45 results on '"Bejaarden"'
Search Results
2. Spierversterking bij bejaarden met verschillende aandoeningen in een verpleeghuis.
- Author
-
Fisher, Nadine, Pendergast, David, and Calcins, Evan
- Abstract
Copyright of Stimulus is the property of Springer Nature and its content may not be copied or emailed to multiple sites or posted to a listserv without the copyright holder's express written permission. However, users may print, download, or email articles for individual use. This abstract may be abridged. No warranty is given about the accuracy of the copy. Users should refer to the original published version of the material for the full abstract. (Copyright applies to all Abstracts.)
- Published
- 1992
- Full Text
- View/download PDF
3. Health-related quality of life and anemia in hospitalized patients with heart failure
- Author
-
I. H. Kraai, van Dirk Veldhuisen, Hans L. Hillege, Trijntje Jaarsma, Marie Louise Luttik, R.M. De Jong, Peter Johansson, Nursing Diagnostics, Life Course Epidemiology (LCE), Cardiovascular Centre (CVC), and Groningen Kidney Center (GKC)
- Subjects
Male ,DARBEPOETIN-ALPHA ,Placebo-controlled study ,health status ,PLACEBO-CONTROLLED TRIAL ,ziekenhuisopname ,law.invention ,DOUBLE-BLIND ,Quality of life ,Randomized controlled trial ,law ,hemic and lymphatic diseases ,Aged, 80 and over ,hartfalen ,anemie ,Iron deficiency ,ASSOCIATION ,Middle Aged ,anemia ,IRON-DEFICIENCY ,RELIABILITY ,Female ,bejaarden ,Cardiology and Cardiovascular Medicine ,medicine.drug ,hospitalization ,ERYTHROPOIETIN ,medicine.medical_specialty ,Anemia ,QUESTIONNAIRE ,Internal medicine ,Diabetes mellitus ,medicine ,Humans ,Hemoglobin ,VALIDITY ,Aged ,gezondheidsstatus ,Heart Failure ,Relationship ,business.industry ,Patient-related outcomes ,medicine.disease ,Health-status measurements ,heart failures ,quality of life ,Erythropoietin ,Heart failure ,Physical therapy ,business ,kwaliteit van leven - Abstract
Background: Anemia is a serious and highly prevalent co-morbidity in chronic heart failure (HF) patients. Its influence on health-related quality of life (HR-QoL) has rarely been studied, and no data is available regarding the role it plays in hospitalized HF patients.Methods: Baseline data from the COACH study (Coordinating study evaluating Outcomes of Advising and Counselling in Heart Failure) were used. HR-QoL was assessed by means of generic and disease-specific questionnaires. Analyses were performed using ANOVA and ANCOVA, with covariates of age, gender, eGFR, diabetes, and NYHA class.Results: In total, 1013 hospitalized patients with a mean age of 71 (SD 11) years were included; 70% of these patients had no anemia (n=712), 14% had mild anemia (n=141), and 16% had moderate-to-severe anemia (n=160). Independent associations were found between anemia and physical functioning (p=0.019), anemia and role limitations due to physical functioning (p=0.002), anemia and general health (p=0.024), and anemia and global well-being (p=0.003).Conclusion: In addition to the burden of HF itself, anemia is an important factor which influences HR-QoL in hospitalized HF patients, and one that is most pronounced in the domain related to physical functioning and general health. (C) 2012 Elsevier Ireland Ltd. All rights reserved.
- Published
- 2012
4. Delirium na coronaire bypass en/of operatieve klepvervanging bij patiënten ouder dan 65 jaar
- Subjects
delirium ,ouderen ,ziekenhuis ,bejaarden ,dementie ,bypass - Abstract
Patiënten die zijn opgenomen in het ziekenhuis kunnen als complicatie een delirium ontwikkelen bij een lichamelijke ziekte of na een operatie. Delirium is een staat van acute verwardheid, die van voorbijgaande aard is. Een delirium kan echter op lange termijn wel schadelijke gevolgen hebben, zoals het ontstaan van dementie.
- Published
- 2015
5. Delirium na coronaire bypass en/of operatieve klepvervanging bij patiënten ouder dan 65 jaar
- Author
-
Spoon, D. and Witkamp, F.E.
- Subjects
delirium ,ouderen ,ziekenhuis ,bejaarden ,dementie ,bypass - Abstract
Patiënten die zijn opgenomen in het ziekenhuis kunnen als complicatie een delirium ontwikkelen bij een lichamelijke ziekte of na een operatie. Delirium is een staat van acute verwardheid, die van voorbijgaande aard is. Een delirium kan echter op lange termijn wel schadelijke gevolgen hebben, zoals het ontstaan van dementie.
- Published
- 2015
6. Delirium na coronaire bypass en/of operatieve klepvervanging bij patiënten ouder dan 65 jaar
- Author
-
D. Spoon, F.E. Witkamp, D. Spoon, and F.E. Witkamp
- Abstract
Patiënten die zijn opgenomen in het ziekenhuis kunnen als complicatie een delirium ontwikkelen bij een lichamelijke ziekte of na een operatie. Delirium is een staat van acute verwardheid, die van voorbijgaande aard is. Een delirium kan echter op lange termijn wel schadelijke gevolgen hebben, zoals het ontstaan van dementie.
- Published
- 2015
7. Vergiftigingen in 1998 bij pubers, volwassenen en bejaarden
- Author
-
van Zoelen GA, de Vries I, Meulenbelt J, and VIC
- Subjects
acute intoxicaties ,volksgezondheid ,pubers ,volwassenen ,bejaarden - Abstract
Het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC) van het RIVM heeft de in 1998 geregistreerde vergiftigingsgevallen geanalyseeerd om een gedetailleerd beeld te krijgen van de vergiftigingen bij de leeftijdsgroepen "pubers, volwassenen en ouderen". Bij de circa 20.000 onderzochte (vermoede)geintoxiceerden behoort 72% van de personen tot de leeftijdscategorie volwassenen, het aandeel van pubers en bejaarden was relatief klein. Geneesmiddelen werden het meest (63%) ingenomen. In mindere mate (21%) ging het om expositie aan producten uit de categorieen "alcoholica, drugs en tabak", "huishoudmiddelen en doe het zelf producten" en "industrieproducten". Blootstelling aan "bestrijdingsmiddelen", "planten, paddestoelen en dieren" en "cosmetica" was beperkt. Een aantal nieuwe geneesmiddelen blijkt al kort na introductie veelvuldig betrokken te zijn bij bij overdoseringen. Verpakkingen van sommige "non-food" producten, waarvan het uiterlijk lijkt op een "food" product, kunnen aanleiding geven tot verwisseling, en dientengevolge tot een ongewenste blootstelling. Nieuwe drugs kunnen plotseling populair worden. Oude geneesmiddelen die herontdekt worden voor ander gebruik, zoals het gammahydroxyboterzuur (GHB), kunnen bij misbruik ernstige intoxicaties veroorzaken. Het NVIC vervult een belangrijke functie bij het onderkennen van onvoorziene gezondheidsrisico's na de introductie van nieuwe consumenten producten en geneesmiddelen. Door informering van de overheid en beroepsgroepen kan de aanzet gegeven worden tot onderbouwing van specifieke maatregelen ter reductie van blootstelling aan xenobiotica.
- Published
- 2012
8. Vergiftigingen in 1998 bij pubers, volwassenen en bejaarden
- Subjects
acute intoxicaties ,volksgezondheid ,pubers ,volwassenen ,bejaarden - Abstract
Het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC) van het RIVM heeft de in 1998 geregistreerde vergiftigingsgevallen geanalyseeerd om een gedetailleerd beeld te krijgen van de vergiftigingen bij de leeftijdsgroepen "pubers, volwassenen en ouderen". Bij de circa 20.000 onderzochte (vermoede)geintoxiceerden behoort 72% van de personen tot de leeftijdscategorie volwassenen, het aandeel van pubers en bejaarden was relatief klein. Geneesmiddelen werden het meest (63%) ingenomen. In mindere mate (21%) ging het om expositie aan producten uit de categorieen "alcoholica, drugs en tabak", "huishoudmiddelen en doe het zelf producten" en "industrieproducten". Blootstelling aan "bestrijdingsmiddelen", "planten, paddestoelen en dieren" en "cosmetica" was beperkt. Een aantal nieuwe geneesmiddelen blijkt al kort na introductie veelvuldig betrokken te zijn bij bij overdoseringen. Verpakkingen van sommige "non-food" producten, waarvan het uiterlijk lijkt op een "food" product, kunnen aanleiding geven tot verwisseling, en dientengevolge tot een ongewenste blootstelling. Nieuwe drugs kunnen plotseling populair worden. Oude geneesmiddelen die herontdekt worden voor ander gebruik, zoals het gammahydroxyboterzuur (GHB), kunnen bij misbruik ernstige intoxicaties veroorzaken. Het NVIC vervult een belangrijke functie bij het onderkennen van onvoorziene gezondheidsrisico's na de introductie van nieuwe consumenten producten en geneesmiddelen. Door informering van de overheid en beroepsgroepen kan de aanzet gegeven worden tot onderbouwing van specifieke maatregelen ter reductie van blootstelling aan xenobiotica.
- Published
- 2012
9. Prevalentie van diabetes mellitus in verzorgingstehuizen
- Author
-
Mheen PJ van de
- Subjects
diabetes mellitus ,bejaarden ,prevalentie ,verzorgingstehuizen - Abstract
In landelijke prevalentieschattingen van diabetes mellitus blijven de bewoners van verzorgingstehuizen gewoonlijk buiten beschouwing. In dit onderzoek is een schatting gemaakt van die prevalentie. Dit is gebeurd door aan een representatieve steekproef van 215 tehuizen (op een totaal van 1590, voor verwerking geschikte respons 158) gegevens te vragen over het aantal gebruikte dieetmaaltijden. De prevalentie van diabetes mellitus in verzorgingstehuizen bleek bij vrouwen groter te zijn dan bij mannen (respectievelijk 16% versus 10%). Voor de vergelijking met landelijke prevalentiecijfers onder de bevolking van 65 jaar en ouder waren slechts twee bronnen beschikbaar. De prevalentie blijkt bij mannen in verzorgingstehuizen ongeveer 1.5 keer zo hoog en bij vrouwen 1.5 tot 4 keer. Er zijn enkele berekeningen gemaakt over de verwachte prevalentie in verzorgingstehuizen in het jaar 2005.
- Published
- 2012
10. Prevalentie van diabetes mellitus in verzorgingstehuizen
- Subjects
diabetes mellitus ,bejaarden ,prevalentie ,verzorgingstehuizen - Abstract
In landelijke prevalentieschattingen van diabetes mellitus blijven de bewoners van verzorgingstehuizen gewoonlijk buiten beschouwing. In dit onderzoek is een schatting gemaakt van die prevalentie. Dit is gebeurd door aan een representatieve steekproef van 215 tehuizen (op een totaal van 1590, voor verwerking geschikte respons 158) gegevens te vragen over het aantal gebruikte dieetmaaltijden. De prevalentie van diabetes mellitus in verzorgingstehuizen bleek bij vrouwen groter te zijn dan bij mannen (respectievelijk 16% versus 10%). Voor de vergelijking met landelijke prevalentiecijfers onder de bevolking van 65 jaar en ouder waren slechts twee bronnen beschikbaar. De prevalentie blijkt bij mannen in verzorgingstehuizen ongeveer 1.5 keer zo hoog en bij vrouwen 1.5 tot 4 keer. Er zijn enkele berekeningen gemaakt over de verwachte prevalentie in verzorgingstehuizen in het jaar 2005.
- Published
- 2012
11. Outcome after vascular surgery in the ageing
- Subjects
Aneurysmata ,Proefschriften (vorm) ,Arteria $carotis interna ,cardiologie ,Vascularisatie ,Bejaarden ,Risico's ,Gerontologie ,Aorta ,Vaatchirurgie ,Vasculopathie - Abstract
De levensverwachting in de westerse wereld is afgelopen decennia dramatisch gestegen met als gevolg dat de bevolking niet alleen toeneemt maar ook ouder wordt. Deze ouderen vormen een groeiende chirurgische populatie met meer comorbiditeit en een verminderde fysiologische reserve in vergelijking met jonge patiënten. Hierdoor worden we steeds vaker geconfronteerd met de gespecialiseerde zorg die ouderen nodig hebben. Hoewel vooruitgang in de medische zorg veel heeft bijgedragen aan de huidige goede resultaten, blijven er specifieke leeftijdsafhankelijke factoren die nog steeds onze aandacht behoeven. Deze verhoogde kwetsbaarheid geeft een verhoogd risico op een slechtere uitkomst door verlies in het basis functioneren.1 En hoewel dit geldt voor zowel de algemene geneeskunde als de chirurgie, bij het overwegen van chirurgie in deze patiënten groep wegen deze factoren extra zwaar. De verhoogde kwetsbaarheid van deze groep betekend dat aanpassing aan veranderingen in stress, fysiologie en hun omgeving een veel grotere impact zal hebben. Hierdoor lopen zij een groter risico op een hogere morbiditeit en mortaliteit. In het verleden kan dit verhoogde risico hebben geleid tot een bewuste of onbewuste voorkeur voor een conservatieve benadering bij oudere patiënten. Binnen de chirurgie steekt de vaatchirurgie ruim boven het maaiveld uit als het gaat zwakke en kwetsbare patiënten.2 Meest waarschijnlijk berust dit op het feit dat vaatpatiënten vaak ouder zijn en multipele comorbiditeiten hebben zoals hypertensie, diabetes mellitus en cerebrovasculaire vaatlijden. Voor de oudere vaatchirurgische patiënt betekend opname in het ziekenhuis dat er specifieke aandacht moet worden besteed aan deze verhoogde kwetsbaarheid. En hoewel men af en toe nog terughoudend kan zijn in de behandeling van bv. patiënten ≥ 80 jaar laten diverse studies zien dat de overleving na majeure (vaat)chirurgie boven verwachting goed is en niet onder doet aan die van jongere patienten.3-9 Hierdoor lijkt het niet langer verantwoord om alleen op basis van leeftijd patiënten enkel nog conservatief te behandelen. In dit proefschrift hebben we gekeken naar de resultaten van diverse vaatchirurgische procedures in patiënten ≥ 80 jaar. Onze hypothese was dat oudere patiënten veilig, of tenminste net zo veilig, konden worden behandeld als een jongere patiëntenpopulatie. Op basis van deze resultaten hebben we ons gericht op de meest cruciale parameters die zowel positief als negatief de uitkomst kunnen hebben beïnvloed.
- Published
- 2012
12. Outcome after vascular surgery in the ageing
- Author
-
Pol, Robert Alexander, van Leeuwen, M.B.M., Reijnen, M.M.P.J., Zeebregts, Clark, Research Institute Brain and Cognition (B&C), Faculteit Medische Wetenschappen/UMCG, Groningen Institute for Organ Transplantation (GIOT), and Groningen Kidney Center (GKC)
- Subjects
Aneurysmata ,Proefschriften (vorm) ,Arteria $carotis interna ,cardiologie ,Vascularisatie ,Bejaarden ,Risico's ,Gerontologie ,Aorta ,Vaatchirurgie ,Vasculopathie - Abstract
De levensverwachting in de westerse wereld is afgelopen decennia dramatisch gestegen met als gevolg dat de bevolking niet alleen toeneemt maar ook ouder wordt. Deze ouderen vormen een groeiende chirurgische populatie met meer comorbiditeit en een verminderde fysiologische reserve in vergelijking met jonge patiënten. Hierdoor worden we steeds vaker geconfronteerd met de gespecialiseerde zorg die ouderen nodig hebben. Hoewel vooruitgang in de medische zorg veel heeft bijgedragen aan de huidige goede resultaten, blijven er specifieke leeftijdsafhankelijke factoren die nog steeds onze aandacht behoeven. Deze verhoogde kwetsbaarheid geeft een verhoogd risico op een slechtere uitkomst door verlies in het basis functioneren.1 En hoewel dit geldt voor zowel de algemene geneeskunde als de chirurgie, bij het overwegen van chirurgie in deze patiënten groep wegen deze factoren extra zwaar. De verhoogde kwetsbaarheid van deze groep betekend dat aanpassing aan veranderingen in stress, fysiologie en hun omgeving een veel grotere impact zal hebben. Hierdoor lopen zij een groter risico op een hogere morbiditeit en mortaliteit. In het verleden kan dit verhoogde risico hebben geleid tot een bewuste of onbewuste voorkeur voor een conservatieve benadering bij oudere patiënten. Binnen de chirurgie steekt de vaatchirurgie ruim boven het maaiveld uit als het gaat zwakke en kwetsbare patiënten.2 Meest waarschijnlijk berust dit op het feit dat vaatpatiënten vaak ouder zijn en multipele comorbiditeiten hebben zoals hypertensie, diabetes mellitus en cerebrovasculaire vaatlijden. Voor de oudere vaatchirurgische patiënt betekend opname in het ziekenhuis dat er specifieke aandacht moet worden besteed aan deze verhoogde kwetsbaarheid. En hoewel men af en toe nog terughoudend kan zijn in de behandeling van bv. patiënten ≥ 80 jaar laten diverse studies zien dat de overleving na majeure (vaat)chirurgie boven verwachting goed is en niet onder doet aan die van jongere patienten.3-9 Hierdoor lijkt het niet langer verantwoord om alleen op basis van leeftijd patiënten enkel nog conservatief te behandelen. In dit proefschrift hebben we gekeken naar de resultaten van diverse vaatchirurgische procedures in patiënten ≥ 80 jaar. Onze hypothese was dat oudere patiënten veilig, of tenminste net zo veilig, konden worden behandeld als een jongere patiëntenpopulatie. Op basis van deze resultaten hebben we ons gericht op de meest cruciale parameters die zowel positief als negatief de uitkomst kunnen hebben beïnvloed.
- Published
- 2012
13. Outcome after vascular surgery in the ageing
- Subjects
Aneurysmata ,Proefschriften (vorm) ,Arteria $carotis interna ,cardiologie ,Vascularisatie ,Bejaarden ,Risico's ,Gerontologie ,Aorta ,Vaatchirurgie ,Vasculopathie - Abstract
De levensverwachting in de westerse wereld is afgelopen decennia dramatisch gestegen met als gevolg dat de bevolking niet alleen toeneemt maar ook ouder wordt. Deze ouderen vormen een groeiende chirurgische populatie met meer comorbiditeit en een verminderde fysiologische reserve in vergelijking met jonge patiënten. Hierdoor worden we steeds vaker geconfronteerd met de gespecialiseerde zorg die ouderen nodig hebben. Hoewel vooruitgang in de medische zorg veel heeft bijgedragen aan de huidige goede resultaten, blijven er specifieke leeftijdsafhankelijke factoren die nog steeds onze aandacht behoeven. Deze verhoogde kwetsbaarheid geeft een verhoogd risico op een slechtere uitkomst door verlies in het basis functioneren.1 En hoewel dit geldt voor zowel de algemene geneeskunde als de chirurgie, bij het overwegen van chirurgie in deze patiënten groep wegen deze factoren extra zwaar. De verhoogde kwetsbaarheid van deze groep betekend dat aanpassing aan veranderingen in stress, fysiologie en hun omgeving een veel grotere impact zal hebben. Hierdoor lopen zij een groter risico op een hogere morbiditeit en mortaliteit. In het verleden kan dit verhoogde risico hebben geleid tot een bewuste of onbewuste voorkeur voor een conservatieve benadering bij oudere patiënten. Binnen de chirurgie steekt de vaatchirurgie ruim boven het maaiveld uit als het gaat zwakke en kwetsbare patiënten.2 Meest waarschijnlijk berust dit op het feit dat vaatpatiënten vaak ouder zijn en multipele comorbiditeiten hebben zoals hypertensie, diabetes mellitus en cerebrovasculaire vaatlijden. Voor de oudere vaatchirurgische patiënt betekend opname in het ziekenhuis dat er specifieke aandacht moet worden besteed aan deze verhoogde kwetsbaarheid. En hoewel men af en toe nog terughoudend kan zijn in de behandeling van bv. patiënten ≥ 80 jaar laten diverse studies zien dat de overleving na majeure (vaat)chirurgie boven verwachting goed is en niet onder doet aan die van jongere patienten.3-9 Hierdoor lijkt het niet langer verantwoord om alleen op basis van leeftijd patiënten enkel nog conservatief te behandelen. In dit proefschrift hebben we gekeken naar de resultaten van diverse vaatchirurgische procedures in patiënten ≥ 80 jaar. Onze hypothese was dat oudere patiënten veilig, of tenminste net zo veilig, konden worden behandeld als een jongere patiëntenpopulatie. Op basis van deze resultaten hebben we ons gericht op de meest cruciale parameters die zowel positief als negatief de uitkomst kunnen hebben beïnvloed.
- Published
- 2012
14. Langer doorwerken: wat beweegt ouderen en wat vinden werkgevers ervan?
- Subjects
Deeltijdarbeid ,Arbeidsparticipatie ,Gepensioneerden ,Werkgevers ,Part-time arbeid ,Flexibele arbeidsrelaties ,Imago ,Sociale betrekkingen ,Employability ,Bejaarden ,Oudere arbeidskrachten - Abstract
Deze bijdrage gaat in op de vraag onder welke voorwaarden oudere werknemers willen en kunnen doorwerken en wat werkgevers daarvan vinden. Het artikel is gebaseerd op een onderzoek door TNO en Ditmeijers' Research (in opdracht van uitzendbureau Oudstanding) in het najaar van 2007 onder een groep koplopers en ervaringsdeskundigen. Ge(pre)pensioneerden die zijn ingeschreven bij een uitzendbureau en werkgevers voor wie doorwerken al min of meer vanzelfsprekend is. Aan 2332 personen ouder dan 57 jaar werd een vragenlijst voorgelegd met een uiteindelijke response van 58%. De respons van werkgevers liep op tot 75 volledig ingevulde lijsten. De resultaten laten zien dat een grote groep ouderen bereid is langer door te werken omdat werk voor hen vooral een extrinsieke waarde heeft: o.a. door het gevoel nuttig bezig te zijn en het kunnen overdragen van kennis. De belangrijkste voorwaarde is de mogelijkheid om flexibel en parttime te werken en de bespreekbaarheid van wensen en behoeften. Daarnaast blijkt dat werkgevers lang niet altijd een passend beeld hebben van de inzetbaarheid van ouderen die willen doorwerken. Maar ook dat werkgevers die ervaringen opdoen met ouderen, gunstiger gaan denken over hun bijdrage op de werkvloer en collega's aanraden om ouderen in te zetten. Ouderen zelf moet zich bewust zijn van de noodzaak om blijvend aandacht te schenken aan hun ontwikkeling en gezondheid zodat hun werkvermogen op pijl blijft en inzetbaar en inpasbaar blijven in het arbeidsproces.
- Published
- 2008
15. Langer doorwerken: wat beweegt ouderen en wat vinden werkgevers ervan?
- Author
-
Vos, F. and Cremer, R.
- Subjects
Deeltijdarbeid ,Arbeidsparticipatie ,Gepensioneerden ,Werkgevers ,Part-time arbeid ,Flexibele arbeidsrelaties ,Imago ,Sociale betrekkingen ,Employability ,Bejaarden ,Oudere arbeidskrachten - Abstract
Deze bijdrage gaat in op de vraag onder welke voorwaarden oudere werknemers willen en kunnen doorwerken en wat werkgevers daarvan vinden. Het artikel is gebaseerd op een onderzoek door TNO en Ditmeijers' Research (in opdracht van uitzendbureau Oudstanding) in het najaar van 2007 onder een groep koplopers en ervaringsdeskundigen. Ge(pre)pensioneerden die zijn ingeschreven bij een uitzendbureau en werkgevers voor wie doorwerken al min of meer vanzelfsprekend is. Aan 2332 personen ouder dan 57 jaar werd een vragenlijst voorgelegd met een uiteindelijke response van 58%. De respons van werkgevers liep op tot 75 volledig ingevulde lijsten. De resultaten laten zien dat een grote groep ouderen bereid is langer door te werken omdat werk voor hen vooral een extrinsieke waarde heeft: o.a. door het gevoel nuttig bezig te zijn en het kunnen overdragen van kennis. De belangrijkste voorwaarde is de mogelijkheid om flexibel en parttime te werken en de bespreekbaarheid van wensen en behoeften. Daarnaast blijkt dat werkgevers lang niet altijd een passend beeld hebben van de inzetbaarheid van ouderen die willen doorwerken. Maar ook dat werkgevers die ervaringen opdoen met ouderen, gunstiger gaan denken over hun bijdrage op de werkvloer en collega's aanraden om ouderen in te zetten. Ouderen zelf moet zich bewust zijn van de noodzaak om blijvend aandacht te schenken aan hun ontwikkeling en gezondheid zodat hun werkvermogen op pijl blijft en inzetbaar en inpasbaar blijven in het arbeidsproces.
- Published
- 2008
16. A randomised controlled trial of cardiac rehabilitation after revascularisation
- Author
-
Johan Brügemann, Mieke H. Oosterwijk, Dirk J. van Veldhuisen, Cees P. van der Schans, B.J.J. Poels, Klaas Postema, Science in Healthy Ageing & healthcaRE (SHARE), Health Psychology Research (HPR), Cardiovascular Centre (CVC), and Healthy Ageing, Allied Health Care and Nursing
- Subjects
Male ,MULTIFACTORIAL PROGRAM ,medicine.medical_treatment ,Health Status ,Relaxation Therapy ,DISEASE ,law.invention ,Coronary artery disease ,coronaire bypass ,Randomized controlled trial ,Quality of life ,law ,Surveys and Questionnaires ,adults ,Myocardial infarction ,Prospective Studies ,Angioplasty, Balloon, Coronary ,Coronary Artery Bypass ,Rehabilitation ,exercise therapy ,mannen ,volwassenen ,HEALTH SURVEY ,coronaire hartziekte ,Middle Aged ,bejaarden ,Cardiology and Cardiovascular Medicine ,coronary artery disease ,Adult ,medicine.medical_specialty ,SF-36 ,Adolescent ,myocardial revascularisation ,males ,Physical exercise ,EXERCISE ,VALIDATION ,Patient Education as Topic ,medicine ,Humans ,patiëntenvoorlichting ,gezondheidsstatus ,Aged ,business.industry ,medicine.disease ,adolescenten ,Clinical trial ,LIFE ,quality of life ,TRANSLUMINAL CORONARY ANGIOPLASTY ,MYOCARDIAL-INFARCTION ,randomized controlled trial ,Physical therapy ,business ,relaxtherapie ,kwaliteit van leven ,oefentherapie - Abstract
Background: It is unclear if psycho- education on top of physical training is of additional value regarding quality of life in revascularised patients.Design: Prospective randomised study comparing two types of cardiac rehabilitation: exercise based versus a more comprehensive approach including psychological therapy.Methods: One hundred and thirty- seven male patients who underwent an uncomplicated coronary revascularisation procedure and who were mentally in a good condition, were randomised to one of two types of cardiac rehabilitation: physical training plus information about their disease ('Fit' program) during 6 weeks or comprehensive cardiac rehabilitation which, on top of the Fit- program, included weekly psychoeducation sessions and relaxation therapy (` Fit- Plus' program) for 8 weeks. One hundred and four patients were analysed. Quality of life was measured by the ` Leiden Quality of Life questionnaire' and by the RAND- 36 ( quality of life) questionnaire.Results: Quality of life improved in both treatment groups in the course of time up to 9 months after cardiac rehabilitation and there was no difference between the two types of cardiac rehabilitation. Exercise capacity improved likewise, blood lipid profile was unaffected and energy intake decreased in each treatment group but, again, there were no inter- group differences.Conclusion: After an uncomplicated revascularisation procedure, physical training plus information results in a comparable outcome on quality of life when compared to a more comprehensive program including additional psycho- education and relaxation therapy. (C) 2006 Elsevier Ireland Ltd. All rights reserved.
- Published
- 2007
17. Self-management for chronically ill older people
- Subjects
Chronisch zieken ,Proefschriften (vorm) ,Zelfredzaamheid ,Bejaarden - Abstract
Summary: Many chronically ill older patients in the Netherlands have a combination of more than one chronic disease. There is, therefore, a need for self-management programs that address general management problems, rather than the problems related to a specific disease. The Chronic Disease Self-Management Program (CDSMP) seems to be very suitable for this purpose. In evaluations of the CDSMP that have been carried out in the United States and China, positive effects were found on self-management behaviour and health status. However, the CDSMP has not yet been evaluated in the Netherlands. Therefore, the aim of this study was to evaluate the short-term and longer-term effects of the CDSMP among chronically ill older people in the Netherlands. One hundred and thirty-nine people aged 59 or older, with a lung disease, a heart disease, diabetes, or arthritis were randomly assigned to an intervention group (CDSMP) or a control group (care-as-usual). Demographic data and data on self-efficacy, self-management behaviour, health status and health care utilization were collected at three measurement moments (baseline, after 6 weeks, and after 6 months). The patients who participated on average rated the program with 8.5 points (range 0-10), and only one dropped out. However, our study did not yield any evidence for the effectiveness of the CDSMP on self-efficacy, self-management behaviour or health status of older patients in the Netherlands. Yet, a significant effect was found between the intervention and the control group with regard to use of home care, but this effect could not be attributed to the intervention. Positive subjective evaluations made by the participants might indicate that other general self-management skills or abilities were addressed, and this may have positively influenced subjective well-being. Therefore, it was investigated whether the CDSMP addressed other self-management skills, in addition to self-efficacy, and whether these skills affected the subjective well-being of chronically ill older people in the Netherlands. However, no effectiveness of the CDSMP was found on any other self-management abilities than self-efficacy, or on subjective well-being. It is possible that the content of the intervention was too implicit with regard to these other self-management abilities. It might also be that we included patients who had little room for improvement. To conclude, the patients who participated were very enthusiastic, which was also indicated by very high mean attendance (5.6 out of 6 sessions) and the fact that there was only one dropout. Therefore, it seems too early to conclude that the program is not beneficial for these patients. Samenvatting Nederlands: Een manier om oudere chronisch zieken te helpen, is ze actief te betrekken bij de dagelijkse zorg voor hun aandoening. Dit kan onder meer gebeuren door middel van zogeheten zelfmanagementinterventies. Amerikaanse onderzoekers stelden dat het CDSMP (Chronic Disease Self-Management Program) een positieve invloed heeft op zelf-effectiviteit, zelfmanagement, zorggebruik en gezondheidsgerelateerde variabelen. Promovendus Henrike Elzen onderzocht of dit ook in Nederland het geval is. Er werden geen positieve effecten gevonden op bovengenoemde terreinen. De patiënten uit de voor dit onderzoek samengestelde interventiegroep waren echter wel zeer enthousiast over de methode. Daarom acht Elzen het te vroeg om te stellen dat de interventie onbruikbaar is voor oudere chronisch zieken in Nederland.
- Published
- 2006
18. Self-management for chronically ill older people
- Subjects
Chronisch zieken ,Proefschriften (vorm) ,Zelfredzaamheid ,Bejaarden - Abstract
Summary: Many chronically ill older patients in the Netherlands have a combination of more than one chronic disease. There is, therefore, a need for self-management programs that address general management problems, rather than the problems related to a specific disease. The Chronic Disease Self-Management Program (CDSMP) seems to be very suitable for this purpose. In evaluations of the CDSMP that have been carried out in the United States and China, positive effects were found on self-management behaviour and health status. However, the CDSMP has not yet been evaluated in the Netherlands. Therefore, the aim of this study was to evaluate the short-term and longer-term effects of the CDSMP among chronically ill older people in the Netherlands. One hundred and thirty-nine people aged 59 or older, with a lung disease, a heart disease, diabetes, or arthritis were randomly assigned to an intervention group (CDSMP) or a control group (care-as-usual). Demographic data and data on self-efficacy, self-management behaviour, health status and health care utilization were collected at three measurement moments (baseline, after 6 weeks, and after 6 months). The patients who participated on average rated the program with 8.5 points (range 0-10), and only one dropped out. However, our study did not yield any evidence for the effectiveness of the CDSMP on self-efficacy, self-management behaviour or health status of older patients in the Netherlands. Yet, a significant effect was found between the intervention and the control group with regard to use of home care, but this effect could not be attributed to the intervention. Positive subjective evaluations made by the participants might indicate that other general self-management skills or abilities were addressed, and this may have positively influenced subjective well-being. Therefore, it was investigated whether the CDSMP addressed other self-management skills, in addition to self-efficacy, and whether these skills affected the subjective well-being of chronically ill older people in the Netherlands. However, no effectiveness of the CDSMP was found on any other self-management abilities than self-efficacy, or on subjective well-being. It is possible that the content of the intervention was too implicit with regard to these other self-management abilities. It might also be that we included patients who had little room for improvement. To conclude, the patients who participated were very enthusiastic, which was also indicated by very high mean attendance (5.6 out of 6 sessions) and the fact that there was only one dropout. Therefore, it seems too early to conclude that the program is not beneficial for these patients. Samenvatting Nederlands: Een manier om oudere chronisch zieken te helpen, is ze actief te betrekken bij de dagelijkse zorg voor hun aandoening. Dit kan onder meer gebeuren door middel van zogeheten zelfmanagementinterventies. Amerikaanse onderzoekers stelden dat het CDSMP (Chronic Disease Self-Management Program) een positieve invloed heeft op zelf-effectiviteit, zelfmanagement, zorggebruik en gezondheidsgerelateerde variabelen. Promovendus Henrike Elzen onderzocht of dit ook in Nederland het geval is. Er werden geen positieve effecten gevonden op bovengenoemde terreinen. De patiënten uit de voor dit onderzoek samengestelde interventiegroep waren echter wel zeer enthousiast over de methode. Daarom acht Elzen het te vroeg om te stellen dat de interventie onbruikbaar is voor oudere chronisch zieken in Nederland.
- Published
- 2006
19. Self-management for chronically ill older people
- Author
-
Elzen, Henrike Anje, Slaets, Joris, Steverink, N., and Sociology/ICS
- Subjects
Chronisch zieken ,Proefschriften (vorm) ,Zelfredzaamheid ,Bejaarden - Abstract
Summary: Many chronically ill older patients in the Netherlands have a combination of more than one chronic disease. There is, therefore, a need for self-management programs that address general management problems, rather than the problems related to a specific disease. The Chronic Disease Self-Management Program (CDSMP) seems to be very suitable for this purpose. In evaluations of the CDSMP that have been carried out in the United States and China, positive effects were found on self-management behaviour and health status. However, the CDSMP has not yet been evaluated in the Netherlands. Therefore, the aim of this study was to evaluate the short-term and longer-term effects of the CDSMP among chronically ill older people in the Netherlands. One hundred and thirty-nine people aged 59 or older, with a lung disease, a heart disease, diabetes, or arthritis were randomly assigned to an intervention group (CDSMP) or a control group (care-as-usual). Demographic data and data on self-efficacy, self-management behaviour, health status and health care utilization were collected at three measurement moments (baseline, after 6 weeks, and after 6 months). The patients who participated on average rated the program with 8.5 points (range 0-10), and only one dropped out. However, our study did not yield any evidence for the effectiveness of the CDSMP on self-efficacy, self-management behaviour or health status of older patients in the Netherlands. Yet, a significant effect was found between the intervention and the control group with regard to use of home care, but this effect could not be attributed to the intervention. Positive subjective evaluations made by the participants might indicate that other general self-management skills or abilities were addressed, and this may have positively influenced subjective well-being. Therefore, it was investigated whether the CDSMP addressed other self-management skills, in addition to self-efficacy, and whether these skills affected the subjective well-being of chronically ill older people in the Netherlands. However, no effectiveness of the CDSMP was found on any other self-management abilities than self-efficacy, or on subjective well-being. It is possible that the content of the intervention was too implicit with regard to these other self-management abilities. It might also be that we included patients who had little room for improvement. To conclude, the patients who participated were very enthusiastic, which was also indicated by very high mean attendance (5.6 out of 6 sessions) and the fact that there was only one dropout. Therefore, it seems too early to conclude that the program is not beneficial for these patients. Samenvatting Nederlands: Een manier om oudere chronisch zieken te helpen, is ze actief te betrekken bij de dagelijkse zorg voor hun aandoening. Dit kan onder meer gebeuren door middel van zogeheten zelfmanagementinterventies. Amerikaanse onderzoekers stelden dat het CDSMP (Chronic Disease Self-Management Program) een positieve invloed heeft op zelf-effectiviteit, zelfmanagement, zorggebruik en gezondheidsgerelateerde variabelen. Promovendus Henrike Elzen onderzocht of dit ook in Nederland het geval is. Er werden geen positieve effecten gevonden op bovengenoemde terreinen. De patiënten uit de voor dit onderzoek samengestelde interventiegroep waren echter wel zeer enthousiast over de methode. Daarom acht Elzen het te vroeg om te stellen dat de interventie onbruikbaar is voor oudere chronisch zieken in Nederland.
- Published
- 2006
20. Ziekteverzuim: hoogte, oorzaken, aandoeningen, werkgebondenheid en maatregelen : secundaire analyses Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden 2003
- Author
-
Smulders, P.G.W. and TNO Arbeid
- Subjects
Werkomstandigheden ,Veilig en Gezond Werken ,Beroepsziekten ,Bejaarden ,Arbeidsomstandigheden ,Vrouwen ,Sociaal Verzuim ,Gepensioneerden ,Werkomgeving ,Ziekteverzuimbeleid ,Schilders ,Ziekteverzuim ,Workplace ,Ouderen - Abstract
Dit TNO-rapport behandelt op basis van gegevens verzameld met de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden 2003, de hoogte van het verzuim in Nederland, de aan verzuim gepaarde klachten, de werkgebondenheid daarvan en het arbo- en verzuimbeleid in relatie tot ziekteverzuim. Gemiddeld werd in de twaalf maanden voorafgaande aan de enquête 1,4 keer per werknemer verzuimd, met in totaal 10,4 kalenderdagen per jaar. Dit komt overeen met een verzuimpercentage van 2,8 procent. Dit ‘gerapporteerde verzuim’ komt lager uit dan het geregistreerde verzuimpercentage van 4,7 procent. Werknemers met relatief veel verzuimde dagen worden aangetroffen onder de volgende categorieën: vrouwen, ouderen, lager opgeleiden, werknemers die een één-oudergezin leiden, werknemers met een vast dienstverband en werknemers in grotere bedrijven. Beroepen met de meest verzuimde dagen zijn schilders, schoonmakers, agrarische beroepen, docenten basisonderwijs en postdistributiepersoneel.
- Published
- 2004
21. Ziekteverzuim: hoogte, oorzaken, aandoeningen, werkgebondenheid en maatregelen : secundaire analyses Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden 2003
- Subjects
Werkomstandigheden ,Veilig en Gezond Werken ,Beroepsziekten ,Bejaarden ,Arbeidsomstandigheden ,Vrouwen ,Sociaal Verzuim ,Gepensioneerden ,Werkomgeving ,Ziekteverzuimbeleid ,Schilders ,Ziekteverzuim ,Workplace ,Ouderen - Abstract
Dit TNO-rapport behandelt op basis van gegevens verzameld met de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden 2003, de hoogte van het verzuim in Nederland, de aan verzuim gepaarde klachten, de werkgebondenheid daarvan en het arbo- en verzuimbeleid in relatie tot ziekteverzuim. Gemiddeld werd in de twaalf maanden voorafgaande aan de enquête 1,4 keer per werknemer verzuimd, met in totaal 10,4 kalenderdagen per jaar. Dit komt overeen met een verzuimpercentage van 2,8 procent. Dit ‘gerapporteerde verzuim’ komt lager uit dan het geregistreerde verzuimpercentage van 4,7 procent. Werknemers met relatief veel verzuimde dagen worden aangetroffen onder de volgende categorieën: vrouwen, ouderen, lager opgeleiden, werknemers die een één-oudergezin leiden, werknemers met een vast dienstverband en werknemers in grotere bedrijven. Beroepen met de meest verzuimde dagen zijn schilders, schoonmakers, agrarische beroepen, docenten basisonderwijs en postdistributiepersoneel.
- Published
- 2004
22. Haalbaarheidsstudie NGT doelgroepen : jeugd, ouderen, chronisch zieken en gehandicapten, arbeidsongeschikten
- Subjects
Lichaamshouding ,Health ,Gepensioneerden ,Chronisch zieken ,Jongeren ,Lichaamsbeweging ,Bejaarden ,Ouderen ,Jeugd ,Arbeidsongeschikten - Abstract
Eén van de uitdagingen voor de NGT is het bereiken van bijzondere groepen, die nu bij de standaardbenaderingen veelal buiten de boot vallen. In het kader van bewegen zijn onder meer jeugdigen, ouderen, chronisch zieken en (tijdelijk of permanent) arbeidsongeschikten van belang. Doordat de huidige NGT primair op werknemers is gericht, zal een aanvullende, gerichte benadering van deze speciale doelgroepen nodig zijn. De volgende werkwijze is gehanteerd: consultatie van vertegenwoordigers van de betrokken groepen en andere sleutelinformanten die ervaring hebben met het benaderen van deze groepen in het kader van acties of onderzoek; inbreng van eigen ervaring van TNO PG met de doelgroepen. Er wordt ingegaan op de volgende zaken: randvoorwaarden voor succesvolle benadering; mogelijke opties voor het bereiken en uitvoeren van de NGT doelgroepen ter bespreking in de begeleidingscommissie.
- Published
- 2002
23. Haalbaarheidsstudie NGT doelgroepen : jeugd, ouderen, chronisch zieken en gehandicapten, arbeidsongeschikten
- Author
-
Ooijendijk, W.T.M., Hopman-Rock, M., Stiggelhout, M., and TNO Preventie en Gezondheid
- Subjects
Lichaamshouding ,Health ,Gepensioneerden ,Chronisch zieken ,Jongeren ,Lichaamsbeweging ,Bejaarden ,Ouderen ,Jeugd ,Arbeidsongeschikten - Abstract
Eén van de uitdagingen voor de NGT is het bereiken van bijzondere groepen, die nu bij de standaardbenaderingen veelal buiten de boot vallen. In het kader van bewegen zijn onder meer jeugdigen, ouderen, chronisch zieken en (tijdelijk of permanent) arbeidsongeschikten van belang. Doordat de huidige NGT primair op werknemers is gericht, zal een aanvullende, gerichte benadering van deze speciale doelgroepen nodig zijn. De volgende werkwijze is gehanteerd: consultatie van vertegenwoordigers van de betrokken groepen en andere sleutelinformanten die ervaring hebben met het benaderen van deze groepen in het kader van acties of onderzoek; inbreng van eigen ervaring van TNO PG met de doelgroepen. Er wordt ingegaan op de volgende zaken: randvoorwaarden voor succesvolle benadering; mogelijke opties voor het bereiken en uitvoeren van de NGT doelgroepen ter bespreking in de begeleidingscommissie.
- Published
- 2002
24. Geloof bij ouderen : van godsdienst naar levenshouding
- Author
-
Franken, Lia, Franken, Lia, Franken, Lia, and Franken, Lia
- Published
- 2005
25. Work adjustments among the chronically ill
- Author
-
F. Andries, A.N. Baanders, P.M. Rijken, J. Dekker, Rehabilitation medicine, APH - Aging & Later Life, APH - Mental Health, and CCA - Cancer Treatment and quality of life
- Subjects
Adult ,Employment ,Male ,Gerontology ,Adolescent ,Geheugen ,Physical Therapy, Sports Therapy and Rehabilitation ,Workload ,Personnel Management ,Gepensioneerden ,Humans ,Medicine ,Disabled Persons ,Attack frequency ,Workplace ,Arbeid door chronisch zieken ,Netherlands ,business.industry ,Statistisch onderzoek ,Transportmiddelen ,Rehabilitation ,Middle Aged ,Bejaarden ,Logistic Models ,Chronic disease ,Work (electrical) ,Fysieke arbeidsbelasting ,Chronisch zieken ,Chronic Disease ,Multivariate Analysis ,Female ,Disease characteristics ,Ergonomics ,business ,Social psychology ,Ouderen - Abstract
Work(place) adjustments can help restore the work capacity of persons with a chronic disease. This study aims to quantify the presence of work adjustments among chronically ill workers in the Netherlands, and to investigate the extent to which the presence of work adjustments are related to the experience of work-interfering problems, disease characteristics or work characteristics. Data for this study are derived from the Dutch Panel of Patients with Chronic Diseases. The results discussed here relate to data collected in 1999 from a representative sample of 556 working people with various chronic somatic diseases. Of the work-interfering problems, the ones related to physical disabilities, concentration or memory deficits and transportation emerged as the most important factors related to the presence of either immaterial (i.e. not material) or material work adjustments. In addition, higher age and lower educational level were associated with a higher probability of immaterial adjustments; pain, attack frequency and physical demands of the job were important predictors of material work adjustments.
- Published
- 2001
- Full Text
- View/download PDF
26. Integration of the ageing workforce
- Subjects
ComputingMilieux_THECOMPUTINGPROFESSION ,Organisatiemethoden ,Bejaarden ,ComputingMilieux_GENERAL ,Teamwork ,Demografie ,Vakbeweging ,Gepensioneerden ,Bevordering van arbeid door ouderen ,Arbeidswetgeving ,Bedrijfscultuur ,EEG-landen ,Workplace ,Arbeid in groepsverband ,Arbeidsrecht ,Sociaal recht - Abstract
The age structure in Europe and other industrialized countries is changing as a result of declining birth rates and continuous rise in life expectancy. This report shows the facts and figures of an ageing workforce. It also describes the predjudices, personnel policies and problems connected to the ageing workforce that might undermine the innovative capacity of companies. New policy approaches are offered which foster the integration of an ageing workforce, like an age-related shaping of work and work organisation; team work in mixed age groups; and the concept of intergenerational personnel policy. Also the growing need to create new employment opportunities for older persones is stressed. The issue of demographic change and the ageing workforce has been taken up by legislation, measures and programme activities in European countries. The report concludes with recommendations for active strategies to be taken by all public, intermediary and private stakeholders.
- Published
- 2001
27. Integration of the ageing workforce
- Author
-
Krenn, M., Oehlke, P., Kees, H., Leonard, L., Wendelen, E., Linkola, P., Neubauer, G., Vries, S. de, O'Kelly, K.P., and TNO Arbeid
- Subjects
ComputingMilieux_THECOMPUTINGPROFESSION ,Organisatiemethoden ,Bejaarden ,ComputingMilieux_GENERAL ,Teamwork ,Demografie ,Vakbeweging ,Gepensioneerden ,Bevordering van arbeid door ouderen ,Arbeidswetgeving ,Bedrijfscultuur ,EEG-landen ,Workplace ,Arbeid in groepsverband ,Arbeidsrecht ,Sociaal recht - Abstract
The age structure in Europe and other industrialized countries is changing as a result of declining birth rates and continuous rise in life expectancy. This report shows the facts and figures of an ageing workforce. It also describes the predjudices, personnel policies and problems connected to the ageing workforce that might undermine the innovative capacity of companies. New policy approaches are offered which foster the integration of an ageing workforce, like an age-related shaping of work and work organisation; team work in mixed age groups; and the concept of intergenerational personnel policy. Also the growing need to create new employment opportunities for older persones is stressed. The issue of demographic change and the ageing workforce has been taken up by legislation, measures and programme activities in European countries. The report concludes with recommendations for active strategies to be taken by all public, intermediary and private stakeholders.
- Published
- 2001
28. Work adjustments among the chronically ill
- Subjects
Fysieke arbeidsbelasting ,Statistisch onderzoek ,Gepensioneerden ,Chronisch zieken ,Transportmiddelen ,Geheugen ,Workplace ,Bejaarden ,Ouderen ,Arbeid door chronisch zieken - Abstract
To restore the work capacity of persons with a chronic disease work(place) adjustments can help. This study aims to quantify the presence of work adjustments among chronically ill workers in the Netherlands. Also it aims to investigate the extent to which the presence of work adjustments are related to the experience of work-interfering problems, disease characteristics or work characteristics. Data for this study are derived from the Dutch Panel of Patients with Chronic Diseases. The results, discussed in this article, relate to data collected in 1999 from a representative sample of 556 working people with various chronic somatic diseases. Of the work-interfering problems, the ones related to physical disabilities, concentration or memory deficits and transportation emerged as the most important factors related to the presence of work adjustments. In addition, higher age and lower educational level were associated with a higher probability of immaterial adjustments; pain, attack frequency and physical demands of job were important predictors of material work adjustments.
- Published
- 2001
29. Vergiftigingen in 1998 bij pubers, volwassenen en bejaarden
- Author
-
VIC, van Zoelen GA, de Vries I, Meulenbelt J, VIC, van Zoelen GA, de Vries I, and Meulenbelt J
- Abstract
RIVM rapport:Het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC) van het RIVM heeft de in 1998 geregistreerde vergiftigingsgevallen geanalyseeerd om een gedetailleerd beeld te krijgen van de vergiftigingen bij de leeftijdsgroepen "pubers, volwassenen en ouderen". Bij de circa 20.000 onderzochte (vermoede)geintoxiceerden behoort 72% van de personen tot de leeftijdscategorie volwassenen, het aandeel van pubers en bejaarden was relatief klein. Geneesmiddelen werden het meest (63%) ingenomen. In mindere mate (21%) ging het om expositie aan producten uit de categorieen "alcoholica, drugs en tabak", "huishoudmiddelen en doe het zelf producten" en "industrieproducten". Blootstelling aan "bestrijdingsmiddelen", "planten, paddestoelen en dieren" en "cosmetica" was beperkt. Een aantal nieuwe geneesmiddelen blijkt al kort na introductie veelvuldig betrokken te zijn bij bij overdoseringen. Verpakkingen van sommige "non-food" producten, waarvan het uiterlijk lijkt op een "food" product, kunnen aanleiding geven tot verwisseling, en dientengevolge tot een ongewenste blootstelling. Nieuwe drugs kunnen plotseling populair worden. Oude geneesmiddelen die herontdekt worden voor ander gebruik, zoals het gammahydroxyboterzuur (GHB), kunnen bij misbruik ernstige intoxicaties veroorzaken. Het NVIC vervult een belangrijke functie bij het onderkennen van onvoorziene gezondheidsrisico's na de introductie van nieuwe consumenten producten en geneesmiddelen. Door informering van de overheid en beroepsgroepen kan de aanzet gegeven worden tot onderbouwing van specifieke maatregelen ter reductie van blootstelling aan xenobiotica., In 1988 the National Poisons Control Centre (NVIC) of the National Institute of Public Health and the Environment (RIVM) analysed reported expositions to xenobiotics to establish the frequency of accidental intoxication in adolescents, adults and older persons. Adults were involved in 72% of the approximately 20,000 information requests on exposition to xenobiotics. In most (63%) of the intoxication cases, medicines were ingested. Alcohol, drugs and tobacco, and household and industrial products were involved in 21% of the cases. Exposure to pesticides, plants, mushrooms and cosmetics was limited. Some new medicines were highly frequent in intoxication cases after their introduction. Look-alike packages of some "non-food" products, of which the appearance resembles a "food product", increasingly lead to erroneous use and unintended exposure. New illicit drugs can suddenly become available and the revival of old products, like gammahydroxybutyrate, used in a different manner caused severe intoxications. The poisons control centre has an important role in the signalling of unexpected possible dangerous circumstances or exposure to xenobiotics, especially after the introduction of new consumer products and medicines. Informing health authorities enables measures to be found and initiated to diminish the number of specific exposures.
- Published
- 2000
30. Leeftijdbeleid verhoogt motivatie en zelfvertrouwen werknemer : speurtocht op arbeidsmarkt naar laatste jongeren?
- Author
-
Ziekemeyer, M.
- Subjects
Gepensioneerden ,Leeftijdopbouw ,Ouderenbeleid ,Vergrijzing ,Nederland ,Workplace ,Oudere arbeidskrachten ,Bejaarden ,Ouderen ,Leeftijd - Abstract
Vanaf 2000 wordt het bedrijfsleven geconfronteerd met vergrijzing. Deze demografische ontwikkeling betekent aan de ene kant een toenemend aantal oudere werknemers en aan de andere kant een verminderde toestroom van jongeren. Dit artikel staat stil bij het gangbare ouderenbeleid, de arborisico's voor jonge werknemers en actuele mogelijkheden voor leeftijdbeleid. Daarna wordt ingegaan op de belastbaarheid bij ouderen, met aandacht voor burnout, midlife en pre-pensioenfase. Tevens wordt een belastbaarheidsprofiel gegeven en wordt de connectie met human interest theorieën beschreven.
- Published
- 1996
31. Leeftijdbeleid verhoogt motivatie en zelfvertrouwen werknemer : speurtocht op arbeidsmarkt naar laatste jongeren?
- Subjects
Gepensioneerden ,Leeftijdopbouw ,Ouderenbeleid ,Vergrijzing ,Nederland ,Workplace ,Oudere arbeidskrachten ,Bejaarden ,Ouderen ,Leeftijd - Abstract
Vanaf 2000 wordt het bedrijfsleven geconfronteerd met vergrijzing. Deze demografische ontwikkeling betekent aan de ene kant een toenemend aantal oudere werknemers en aan de andere kant een verminderde toestroom van jongeren. Dit artikel staat stil bij het gangbare ouderenbeleid, de arborisico's voor jonge werknemers en actuele mogelijkheden voor leeftijdbeleid. Daarna wordt ingegaan op de belastbaarheid bij ouderen, met aandacht voor burnout, midlife en pre-pensioenfase. Tevens wordt een belastbaarheidsprofiel gegeven en wordt de connectie met human interest theorieën beschreven.
- Published
- 1996
32. Ouderen blijven rijden : problemen van oudere automobilisten
- Author
-
Opmeer, C.H.J.M. and TNO Preventie en Gezondheid
- Subjects
Health ,Autorijden ,Bejaarden - Published
- 1995
33. Bloeddruk en sterfte bij hoogbejaarden
- Author
-
Boshuizen, H.C., Izaks, G.J., Buuren, S. van, Ligthart, G.J., and TNO Preventie en Gezondheid
- Subjects
bloedduk ,sterfte ,bejaarden - Published
- 1995
34. Ouderen blijven rijden : problemen van oudere automobilisten
- Subjects
Health ,Autorijden ,Bejaarden - Published
- 1995
35. Bloeddruk en sterfte bij hoogbejaarden
- Subjects
bloedduk ,sterfte ,bejaarden - Published
- 1995
36. Verzorgd of zelfstandig. Ouderen en de levensloop in Amsterdam in de tweede helft van de negentiende eeuw
- Subjects
bevolking (demografie) ,Bejaardenzorg ,Armenzorg ,1850-1900 ,Proefschriften (vorm) ,Amsterdam (stad) ,Bejaarden ,Ouderen - Abstract
This thesis centers around the question whether elderly people in the second half of the nineteenth century could lead an independent life and whether they could retain this independence as they got older. In order to answer this question, the image and self-image of the elderly were studied. Elderly people and their contemporaries formed an image of (in)dependence which may or may not correspond with day-to-day reality. This was examined by looking at the ideas of both nineteenth-century literators and the elderly themselves. Subsequently, these ideas were compared with day-to-day reality. ... Zie: Summary
- Published
- 1993
37. Arbeidsplaatsverbetering voor oudere werknemers : een pilot-study
- Author
-
Kruidenier, H.J.
- Subjects
Arbeidsgehandicapten ,Interviews ,Beroepsrehabilitatie ,Gepensioneerden ,Bevordering van arbeid door ouderen ,Ouderenbeleid ,Nederland ,Workplace ,Reintegratie ,Bejaarden - Abstract
De problematiek van de oudere werknemers vindt sinds kort in brede kring erkenning. Overheid, werkgevers- en werknemersorganisaties zijn het eens over de noodzaak om de arbeidsparticipatie van ouderen sterk te verhogen. Het belangrijkste middel is daarbij het verlengen van het arbeidsleven en het tegengaan van de uitstoot van ouderen. In dit kader heeft het NIA aan de Advies- en onderzoeksgroep AS/tri opdracht verstrekt om een beperkt, oriënterend veldonderzoek uit te voeren naar het 'hoe en waarom' van arbeidsplaatsaanpassingen voor oudere werknemers in Nederland. In dit rapport wordt verslag gedaan van dit onderzoek.
- Published
- 1993
38. Arbeidsplaatsverbetering voor oudere werknemers : een pilot-study
- Subjects
Arbeidsgehandicapten ,Interviews ,Beroepsrehabilitatie ,Gepensioneerden ,Bevordering van arbeid door ouderen ,Ouderenbeleid ,Nederland ,Workplace ,Reintegratie ,Bejaarden - Abstract
De problematiek van de oudere werknemers vindt sinds kort in brede kring erkenning. Overheid, werkgevers- en werknemersorganisaties zijn het eens over de noodzaak om de arbeidsparticipatie van ouderen sterk te verhogen. Het belangrijkste middel is daarbij het verlengen van het arbeidsleven en het tegengaan van de uitstoot van ouderen. In dit kader heeft het NIA aan de Advies- en onderzoeksgroep AS/tri opdracht verstrekt om een beperkt, oriënterend veldonderzoek uit te voeren naar het 'hoe en waarom' van arbeidsplaatsaanpassingen voor oudere werknemers in Nederland. In dit rapport wordt verslag gedaan van dit onderzoek.
- Published
- 1993
39. Verzorgd of zelfstandig. Ouderen en de levensloop in Amsterdam in de tweede helft van de negentiende eeuw
- Subjects
bevolking (demografie) ,Bejaardenzorg ,Armenzorg ,1850-1900 ,Proefschriften (vorm) ,Amsterdam (stad) ,Bejaarden ,Ouderen - Abstract
This thesis centers around the question whether elderly people in the second half of the nineteenth century could lead an independent life and whether they could retain this independence as they got older. In order to answer this question, the image and self-image of the elderly were studied. Elderly people and their contemporaries formed an image of (in)dependence which may or may not correspond with day-to-day reality. This was examined by looking at the ideas of both nineteenth-century literators and the elderly themselves. Subsequently, these ideas were compared with day-to-day reality. ... Zie: Summary
- Published
- 1993
40. Sociaal-economische status, gezondheid en medische consumptie, resultaten van een secundaire analyse van de CBS gezondheidsenquête 1983-1988
- Author
-
Ooijendijk, W.T.M. and Schaapsveld, K.
- Subjects
Standen ,Sociale lagen ,Deprivatie ,Zorgverzekering ,Registratie ,Gezondheidstoestand ,Bejaarden ,Sociaal-wetenschappelijk onderzoek ,Gepensioneerden ,Sociologie ,Economie ,Nederland ,Sociale ongelijkheid ,Ziektekostenverzekering ,Ouderen ,Ziekte en Gezondheid - Abstract
Deze vierde bundel in de reeks "Sociaal-economische gezondheidsverschillen onderzocht" bevat vier bijdragen. De eerste bijdrage behandelt de CBS gezondheidsenquête 1983-1988 aangaande sociaal-economische status, gezondheid en medische consumptie.
- Published
- 1992
41. Hoezo oud!: Een literatuuronderzoek ten behoeve van onderzoekprogrammering op het terrein van de ouder wordende werknemer
- Subjects
Sociaal ondernemingsbeleid ,Bevordering van arbeid door ouderen ,Gepensioneerden ,Personeelsbeleid ,Arbeid door ouderen ,Pensionering ,VUT ,Vervroegde uittreding ,Ziekteverzuim ,Workplace ,Bejaarden ,Sociaal verzuim ,Arbeidsongeschikten - Abstract
Centraal in dit literatuuronderzoek staat de oudere werknemer. Om de huidige positie van de oudere werknemer te begrijpen, is een historische contekst geschetst. Ontwikkelingen daarbinnen hebben een positieve invloed uitgeoefend op de bereidheid van bedrijven om de oudere wordende werknemer binnen het arbeidsproces te houden. Aan bod komen: de relevantie van demografische ontwikkelingen voor de deelname van oudere leeftijdscohorten aan het arbeidsproces. Tevens wordt verslag gedaan van de wijze waarop de overheid, belangengroepen en andere deskundigen hun opinies met betrekking tot de oudere werknemer tot nu toe hebben geformuleerd. Ingegaan wordt ook op de opinies van de betrokkenen zelf. Aan de orde komen ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid, regelingen en overwegingen ten aanzien van vroegtijdig uittreden en de pensioengerechtigde leeftijd. Er worden concrete voorstellen gedaan over de vraag hoe de ouder wordende werknemer voor het arbeidsproces behouden zou kunnen worden. Daarbij is de aandacht gericht op onderwerpen als veroudering en taakvervulling, arbeidssituatie en arbeidsloopbaan, de begeleiding bij werk en loopbaan en opleiding gericht op oudere werknemers.
- Published
- 1992
42. Hoezo oud!: Een literatuuronderzoek ten behoeve van onderzoekprogrammering op het terrein van de ouder wordende werknemer
- Author
-
Andries, F. and Nederlands Instituut voor Praeventieve Gezondheidszorg TNO Preventie en Gezondheid
- Subjects
Sociaal ondernemingsbeleid ,VUT ,Bejaarden ,Bevordering van arbeid door ouderen ,Gepensioneerden ,Personeelsbeleid ,Arbeid door ouderen ,Pensionering ,Vervroegde uittreding ,Ziekteverzuim ,Workplace ,Sociaal verzuim ,Arbeidsongeschikten - Abstract
Centraal in dit literatuuronderzoek staat de oudere werknemer. Om de huidige positie van de oudere werknemer te begrijpen, is een historische contekst geschetst. Ontwikkelingen daarbinnen hebben een positieve invloed uitgeoefend op de bereidheid van bedrijven om de oudere wordende werknemer binnen het arbeidsproces te houden. Aan bod komen: de relevantie van demografische ontwikkelingen voor de deelname van oudere leeftijdscohorten aan het arbeidsproces. Tevens wordt verslag gedaan van de wijze waarop de overheid, belangengroepen en andere deskundigen hun opinies met betrekking tot de oudere werknemer tot nu toe hebben geformuleerd. Ingegaan wordt ook op de opinies van de betrokkenen zelf. Aan de orde komen ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid, regelingen en overwegingen ten aanzien van vroegtijdig uittreden en de pensioengerechtigde leeftijd. Er worden concrete voorstellen gedaan over de vraag hoe de ouder wordende werknemer voor het arbeidsproces behouden zou kunnen worden. Daarbij is de aandacht gericht op onderwerpen als veroudering en taakvervulling, arbeidssituatie en arbeidsloopbaan, de begeleiding bij werk en loopbaan en opleiding gericht op oudere werknemers.
- Published
- 1992
43. Sociaal-economische status, gezondheid en medische consumptie, resultaten van een secundaire analyse van de CBS gezondheidsenquête 1983-1988
- Subjects
Standen ,Sociale lagen ,Deprivatie ,Zorgverzekering ,Registratie ,Gezondheidstoestand ,Bejaarden ,Sociaal-wetenschappelijk onderzoek ,Gepensioneerden ,Sociologie ,Economie ,Nederland ,Sociale ongelijkheid ,Ziektekostenverzekering ,Ouderen ,Ziekte en Gezondheid - Abstract
Deze vierde bundel in de reeks "Sociaal-economische gezondheidsverschillen onderzocht" bevat vier bijdragen. De eerste bijdrage behandelt de CBS gezondheidsenquête 1983-1988 aangaande sociaal-economische status, gezondheid en medische consumptie.
- Published
- 1992
44. Prevalentie van diabetes mellitus in verzorgingstehuizen
- Author
-
Mheen PJ van de and Mheen PJ van de
- Abstract
RIVM rapport:In landelijke prevalentieschattingen van diabetes mellitus blijven de bewoners van verzorgingstehuizen gewoonlijk buiten beschouwing. In dit onderzoek is een schatting gemaakt van die prevalentie. Dit is gebeurd door aan een representatieve steekproef van 215 tehuizen (op een totaal van 1590, voor verwerking geschikte respons 158) gegevens te vragen over het aantal gebruikte dieetmaaltijden. De prevalentie van diabetes mellitus in verzorgingstehuizen bleek bij vrouwen groter te zijn dan bij mannen (respectievelijk 16% versus 10%). Voor de vergelijking met landelijke prevalentiecijfers onder de bevolking van 65 jaar en ouder waren slechts twee bronnen beschikbaar. De prevalentie blijkt bij mannen in verzorgingstehuizen ongeveer 1.5 keer zo hoog en bij vrouwen 1.5 tot 4 keer. Er zijn enkele berekeningen gemaakt over de verwachte prevalentie in verzorgingstehuizen in het jaar 2005., not available
- Published
- 1989
45. De sociale problematiek bij de bejaarde zelfstandigen: een explorerend onderzoek
- Author
-
Van Mechelen, Frans, Dumon, Wilfried, Verhoeven, Jef, Delanghe, Luc, and Van Nieuwenhove, Frans
- Subjects
sociale problemen ,middenstand ,middle class ,levensstandaard ,bejaarden ,elderly ,standard of living ,social problems - Abstract
status: published
- Published
- 1964
Catalog
Discovery Service for Jio Institute Digital Library
For full access to our library's resources, please sign in.