Search

Dit artikel geeft korte beschrijvingen van lopend onderzoek bij het Proefcentrum voor Sierteelt (PCS) in België. De proeven hebben betrekking op kamerplanten, snijbloemen, perkplanten, potchrysanten en knolbegonia.

Nieuwe fungiciden worden in de gewasveiligheidsproeven voor het bekomen van een sierteelterkenning zeer grondig (conform GEP) getest, maar slechts op 4 plantensoorten; knolbegonia is daar niet bij. Daarom wordt sinds 2014 jaarlijks een extra test voor knolbegoniajongplanten uitgevoerd. Hierbij worden zowel de recent erkende middelen als middelen in aanvraag toegepast op begoniaplantjes in zaaikistjes.

Campanula carpatica behoort tot de familie van de Campanulaceae of klokjesachtigen en komt van nature voor in het Middellandse Zeegebied en de gematigde streken van Azië. Het geslacht Campanula bevat een 300-tal soorten. Campanula carpatica is afkomstig uit de Karpaten en komt daar voor als rotsplant of bodembedekker. De Belgische jongplantenleveranciers bieden onder andere de 'Clips'-serie aan, een cultivar die kan verkocht worden voor gebruik als potplant binnen of buiten, in klassieke potten of hangpotten, maar ook voor beplanting van rotstuintjes. De meest voorkomende kleuren zijn blauw, wit en paars. In deze teeltfiche worden de cultivars uit zaad besproken.

Contains fulltext : 127685.pdf (publisher's version ) (Open Access), It is well established that infection with influenza A virus (IAV) facilitates secondary bacterial disease. However, there is a growing body of evidence that the microbial context in which IAV infection occurs can affect both innate and adaptive responses to the virus. To date, these studies have been restricted to murine models of disease and the relevance of these findings in primary human cells remains to be elucidated. Here, we show that pre-stimulation of primary human monocyte-derived macrophages (MDMs) with the bacterial ligand lipopolysaccharide (LPS) reduces the ability of IAV to infect these cells. The inhibition of IAV infection was associated with a reduced transcription of viral RNA and the ability of LPS to induce an anti-viral/type I interferon response in human MDMs. We demonstrated that this reduced rate of viral infection is associated with a reduced ability to present a model antigen to autologous CD8+ T cells. Taken together, these data provide the first evidence that exposure to bacterial ligands like LPS can play an important role in modulating the immune response of primary human immune cells towards IAV infection, which may then have important consequences for the development of the host's adaptive immune response.

Item does not contain fulltext, Matrix metallopeptidase 9 (MMP-9) is a protease involved in the degradation of extracellular matrix collagen. Evidence suggests that MMP-9 is involved in pathogenesis during Streptococcus pneumoniae infection. However, not much is known about the induction of MMP-9 and the regulatory processes involved. We show here that the Gram-positive bacteria used in this study induced large amounts of MMP-9, in contrast to the Gram-negative bacteria that were used. An important pathogen-associated molecular pattern (PAMP) for Gram-positive bacteria is muramyl dipeptide (MDP). MDP is a very potent inducer of MMP-9 and showed a dose-dependent MMP-9 induction. Experiments using peripheral blood mononuclear cells (PBMCs) from Crohn's disease patients with nonfunctional NOD2 showed that MMP-9 induction by Streptococcus pneumoniae and MDP is NOD2 dependent. Increasing amounts of lipopolysaccharide (LPS), an important PAMP for Gram-negative bacteria, resulted in decreasing amounts of MMP-9. Moreover, the induction of MMP-9 by MDP could be counteracted by simultaneously adding LPS. The inhibition of MMP-9 expression by LPS was found to be regulated posttranscriptionally, independently of tissue inhibitor of metalloproteinase 1 (TIMP-1), an endogenous inhibitor of MMP-9. Collectively, these data show that Streptococcus pneumoniae is able to induce large amounts of MMP-9. These high MMP-9 levels are potentially involved in Streptococcus pneumoniae pathogenesis.

De proefprogramma’s voor kamerplanten en knolbegonia voor 2014 zijn andermaal vooral gericht op gewasbescherming. Hierbij blijft het thema waterontsmetting belangrijk, maar staan ook heel wat proeven met alternatieve bestrijdingsmiddelen tegen diverse plagen op het programma, evenals tools voor continue voorlichting rondom het optimaal gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.

Op het PCS gebeurden vorig jaar meerdere proeven met spintmiddelen, enerzijds efficiëntieproeven tegen kasspintmijten (Tetranychus urticae), maar ook gewasveiligheidsproeven en neveneffectenproeven op roofmijten. In dit artikel volgt een weergave van 2 van de ‘eigen’ proeven in de sector kamerplanten: een efficiëntiescreening van 10 producten op Calatheaplanten met spint, en een test van de gebruikswaarde van 14-daagse preventieve bespuitingen met oliën (Sun Spray 7 E) of met een systemisch middel.

De schoenlappersplant of Bergenia cordifolia behoort tot de steenbreekfamilie (Saxifragaceae). Hij is oorspronkelijk afkomstig van Oost-Azië. Typische kenmerken voor het geslacht Bergenia zijn de kruipende, dikke wortelstok en de meestal grote, ronde tot eironde leerachtige bladeren. Ze blijven in de winter meestal groen. Enkelen krijgen een decoratieve rode kleur in de winter en herfst.

Overzicht van lopende proeven met kamerplanten en knolbegonia, voorzien van beeldmateriaal.

Nieuwe producten worden in de proeven voor erkenning zeer grondig getest volgens GEP-normen, maar slechts op 4 plantsoorten, waarvan 1 kamerplant. Daarom voeren wij sinds 2003 jaarlijks één grote gewasveiligheidsproef uit op een groot assortiment kamer- en perkplanten. In deze proef worden zowel de recent erkende middelen getest als middelen in aanvraag (of oudere heropgeviste middelen). De bekomen proefgegevens worden jaarlijks opgenomen in de online database met resultaten van onze gewasveiligheidstesten 'Fytotoxsweb'.

In onze dagelijkse adviesverlening bij de kamerplantentelers blijven vragen rond tripsbestrijding een steeds weerkerend item. Om deze reden hebben we, naar analogie met het artikel ‘Hoe werken de actuele chemische spintmiddelen?’ (Sierteelt&Groenvoorziening nr. 20, 1 december 2013, p. 19-22), een overzichtsartikel gemaakt over de werking van chemische tripsmiddelen. In dit artikel zetten we de belangrijkste eigenschappen van de actueel erkende tripsmiddelen op een rij.

Contains fulltext : 128627.pdf (publisher's version ) (Open Access), To understand the interactions between innate and adaptive immunity, and specifically how virally infected macrophages impact T cell function, novel assays examining the ability of macrophages to present antigen to CD8(+) T cells are needed. In the present study, we have developed a robust in vitro assay to measure how antigen presentation by human monocyte-derived macrophages (MDMs) affects the functional capacity of autologous CD8(+) T cells. The assay is based on the polyfunctional characteristics of antigen-specific CD8(+) T cells, and is thus called a Mac-CD8 Polyfunctionality Assay. Following purification of monocytes and their maturation to MDMs, MDMs were pulsed with an antigenic peptide to be presented to CD8(+) T cells. Peptide-pulsed MDMs were then incubated with antigen-specific CD8(+) T cells in order to assess the efficacy of antigen presentation to T cells. CD8(+) T cell polyfunctionality was assessed by staining with mAbs to IFN-gamma, TNF-alpha, and CD107a in a multi-color intracellular cytokine staining assay. To highlight the utility of the Mac-CD8 Polyfunctionality Assay, we assessed the effects of influenza infection on the ability of human macrophages to present antigen to CD8(+) T cells. We found that influenza infection of human MDMs can alter the effector efficacy of MDMs to activate more CD8(+) T cells with cytotoxic capacity. This has important implications for understanding how the virus-infected macrophages affect adaptive immunity at the site of infection.

Item does not contain fulltext, Human respiratory syncytial virus (HRSV) infections present a broad spectrum of disease severity, ranging from mild infections to life-threatening bronchiolitis. An important part of the pathogenesis of severe disease is an enhanced immune response leading to immunopathology. Here, we describe a protocol used to investigate the immune response of human immune cells to an HRSV infection. First, we describe methods used for culturing, purification and quantification of HRSV. Subsequently, we describe a human in vitro model in which peripheral blood mononuclear cells (PBMCs) are stimulated with live HRSV. This model system can be used to study multiple parameters that may contribute to disease severity, including the innate and adaptive immune response. These responses can be measured at the transcriptional and translational level. Moreover, viral infection of cells can easily be measured using flow cytometry. Taken together, stimulation of PBMC with live HRSV provides a fast and reproducible model system to examine mechanisms involved in HRSV-induced disease.

De hydrologische situatie in het Hupsel gebied, en het ter plekke verrichte hydrologisch onderzoek. De aanleiding van het Hupsel-onderzoek was uitgerekend de droogte die in de periode 1947-1957 optrad. Terwijl ten tijde van deze bijeenkomst meer van wateroverlast in den lande sprake is.

Nieuwe producten worden in de proeven voor erkenning zeer grondig getest volgens GEP-normen, maar slechts op 4 plantsoorten, waarvan 1 kamerplant. Daarom plannen wij sinds 2003 jaarlijks één grote gewasveiligheidsproef die wordt uitgevoerd op een zeer groot assortiment kamer- en perkplanten. In deze proef worden zowel de recent erkende middelen als middelen in aanvraag (of middelen die nog nooit getest zijn) opgenomen. De bekomen proefgegevens worden jaarlijks opgenomen in de database van onze gewasveiligheidstesten ‘Fytotoxweb’.

Bij het opstellen van het proefprogramma voor 2013 werd de bestrijding van kasspintmijten als één van de prioritaire proefonderwerpen aangeduid. Daarom werden voor de actueel erkende acariciden proeven voorzien rond gewasveiligheid, efficiëntie en neveneffecten op biologische bestrijders. Verder werd in de zomer van 2013 ook de ‘Telerswerkgroep Spint’ opgestart. Ook dit artikel over de werking van chemische spintmiddelen kadert in de werkzaamheden rond bestrijding van spintmijten. We zetten de belangrijkste eigenschappen van de actueel erkende spintmiddelen op een rij.

Deze vaste plant behoort tot de Caryophyllaceae of de anjerfamilie. De Nederlandse naam van Arenaria montana is zandkruid. Oorspronkelijk is ze afkomstig uit West-Europa. Ze staat het liefst in de volle zon. Bij ons wordt de plant tot 15 centimeter hoog en kan ze gebruikt worden in rotstuinen, als bodembedekker en voor dakbegroeiing. Meestal verkopen de jongplantenleveranciers eigen cultivars. De keuze van bloemkleur is beperkt tot wit.

In deze bijdrage wordt een greep gegeven uit de erkenningsproeven die de voorbije jaren op het PCS werden uitgevoerd.

Dossier bevat: Gewasbescherming, meer dan ooit in de kijker!; Integrated pest management ook op uw bedrijf; Inleiding bij de 'Poster erkende middelen glassierteelt'; Biologische gewasbescherming (IPM) steeds meer noodzaak; Scouten, een must bij de overgang naar geïntegreerde bestrijding!; Biopesticiden en weerstandopwekkende middelen worden belangrijk voor duurzame bestrijding; Voorkomen is beter dan genezen; Waterontsmetting van groot belang voor ziektepreventie; Geïntegreerd bestrijden met roofmijten; Biologische bestrijding toegepast op azaleabedrijven.

Achillea of duizendblad is zoals vele vaste planten familie van de Asteraceae. In de natuur komt de plant oorspronkelijk voor in Europa, Siberië en Azië (Phillips, Rix, 1992). Het geslacht Achillea kent een groot aantal variëteiten. De planthoogte kan variëren tussen 20 en 120 cm en de bloei situeert zich meestal tussen juni en september. De plant is zowel geschikt voor rotstuinen als voor plantenborders; de bloemen die de plant vormt, kunnen tevens gebruikt worden in de snij- en droogcultuur. Duizendblad komt van nature vooral voor op voedselrijke, niet te zware gronden en is goed bestand tegen droogte; de plant wenst een zonnige standplaats (Raush, 2003).

Naar jaarlijkse gewoonte werden op de Technische Comités Kamerplanten en Knolbegonia de proefprogramma's voor 2102 vastgelegd. De thema’s 'Water' en ‘Bemesting’ zijn hierin goed vertegenwoordigd, maar ‘Gewasbescherming’ blijft de rode draad doorheen het programma.

Doelstelling van deze proef is het nagaan van de gebruikswaarde van verschillende toestellen voor het ontsmetten van het gietwater dat naar de planten gaat. Hiertoe bepalen we op vaste tijdstippen de aanwezige schimmels in het water voor en na de behandeling. Proefplanten zijn o.a. Hedera helix, Antirrhinum, Pelargonium en Calibrachoa.

Ageratum houstonianum (Ageratum, tuinageratum of Mexicaantje) is afkomstig uit Zuid- en Midden-Amerika, meer bepaald uit Mexico en Peru. De plant behoort tot de familie van de Asteraceae en houdt van een zonnige tot halfschaduw-standplaats. De planten worden bij ons geteeld voor gebruik als perk-, balkon-, terras- of rotstuinplant of zelfs als snijbloem. Ageratum is echter niet winterhard in onze streken, dus eenjarig.

Na eerder onderzoek op het PCS rondom het gebruik van langzame zandfiltratie en UV-ontsmetting, werd dit voorjaar gestart met een vergelijking van 5 andere waterontsmettingstechnieken. Deze technieken zijn gebaseerd op toediening van koperionen, waterstofperoxiden, chloordioxide of andere chloorradicalen, of op activering van de aanwezige chloor in het gietwater. In een tijdspanne van 2 jaar willen we zoveel mogelijk praktische info opdoen over de mogelijkheden en beperkingen van alle systemen.

Bij de teelt van knolbegonia past men meestal 1 week na de uitplant buiten (mei/juni) een preventieve behandeling met bodemherbiciden toe over het gewas. Vanaf het moment dat nieuwe onkruiden beginnen op te komen, spuit men vervolgens nog 1x (of 2x) bladcontactherbiciden over het gewas. Voor deze laatste toepassingen hebben de middelen Safari en Matrigon in 2011 een erkenning bekomen.

De Nederlandse naam van Alyssum montanum is schildzaad. Het plantje is winterhard en wintergroen (= vaste plant) en wordt dikwijls gebruikt als bodembedekker, in rotstuintjes en tegen muurtjes; deze toepassingen zijn ideaal aangezien de plant vrij laag blijft (10 tot 20 cm). De mooie gele, geurende bloemen in combinatie met het grijze blad, maken de plant aantrekkelijk.