Het kabinet heeft besloten voedselzekerheid te verheffen als een prioritair thema binnen ontwikkelingssamenwerking. Dit heeft geleid tot, binnen de huidige vijftien partnerlanden, een selectie van zes landen te weten, Ethiopië, Kenya, Rwanda, Ghana, Mali en Mozambique. In deze zes landen willen de ministeries van Buitenlandse Zaken en Economische Zaken, Landbouw en Innovatie gezamenlijk pilot projecten starten. Een belangrijke factor voor de kans van slagen van initiatieven in deze zes landen is de mate van betrokkenheid van bedrijfsleven in het doelland, maar ook het bedrijfsleven in Nederland. De grotere Nederlandse bedrijven maken hun wensen met betrekking tot dit traject wel kenbaar, maar het is lastiger te identificeren waar de kansen liggen binnen deze zes landen voor het Nederlandse MKB actief in de agrarische sector (zowel primaire productie als verwerkende industrie en toeleverende industrie (machinerie, veevoeder e.d.)). Het lijkt dat dit segment onvoldoende op de hoogte is van de kansen en mogelijkheden in (sommige van) deze landen, en om die reden nog geen grote interesse in het traject heeft getoond. Om vanuit de programmatische inzet op voedselzekerheid een betere link met het Nederlandse bedrijfsleven (MKB) te realiseren, heeft de Directie Agroketens en Visserij de volgende kennisvraag geformuleerd: identificeren van 4-5 sub sectoren binnen de Nederlandse landbouwsector (zowel primair, verwerkend als toeleverend) waarop het Nederlandse agro-MKB het meest actief is in haar internationale handels- en investeringsstromen, m.n. gericht op midden- en lagere inkomenslanden. Hiertoe zoveel mogelijk gebruik makend van bestaand onderzoek; identificeren van het marktpotentieel (voor zowel handel als investeringen) voor het Nederlandse agro-MKB voor de onder 1) geïdentificeerde sub sectoren in de landen Ghana, Mali en Mozambique. Middels de beantwoording van deze kennisvraag wil de Directie Agroketens en Visserij in staat gesteld worden het Nederlandse agro MKB gerichter te kunnen benaderen teneinde ze te betrekken in deze rijks brede programmatische inzet op het thema voedselzekerheid. Omdat bestaand onderzoek over deze onderwerpen ontbrak, hebben de auteurs van dit rapport hun eigen netwerk in deze drie landen en het Nederlands bedrijfsleven ingezet. Naast het in kaart brengen van de kansen in deze landen, zoals beschreven in documenten van de overheden en internationale organisaties, hebben we onze contacten geïnterviewd. Zij hebben informatie gegeven over specifieke kansen die zij zagen voor investeringen in deze landen en de obstakels die ze hierbij ondervonden. Ook werden we soms doorverwezen naar andere bedrijven die ook (interesse hebben in) actief zijn in deze landen. Door deze sneeuwbalmethode te gebruiken is er zeer waarschijnlijk een bias opgetreden naar Nederlandse bedrijven die zich concentreren op handel met (import uit en export naar) deze landen, in plaats van bedrijven die investeren in productie voor de lokale- en regionale markt. Ook is niet duidelijk welk percentage Nederlandse bedrijven dat daadwerkelijk actief is (of wil worden) in deze landen we via deze sneeuwbalmethode bereikt hebben.