedurende een groot aantal jaren is het keramische afval toegepast als verharding voor wegen en erven in de omgeving van Almelo, zo ook bij de autosloper. In het keramische materiaal is zirkoonzand verwerkt. Dit materiaal bevat van nature verhoogde concentraties van radionucliden. Het gebruik van het afval als verharding kan dan ook leiden tot een blootstelling van de persoon die zich daarop bevindt. Bij de autosloper zijn dosistempi gemeten tot tienmaal de natuurlijke achtergrond. Uit nader onderzoek van het keramische afval, is vastgesteld dat het zich deels boven de zogenaamde meldingsplichtige grens bevindt. Uit dit onderzoek is tevens naar voren gekomen dat radon en daaruit ontstane vervalproducten vrijwel niet uit het keramische afval vrijkomen. Uit enkele berekeningen is een maximale effectieve jaardosis geschat van ongeveer 1 mSv, voornamelijk door externe straling bij langdurige blootstelling op bijvoorbeeld een groot bedrijfsterrein. Op kleinere toegankelijke terreinen zoals erven kunnen ook kinderen worden blootgesteld. Dan speelt mogelijk ook ingestie een rol. Voor deze route is een effectieve jaardosis van 0,12 mSv berekend. Voor volwassenen speelt deze blootstellingsroute geen belangrijke rol. Inhalatie blijkt voor zowel volwassenen als kinderen een minder belangrijke rol te spelen., In 2002 a truck loaded with used car scrap triggered a radiation monitoring gate detector at a scrapyard. The material under suspicion turned out to be some ceramic waste material. The ceramic waste was used for many years to raise roads or pave yards and premises in the surroundings of Almelo, as was the case with the used car dump where the metal scrap came from. The ceramic material contains zircon sand, which has elevated concentrations of naturally occuring radionuclides. Therefore, using this waste in a surface soil layer may cause radiological exposures to the public. From measurements at the used car dump dose rates were determined up to ten times the background. From further research it was determined that part of the ceramic waste has concentrations above exemption level. From these measurements it was also concluded that the ceramic material is retaining radon and its decay products. From some calculations a maximum effective annual dose was estimated of about 1 mSv. This dose is determined mainly by external radiation and is for long lasting exposure on some large factory grounds. On the other hand, children might be playing in smaller yards or premises. Ingestion might play some role in that case. For this exposure path an annual dose of 0.12 mSv was calculated. For adults this is not an important exposure path. Inhalation doesn't seem to play an important role neither for adults nor for children.
- Published
- 2003
46. Normering van detectie van radioactief schroot met poortdetectoren. De mogelijkheden in Nederland
- Author
-
LSO, Pruppers MJM, Overwater RMW, Blaauboer RO, LSO, Pruppers MJM, Overwater RMW, and Blaauboer RO
- Abstract
RIVM rapport:Reports of the Inspectorate of the Dutch Ministry of the Environment (VROM) show an increase in recent years in the number of reports by scrap dealers of truckloads of scrap showing an increased radiation level. Reacting to this situation, the Dutch government has taken action by means of an administrative measure to make equipment for detection of scrap metal contaminated with radioactivity compulsory. In the Ministerial regulation associated with the administrative measure further requirements will be stipulated for the sensitivity, reproducibility and reliability of the equipment. In a very short time RIVM has succeeded in carrying out a study on the options for standardising the detection of radioactive scrap with the use of gateway detectors. Several options for standardising the detection of radioactive scrap using gateway detectors emerged from the study. The detection limit, expressed in terms of the ambient dose equivalent rate, is the quantity upon which a limit may be imposed. From calculations of the ambient dose equivalent rate, which can be expected for contaminated scrap under various circumstances, it was found that situations could occur in which it is difficult to discriminate between increased and background radiation levels. The detection limit depends on the integration time during measuring, which, because of the driving speed of the truck, must not be too long. For this reason it is also advisable to limit the speed of the truck in combination with the integration time. Sounding the alarm should be based on the background level during the period that the detector is shielded by the truck. Setting a value for the alarm level requires more detailed data on the set-up and mathematical algorithms of the detectors. Since these data are not available for all the detectors in use in the Netherlands, it is recommended to have the Nederlands Normalisatie-instituut switch to formally standardising the detection procedure with gateway detectors. Once the, Uit rapporten van de Inspectie Milieuhygiene van het ministerie van VROM blijkt dat de laatste jaren sprake is van een stijging van het aantal meldingen door schrootbedrijven van ladingen schroot met een verhoogd stralingsniveau. Als reactie daarop gaat de Nederlandse overheid via een algemene maatregel van bestuur apparatuur voor detectie van radioactief besmet metaalschroot verplicht stellen. In de ministeriele regeling die bij het besluit zal gaan horen, zullen nadere eisen aan ondermeer de gevoeligheid, reproduceerbaarheid en betrouwbaarheid van de detectieapparatuur worden gesteld. RIVM heeft in zeer korte tijd een onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden voor een normering voor detectie van radioactief schroot met poortdetectoren. Er bestaan mogelijkheden om de detectie van radioactief schroot met poortdetectoren te normeren. De grootheid waaraan dan een grens zou kunnen worden opgelegd, is de detectielimiet uitgedrukt in het omgevingsdosisequivalenttempo. Uit berekeningen van het omgevingsdosisequivalenttempo dat in diverse situaties van besmet schroot verwacht kan worden, blijkt dat er zich situaties kunnen voordoen waarin het onderscheiden van de verhoging en de achtergrond problematisch is. De detectielimiet is afhankelijk van de integratietijd tijdens de meting. Deze integratietijd mag echter niet te lang zijn in verband met de rijsnelheid van de vrachtauto. Het is daarom ook wenselijk om eisen te stellen aan de rijsnelheid in combinatie met de integratietijd. Alarmering zou moeten plaatsvinden ten opzichte van de door de vrachtauto en de lading schroot afgeschermde achtergrond. Om te komen tot een waarde voor het alarmniveau moeten detailgegevens over de instelling en het rekenalgoritme van de detectoren bekend worden. Deze gegevens zijn nu niet voor alle typen detectoren, die in Nederland in gebruik zijn, beschikbaar. Daarom wordt geadviseerd om over te gaan tot normering van de detectie met poortdetectoren door het Nederlands Normalisatie-instituut.
- Published
- 2002
47. Gevolgen van nieuwe vergunningplichtige grenzen voor lozingen in lucht en water door radionuclidenlaboratoria
- Author
-
LSO, Pruppers MJM, Blaauboer RO, LSO, Pruppers MJM, and Blaauboer RO
- Abstract
RIVM rapport:The Dutch government has laid down new limits in the Radiation protection decree (Besluit stralingsbescherming), above which radionuclide laboratories need prior authorization for emitting and discharging radioactive substances. These new limits were needed to implement the modified system for application of the individual radionuclide approach of the Euratom-directive 96/29 to Dutch legislation. The findings reported here give us a clear understanding of the dose received by members of the public from emissions into air and water which are equal to the new limits. The report also goes into the differences between the new and the old situations. For most of the radionuclides examined, the new limits turn out to be higher than the old limits. The increase in the limits is lowest for long-lived or alpha-radiation-emitting radionuclides, and may even represent a decrease. This is especially the result of taking into account the dose-coefficient, which is usually higher for the alpha-emitters examined than for the other radionuclides. Higher emissions are allowed in the new situation for short-lived radionuclides with a low dose-coefficient because of their low contribution to dose. As a consequence of conservative assumptions in the calculation of the dose, it is expected that, in practice, the respective doses associated with the new limits of 1 and 10 radiotoxicity equivalents for emissions into air and water will exceed the dose criterion of 0,1 microsievert per year in only a few cases., De Nederlandse overheid heeft in het 'Besluit stralingsbescherming' (Bs) nieuwe vergunningplichtige grenzen opgenomen voor lozingen van kunstmatige bronnen door radionucliden-laboratoria. Deze nieuwe grenzen waren nodig om de gewijzigde systematiek van de Euratom-richtlijn 96/29 betreffende de individuele radionucliden gewijze benadering in de Nederlandse wetgeving te implementeren. Het rapport verschaft inzicht in de doses voor leden van de bevolking die het gevolg zijn van lozingen in lucht en water ter grootte van de nieuwe vergunningplichtige grenzen en gaat in op de verschillen tussen de nieuwe en de oude situatie. Voor de meeste van de beschouwde radionucliden blijken de nieuwe vergunningplichtige grenzen hoger te liggen dan de oude grenzen. De verhoging is het kleinst, en soms is er zelfs sprake van een verlaging, voor langlevende of alfa-straling uitzendende radionucliden. Dit is vooral het gevolg van het in rekening brengen van de dosiscoefficient die voor de onderzochte alfa-stralers meestal hoger is dan voor de andere radionucliden. Kortlevende radionucliden met een lage dosiscoefficient mogen in de nieuwe situatie meer dan voorheen worden geloosd omdat deze toch weinig aan de dosis bijdragen. Gezien de conservatieve aannamen in de berekening van de dosis is het te verwachten dat de dosis die hoort bij de nieuwe vergunningplichtige grenzen van 1 en 10 Re voor lozingen in lucht, respectievelijk water, het dosiscriterium van 0,1 microsievert per jaar in de praktijk maar in enkele gevallen zal overschrijden.
- Published
- 2002
48. Dosisberekening voor de Omgeving bij Vergunningverlening Ioniserende Straling - DOVIS, A. Lozingen in lucht en water
- Author
-
LSO, Blaauboer RO, LSO, and Blaauboer RO
- Abstract
RIVM rapport:In the Netherlands, as in most other countries, one generally needs a permit to produce (including the manufacture, processing, control and storage), to apply or to dispose of radioactive materials, or to use equipment that produces ionising radiation. This permit must be in accordance with the Nuclear Energy Act. Limits that are set for radioactive material can be found in the Decree on radiation protection ('Besluit stralings-bescherming') which has been in force since March 1, 2002. Along with the application for a permit, calculation results have to be submitted on the radiation dose that members of the public receive as a consequence of (possible) emissions of radioactive material (into the atmosphere or surface water) or as a consequence of external irradiation. Fairly rough estimates, based on simple rules, will often be satisfactory. These rules can be found in an annex of a Ministerial Order on the assessment of consequences of ionising radiation (mr-AGIS). However, in some cases this will not be adequate, for instance, where there are specific exposure pathways or when a certain specific pre-set criterion is not met. A more detailed assessment is needed in these cases. This report describes this more detailed assessment procedure as far as it concerns (possible) emissions of radioactive material into the atmosphere or surface water. Another report (DOVIS-B), produced by the Nuclear Research and consultancy Group (NRG), discusses the exposure to external radiation from radioactive sources or installations., De Kernenergiewet schrijft voor dat voor het bereiden, voorhanden hebben (inclusief vervaardigen, bewerken, hanteren en opslaan), toepassen en zich ontdoen van radioactieve stoffen of het gebruik van (ioniserende straling producerende) toestellen in veel gevallen een vergunning nodig is. Voor handelingen met radioactieve stoffen geldt in voorkomende gevallen een vergunningplicht. Bij werkzaamheden bestaat in bepaalde gevallen geen vergunning- maar een meldingsplicht. De vergunningplichtige of meldings-plichtige grenzen voor radioactieve stoffen zijn in het Besluit stralings-bescherming gedefinieerd, zoals dat sinds 1 maart 2002 van kracht is. Bij de aanvraag van een vergunning, of melding, dient een berekening te worden gevoegd van de totale effectieve jaardosis voor de mens als gevolg van lozingen in lucht en water en blootstelling aan externe straling. Speciaal bij handelingen kan men daarbij veelal volstaan met een schatting die gebaseerd is op een set eenvoudige rekenregels, die in deel 1 van de bijlage bij de Ministeriele Regeling - Analyse Gevolgen Ioniserende Straling voor het milieu (mr-AGIS) - zijn vastgelegd. In sommige gevallen is een dergelijke schatting niet voldoende, bijvoorbeeld als er sprake is van specifieke belastingpaden, een brede bundel uit een r6ntgentoestel of bij lozingen ten gevolge van werkzaamheden, of als er daartoe vastgestelde toetsingsniveaus (mr-AGIS) worden overschreden. In dergelijke gevallen dient er een nadere analyse te worden uitgevoerd volgens deel 2 van de bijlage bij de mr-AGIS. Het onderhavige rapport beschrijft de methode die voor deze nadere analyse moet worden gehanteerd voor zover het lozingen in lucht en water betreft (Deel A). In Deel B, dat door de Nuclear Research and consultancy Group (NRG) is geschreven, wordt nader ingegaan op de blootstelling aan externe straling vanuit bronnen en toestellen.
- Published
- 2002
49. Emissies en doses door bronnen van ioniserende straling in Nederland - Jaarrapport 2001 'Beleidsmonitoring straling'
- Author
-
LSO, Eleveld H, Blaauboer RO, Gorts PC, Janssen MPM, Kwakman PJM, Pruppers MJM, LSO, Eleveld H, Blaauboer RO, Gorts PC, Janssen MPM, Kwakman PJM, and Pruppers MJM
- Abstract
RIVM rapport:This first annual report on 'Radiation policy monitoring' gives an overview of the human-induced radiation doses in the Netherlands. Also investigated are the course in time and the effect of policy on the radiation dose of members of the public. Radiation doses are attributed to the enterprises responsible for these doses. For practical reasons the enterprises are divided into the following categories: nuclear facilities, the process industry, medical institutions and companies for non-destructive testing. Consumer products that contain radioactive substances are also discussed. The radiation dose due to radon in indoor air and building materials is not investigated because a separate policy is being developed. Current policy and the associated permit granting are explained so as to enable monitoring of the influence of policy. Policy already carried out in the past is used to obtain a full picture of the developments regarding permits and emissions by the enterprises under study. Emissions from nuclear facilities are shown to be in the order of 0.1 to 10% of the permitted emissions. The radiation dose caused by air and water emissions from the facilities are found to be in the (sub)uSv range, where the dose for members of the public as a result of external radiation remains at a factor of 10 below the permitted dose. The effect of the policy can be indicated to the extent that the radiation dose due to emissions into air and water remain low, partly because reporting requirements in EU context stipulate that water and air emissions be demonstrable as low as reasonably achievable. The discharges of radionuclides from the process industry have decreased, partly because of improved cleaning techniques and partly because of two company closures. Here, the influence of environmental policy in general and radiation protection policy in particular, is not unambiguously determined. The introduction of aggregate permits has greatly improved the survey of permitted equipmen, Dit eerste jaarrapport 'Beleidsmonitoring straling' geeft een beschrijving van de stralingsbelasting in Nederland die door menselijk handelen is toegevoegd. Daarbij is het verloop in de tijd en de invloed van het beleid op de stralingsbelasting voor leden van de bevolking onderzocht. De stralingsbelasting wordt toegerekend aan de daarvoor verantwoordelijke ondernemers. Om praktische redenen zijn die ingedeeld in de categorieen: nucleaire installaties, procesindustrie, medische instellingen en bedrijven die niet-destructief onderzoek uitvoeren (NDO-bedrijven). Daarnaast zijn van de overige bronnen van straling de gebruiksartikelen besproken, waarin bewust radioactieve stoffen zijn verwerkt. De stralingsbelasting voor leden van de bevolking door radon in woningen en bouwmaterialen wordt niet behandeld, omdat hiervoor afzonderlijk beleid wordt ontwikkeld. Om de invloed van het beleid te kunnen monitoren, wordt nader ingegaan op het huidige beleid en de daaraan gekoppelde vergunningverlening. Voor een compleet beeld van de ontwikkeling rondom de vergunningen en emissies van bedrijven en instellingen is tevens het beleid besproken dat in het verleden is gevoerd. De lozingen van de nucleaire installaties blijken meestal in de orde van grootte van 0,1 a 10 % van de vergunde limieten te zijn. De stralingsbelasting van de lozingen van de installaties in lucht en water bevindt zich in het (sub-) uSv-bereik, terwijl de dosis voor leden van de bevolking ten gevolge van externe straling een factor 10 beneden de vergunde dosis blijft. De invloed van het beleid is in zoverre aan te geven dat de stralingsbelasting als gevolg van lozingen in lucht en water laag blijft, mede door rapportageverplichtingen in EU-verband waarbij aantoonbaar moet worden gemaakt dat die lozingen zo laag als redelijkerwijs mogelijk zijn.
- Published
- 2002
50. Pilotstudie naar een beleidsmonitoringsysteem voor straling (BMS)
- Author
-
LSO, Pruppers MJM, Blaauboer RO, Hiemstra YS, Janssen MPM, Matthuisen AJCM, Pennders RMJ, LSO, Pruppers MJM, Blaauboer RO, Hiemstra YS, Janssen MPM, Matthuisen AJCM, and Pennders RMJ
- Abstract
RIVM rapport:In 1997 heeft het Laboratorium voor Stralingsonderzoek in opdracht van de afdeling Straling, Nucleaire en Bioveiligheid van het ministerie van VROM onderzocht hoe een informatiesysteem voor het monitoren van de stralingshygienische situatie in Nederland en de invloed van het stralingshygienisch beleid daarop gerealiseerd zou kunnen worden. In eerste instantie gaat het om het monitoren van het milieubeleid dat op de bescherming van leden van de bevolking is gericht. In tweede instantie bestaat het stralingshygienisch beleid uit het arbeidshygienisch beleid van het ministerie van SZW en het beleid van het ministerie van VWS dat is gericht op bescherming van personen die met straling medisch worden onderzocht of behandeld. De belangrijkste aanbevelingen uit de definitiestudie uit 1997 zijn verder uitgewerkt en de resultaten zijn in het voorliggende pilotstudierapport vastgelegd: het verkennen van de bronnen van informatie en het maken van afspraken met leveranciers van nodige gegevens. De eisen en wensen van vertegenwoordigers van zowel beleidsdirecties als inspecties van de drie ministeries zijn door middel van interviews geinventariseerd. Daarnaast heeft enkele malen plenair overleg met deze vertegenwoordigers plaatsgevonden. Vervolgens zijn diverse informatiebronnen die voor de gewenste beleidsmonitoring van belang zijn, diepgaand onderzocht. Bovendien zijn van enkele typische bronnen van straling gedetailleerde gegevens verzameld en bewerkt. Een van de conclusies uit de interviews is dat het systeem zich moet beperken tot de door menselijk handelen verhoogde stralingsbelasting. Deze stralingsbelasting is deels wel en deels niet beinvloedbaar door beleidsmaatregelen en er is niet voor alle stralingsbelasting ook daadwerkelijk beleid geformuleerd of een voornemen om dit te gaan doen. Een andere conclusie is dat voor gegevens over feitelijke emissies de vergunninghouders zelf benaderd zouden moeten worden. Geadviseerd wordt om vooralsnog geen groot geautomatiseerd sys, In 1997 the Laboratory of Radiation Research explored the possibilities for an information system for monitoring the radiation protection sitiuation in the Netherlands and the influence of the radiation protection policy on this situation, as commissioned by the Radiation, Nuclear and Biosafety Directorate of the Ministry of Housing, Spatial Planning and the Environment. We are primarily concerned with the environmental policy, aimed at the protection of members of the public. Besides this, the radiation protection policy includes the policies of the Ministry of Social Affairs and Employment for the protection of exposed workers and of the Ministry of Health, Welfare and Sport for the protection of persons who undergo medical examinations or treatments using radiation. The demands and wishes of representatives of both policy directorates and inspectorates of the three commissioning ministries were compiled on the basis of data collected through interviews, with a few plenary meetings with these representatives taking place to discuss data. Several information sources relevant to the desired policy monitoring, were investigated thoroughly. In addition, detailed data of a few typical radiation sources were collected and processed. The most important recommendations in the definition study of 1997 are elaborated further here, i.e. the exploration of information sources and making agreements with suppliers of necessary data. One of the conclusions from the interviews is that the system should be limited to enhanced radiation exposures due to human action. Some of these exposures can be influenced by policy measures, some cannot, and in some cases no policy is designed or planned. It is also concluded that for data on actual emissions, permit holders will themselves have to be approached. Finally, advice is given not to design a large automated system yet, but to gain more experience with separate collections for each radiation source category to store and process the da
- Published
- 2000
Catalog
Discovery Service for Jio Institute Digital Library
For full access to our library's resources, please sign in.