176 results on '"Attie F"'
Search Results
2. Surgical Results in Discrete Subaortic Stenosis
- Author
-
Sota, R., Attie, F., Dominguez, R. Chavez, Ovseyevitz, J., Buendia, A., Zamora, C., Doyle, Eugenie F., editor, Engle, Mary Allen, editor, Gersony, Welton M., editor, Rashkind, William J., editor, and Talner, Norman S., editor
- Published
- 1986
- Full Text
- View/download PDF
3. Takayasu Arteritis in Children
- Author
-
Ovseyevitz, J., Attie, F., Pineda, C., Martinez-Lavin, M., Osornio, A., Buendia, A., Sanchez-Torres, G., Doyle, Eugenie F., editor, Engle, Mary Allen, editor, Gersony, Welton M., editor, Rashkind, William J., editor, and Talner, Norman S., editor
- Published
- 1986
- Full Text
- View/download PDF
4. Mitral Valve Replacement in Children under 16 Years of Age: Experience with the Bjork-Shiley Prosthesis
- Author
-
Martínez, J., Attie, F., Soriano, F. Lopez, Gil, M., Beundía, A., Ovseyevitz, J., Dominguez, R. Chavez, De la Cueva, R., Doyle, Eugenie F., editor, Engle, Mary Allen, editor, Gersony, Welton M., editor, Rashkind, William J., editor, and Talner, Norman S., editor
- Published
- 1986
- Full Text
- View/download PDF
5. Kraaiachtigen, een bedreiging voor weidevogels? Een literatuuronderzoek naar de rol van kraaiachtigen als predator en de invloed daarvan op weidevogels
- Author
-
Bos, Attie F. and Vugteveen, Pim
- Abstract
Het aantal kraaiachtigen is in de tweede helft van de vorige eeuw sterk toegenomen in Nederland, dit geldt vooral voor de zwarte kraai en de kauw in agrarische gebieden. De eksteraantallen gaan landelijk gezien achteruit, die van de Vlaamse gaai nemen eerder toe dan af. Het aantal roeken laat een groei zien, hoewel een maximum schijnt de zijn bereikt. Kraaiachtigen zijn altijd zwaar bejaagd, niet alleen vanwege de schade die zij toebrengen aan land- en tuinbouwgewassen, maar ook aan bedreigde vogelsoorten. Binnen de familie van de kraaiachtigen is de zwarte kraai de belangrijkste predator van eieren en jongen van weidevogels, de andere kraaiachtigen spelen hierin een ondergeschikte rol. Uit onwetendheid worden alle kraaiachtigen vaak over een kam geschoren als zijnde zwarte kraaien. De komst van de nieuwe Flora- en faunawet in 2002 vormde aanleiding tot heftige discussies over nut en noodzaak van de jacht op schadeveroorzakende kraaiachtigen. Wildbeheereenheden vreesden bijvoorbeeld dat een totaal jachtverbod een toename van predatoren zou veroorzaken waardoor bedreigde vogelsoorten, met name weidevogels, zouden afnemen. Voor- en tegenstanders konden hun beweringen echter niet staven met concrete cijfers over de werkelijke schade die kraaiachtigen aan weidevogels toebrengen. Het doel van deze literatuurstudie is een overzicht te geven van de huidige kennis over de predatiedruk van kraaiachtigen in het algemeen en op weidevogels in het bijzonder. In deze studie is gekozen voor kraaiachtigen als predatorgroep en niet voor de vos aangezien deze reeds uitvoerig is beschreven. Als grondbroeders vormen weidevogels een predatiegevoelige groep. Er zijn verschillende factoren die de predatiedruk van kraaiachtigen vergroten. Zo hangt de aanwezigheid van kraaiachtigen, en daarmee de predatiedruk, nauw samen met de mate waarin weidegebieden worden afgewisseld met kleine bossen en groepen bomen. Beheermaatregelen zoals schaalvergroting en het open houden van graslanden zijn daarom gunstig voor weidevogels. De laatste decennia gaat het aantal weidevogels in Nederland in hoog tempo achteruit. De belangrijkste oorzaken zijn biotoopverslechtering door inrichting (infrastructuur, gebouwen) en beheer van het landelijk gebied (areaalvermindering, laag grondwaterpeil); daarnaast spelen intensieve landbouwmethoden (hogere veedichtheid, nieuwe maai- en mesttechnieken) een grote rol. Predatie is de meest voorkomende natuurlijke verliesoorzaak. Aanpassingen zoals nestverdediging, vervolglegsels en gezamenlijk broeden verminderen de kans op predatie. Op zich is predatie geen ramp. Een gruttopaartje hoeft slechts gemiddeld 0,6 kuiken per jaar groot te brengen om een populatie in stand te houden. Bij de kievit en tureluur ligt het vereiste aantal iets hoger. Tussen soorten, gebieden en jaren is er veel verschil in oorzaken die het reproductiesucces en de overlevingskans van weidevogels bepalen. In het jaar 2000 kwam van de 90.000 onderzochte nesten op percelen waar weidevogels worden beschermd 54% uit, ging 24% verloren door predatie, 9% door agrarische activiteiten (beweiding en maaien), 5% door verlating van het nest en 8% door onbekende oorzaken. Onduidelijk is in welke mate de verschillende predatorsoorten bijdragen aan het verlies van eieren en kuikens. Predatie wordt niet alleen bepaald door aantallen en soorten predatoren in een gebied maar ook door aantallen en dichtheden van (alternatieve) prooien. Ondanks de inspanningen van veel organisaties, terreinbeheerders, boeren en vrijwilligers neemt het aantal weidevogels af. De belangrijkste oorzaak lijkt de kwaliteit van de agrarische gebieden te zijn. Onderzocht moet worden of de gewensteaantallen wel worden gehaald door verdergaande beheerovereenkomsten, waarbijonder meer het waterpeil wordt betrokken, door kwalitatief beter beheer enuitgebreidere beschermende maatregelen (ook later in het seizoen).De slotconclusie van dit rapport luidt dat een eenduidige uitspraak over de invloedvan predatie door kraaiachtigen op weidevogelpopulaties op dit moment niet te gevenis omdat betrouwbare cijfers ontbreken. De effecten van de predatatiedruk vankraaiachtigen, met name die van de zwarte kraai en kauw, dienen dan ook beter teworden onderzocht. Aanbevolen wordt een vergelijkend onderzoek te doen naar depopulatieontwikkelingen van weidevogels en predatoren in gebieden waar wel enwaar geen afschot plaatsvindt. Om eventuele schadelijke activiteiten van zwartekraaien in bepaalde gebieden te voorkomen of te beperken zou moeten wordenonderzocht of het mogelijk is gebruik te maken van de (slimme) eigenschappen vandeze vogels.
- Published
- 2005
6. Hoofdluis, een voortdurende kopzorg? Literatuurstudie naar de biologie van de hoofdluis, de besmettingsfactoren, de risico’s van chemische bestrijding en de huidige inspanningen op het gebied van controle en preventie
- Author
-
Bos, Attie F. and Otter, K. den
- Abstract
In Nederland wordt hoofdluisbesmetting als een groeiend (gezondheids)- probleem beschouwd. Dit literatuuronderzoek is dan ook uitgevoerd naar aanleiding van de vele vragen die over dit onderwerp aan de Weten- schapswinkel Biologie worden gesteld. Hoofdluizen zijn parasieten die uitsluitend van het bloed van hun gastheer leven. Hun wetenschap-pelijke naam luidt Pediculus humanus capitis. Deze insecten komen voornamelijk tussen en op de hoofdharen voor. De eieren of neten worden met een snel hardende kitstof op korte afstand van de schedel op de haren afgezet, bij voorkeur achter de oren en in de nek. Hoofdluizen verspreiden zich voornamelijk door van de ene op de andere persoon over te stappen. Schoolkinderen worden het meest getroffen, meisjes meer dan jongens. Hoe langer het haar en hoe meer mensen in elkaars nabijheid leven, hoe groter de kans op besmetting. In voorlichtingsfolders wordt altijd geadvi-seerd neten en hoofd-luizen met chemische middelen te verdelgen. Deze zijn als shampoo, spray of lotion bij iedere drogist en apotheek vrij te verkrijgen. Schoolgaande kinderen worden soms meerdere keren per jaar besmet en worden dan ook meerdere keren met insecticiden behandeld. De middelen worden bovendien steeds vaker preventief toegepast. Deze gang van zaken kan ernstige gevolgen hebben voor de gezondheid van (kleine) kinderen. Meer onderzoek is nodig naar de effectiviteit van insecticiden tegen hoofdluis, naar de hoeveelheid insecticide die wordt opgenomen via de hoofdhuid van de gebruikers en naar de gezondheids- risico's van (chronische) blootstelling van kinderen aan deze stoffen. Vermoed wordt dat de hoofdluizen in Nederland resistent raken tegen de meest gebruikte middelen. Een veilig alternatief voor het gebruik van insecticiden is het haar dagelijks, gedurende meerdere weken, systematisch kammen met een goede (elektrische) luizenkam. De diagnose "hoofdluis" wordt praktisch altijd op school gesteld. Er zijn steeds meer scholen waar een ouderwerk-groep is belast met de controle van hoofdluis. De traditionele methode is met het blote oog de hoofdhuid en haren te onderzoeken op levende luizen en neten. Deze methode is niet erg betrouwbaar. Voor een leek is het moeilijk de verschillende stadia van hoofdluisontwikkeling (ei, larve, volwassen luis) te herkennen. Levende volwassen luizen en larven worden lang niet altijd gezien en neten hoeven niet altijd uit te komen. Gebrek aan juiste informatie en het niet consequent uitvoeren van een overeengekomen beleid vormen de belangrijkste knelpunten bij de controle en preventie van hoofdluis. Individuele behandeling is nodig, maar alleen een massale en gelijktijdige behandeling leidt tot een significante afname van het aantal besmettingen. Scholen zouden verplicht moeten worden het aantal leerlingen met hoofdluisbesmetting te melden. Periodieke registratie is noodzakelijk om inzicht te krijgen in het aantal besmettingen per jaar, in geografische verschillen en in fluctuaties per seizoen. Tot nu toe is voornamelijk onderzoek verricht naar de fysieke verschijnselen van hoofdluis-besmetting en nauwelijks naar de psychologische en sociale effecten hiervan. Deze moeten echter niet worden onderschat. Pogingen op landelijk niveau via tijdelijke acties de hoofdluis te bestrijden zijn tot nu toe op niets uitgelopen. Het is noodzakelijk dat de hoofdluisproblematiek onder de verantwoordelijkheid van één overkoepelende instelling valt. Aanbevolen wordt een Landelijk Meldpunt Hoofdluis op te richten die, in samenwerking met de Gemeenschappelijke Gezondheidsdiensten (GGD), de hoofdluisbestrijding centraal aanstuurt en coördineert.
- Published
- 2003
7. Monitoring van anti-verdrogingsmaatregelen in Drenthe Onderzoek naar het monitoren van de effecten van maatregelen tegen verdroging van natuurgebieden in de provincie Drenthe, toegespitst op de situatie in het Drentsche Aa-gebied
- Author
-
Zuidema, Ebele and Bos, Attie F.
- Abstract
Samenvatting Verdroging is een van de belangrijkste oorzaken van de kwalitatieve achteruitgang van natuurgebieden in Nederland. Hoewel de verdroging al tientallen jaren aan de gang was heeft het nog tot 1989 geduurd eer het milieuvraagstuk verdroging en de nadelige effecten op levensgemeenschappen onderwerp van beleid werd. Een natuurgebied is verdroogd als de grondwaterstand onvoldoende hoog is en/of de kwel onvoldoende sterk om de karakteristieke grondwaterafhankelijke ecologische waarden in dat gebied te kunnen beschermen. Een natuurgebied wordt ook als verdroogd aangemerkt als gebiedsvreemd water wordt ingelaten om een te lage grondwaterstand te compenseren. Oorzaken van verdroging zijn met name de ontwatering ten behoeve van de landbouw, de grondwaterwinning voor de industrie en drinkwater-voorziening en de beregening van landbouw-gewassen in droge zomers. Doelstelling van de rijksoverheid is een reductie van het verdroogde areaal van 25% in het jaar 2000 en 40% in het jaar 2010 ten opzichte van het referentiejaar heeft geen concrete doel- en taakstelllingen gekoppeld aan de gewenste hydrologische situaties en aan de natuurdoeltypen die op provinciaal niveau moeten worden gehaald. De doelstellingen van het rijk zijn dus niet toetsbaar. De provincies kregen een coördinerende en sturende rol in de uitvoering van maatregelen tegen verdroging van natuurgebieden. Ook in de provincie Drenthe vormt verdroging een van de belangrijkste bedreigingen voor de grondwaterafhankelijke flora en fauna. In het Waterhuishoudingsplan is in 1993 de basis gelegd voor het anti-verdrogingsbeleid van de provincie Drenthe. Functies werden aan grondgebruik en aan gewenste grond- watersituaties gekoppeld. Deze grondwatersituaties zijn richtinggevend voor het peilbeheer van het oppervlaktewater. Daarnaast zijn de verdroogde natuurgebieden in kaart gebracht en knelpunten voor de aanpak verdroging geformuleerd. Vervolgens is in 1998 het Plan van aanpak verdroging opgesteld, gevolgd door een Convenant uitvoering verdrogingsbestrijding die door 21 verschillende partijen is ondertekend. Voor de provincie is het van belang om inzicht te hebben in de effecten van de maatregelen tegen verdroging. Daarvoor is een adequaat monitoringssysteem nodig. De Wetenschapswinkel Biologie van de Rijksuniver-siteit Groningen is gevraagd om te onderzoeken of en op welke wijze er in de praktijk wordt gemonitord. Als onderzoeksgebied is gekozen voor het ROM/WCL-project Drentsche Aa/Elperstroom. Hoewel beleidsmatig steeds meer aandacht aan monitoring wordt besteed, kan worden geconcludeerd dat dit zijn uitwerking (nog) niet heeft gehad op de uitvoerende instanties. Een goede omschrijving van het begrip monitoren wordt node gemist, evenals een eenduidig monitorings-systeem. Het gestructureerd monitoren van de effecten van uitgevoerde maatregelen om verdroging van natuurgebieden te voorkomen of te herstellen, gebeurt weinig of helemaal niet in de projecten van het ROM/WCL-gebied Drentsche Aa/Elperstroom. Het blijkt dat bij slechts 5 van de 15 projecten hydrologische metingen worden uitgevoerd, bijgehouden en gerap-porteerd. Van de 8 OBN projecten worden slechts 3 gemonitord. Geconcludeerd kan worden dat er wel maatregelen worden genomen, maar dat dit geen vervolg krijgt omdat het geld op is. Vegetatiekarteringen vinden in het algemeen eens in de tien jaar plaats en zijn niet specifiek gericht op de verdro-gingsproblematiek. Voorafgaand aan het monitoren is het formuleren van concrete en toetsbare doelstellingen zeer belangrijk, deze ontbreken voor het ROM/WCL-project. Hoewel er wel naar de hydrologische situatie wordt gekeken, wordt in evaluaties niet opgenomen in hoeverre de speciale maatregelen tegen verdroging succesvol zijn geweest. De enige evaluatie waarbij verdroging specifiek aan de orde komt is in de tussentijdse ROM/WCL evaluatie uit 1998. De conclusies zijn echter zeer algemeen en gebaseerd op schattingen van de gemiddelde peilverhoging van het oppervlaktewater. De verdroging van natuurgebieden is juist gebaseerd op de grondwaterstanden. Het is echter ook nog niet mogelijk om de effecten van de uitgevoerde maatregelen te meten omdat het herstel van natuurgebieden jaren kan duren, minstens 5 tot 7 jaren. Geconcludeerd wordt dat er onduidelijkheid heerst over de taakverdeling bij het moni-toren van de effecten van maatregelen tegen verdroging. In de projectgebieden hebben meerdere instanties een taak op het gebied van de waterhuishouding en natuurbeheer. Bij terreinbeheerder en waterschap is niemand specifiek belast met de monitoring van de uitgevoerde maatregelen. De provincie heeft als taak de verdrogingskaart tweejaarlijks te actualiseren. Met de huidige monitoring is het echter (nog) niet mogelijk om een duidelijk beeld te krijgen van de effectiviteit van het gevoerde beleid. Aanbevolen wordt om bij subsidieaanvragen een concreet plan voor het monitoren op te nemen. In de begroting moet daarvoor een bepaald geldbedrag worden gereserveerd. Als voorbeeld kan alsnog het ROM/WCL-project worden genomen.
- Published
- 2001
8. Water pollution in lakes in The Netherlands and Romania
- Author
-
Feddema, Lysbeth H, Harteveld, Marieke, and Bos, Attie F
- Abstract
A comparative (desk) study on water pollution in the Zuidlaardermeer, Lake Agrement and Lake Ciric, with specific attention given to eutrophication.
- Published
- 2000
9. Olie en wadvogels, Een literatuurstudie naar de effecten van olievervuiling op zeevogels, toegspitst op vogels die voor kortere of langere tijd afhankelijk zijn van de Waddenzee
- Author
-
Bos, Attie F. and Smit, Rixt
- Abstract
Olie en wadvogels Een literatuurstudie naar de effecten van olievervuiling op zeevogels, toegespitst op vogels die voor kortere of langere tijd afhankelijk zijn van de Waddenzee.
- Published
- 1998
10. De gevolgen van motorcrossen op een natuurgebied in de gemeente Zuidwolde
- Author
-
Duine, Frank and Bos, Attie F. (eindred.)
- Subjects
ComputingMethodologies_DOCUMENTANDTEXTPROCESSING ,GeneralLiterature_REFERENCE(e.g.,dictionaries,encyclopedias,glossaries) - Published
- 1998
11. Zin en onzin van milieukeurmerken Een studie naar de betekenis van 'groene logo's' en milieukeurmerken op producten, met speciale aandacht voor de kledingsector
- Author
-
Visser, Jacobje and Bos, Attie F.
- Abstract
De lijst van binnen- en buitenlandse milieukeurmerken op producten is lang en bepaald niet overzichtelijk. Aanleiding tot de studie waren diverse vragen aan de Wetenschapswinkel Biologie naar het nut en de betekenis ervan. Voor het onderzoek zijn meer dan 40 milieukeurmerken nader bekeken. Er zijn keurmerken, die algemeen erkend en betrouwbaar zijn, zoals het door de Nederlandse overheid ingestelde Milieukeur, en merken waar dit niet voor geldt. Sommige keurmerken betekenen niets, andere overlappen elkaar. Sommige producten zonder keurmerk zijn minstens even milieuvriendelijk als andere, die met recht een betrouwbaar milieukeurmerk voeren. In de kledingsector wemelt het van vage milieuclaims en -logo's. Of de informatie op de kledinglabels klopt, is voor de consument nauwelijks te achterhalen. Kleding, die aan zeer hoge milieu-eisen voldoet en het Eko-keurmerk draagt, is niet in gewone kledingzaken te vinden. Anderzijds komt het voor dat kleding aan dezelfde hoge eisen voldoet, maar geen keurmerk heeft wegens de daaraan verbonden kosten. Een andere branche met veel milieukeurmerken, is de agrarische sector. In het rapport worden acht keurmerken uit deze sector behandeld, die iets zeggen over de milieubelasting. Er bestaan er meer en er komen steeds nieuwe bij. Geconstateerd wordt, dat de Nederlandse overheid er niet in geslaagd is de wildgroei aan groene logo's en milieuclaims te beteugelen, ondanks het instellen van de MilieuReclameCode en de officiële Milieukeur. Het aantal moet drastisch verminderen en er moet een eenvoudiger systeem voor milieukeurmerken komen. Door de overmaat weet de klant niet welke producten te vertrouwen zijn en bestaat het gevaar dat het overheidskeurmerk, de Milieukeur, niet op waarde wordt geschat. Consumenten stellen een officieel milieukeurmerk op prijs, maar willen meer informatie over herkomst, samenstelling en milieubelasting. De uit 1993 stammende beleidsvoornemens van de rijksoverheid voor integrale productinformatie worden veel te lang uitgesteld. Zolang er nog geen goede alternatieven zijn, moet echter de Milieukeur blijven bestaan. Maar dan moet wel de betekenis duidelijker worden gemaakt, meer productgroepen moeten het keurmerk dragen en producten met het keurmerk moeten verkrijgbaar zijn bij de reguliere verkooppunten. Bovendien verdient het aanbeveling om het BTW-tarief voor minder belastende producten omlaag te brengen.
- Published
- 1998
12. Het land om de stad, wat deert ons dat? Een studie naar de compensatiemogelijkheden voor het verlies van natuur- en landschapswaarden door stadsuitbreiding in het Reitdiepgebied bij Groningen
- Author
-
Oostveen, Paul van and Bos, Attie F.
- Abstract
Ruimte is een schaars goed in Nederland. Dit uit zich regelmatig in conflicten over het ruimtegebruik. Conflicten kunnen met name optreden als stadsuitbreiding natuur- en landschapswaarden bedreigt. De rijksoverheid onderkent dit probleem en heeft door middel van de Visie Stadslandschappen een discussie op gang gebracht over de mogelijkheden om verstedelijking en 'groen beleid' beter op elkaar af te stemmen. Daarnaast is het begrip 'compensatiebeginsel' geïntroduceerd, dat wil zeggen dat het verlies aan landschapswaarden door o.a. de aanleg van wegen of stadsuitbreiding wordt gecompenseerd. De nog te bouwen woonwijk Reitdiep dient voor de gemeente Groningen als voorbeeldproject conform de Visie Stadslandschappen. Uit het onderzoek blijkt, dat de woonwijk het einde betekent van belangrijke natuurhistorische, archeologische en landschappelijke waarden, niet alleen op de locatie van de geplande woonwijk, maar ook in het gebied eromheen. Het gedeelte, waar de nieuwe Reitdiepwijk zal worden gebouwd, geldt als agrarisch gebied, waarop het compensatiebeginsel niet van toepassing is. Er is veel voor te zeggen, om niet alleen de natuur- en landschapswaarden in dit zogenaamde 'witte gebied', maar ook de effecten op het aangrenzende gebied (dat gedeeltelijk onder de Ecologische Hoofdstructuur valt) te compenseren. Het voorbeeldkarakter van dit project beperkt zich thans tot het aanleggen van groenstroken, 'nieuwe natuur' en namaakwierden, die absoluut niet opwegen tegen wat verloren dreigt te gaan. In het rapport worden verscheidene aanbevelingen gedaan om het verlies te beperken en enigszins te compenseren.
- Published
- 1997
13. Percutaneous closure of hypertensive ductus arteriosus
- Author
-
Zabal, C., primary, Garcia-Montes, J. A., additional, Buendia-Hernandez, A., additional, Calderon-Colmenero, J., additional, Patino-Bahena, E., additional, Juanico-Enriquez, A., additional, and Attie, F., additional
- Published
- 2010
- Full Text
- View/download PDF
14. Surgical treatment for secundum atrial septal defects in adults >40 years old: a randomized clinical trial
- Author
-
Attie, F., primary, Rosas, M., additional, Granados, N., additional, Zabal, C., additional, Buendı́a, A., additional, and Calderón, J., additional
- Published
- 2002
- Full Text
- View/download PDF
15. The adult patient with Ebstein anomaly. Outcome in 72 unoperated patients.
- Author
-
Attie, F, Rosas, M, Rijlaarsdam, M, Buendia, A, Zabal, C, Kuri, J, and Granados, N
- Published
- 2000
- Full Text
- View/download PDF
16. Rules for diagnosis of arterioventricular discordances and spatial identification of ventricles. Crossed great arteries and transposition of the great arteries.
- Author
-
de la Cruz, M V, Berrazueta, J R, Arteaga, M, Attie, F, and Soni, J
- Abstract
Rules are presented for the diagnosis of arterioventricular discordances and the spatial position of the ventricles in these cardiopathies by means of angiocardiography and the position of cardiac catheters. Because these rules are based on previous anatomo-embryological findings, the normal development of the conus and the truncus is briefly analysed. The probable morphogenesis of this group of truncoconal cardiopathies is discussed. The fundamental process required to establish the diagnosis of these cardiopathies is as follows: 1) The truncoconal morphology is identified in the lateral projection. a) The anterior position of the pulmonary artery and its infundibulum with respect to the aorta and its infundibulum is characteristic of crossed great arteries with arterioventricular concordance or discordance. b) The anterior position of the aorta and its infundibulum with respect to the pulmonary artery and its infundibulum is characteristic of transposition of the great arteries with arterioventricular concordance or discordance. 2) Once the truncoconal morphology is identified, the use of the anteroposterior projection allows the establishment of the differential diagnosis between arterioventricular concordances and discordances, and of the spatial location of the ventricles in these entities. a) An anterior pulmonary artery directed from right to left, emerging from an infundibulum placed on the left side (anatomically right ventricle on the left) or an anterior pulmonary artery directed from left to right, arising from an infundibulum located to the right (anatomically right ventricular placed on the right), is the specific image of discordant crossed great arteries. b) An anterior pulmonary artery directed from right to left emerging from an infundibulum placed on the right side (anatomically right ventricle on the right side) or the anterior pulmonary artery directed from left to right arising from a left-sided infundibulum (anatomically right ventricle placed on the left side) is characteristic of concordant crossed great arteries. c) An anterior aorta placed to the right of the pulmonary artery and emerging from a left-sided infundibulum (anatomically right ventricle placed on the left side) or an anterior aorta placed to the left of the pulmonary artery and arising from an infundibulum placed on the right side (anatomically right ventricle placed on the right) is characteristic of discordant transposition of the great arteries. d) An anterior aorta placed to the right of the pulmonary artery emerging from a right-sided infundibulum (anatomically right ventricle placed on the right) or an anterior aorta placed to the left of the pulmonary artery arising from an infundibulum placed on the left (anatomically right ventricle placed on the left) is the specific picture of concordant transposition of the great arteries... [ABSTRACT FROM PUBLISHER]
- Published
- 1976
- Full Text
- View/download PDF
17. Arterioventricular relations and their classification. Two specimens of arterioventricular discordance and review of published reports.
- Author
-
De la Cruz, M V, Amoedo, M, Rivera, F, and Attie, F
- Published
- 1974
- Full Text
- View/download PDF
18. Congenitally corrected transposition with atrioventricular septal defect.
- Author
-
Attie, Fause, Iturralde, Pedro, Zabal, Carlos, Rijlaarsdam, Maria, Buendia, Alfonso, Colin, Luis, Vargas-Barron, Jesus, Muñoz-Castellanos, Luis, Attie, F, Iturralde, P, Zabal, C, Rijlaarsdam, M, Buendia, A, Colin, L, Vargas-Barron, J, and Muñoz-Castellanos, L
- Published
- 1998
- Full Text
- View/download PDF
19. Congenital absence of pulmonary valve leaflets.
- Author
-
Buendia, A, Attie, F, Ovseyevitz, J, Zghaib, A, Zamora, C, Zavaleta, D, Vargas-Barron, J, and Richheimer, R
- Abstract
Congenital absence of pulmonary valve leaflets is an uncommon condition usually associated with ventricular septal defect and an obstructive pulmonary valve ring. Twenty-one patients with these malformations are described. Twenty had an associated ventricular septal defect with ventriculoarterial concordance, and one also had transposition of the great arteries, ventricular septal defect, and obstructive pulmonary valve ring. The clinical features, cardiac catheterisation findings, and angiocardiographic results are presented. Twelve patients underwent cardiac surgery. Three patients died, one in the early, and the other two in the late postoperative period. The results, according to the surgical technique employed and postoperative cardiac catheterisation findings, showed that patients in whom the bioprostheses were implanted in the pulmonary position had a better late follow-up. [ABSTRACT FROM PUBLISHER]
- Published
- 1983
- Full Text
- View/download PDF
20. IBN Sina (Avicena): o intelecto e a cura da alma
- Author
-
Attie Filho, Miguel
- Subjects
filosofia árabe ,Philosophy (General) ,B1-5802 - Abstract
Este artigo apresenta uma tradução do prólogo da obra chr(38)quot;Al Sifãchr(38)quot;, inscrita por Ibn Sina (980-1037 d. c. ) além de discutir elementos sobre a questão da alma e do intelecto
- Published
- 2007
21. Hypertension in children and adolescence,Hipertensión arterial sistémica en el niño y adolescente
- Author
-
Lomelí, C., Rosas, M., Mendoza-González, C., Méndez, A., Lorenzo, J. A., Buendía, A., Férez-Santander, S. M., and Attie, F.
22. Balloon angioplasty in aortic coarctation: a multicentric study in Mexico
- Author
-
Munayer Calderón, J., Zabal Cerdeira, C., Ledesma Velazco, M., Aldana Pérez, T., Ramírez Reyes, H., Lázaro Castillo, J. L., Attie, F., Alva Espinoza, C., Buendía Hernández, A., Jiménez Zepeda, D., Marco A Martinez Rios, Jiménez Arteaga, S., Luis Miranda, R. S., Calderón Colmenero, J., Martínez Sánchez, A., Maza Juárez, G., Gómez, F. D., Ortegón Cárdenas, J., García Montes, J. A., Quintero, L. R., Campos Gómez, A., and Sánchez Soberanes, A.
- Subjects
Adult ,Male ,Adolescent ,Infant, Newborn ,Infant ,Middle Aged ,Aortic Coarctation ,Child, Preschool ,Humans ,Female ,Child ,Mexico ,Angioplasty, Balloon ,Follow-Up Studies - Abstract
To analyze immediate and long-term results of balloon dilation for aortic coarctation in a three-center experience in Mexico, and to determine factors associated with increased risk.Results demonstrated that the procedure is effective and safe, however its use in some groups is still controversial, specially in neonates and infants.In a ten-year period, 333 patients with aortic coarctation on underwent balloon dilation with an immediate success rate of 93.7% and a major complication incidence of 1.8%. Of the total cohort, 272 patients were followed for a period of 24.3 +/- 20 months. Demographic and procedural data were analyzed to determine factors related to a poor outcome or to sustained high blood pressure.Cox regression analysis found age (risk ratio 3.42 p = 0.0001), isthmic hypoplasia (risk ratio 4.64, p0.0001), and post-dilation gradient (risk ratio 2.19, p = 0.0113) as independent risk factors for a follow-up event, mainly restenosis. Age at dilation was the only independent factor related to sustained hypertension with a seven-fold increase in the risk.Balloon dilation is an effective and safe alternative to treat aortic coarctation. Patients younger than one year of age, with severe isthmic hypoplasia and a post-dilation gradient20 mmHg have the highest risk to develop an event in the follow-up period. When the dilation procedure is performed in patients older than 10 years of age, and specially those older than 20 years, the probability that they remain or develop high blood pressure is increase.
23. Surgical treatment of anomalous origin of the left coronary artery from the pulmonary artery: Two-dimensional echocardiographic and dobutamine stress gated spect sestamibi study evaluation
- Author
-
Attie, F., Zabal, C., Alexanderson, E., Rijlaarsdam, M., Ramirez, S., ALFONSO Buendia-Hernandez, and Del Carman Lacy, M.
24. Clinical guidelines for detection, prevention, diagnosis and treatment of systemic arterial hypertension in Mexico (2008),Guías clínicas para la detección, prevención, diagnóstico y tratamiento de hipertensión arterial sistémica en México (2008)
- Author
-
Rosas Peralta, M., Pastelín, G., Vargas-Alarcón, G., Martínez-Reding, J., Lomelí, C., Mendoza-González, C., Lorenzo, J. A., Méndez, A., Martha Franco, Sánchez-Lozada, L. G., Verdejo, J., Sánchez, N., Ruiz, R., Férez-Santander, S. M., and Attie, F.
25. Radiofrequency ablation in the treatment of supraventricular arrhythmias in pediatrics. Experience with 203 consecutive patients | Ablación con radiofrecuencia en tel tratamiento de las arritmias supraventriculares en pediatría. Experiencia en 203 Pacientes consecutivos
- Author
-
Iturralde Torres, P., Garrido García, L. M., Cordero, A., Llamas Esperón, G., Colín Lizalde, L., Kershenovich, S., Buendía Hernández, A., González-Hermosillo, A., and Attie, F.
26. Balloon angioplasty for native aortic coarctation: Short- and intermediate-term results evaluated with angiography and magnetic resonance imaging
- Author
-
Zabal, C., Attie, F., Marco A Martinez Rios, Buendia-Hernandez, A., Angel, V. M., La Rosa, M., and Diaz-Medina, L. H.
27. Arterioventricular relations and their classification. Two specimens of arterioventricular discordance and review of published reports.
- Author
-
De la Cruz, M V, primary, Amoedo, M, additional, Rivera, F, additional, and Attie, F, additional
- Published
- 1974
- Full Text
- View/download PDF
28. Rules for diagnosis of arterioventricular discordances and spatial identification of ventricles. Crossed great arteries and transposition of the great arteries.
- Author
-
de la Cruz, M V, primary, Berrazueta, J R, additional, Arteaga, M, additional, Attie, F, additional, and Soni, J, additional
- Published
- 1976
- Full Text
- View/download PDF
29. Mitral valve replacement in children with rheumatic heart disease.
- Author
-
Attie, F, primary, Kuri, J, additional, Zanoniani, C, additional, Renteria, V, additional, Buendia, A, additional, Ovseyevitz, J, additional, Lopez-Soriano, F, additional, Garcia-Cornejo, M, additional, and Martinez-Rios, M A, additional
- Published
- 1981
- Full Text
- View/download PDF
30. Angiographic studies of atrioventricular discordance.
- Author
-
Attie, F, primary, Soni, J, additional, Ovseyevitz, J, additional, Muñoz-Castellanos, L, additional, Testelli, M R, additional, and Buendia, A, additional
- Published
- 1980
- Full Text
- View/download PDF
31. Congenital absence of pulmonary valve leaflets.
- Author
-
Buendia, A, primary, Attie, F, additional, Ovseyevitz, J, additional, Zghaib, A, additional, Zamora, C, additional, Zavaleta, D, additional, Vargas-Barron, J, additional, and Richheimer, R, additional
- Published
- 1983
- Full Text
- View/download PDF
32. Ventricular inversion without transposition of the great vessels in situs inversus
- Author
-
Espino-Vela, J., primary, De La Cruz, M. V., additional, Munoz-Castellanos, L., additional, Plaza, L., additional, and Attie, F., additional
- Published
- 1970
- Full Text
- View/download PDF
33. Surgical treatment of anomalous origin of the left coronary artery from the pulmonary artery: late results evaluated with dobutamine stress gated single-photon emission computed tomography sestamibi study.
- Author
-
Alexanderson, Erick, Attie, Fause, Zabal, Carlos, Rijlaarsdam, Maria, Alexanderson, E, Attie, F, Zabal, C, and Rijlaarsdam, M
- Abstract
In the present study the importance of the gated myocardial perfusion scan in the evaluation of the surgical results has been shown. It was possible to monitor progressive improvement in myocardial perfusion immediately after surgical treatment and 1 year after operation. In addition to echocardiography and cardiac catheterization, gated myocardial perfusion scan has proved to be an excellent method in the preoperative and postoperative evaluation of anomalous origin of left coronary artery because with this procedure can determine the severity and location of myocardial ischemia and the degree of ventricular dysfunction. [ABSTRACT FROM AUTHOR]
- Published
- 1997
- Full Text
- View/download PDF
34. Survival and prognostic factors in patients with an absent atrioventricular connection.
- Author
-
Patiño Bahena EJ, Espinola-Zavaleta N, Muñoz-Castellanos L, Soto ME, Calderón-Colmenero J, Zabal-Cerdeira C, Buendía Hernández A, and Attie F
- Subjects
- Adult, Female, Heart Defects, Congenital diagnostic imaging, Heart Defects, Congenital mortality, Heart Defects, Congenital pathology, Heart Septal Defects, Ventricular complications, Humans, Kaplan-Meier Estimate, Male, Middle Aged, Prognosis, Regression Analysis, Survival, Tricuspid Atresia diagnostic imaging, Ultrasonography, Young Adult, Tricuspid Atresia mortality, Tricuspid Atresia pathology
- Abstract
Introduction and Objectives: To identify anatomical and functional characteristics associated with survival in adult patients with an absent atrioventricular connection and to highlight the diagnostic importance of echocardiography., Methods: The clinical histories and echocardiographic and hemodynamic test results of 24 patients were recorded., Results: Some 87.5% of patients were in New York Heart Association (NYHA) functional class I/II. In 92%, the ECG demonstrated sinus rhythm and left ventricular dilatation. Chest X-ray showed grade-II cardiomegaly in 83%. Situs solitus and an absent right atrioventricular connection were found on echocardiography in 92%. The ventriculoarterial connection was most frequently concordant (in 71%). All patients had an atrial septal defect, 21 had a ventricular septal defect and 21 had decreased pulmonary flow. The ejection fraction of the main ventricle in the whole patient group was 55% +/- 10%; 52% +/- 12% in those who did not undergo surgery and 58% +/- 8% in those who did (P=NS). Factors associated with poor survival were an ostium secundum atrial septal defect, hemoglobin <16 g/dL and a main ventricle ejection fraction <50%. Of the 54% of patients who underwent surgery, 85% are alive and the majority are in NYHA functional class I/II. Among those who did not, 82% are alive and 73% are in NYHA functional class I/II., Conclusions: The presence of a wide atrial septal defect, a normal hemoglobin level and a normal main ventricle ejection fraction were associated with the survival of these patients into adulthood. Echocardiography can provide clinicians and surgeons with information that is valuable for selecting treatment and monitoring follow-up.
- Published
- 2009
- Full Text
- View/download PDF
35. [Aortic coarctation. Important considerations in long-term follow-up after correction].
- Author
-
Calderón-Colmenero J and Attie F
- Subjects
- Aortic Coarctation diagnostic imaging, Child, Humans, Ultrasonography, Aortic Coarctation physiopathology, Aortic Coarctation surgery, Cardiac Surgical Procedures, Ventricular Function, Left physiology
- Published
- 2008
36. [Hypertension and pregnancy].
- Author
-
Rosas M, Lomelí C, Mendoza-González C, Lorenzo JA, Méndez A, Férez Santander SM, and Attie F
- Subjects
- Female, Humans, Pregnancy, Hypertension classification, Hypertension therapy, Pregnancy Complications, Cardiovascular classification, Pregnancy Complications, Cardiovascular therapy
- Abstract
Increasing evidence indicates that hypertension in pregnancy is an under recognized risk factor for cardiovascular disease (CVD). Compared with women who have had normotensive pregnancies, those who are hypertensive during pregnancy are at greater risk of cardiovascular and cerebrovascular events and have a less favorable overall risk profile for CVD years after the affected pregnancies. One factor that might underlie this relationship is that hypertensive disorders of pregnancy (pre-eclampsia, in particular) and CVD share several common risk factors (e.g. obesity, diabetes mellitus and renal disease). Alternatively, hypertension in pregnancy could induce long-term metabolic and vascular abnormalities that might increase the overall risk of CVD later in life. In both cases, evidence regarding risk-reduction interventions specific to women who have had hypertensive pregnancies is lacking. While awaiting results of large-scale studies, hypertensive disorders of pregnancy should be screened for during assessment of a woman's overall risk profile for CVD. Women at high risk must be monitored closely for conventional risk factors that are common to both CVD and hypertensive disorders of pregnancy and treated according to current evidence-based national guidelines.
- Published
- 2008
37. [Hypertension in women].
- Author
-
Lomelí C, Rosas M, Mendoza-González C, Lorenzo JA, Pastelín G, Méndez A, Ferez SM, and Attie F
- Subjects
- Estrogen Replacement Therapy, Estrogens physiology, Female, Humans, Middle Aged, Hypertension drug therapy, Hypertension etiology, Hypertension prevention & control
- Abstract
The cardiovascular disease is a crucial cause of morbidity and mortality in the woman mainly when they arrive at menopause. The pathophysiology and neurohormonal mechanisms widely vary with respect to the man. This finding has given the support to think that the estrogens may be playing a protector role in cardiovascular disease. However, the associated risk factors like obesity, diabetes, dislipidemia, smoking and sedentary life are increasing in an exponential form. In Mexico the population age distribution establishes that 60% of the women with hypertension are aged < 54 years old. This is reason why as factor of independent cardiovascular risk is commonest. Nevertheless, after the menopause cardiovascular mortality is greater in the woman than in the man. In this review, the importance of the new pathophysiological mechanisms and the clinical-therapeutic approach are analyzed, making emphasis in the importance of the change in the life style and also in the nutritional aspects. In Mexico the woman still have a unique role in the nutritional culture.
- Published
- 2008
38. [Extreme elevation of the blood pressure (hypertensive crisis): recommendations for its clinical-therapeutic approach].
- Author
-
Mendoza-González C, Rosas M, Lomelí Estrada C, Lorenzo JA, Méndez A, Martínez-Reding J, Martínez-Sánchez C, Pastelín G, Férez-Santander SM, and Attie F
- Subjects
- Humans, Antihypertensive Agents therapeutic use, Emergency Treatment, Hypertension drug therapy
- Abstract
From beginnings of last century the hypertensive emergency was defined as the association of acutely elevation from the arterial pressure and the appearance of damage to end organ. At present is recognized the effects of the hypertensive emergency, the aspects of its patophysiology in which are included phenomenon of vasomotricity and the participation of different substances with vasoactives properties. The clinical presentation includes not only the manifestations of the increase of the arterial pressure, the end organ damage too; for this reason the hypertensive emergency needs the immediate reduction of the arterial tension to prevent the damage to specific organs. The treatment in every case will have to be individualized, with a wide knowledge of the characteristics of every medicament to obtain the best results. The diagnosis and treatment of the hypertensive emergencies needs often of the attention of its complications if they have appeared and later, of a treatment of support for the arterial hypertension.
- Published
- 2008
39. [Prevention and treatment of hypertension and coronary heart disease].
- Author
-
Mendoza-González C, Rosas M, Estrada CL, Lorenzo JA, Méndez A, Martínez-Reding J, Martínez-Sánchez C, Pastelín G, Férez-Santander SM, and Attie F
- Subjects
- Antihypertensive Agents therapeutic use, Humans, Hypertension epidemiology, Mineralocorticoid Receptor Antagonists therapeutic use, Coronary Disease etiology, Coronary Disease prevention & control, Hypertension complications, Hypertension drug therapy
- Abstract
The association between arterial systemic hypertension arterial coronary disease has been demonstrated by cumulated evidence of several epidemiological studies. Hypertension is an important independent risk factor for the development of coronary artery disease, vascular cerebral disease and nephropathy. Important advances exist in the knowledge of neurohumoral and hemodynamic factors that come together in the pathophysiology of the hypertension and in the development of coronary disease that allow to establish better strategies not only of treatment, but also of prevention, with the purpose of diminishing the cardiovascular mortality. The spectrum of the coronary artery disease secondary to atherosclerosis is wide and the strategies of treatment of hypertension must be adapted to each particular case. The treatment of both conditions needs of specific limits of agreement to the conditions of the patient and the form of presentation of each one of these disease.
- Published
- 2008
40. [Therapeutic clinical approach for the elderly patient with hypertension: recommendations for clinical practice].
- Author
-
Rosas M, Pastelín G, Lomelí C, Mendoza-González C, Méndez A, Lorenzo-Negrete JA, Martínez-Reding J, Férez Santander SM, and Attie F
- Subjects
- Aged, Humans, Practice Guidelines as Topic, Hypertension therapy
- Abstract
The incidence of hypertension in the geriatric population is very high and is a significant determinant of cardiovascular risk in this group. The tendency for blood pressure to increase with age in westernized societies such as the United States may depend on environmental factors such as diet, stress, and inactivity. Our population tends to become more obese; to consume relatively greater amounts of sodium and lesser amounts of potassium, calcium, and magnesium; and to decrease exercising with increasing age. Senescent changes in the cardiovascular system leading to decreased vascular compliance and decreased baroreceptor sensitivity contribute not only to rising blood pressure but also to an impairment of postural reflexes and orthostatic hypotension. The hallmark of hypertension in the elderly is increased vascular resistance. Greater vascular reactivity in the elderly hypertensive patients may reflect decreased membrane sodium pump activity and decreased beta-adrenergic receptor activity as well as age-related structural changes. Treatment of diastolic hypertension in the elderly is associated with decreased cardiovascular morbidity and mortality. Although treatment of systolic hypertension may not decrease immediate cardiovascular mortality, it appears to decrease the incidence of stroke. The initial therapeutic approach to the elderly hypertensive patient should generally consist of a reduction in salt and caloric intake and an increase in aerobic exercise, i.e., walking. Drug therapy should be initiated with lower doses of medication with a special concern about orthostatic hypotension.
- Published
- 2008
41. [Hypertension in children and adolescence].
- Author
-
Lomelí C, Rosas M, Mendoza-González C, Méndez A, Lorenzo JA, Buendía A, Férez-Santander SM, and Attie F
- Subjects
- Adolescent, Child, Humans, Hypertension diagnosis, Hypertension epidemiology, Hypertension therapy
- Abstract
The epidemic of childhood obesity, the risk of developing left ventricular hypertrophy, and evidence of the early development of atherosclerosis in children would make the detection of and intervention in childhood hypertension important to reduce long-term health risks; however, supporting data are lacking. Secondary hypertension is more common in preadolescent children, with most cases caused by renal disease. Primary or essential hypertension is more common in adolescents and has multiple risk factors, including obesity and a family history of hypertension. Evaluation involves a through history and physical examination, laboratory tests, and specialized studies. Management is multifaceted. Nonpharmacologic treatments include weight reduction, exercise, and dietary modifications. Although the evidence of first line therapy for hypertension is still controversial, the recommendations for pharmacologic treatment are based on symptomatic hypertension, evidence of end-organ damage, stage 2 of hypertension, or stage 1 of hypertension unresponsive to lifestyle modifications, and hypertension with diabetes mellitus.
- Published
- 2008
42. [Clinical guidelines for detection, prevention, diagnosis and treatment of systemic arterial hypertension in Mexico (2008)].
- Author
-
Rosas M, Pastelín G, Vargas-Alarcón G, Martínez-Reding J, Lomelí C, Mendoza-González C, Lorenzo JA, Méndez A, Franco M, Sánchez-Lozada LG, Verdejo J, Sánchez N, Ruiz R, Férez-Santander SM, and Attie F
- Subjects
- Adult, Aged, Algorithms, Blood Pressure Determination, Female, Humans, Hypertension classification, Hypertension epidemiology, Hypertension physiopathology, Hypertension prevention & control, Male, Mexico, Middle Aged, Young Adult, Hypertension diagnosis, Hypertension therapy
- Abstract
The multidisciplinary Institutional Committee of experts in Systemic Arterial Hypertension from the National Institute of Cardiology "Ignacio Chávez" presents its update (2008) of "Guidelines and Recommendations" for the early detection, control, treatment and prevention of Hypertension. The boarding tries to be simple and realistic for all that physicians whom have to face the hypertensive population in their clinical practice. The information is based in the most recent scientific evidence. These guides are principally directed to hypertensive population of emergent countries like Mexico. It is emphasized preventive health measures, the importance of the no pharmacological actions, such as good nutrition, exercise and changes in life style, (which ideally it must begin from very early ages). "We suggest that the changes in the style of life must be vigorous, continuous and systematized, with a real reinforcing by part of all the organisms related to the health education for all population (federal and private social organisms). It is the most important way to confront and prevent this pandemic of chronic diseases". In this new edition the authors amplifies the information and importance on the matter. The preventive cardiology must contribute in multidisciplinary entailment. Based mainly on national data and the international scientific publications, we developed our own system of classification and risk stratification for the carrying people with hypertension, Called HTM (Arterial Hypertension in Mexico) index. Its principal of purpose this index is to keep in mind that the current approach of hypertension must be always multidisciplinary. The institutional committee of experts reviewed with rigorous methodology under the principles of the evidence-based medicine, both, national and international medical literature, with the purpose of adapting the concepts and guidelines for a better control and treatment of hypertension in Mexico. This work group recognizes that hypertension is not an isolated disease; therefore its approach must be in the context of the prevalence and interaction with other cardiovascular risk factors such as obesity, diabetes, dislipidemia and smoking among others. The urgent necessity is emphasized to approach in a concatenated form the diverse cardiovascular risk factors, since independently of which they share common pathophysiological mechanisms, its suitable identification and control will affect without any doubt the natural history of the other concatenated risk factor. By all means that to greater participation of factors, greater it will be the global cardiovascular risk but never, however, the specific weight is due to avoid that each one has on the global cardiovascular risk. In this Second edition we try to amplify and give systematic forms for the clinical approach for the suspicion of secondary hypertension and we emphasizes that hypertension in the woman with or without menopause should be careful analyzed, and special recommendations are given for the hypertension in pregnancy. Also we have approached some aspects related to the hypertensive emergencies and other special situations. In this second version some recommendations are presented for boarding hypertension in children and adolescents.
- Published
- 2008
43. Atrial septal defect in adults.
- Author
-
Rosas M and Attie F
- Subjects
- Adult, Age Factors, Balloon Occlusion methods, Cardiac Catheterization, Cardiac Surgical Procedures methods, Echocardiography, Transesophageal, Female, Heart Septal Defects, Atrial complications, Humans, Male, Middle Aged, Prognosis, Risk Assessment, Severity of Illness Index, Treatment Outcome, Ventricular Dysfunction, Left etiology, Heart Septal Defects, Atrial diagnosis, Heart Septal Defects, Atrial therapy, Ventricular Dysfunction, Left physiopathology
- Abstract
The treatment of the atrial septal defect (ASD) in patients older than 40 years of age is controversial. We analyzed our experience according to different subgroups: i) the natural history of adults without closure of the defect; ii) comparison between surgical closure versus no closure; and iii) comparison between surgical versus transcatheter occlusion. It was concluded that surgical treatment offers better results than medical treatment alone. According to our results, treatment must be undertaken as soon as possible, even when the functional symptoms seem to be minimal. The safety and efficacy of a transcatheter occluder system was superior to surgery with regard to some complications, although this difference was not significant in young adults (<40 years).
- Published
- 2007
44. [Opening ceremony speech of 2006 Course of Cardiology and XII International Journeys of Infirmary].
- Author
-
Attie F
- Subjects
- Cardiology
- Published
- 2007
45. Transcatheter versus surgical closure of secundum atrial septal defect in adults: impact of age at intervention. A concurrent matched comparative study.
- Author
-
Rosas M, Zabal C, Garcia-Montes J, Buendia A, Webb G, and Attie F
- Subjects
- Adult, Age Distribution, Age Factors, Embolism epidemiology, Embolism etiology, Female, Humans, Length of Stay, Male, Stroke epidemiology, Stroke etiology, Treatment Outcome, Cardiac Catheterization adverse effects, Cardiac Surgical Procedures adverse effects, Heart Septal Defects, Atrial therapy, Prostheses and Implants adverse effects
- Abstract
Objectives: To compare the short- and mid-term outcomes of surgical (SUR) vs. transcatheter closure of secundum atrial septal defect (ASD) using Amplatzer septal occluder (ASO) in adults with a very similar spectrum of the disease; and to identify predictors for the primary end point., Design: Single-center, concurrent comparative study. Surgically treated patients were randomly matched (2:1) by age, sex, date of procedure, ASD size, and hemodynamic profile., Setting: Tertiary referral center., Patients: One hundred sixty-two concurrent patients with ASD submitted to ASO (n = 54) or SUR closure (n = 108) according with their preferences., Main Outcome Measures: Primary end point was a composite index of major events including failure of the procedure, important bleeding, critical arrhythmias, serious infections, embolism, or any major cardiovascular intervention-related complication. Predictors of these major events were investigated., Results: Atrial septal defects were successfully closed in all patients, and there was no mortality. The primary event rate was 13.2% in ASO vs. 25.0% in SUR (P = .001). Multivariate analysis showed that higher rate of events was significantly associated with age >40 years; systemic/pulmonary output ratio <2.1; and systolic pulmonary arterial pressure >50 mm Hg; while in the ASO group the event rate was only associated with the ASD size (>15 cm(2)/m(2); relative risk = 1.75, 95% confidence interval 1.01-8.8). There were no differences in the event-free survival curves in adults with ages <40 years., Conclusions: The efficacy for closure ASD was similar in both groups. The higher morbidity observed in SUR group was observed only in the patients submitted to the procedure with age >40 years. The length of hospital stay was shorter in the ASO group. Surgical closure is a safe and effective treatment, especially in young adults. There is certainly nothing wrong with continuing to do surgery in countries where the resources are limited.
- Published
- 2007
- Full Text
- View/download PDF
46. [Cardiovascular disease. First cause of death in adults in Mexico and worldwide].
- Author
-
Rosas-Peralta M and Attie F
- Subjects
- Cause of Death, Evidence-Based Medicine, Humans, Mexico epidemiology, Cardiovascular Diseases mortality
- Published
- 2007
47. [Exclusion of venous ventricle. Evolution and challenges].
- Author
-
Calderón-Colmenero J, Cervantes JL, Ramírez Marroquín S, and Attie F
- Subjects
- Adolescent, Child, Preschool, Fontan Procedure, History, 16th Century, History, 17th Century, History, 19th Century, History, 20th Century, Humans, Infant, Pulmonary Artery surgery, Venae Cavae surgery, Cardiac Surgical Procedures history, Cardiology history, Heart Defects, Congenital physiopathology, Heart Defects, Congenital surgery, Heart Ventricles abnormalities
- Abstract
The history and evolution of the cardiovascular surgery and pediatric cardiology is fascinating. For centuries many erroneous galenic concepts about cardiovascular anatomy and physiology were sustained by physicians. At the end of the XIX century and during the XX century, the progress in science allowed for a more appropriate understanding of the anatomophysiology of the cardiovascular system, promoting the concept of dispensability of half of the heart. This concept of right ventricle dispensability has subsisted, teaching us lessons that have led to a bear understanding of the hemodinamic behavior of many cardiac congenital malformations. The cavopulmonar total bypass or Fontan procedure with its modifications is an example of this knowledge. In the present article we make a brief historical review of the concept of right ventricle dispensability, and a brief analysis of the learned lessons provided by many authors and our own experience, without forgetting that we still have a long way to fully understand the pulmonary vasculature behavior and the univentricular physiology.
- Published
- 2006
48. [Past, present and future of pediatric cardiology].
- Author
-
Attie F, Rosas Peralta M, and Pastelín Hernández G
- Subjects
- History, 16th Century, History, 17th Century, History, 18th Century, History, 19th Century, History, 20th Century, History, Ancient, Cardiology history, Cardiology trends, Pediatrics history, Pediatrics trends
- Published
- 2006
49. [Clinical implications and prognostic significance of the study on the circadian variation of heart rate variability in patients with severe pulmonary hypertension].
- Author
-
Rosas-Peralta M, Sandoval-Zárate J, Attie F, Pulido T, Santos E, Granados NZ, Miranda T, and Escobar V
- Subjects
- Circadian Rhythm drug effects, Electrocardiography, Ambulatory, Epoprostenol analogs & derivatives, Epoprostenol pharmacology, Female, Heart Rate drug effects, Humans, Male, Prognosis, Severity of Illness Index, Sympathetic Nervous System physiopathology, Vagus Nerve physiopathology, Circadian Rhythm physiology, Heart Rate physiology, Hypertension, Pulmonary physiopathology
- Abstract
Background: A reduction of heart rate variability (HRV) is currently considered an independent risk factor for morbidity, mortality and severity of severalcardiac disease, however, the dynamic sympathovagal modulation on HRV during 24 hr in primary pulmonary hypertension (PPH) had not been described., Methods: 24 hr Holter monitoring (HA) were recorded in 32 patients (mean age 34, +/-12, 90% female) with severe primary pulmonary hypertension (mean pulmonary pressure, 90:t:12 mm Hg), and in 34 patients (mean age 36 +/-14, 60% female) with Eisenmenger syndrome (ES) secondary to septal ventricular defect or atent ductus arteriosus. A control group (n=44) paired for age, gender and arterial pulmonary pressure was included. HRV time and spectral parameters (mean, SDNN, SDANN, rMSSD, PNN50, LF, HF and LF/HF ratio) were analyzed during three periods: 24 hr; day (8-22:00), night (23-07:00) and also every hour of recording at 5 min-intervals). After detection of sympatho-vagal balance 15 patients were randomized, Treprostinil (prostaglandin) was administered to 6 patients and subcutaneous placebo to 9., Results: HRV frequency parameters during 24 hr HM were significantly different among groups. LF/HF (day) 5.9:1:12.5:1:1P.001 and LF/HF night) 2.8:tlvs.1.5:l:.8.034. Sympathovagal modulation on 24 hr HRV showed that heart rate circadian rhythm is clearly altered in both PPH and ES, but the sympathetic tone in PPH is higher at l 24 hr. (p < .05), after administering treprostinil a recovery of sympathovagal balance was observed, Conclusions: Autonomic cardiac disturbance is clearly present in PPH and ES. The circadian rhythm of HRV is first lost due to an increase of sympathetic tone. These changes may be markers of autonomic disbalance that favor the development of arrhythmias and sudden death. The sympathovagal balance in PPH could be considered an important risk marker.
- Published
- 2006
50. [Sugical treatment of aortic coarctation. Long-term results at National Institute of Cardiology of Mexico].
- Author
-
Cervantes Salazar JL, Ramírez Marroquín S, Benita Bordes A, Rosas Peralta M, and Attie F
- Subjects
- Adolescent, Adult, Aortic Coarctation mortality, Child, Child, Preschool, Female, Follow-Up Studies, Humans, Infant, Male, Middle Aged, Retrospective Studies, Survival Rate, Time Factors, Aortic Coarctation surgery
- Abstract
Objectives: Evaluate long-term evolution of patients submitted to surgery for coarctation of the aorta. Compare event free survival in younger vs older patients at the time of surgical correction., Methods: We reviewed the clinical records of patients operated for coarctation of the aorta from January 1 1980 to December 31 1994. The mean follow-up ranged from 9 to 23 years (mean 10.9 y). Final events registered were recoarctation, death, systemic hypertension, endocarditis, stroke, aneurisms., Results: Two hundred and sixteen patients were found with mean age 13 +/- 12 y male gender was most frequent (61%). Recoarctation was found in 13 patients (6.02%), persistent hypertension in 14.1%. Event free survival at 10 years was 86.2%. In patients less than 10 y was 89% vs 80.2% in older patients. Hypertension free survival in patients less than 10 y was 98.3% vs 80.1% in older patients (p < 0.001)., Conclusions: Our data confirms that surgical treatment for coarctation of the aorta is associated with low morbidity and mortality at long-term with reduced rate of recoarctation (7%). Early correction (< 10 y) is associated with a better long term survival. Hypertension and use of pharmacologic treatment are reduced after surgery and persist in the long-term evolution.
- Published
- 2006
Catalog
Discovery Service for Jio Institute Digital Library
For full access to our library's resources, please sign in.