6 results on '"B. J. A. M. Bottema"'
Search Results
2. ‘Pluis/niet-pluisgevoel’ of ‘expliciteren is beter’
- Author
-
B. J. A. M. Bottema and C. J. in ’t Veld
- Subjects
03 medical and health sciences ,030505 public health ,0302 clinical medicine ,media_common.quotation_subject ,030212 general & internal medicine ,General Medicine ,Art ,0305 other medical science ,Humanities ,media_common - Abstract
Na het letterlijk citeren van enkele auteurs die over het pluis/niet-pluisgevoel hebben gepubliceerd staan de auteurs in hun commentaar stil bij het diagnostisch proces en vestigen de aandacht op het belang van het expliciet maken van factoren uit context, anamnese en onderzoek die op rationele gronden tot beleid leiden. In het vervolg wordt eerst besproken wat een diagnose is en het diagnostisch proces plus de invloeden op dat proces. Dan wordt de diagnostische onzekerheid onder de loep genomen, die gezien kan worden als een onvermijdelijke rationele en reproduceerbare tussenuitkomst en in het bijzonder de onzekerheid in de huisartsenpraktijk. Besloten wordt met de samenvatting dat het pluis/niet-pluisgevoel een uitgangspunt is voor (zelf)evaluatie maar niet voor medische beslissingen.
- Published
- 2018
- Full Text
- View/download PDF
3. Geïntegreerde seksespecifieke huisartsgeneeskunde in de Nijmeegse huisartsopleiding: competenties, opzet en evaluatie
- Author
-
Petra Verdonk, P. W. Dielissen, B. J. A. M. Bottema, and Antoine L M Lagro-Janssen
- Subjects
Political science ,Medicine public health ,Humanities - Abstract
Inleiding: Sekse speelt een rol bij medische zorg. In toenemende mate wordt van huisartsen verwacht dat zij rekening houden met contextuele factoren waaronder sekse. In het raamplan van de huisartsopleidingen zijn seksespecifieke competenties beschreven. Om huisartsen in opleiding deze competenties te laten verwerven is onderwijs in seksespecifieke huisartsgeneeskunde noodzakelijk. Methoden: Er is een curriculum ontwikkeld, bestaande uit vijf modules, waarin de seksespecifieke competenties zijn uitgewerkt. Er worden evidence-based leermethoden gebruikt om aios huisartsgeneeskunde seksespecifiek medisch handelen te leren (interactief, praktijkgericht, reflectief). Het seksespecifieke curriculum is een geintegreerd onderdeel van de huisartsopleiding. Tussen 2005–2008 is na elke module de aios gevraagd een evaluatieformulier in te vullen met de bedoeling het onderwijs te evalueren en leerpunten te inventariseren. Resultaten: De modules van het betreffende onderwijsprogramma zijn verdeeld over de driejarige huisartsopleiding. In het onderwijs worden seksespecifieke onderwerpen behandeld met een hoge huisartsgeneeskundige relevantie zoals de arts-patient communicatie, hart- en vaatziekten en depressie. De evaluatie van het onderwijs is overwegend positief. De geformuleerde leerpunten van de aios sluiten aan bij de competenties van het seksespecifieke onderwijsprogramma. Discussie en conclusie: Met succes is een seksespecifiek onderwijsprogramma geimplementeerd in de Nijmeegse huisartsopleiding. De evaluatie laat zien dat het onderwijs in seksespecifieke huisartsgeneeskunde positief wordt gewaardeerd. Daarnaast draagt het onderwijs bij aan een besef van de invloed van de factor sekse in de dagelijkse medische praktijk. De modulaire opbouw en de competentiegerichte onderwijsmethoden maken het geschikt voor andere huisartsopleidingen. (Dielissen PW, Bottema BJAM, Verdonk P, Lagro-Janssen ALM. Geintegreerde seksespecifieke huisartsgeneeskunde in de Nijmeegse huisartsopleiding: competenties, opzet en evaluatie. Tijdschrift voor Medisch Onderwijs 2010(29);3:200–209.)
- Published
- 2010
- Full Text
- View/download PDF
4. Differentiatie in de huisartsopleiding: evaluatie van een nieuwe module
- Author
-
M. H. Sagasser, Th. B. Voorn, B. P. A. Thoonen, and B. J. A. M. Bottema
- Subjects
Medicine public health ,Political science ,Humanities - Abstract
Inleiding: Aan het derde jaar van de huisartsopleiding is de keuzemodule ‘Differentiatie’ toegevoegd. Met deze curriculumvernieuwing wordt beoogd de huisarts-in-opleiding (aios) maatwerk te bieden tijdens de opleiding en een aanzet te geven voor een persoonlijke ontwikkeling in de latere beroepspraktijk. Voor deze module stelt de aios bij een zelfgekozen differentiatie- onderwerp een plan op met doelen, activiteiten en tijdsbesteding. In een evaluatiestudie zijn de meningen van aios, huisarts-opleiders (hao’s) en docenten over de praktische uitvoering onderzocht.
- Published
- 2007
- Full Text
- View/download PDF
5. Uitingen van longziekten
- Author
-
B. J. A. M. Bottema
- Abstract
Dat luchtwegklachten en longaandoeningen heel veel voorkomen, kan elke Nederlander uit eigen ervaring wel vertellen. Veel klachten en verschijnselen komen niet eens ter kennis van een arts en verdwijnen zonder medisch hulp. Aan de huisarts worden zij in zeer uiteenlopende stadia gepresenteerd. Van eenvoudige verkoudheid tot ernstige pneumonie met kortademigheid.
- Published
- 2011
- Full Text
- View/download PDF
6. Do levels of immunoglobulin G antibodies to foods predict the development of immunoglobulin E antibodies to cat, dog and/or mite?
- Author
-
P E D, Eysink, P J E, Bindels, S O, Stapel, B J A M, Bottema, J S, Van Der Zee, and R C, Aalberse
- Subjects
Hypersensitivity, Immediate ,Male ,Inhalation Exposure ,Mites ,Infant ,Immunoglobulin E ,Cross-Sectional Studies ,Dogs ,Logistic Models ,Food ,Child, Preschool ,Immunoglobulin G ,Cats ,Animals ,Humans ,Female ,Longitudinal Studies ,Prospective Studies ,Biomarkers - Abstract
In children at high risk of inhalation allergy, food sensitization is associated with an increased risk for sensitization to inhalant allergens. Furthermore, this association was also found in a cross-sectional study.To examine in a prospective study, whether levels of IgG to foods (i.e. mixture of wheat and rice, mixture of soy bean and peanut, egg white, cow's milk, meat, orange and potato) indicate an increased risk for the future development of IgE antibodies to inhalant allergens in a low-risk population and whether they can be used as predictors of the subsequent development of IgE antibodies in young, initially IgE-negative children.Coughing children, aged 1-5, visiting their GPs, were tested for IgE antibodies to mite, dog and cat (RAST) and IgG (ELISA) to foods. All IgE-negative children were retested for IgE antibodies after two years. The IgG results (66 percentiles) of the first blood sample were compared to the RAST-scores of the second blood sample.After two years, 51 out of 397 (12.8%) originally IgE-negative children, had become IgE-positive for cat, dog and/or mite. An increased IgG antibody level to wheat-rice (OR = 2.2) and to orange (OR = 2.0) indicated an increased risk of developing IgE to cat, dog or mite allergens. In addition to IgG to a mixture of wheat-rice and orange; total IgE, breastfeeding, eczema as a baby and age were the most important predictors for the subsequent development of IgE to inhalant allergens.An increased IgG antibody level to a mixture of wheat-rice or orange, indicates an increased risk of developing IgE to cat, dog or mite allergens. This indicates that excessive activity of the mucosal immune system is present before IgE antibodies to airborne allergens can be demonstrated. Nevertheless, IgG to foods is not very helpful (with a positive predictive value of 16.5%, and negative predictive value of 90.6%) in identifying individual children at risk in clinical practice. However, besides other risk factors, IgG to wheat-rice and to orange could be useful as a screening test for studies in the early identification, i.e. before IgE antibodies can be detected, of children with an increased risk of developing IgE antibodies in the future.
- Published
- 2002
Catalog
Discovery Service for Jio Institute Digital Library
For full access to our library's resources, please sign in.