Search

Door primair slib of zeefgoed op rwzi’s gedeeltelijk om te zetten in vluchtige vetzuren kan de biologische fosfaat- en stikstofverwijdering worden verbeterd. Op basis van pilotonderzoek is een vetzuurproductie van 260-325 gram per kg organische stof vastgesteld. Met behulp van statische modellen is onderbouwd dat door dosering van de vetzuren aan de anaerobe tank in de actiefslibinstallatie het fosfaatgehalte in het effluent kan zakken tot circa 0,4 mg P/l. Voor stikstof geldt dat dosering van extra vetzuren kan bijdragen aan verhoogde stikstofverwijdering. Dit geldt vooral op rwzi’s met slibvergisting. De vetzuren zijn eveneens in te zetten voor productie van bioplastics (PHA).

Item does not contain fulltext, Background: Universities are described as "waiting halls" for union formation. However, little is known about the size of the educational gradient in single living after leaving home. Objective: This paper examines the educational gradient in single living after leaving home in 30 European countries and the role of gender and the gender climate in each country for this gradient. Methods: I use data from the European Social Survey, supplemented with data from the OECD and European Values Study for the contextual measures. Predicted probabilities for single living are compared across educational groups, genders, and countries. Using random slope models with an interaction between education and the gender climate, I examine whether the educational gradient is larger in less gender-egalitarian countries. Results: The results show, on average, a positive educational gradient in single living after leaving home. However, there is substantial variation in its size. First, the gradient is larger among women. Second, there are cross-national differences in the size of the gradient and gender differences in the gradient. The cross-national variation depends on the gender climate in the country. Among women, the educational gradient is smaller in countries with a higher women’s labor force participation. Conclusions: The results show that stratification in single living after leaving home is especially prominent among women in less gender-egalitarian countries. Contribution: The article presents a comprehensive overview of the educational gradient in single living after leaving home by gender and country, demonstrating the importance of the gender climate.

E. Kislev Happy singlehood: The rising acceptance and celebration of solo Oakland, CA:University of California Press ,2019 9780520299146, Item does not contain fulltext

Contains fulltext : 299468.pdf (Publisher’s version ) (Open Access), Objective: This article aims to uncover long-term effects of singlehood after leaving home by examining whether individuals fare better after separation from their first cohabiting partner if they were not immediately coupled after leaving home. Background: Singlehood after leaving home offers young people the opportunity to invest in their development, and social and economic resources. From a life-course perspective, it is expected that these investments may advance their resilience to instability later in life. These long-term effects are expected to be gender specific. Method: This article employs longitudinal data from the German Socio-Economic Panel, following individuals over a five-year period around separation. Using individuals fixed effects models, we estimate life satisfaction and labor earnings before and after separation from the first cohabiting partner. Results: This article finds a decline in life satisfaction after separation for all groups. Among men, declines in life satisfaction after separation were smaller if they were initially single and if they were single for a longer period, providing support for the resilience hypothesis. Among women, earnings after separation improved most if they were immediately coupled after leaving home. An ad hoc explanation for the latter finding is that initially single women already earned more and had to make fewer adjustments to cope with separation effects. The length of singlehood was not related to separation effects on earnings. Conclusion: This article shows that singlehood in young adulthood may have a developmental function over the life-course, buffering some of the negative effects of separation., 16 november 2023, 19 p.

De stikstofdepositie vormt een van de belangrijkste bedreigingen voor de biodiversiteit in Europese natuurgebieden. Om de gevoeligheid van habitats voor stikstof te bepalen, worden elk decennium de ‘critical loads’ (kritische depositiewaarden) proefondervindelijk vastgesteld. In de herfst van 2022 is het nieuwste rapport verschenen. Veel habitats blijken nog gevoeliger voor stikstof te zijn dan eerder werd aangenomen. Op basis van de Europese herziening zullen nog dit voorjaar de Nederlandse kritische depositiewaarden waar nodig worden bijgesteld. De herziening benadrukt het grote belang van het verminderen van de stikstoflast voor een groot aantal habitattypen.

Tijdens de coronaperiode zijn steeds meer mensen bordspellen gaan doen. Omdat onbekende bordspelmakers hun spel op de markt brengen. Mede daardoor zien we meer spellen die focussen op het milieusysteem.

Deze folder maakt deel uit van de Bosgroepen reeks ‘Naar een gezonde bosgroeiplaats – voor een veerkrachtig bos’. Deze reeks van folders over Bosgroeiplaatsen op hogere zandgronden start met een theoretisch kader over 6 bosgroeiplaatsen in het landschap, gaat in op het vaststellen van problemen op de eigen groeiplaats via een bureaustudie en veldonderzoek, geeft keuzen voor het oplossen van problemen via het doorlopen van de beslisboom revitalisering bosgroeiplaats, en licht de maatregelen herstel hydrologie, inbrengen rijkstrooiselsoorten en toepassen bufferende stoffen toe. De folder Toepassen bufferende stoffen gaat over het bepalen welk type bufferende stof geschikt is voor een bepaalde groeiplaats en in welke hoeveelheden. Daarnaast worden praktische handvatten gegeven voor de uitvoering. Om te constateren óf het aanbrengen van bufferende stoffen zoals steenmeel of kalk overwogen moet worden, is de eerste stap het doorlopen van de Beslisboom revitalisering bosgroeiplaats. Daaruit moet blijken dat er geen andere maatregelen mogelijk zijn die het bufferend vermogen van de bodem voldoende kunnen herstellen.

De bossen in ons land staan onder druk door verzuring, vermesting, verdroging, ziekten en plagen. Versterkt door recente weersextremen zoals droogte en stormen. Momenteel zijn de gevolgen en problemen vooral zichtbaar bij fijnspar, lariks, eik en es in bossen op de hogere zandgronden. Gelukkig is er vaak wél iets te doen aan de huidige problemen van niet-vitale bosopstanden en verzuurde bodems. De Bosgroepen bundelden hun kennis tot zes praktische folders met theorie, een beslisboom en mogelijke maatregelen. In deze folder: Naar een gezonde bosgroeiplaats - voor een veerkrachtig bos.

Deze folder maakt deel uit van de Bosgroepen reeks ‘Naar een gezonde bosgroeiplaats – voor een veerkrachtig bos’. Deze reeks van folders over Bosgroeiplaatsen op hogere zandgronden start met een theoretisch kader over 6 bosgroeiplaatsen in het landschap, gaat in op het vaststellen van problemen op de eigen groeiplaats via een bureaustudie en veldonderzoek, geeft keuzen voor het oplossen van problemen via het doorlopen van de beslisboom revitalisering bosgroeiplaats, en licht de maatregelen herstel hydrologie, inbrengen rijkstrooiselsoorten en toepassen bufferende stoffen toe. Deze folder Beslisboom revitalisering bosgroeiplaats geeft mogelijke maatregelen voor integraal herstel van de bosgroeiplaats, na diagnose hiervan en aansluitend bij het beheerdoel en het omringende landschap.

Deze folder maakt deel uit van de Bosgroepen reeks ‘Naar een gezonde bosgroeiplaats – voor een veerkrachtig bos’. Deze reeks van folders over Bosgroeiplaatsen op hogere zandgronden start met een theoretisch kader over 6 bosgroeiplaatsen in het landschap, gaat in op het vaststellen van problemen op de eigen groeiplaats via een bureau- studie en veldonderzoek, geeft keuzen voor het oplossen van problemen via het doorlopen van de beslisboom Inbrengen rijkstrooiselsoorten revitalisering bosgroeiplaats, en licht herstelmaatregelen toe. Voor systeemherstel zijn vaak hydrologische maatregelen nodig; maar ook het inbrengen van rijkstrooiselsoorten en het toepassen van bufferende stoffen zijn nuttige herstelmaatregelen, afhankelijk van de groeiplaats. Deze folder Inbrengen rijkstrooiselsoorten geeft meer informatie over deze maatregel.

De bossen in ons land staan onder druk door verzuring, vermesting, verdroging, ziekten en plagen. Versterkt door recente weersextremen zoals droogte en stormen. Momenteel zijn de gevolgen en problemen vooral zichtbaar bij fijnspar, lariks, eik en es in bossen op de hogere zandgronden. De Bosgroepen bundelden hun kennis tot praktische folders met theorie, een beslisboom en mogelijke maatregelen.

Deze folder maakt deel uit van de Bosgroepen reeks ‘Naar een gezonde bosgroeiplaats – voor een veerkrachtig bos’. Deze reeks van folders over Bosgroeiplaatsen op hogere zandgronden start met een theoretisch kader over 6 bosgroeiplaatsen in het landschap, gaat in op het vaststellen van problemen op de eigen groeiplaats via een bureaustudie en veldonderzoek, geeft keuzen voor het oplossen van problemen via het doorlopen van de beslisboom revitalisering bosgroeiplaats, en licht de maatregelen herstel hydrologie, inbrengen rijk-strooiselsoorten en toepassen bufferende stoffen toe. Deze folder Diagnose bosgroeiplaats geeft handvatten om met behulp van bureaustudie en veldonderzoek vast te stellen met welke groeiplaats men te maken heeft; en om daarna te beslissen welke herstelmaatregelen mogelijk zijn

Deze folder maakt deel uit van de Bosgroepen reeks ‘Naar een gezonde bosgroeiplaats – voor een veerkrachtig bos’. Deze reeks van folders over Bosgroeiplaatsen op hogere zandgronden start met een theoretisch kader over 6 bosgroeiplaatsen in het landschap, gaat in op het vaststellen van problemen op de eigen groeiplaats via een bureaustudie en veldonderzoek, geeft keuzen voor het oplossen van problemen via het doorlopen van de beslisboom revitalisering bosgroeiplaats, en licht de maatregelen herstel hydrologie, inbrengen rijkstrooiselsoorten en toepassen bufferende stoffen toe. De folder Bosgroeiplaatsen in het landschap is een theoretisch kader dat ingaat op zes verschillende bosgroeiplaatsen van de hogere zandgronden in Nederland met de inliggende beekdalen en veentjes. Deze verschillen van elkaar door de positie in het landschap en daarmee de aardkundige, hydrologische en vegetatiekundige kenmerken. Deze folder laat zien welke potenties verschillende bosgroeiplaatsen hebben en geeft handvatten voor versterking van de groeiplaatsen.

Contains fulltext : 247764.pdf (Publisher’s version ) (Open Access)

Contains fulltext : 238971.pdf (Publisher’s version ) (Open Access), Cultural and economic shifts such as increasing individualization and labor market uncertainty may have resulted in an increase in singlehood after leaving home. Using data from the European Social Survey, we compare cohorts born between 1930 and 1989 in 30 European countries. We show that there has been an increase in singlehood after leaving home, but primarily among women. Whereas the percentage of women who have lived in singlehood after leaving home increased with 11 percentage points from 41% to 52%, men experienced only a 3 percentage points' increase from 59% to 62%. This stronger trend among women could be the result of their increasing educational attainment and earning capacity. Event-history analyses show that the duration of singlehood has not changed over time. We call for more research on singlehood after leaving home as an event of interest during the transition to adulthood. As more than 50% of young adults nowadays live in singlehood after leaving home, singlehood is a key part of the transition to adulthood that deserves explicit attention.

Item does not contain fulltext

Wildaanrijdingen is een term voor in het wild levende dieren die gewond raken of sterven als gevolg van aanrijding met wegverkeer. Er vinden echter ook aanrijdingen met huisdieren en landbouwdieren plaats die soms ook onder de term wildaanrijdingen worden geschaard. Omdat in dit rapport zowel aanrijdingen met in het wild levende dieren als huis en landbouwdieren worden beschouwd, wordt de term dieraanrijdingen gebruikt om duidelijk te maken dat het om alle aanrijdingen met dieren gaat, ongeacht de soort. Voor dit onderzoek is het volgende doel geformuleerd: Het inventariseren van de aanwezige data met betrekking tot dieraanrijdingen op de rijkswegen en de gevolgen hiervan voor de biodiversiteit en verkeersveiligheid. Daarnaast het analyseren om enerzijds te bepalen welke conclusies getrokken kunnen worden uit de bestaande data zoals het identificeren van hotspots van dieraanrijdingen langs de trajecten van Rijkswaterstaat en anderzijds om te bepalen hoe de inputdata verbeterd kan worden.

Op de hogere zandgronden treedt verminderde vitaliteit en sterfte van eikenbomen op, vooral door verzuring en vermesting. Toediening van steenmeel zou kunnen helpen tegen de nadelige effecten van verzuring. Daarom zijn in 2016 in Het Nationale Park De Hoge Veluwe en in het Mastbos (Breda) experimenten gestart met steenmeeltoediening. Na zes jaar onderzoek beschrijven we de belangrijkste effecten op de bodemchemie en het bodemleven, en de betekenis voor het beheer. Met name is gekeken naar pH, basenverzadiging en nutriënten in relatie tot fijne wortels van eikenbomen, micro-organismen en bodemfauna waaronder mycorrhizaschimmels en schimmeletende microarthropoden. Bovendien werden de effecten van fosfortoediening en de toediening van bodemfauna met strooisel van donorlocaties onderzocht.

Contains fulltext : 234025.pdf (Publisher’s version ) (Open Access), BACKGROUND: Involving the end-users of scientific research (patients, carers and clinicians) in setting research priorities is important to formulate research questions that truly make a difference and are in tune with the needs of patients. We therefore aimed to generate a national research agenda for Juvenile Idiopathic Arthritis (JIA) together with patients, their caregivers and healthcare professionals through conducting a nationwide survey among these stakeholders. METHODS: The James Lind Alliance method was used, tailored with additional focus groups held to involve younger patients. First, research questions were gathered through an online and hardcopy survey. The received questions that were in scope were summarised and a literature search was performed to verify that questions were unanswered. Questions were ranked in the interim survey, and the final top 10 was chosen during a prioritisation workshop. RESULTS: Two hundred and seventy-eight respondents submitted 604 questions, of which 519 were in scope. Of these 604 questions, 81 were generated in the focus groups with younger children. The questions were summarised into 53 summary questions. An evidence checking process verified that all questions were unanswered. A total of 303 respondents prioritised the questions in the interim survey. Focus groups with children generated a top 5 of their most important questions. Combining this top 5 with the top 10s of patients, carers, and clinicians led to a top 21. Out of these, the top 10 research priorities were chosen during a final workshop. Research into pain and fatigue, personalised treatment strategies and aetiology were ranked high in the Top 10. CONCLUSIONS: Through this study, the top 10 research priorities for JIA of patients, their caregivers and clinicians were identified to inform researchers and research funders of the research topics that matter most to them. The top priority involves the treatment and mechanisms behind persisting pain and fatigue

Item does not contain fulltext, There are large cross-national differences in the age of leaving home. The literature offers cultural, economic, and institutional explanations for these differences but has not examined all three explanations in one study. We examine these three explanations using data of the European Social Survey (ESS) from 2002 to 2016, supplemented with year-specific macro-level indicators from other data sources. We use a dynamic pseudo-panel design, allowing us to track the home-leaving behaviour of cohorts born between 1970 and 1999 in 22 European countries. Our findings show that the three sets of explanations are additive rather than competing, each explaining some of the cross-national differences in leaving home. The cultural context forms the most important explanation for the cross-national variation. In total, we explain 80% of cross-national variation in leaving home. Important predictors are religiosity, individualistic family values, change in youth unemployment, GDP and the net replacement rate.

Contains fulltext : 220417.pdf (Publisher’s version ) (Open Access), Objective: This study examined the role of stepfamily experiences on early home-leaving with detailed measures for stepfamily experiences that capture levels of closeness and conflict, and with a detailed measure for home-leaving that captures pathways out of the home. Background: Young adults raised in stepfamilies leave home and form unions earlier than young adults raised in single-parent families. Little is known about the reasons for this difference. This study examined two potential explanations - conflict and lack of closeness in the stepparent-stepchild relationship. Method: This study was based on Dutch OKiN data (Ouders en Kinderen in Nederland; Parents and Children in the Netherlands) on 3,566 young adults from separated families. Multinomial logistic regression analyses were used to estimate effects of stepfamily experiences on different pathways of early home-leaving. Stepfamily experiences were measured with the level of closeness and conflict in the stepparent-stepchild relationship. Results: The results showed that young adults from stepfamilies were more likely to enter trajectories of both early home-leaving and early union formation. Yet this effect was limited to those having a distant or conflicted relationship with their stepparent. Conclusion: These findings demonstrate the role of the stepparent in the home-leaving process and the heterogeneity in stepparent effects.

In het bosbeheer is sinds enkele jaren veel aandacht voor het inbrengen van rijk-strooiselsoorten; boom- en struiksoorten met calcium- en kaliumrijk strooisel. Een voorbeeld is de winterlinde. Uit historisch landschapsecologisch onderzoek is gebleken dat deze soort ook redelijk recent nog op de zandgronden van Noordoost-Twente voorkwam.

Contains fulltext : 216723.pdf (publisher's version ) (Open Access), To save costs, young adults may delay leaving the parental home in times of welfare cuts. However, although the impact of student financial aid reforms on educational decisions has received considerable attention in previous research, the impact on leaving home has not previously been studied. Using register data, this study investigates how recent student aid reforms in the Netherlands have impacted students' home‐leaving decisions. Event history models suggest that students who started studying after the reforms are substantially less likely to leave the parental home than students who began studying before the reforms. These findings underline the importance of the family for support: The family tends to take over when state support declines. The findings for income patterns are mixed. The decrease is greater for low‐income students relative to middle‐income students, whereas there is no difference in the effect of the reforms between low‐income and high‐income students.

University of Amsterdam, 07 februari 2020, Promotor : Kalmijn, M. Co-promotor : Leopold, T., Item does not contain fulltext, This dissertation examines heterogeneity in the timing of leaving home at the individual and contextual level. At the individual level, it addresses the well-established finding that young adults from separated families leave home earlier than those from two-parent families. How can these differences in the age at leaving home be explained? What is the role of resources and relationships in the parental home? This dissertation also addresses the concept of 'linked lives' by studying how the timing of leaving home is linked with returning home. At the contextual level, this dissertation zooms in on the role of policy in leaving home by studying the impact of student financial aid reforms on leaving home. Moreover, it addresses the question whether culture or structure can explain cross-national differences in the timing of leaving home.

Item does not contain fulltext, Objective: This study offers a new approach to off-time transitions and applies it to the link between leaving and returning home. Background It is no longer uncommon for young adults to return after having left the parental home. Previous research has mostly examined returning home in isolation from leaving home, although these two transitions are closely intertwined. Method: Using longitudinal data from the German Socio-Economic Panel Study, the authors examine the link between leaving and returning home in a two-step model. The model captures home leaving in a selection model and links off-time leaving to the subsequent risk of returning home. This measure of off-time leaving is sensitive to specific individual circumstances. Results: The findings show that the new measure of off-time leaving is a better predictor for returning home than age at leaving home. Young adults who leave home more off-time are more likely to return home. Experiences after leaving home significantly mediate part, but not all of the effect of off-time home leaving on returning home. Conclusion: The processes of leaving and returning home are linked: Off-time time home leavers are more likely to return home than on-time leavers. Implications: The findings contribute to research on returning home and the life course by demonstrating the importance of previous transitions. The new measure of off-time transitions could also be applied to other life course outcomes.

In deze scriptie onderzoeken wij het voorkomen van aanpassingen aan transfer bij het onderwijzen van Franse pronominale clitics aan Nederlandstalige leerders in lesmethode D’accord. Dit hebben wij gedaan door allereerst door middel van een contrastieve analyse te onderzoeken waar transfer verwacht kan worden in de verwerving. Vervolgens hebben wij onderzocht wat voor aanpassingen we zouden kunnen aantreffen om ze te kunnen identificeren. Tot slot hebben wij ook onderzocht of wij deze aanpassingen in de tekst- en oefenboeken konden vinden. Het doel van dit onderzoek is onder andere inzicht te geven in T1-transfer bij Franse clitics in de verwerving van Nederlandstalige leerders. Verder was het doel om aan te tonen in welke mate er aanpassingen kunnen worden gemaakt en worden gemaakt in de lesmethode. Uit de contrastieve analyse hebben wij tien verwachtingen opgesteld over waar transfer plaats kan vinden bij het leren van de pronominale clitics. De resultaten per verwachting zijn heel verschillend. Bij wederkerende werkwoorden en gebruik van y en en vinden we de gesuggereerde aanpassingen terug. Verder vinden we een andere contrastieve aanpak bij de positie van de direct en indirect object clitics. De voorkeur is hier gegeven aan het contrast tussen de verschillende posities in plaats van het contrast met het Nederlands. Verder wordt er in de literatuur (Hiligsmann 1997) afgeraden teveel linguïstisch jargon te gebruiken, maar zien we in de methode juist dat hier handig gebruik van wordt gemaakt. De concepten die tijdens taallessen over de T1 (het Nederlands) zijn geleerd, worden bekend verondersteld en de leerder wordt gevraagd deze concepten toe te passen in de nieuwe taal, de T2 (het Frans). Tot slot zijn er ook constructies waarover wij wel een transferverwachting hadden, maar die niet worden behandeld in de lesmethode. Onderzoek zou moeten tonen of de leerders deze constructies wel al gebruiken of nog niet. Dit onderzoek toont aan dat aanpassingen aan transfer wel

Item does not contain fulltext

In this article, the author attempts to analyse the problems in translating the 1990 comedic fantasy, Good Omens, written by Neil Gaiman and Terry Pratchett. In the first section, the author tackles various translation problems concerning the translation of proper names, the setting of the novel, the forms of humour used in the novel, and the writing style of both authors. Solutions are presented to solve each problem, and a comparison is made to the existing translation, Hoge Omens, by Venugopalan Ittekot. After this analysis, an excerpt of a translated passage from the novel is presented, annotated to show the decisions made in translating, and a reasoning behind these choices.

Contains fulltext : 190663.pdf (Publisher’s version ) (Closed access)

In what ways is agroecology a means to food sovereignty? In Brazil, claiming land rights was the first step along one group of farmers’ pathway to autonomy. The next was to develop and maintain agroecological practices. To achieve this goal, these farmers never worked alone. Strong selforganisation and long-lasting partnerships enabled them to redesign their farming system and set up alternative markets that value their produce and way of life.

Wetterskip Fryslân, Hogeschool Van Hall Larenstein en Indymo voeren onderzoek uit naar de toepassingsmogelijkheden van onderwaterdrones. Er zijn veel toepassingen mogelijk, zoals waterkwaliteitsmonitoring en inspectie van kunstwerken. Met drones kan het watersysteem beter in beeld worden gebracht, wat uiteindelijk de waterkwaliteit ten goede zal komen. Een beeld van de huidige inzetbaarheid van onderwaterdrones en toekomstige ontwikkelingen.

Op de uitgestrekte uiterwaarden van de IJssel aan de noordkant van Deventer vind je een jonge, goedlachse boerin. Annette Harberink (37) is met niets begonnen. Nu beheert ze meer dan 150 hectare land, melkt 80 koeien en produceert haar eigen graan. Ze combineert landbouw met natuurbeheer, verhoging van biodiversiteit, watermanagement, educatie en recreatie. Omdat ze antwoord biedt op maatschappelijke vraagstukken die onderdeel zijn van de kaders Natura 2000 en Ruimte voor de Rivier, kan ze natuurland pachten van Stichting IJssellandschap.

Ruimte bieden, dat doet Zonnehoeve als geen ander. Het bedrijf is zo ingericht, dat nieuwe boeren zelfstandig, sociaal en creatief kunnen opereren. Nieuwkomers kunnen instromen zonder veel geld mee te brengen. Ze zijn na twee jaar gelijkwaardig en versterken het grotere systeem. Door meer verbinding te zoeken met burgers, maakt Zonnehoeve zich minder afhankelijk van grote leveranciers, afnemers en banken.

Onkruid bestrijden met chemicaliën is zó jaren tachtig… Het werkt wel goed, maar de milieuschade is eigenlijk onaanvaardbaar. Door afspoeling vanaf de verharding komt de chemie in het oppervlaktewater. Daarom branden of borstelen wij tegenwoordig dat het een lieve lust is. Bestrijden met heet water is echter veel effectiever, maar tot voor kort te duur. Meclean uit Terneuzen brengt daar verandering in met zijn AquaLutions-lijn. Directeur Coen Verhelst zet de voordelen van de WeedSolutions WS I en WS II en WeedPlus op een rij.

Er is een trend binnen de branche om als fabrikant van aandrijfmachines samen te werken met een beperkt aantal leveranciers van aanbouwwerktuigen. In dit artikel belichten wij de verschillende keuzen die op dit gebied worden gemaakt en geven we reacties uit de markt op deze ontwikkeling.

Wetterskip Fryslân, Hogeschool Van Hall Larenstein en Indymo voeren onderzoek uit naar de bruikbaarheid en toepassingsmogelijkheden van onderwaterdrones in het werkveld. Er zijn veel toepassingen mogelijk, zoals waterkwaliteitsmonitoring en inspectie van kunstwerken. Met van drones kan het watersysteem beter in beeld worden gebracht, wat uiteindelijk de waterkwaliteit ten goede zal komen. Ondanks de grote inzetbaarheid van drones zijn er nog veel wensen om ze beter te laten aansluiten bij de eisen in het veld.

Al decennialang is bekend dat veel bos- en natuurterreinen in Nederland en België onderhevig zijn aan verdroging, verzuring, vermesting en versnippering. Voor herstel is kennis van de sturende processen die de standplaatscondities van de vegetatie en diersoorten bepalen, noodzakelijk.

Item does not contain fulltext