114 results on '"bebossing"'
Search Results
2. Bossentransities in de tropen: van ontbossing naar bosuitbreiding
- Subjects
forests ,oppervlakte (areaal) ,acreage ,afforestation ,tropen ,land use ,Bos- en Natuurbeleid ,WASS ,bebossing ,bossen ,landgebruik ,Forest and Nature Conservation Policy ,tropics - Abstract
Jaarlijks neemt het totale areaal tropisch bos af, maar in sommige tropische landen (Costa Rica, India, Vietnam) neemt het bosareaal juist toe. Dit duidt erop dat tropische ontbossing gestopt kan worden en geen automatisch gevolg is van bevolkingsgroei en toenemende bosgebruik. Het begrip bossentransitie verwijst naar de omslag van ontbossing naar bosuitbreiding. Hoewel de omslag zeker geen algemene trend is, is er toch verandering in zicht. Dit artikel geeft voornaamste drijvende krachten achter bosuitbreiding
- Published
- 2010
3. Bosbouw en plattelandsontwikkeling in Europa
- Subjects
platteland ,rural areas ,bosbeleid ,afforestation ,bosbouwontwikkeling ,bebossing ,development ,european union ,agriculture ,forests ,research ,plattelandsontwikkeling ,forestry ,forest policy ,bosbouw ,onderzoek ,forestry development ,europese unie ,europa ,relaties ,landbouw ,relationships ,bossen ,europe ,rural development ,ontwikkeling - Abstract
Typologie van plattelandsontwikkeling en plattelandsvernieuwing, de verschillende visies op de gewenste richting van plattelandsvernieuwing (agri-ruraal; utilitair; hedonistisch), en de rol die bosbouw en vergroting van het bosareaal in Europees verband hierbij kan spelen
- Published
- 1999
4. Economics of timber plantations on CO2-emissions in the Netherlands
- Subjects
agrarisch recht ,netherlands ,global warming ,government policy ,nederland ,landbouwbeleid ,ontbossing ,afforestation ,Agricultural Economics and Rural Policy ,agricultural policy ,deforestation ,bebossing ,overheidsbeleid ,landbouwgrond ,forests ,opwarming van de aarde ,broeikaseffect ,forestry ,Agrarische Economie en Plattelandsbeleid ,greenhouse effect ,bosbouw ,pastures ,agricultural land ,relaties ,weiden ,MGS ,agricultural law ,relationships ,bossen - Abstract
Met een kosten-batenanalyse wordt nagegaan in welke mate bebossing van landbouwgronden in Nederland een kostenefficiente methode kan zijn om de CO2-concentratie te verlagen
- Published
- 1997
5. Bosuitbreiding in Nederland ligt niet op schema
- Subjects
forests ,forestry ,Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek ,netherlands ,bosbouw ,pastures ,nederland ,agricultural land ,relaties ,ontbossing ,weiden ,Institute for Forestry and Nature Research ,oppervlakte (areaal) ,acreage ,afforestation ,landbouwstatistieken ,deforestation ,relationships ,bebossing ,bossen ,landbouwgrond ,agricultural statistics - Published
- 1997
6. Particuliere bosbouw in Nederland: een nieuwe toekomst?
- Subjects
investering ,finance ,forest management ,costs ,bestedingen ,netherlands ,inkomen ,rendement ,bosbezit ,nederland ,returns ,ontbossing ,particulier eigendom ,afforestation ,deforestation ,bebossing ,bosbedrijfsvoering ,financiën ,landbouwgrond ,forests ,private forestry ,expenditure ,profits ,forestry ,investment ,particuliere bosbouw ,bosbouw ,pastures ,agricultural land ,forest ownership ,relaties ,income ,weiden ,winsten ,kosten ,relationships ,bossen ,private ownership - Published
- 1996
7. Boerenbosbouw is zo gek nog niet; Noordelijke agrariërs stappen over op bosbouw
- Subjects
forests ,agricultural land ,veenkolonien ,relaties ,weiden ,afforestation ,forestry ,relationships ,bebossing ,bossen ,bosbouw ,landbouwgrond ,pastures - Published
- 1996
8. Nederlandse ervaringen met de biomassaproduktie van populier en wilg in zeer korte omlopen
- Subjects
biomassa ,Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek ,netherlands ,nederland ,intensive silviculture ,ontbossing ,Institute for Forestry and Nature Research ,afforestation ,deforestation ,bebossing ,landbouwgrond ,forests ,snelgroeiende stammen ,biomass ,forestry ,forest plantations ,bosbouw ,pastures ,bosplantages ,agricultural land ,relaties ,rapidly growing strains ,weiden ,intensieve houtteelt ,relationships ,bossen - Published
- 1995
9. Organic carbon turnover in three tropical soils under pasture after deforestation
- Subjects
forests ,Laboratorium voor Bodemkunde en geologie ,forestry ,carbon dioxide ,land use ,Laboratory of Soil Science and Geology ,costa rica ,waste land ,bosbouw ,landgebruik ,carbon-nitrogen ratio ,soil ,bodem ,relaties ,kooldioxide ,ontbossing ,koolstof-stikstofverhouding ,afforestation ,deforestation ,relationships ,bebossing ,bossen ,woeste grond - Published
- 1994
10. Koolstofvastlegging in bossen: een kans voor de boseigenaar?
- Subjects
certification ,koolstofcyclus ,bosbeleid ,forest administration ,opslag ,klimaatbeleid ,storage ,koolstofvastlegging ,milieubescherming ,afforestation ,environmental policy ,carbon cycle ,bosbouwontwikkeling ,Wageningen Environmental Research ,bebossing ,environmental protection ,forests ,subsidie ,fixation ,Ecologie en Milieu ,carbon ,carbon dioxide ,forest policy ,carbon sequestration ,forestry development ,kooldioxide ,milieubeleid ,koolstof ,koolstofkringloop ,fixatie ,bosbeheer ,certificering ,bossen - Abstract
Uitleg over de koolstofvastlegging in bossen, d.w.z. in de biomassa, de bosbodem en houtproducten, de toekomstige ontwikkeling van de koolstofvastlegging in relatie met het huidige bosbeheer en de andere functies van bossen (recreatie, natuur), de mogelijkheden van het Kyoto-protocol om de koolstofvastlegging te benutten voor het compenseren van CO2-uitstoot (nieuwe bossen; bestaande bossen; bio-energie), en de praktische gevolgen voor de Nederlandse bosbeheerder. Op dit moment is alleen de koolstofopslag in nieuw aan te leggen bossen te vermarkten via CO2-certificaten; voor koolstofvastlegging in bestaande bossen bestaat nog geen regeling, en biomassaproductie levert te weinig op
- Published
- 2002
11. De geschiedenis van het bosbeheer in de Noordoostpolder
- Subjects
polders ,forests ,noordoostpolder ,geschiedenis ,afforestation ,forestry ,history ,bebossing ,bossen ,bosbouw ,wetlands - Published
- 1993
12. Bossentransities in de tropen: van ontbossing naar bosuitbreiding
- Author
-
Wiersum, K.F. and de Pater, C.
- Subjects
forests ,oppervlakte (areaal) ,acreage ,afforestation ,tropen ,land use ,bebossing ,bossen ,landgebruik ,tropics - Abstract
Jaarlijks neemt het totale areaal tropisch bos af, maar in sommige tropische landen (Costa Rica, India, Vietnam) neemt het bosareaal juist toe. Dit duidt erop dat tropische ontbossing gestopt kan worden en geen automatisch gevolg is van bevolkingsgroei en toenemende bosgebruik. Het begrip bossentransitie verwijst naar de omslag van ontbossing naar bosuitbreiding. Hoewel de omslag zeker geen algemene trend is, is er toch verandering in zicht. Dit artikel geeft voornaamste drijvende krachten achter bosuitbreiding
- Published
- 2010
13. Bossentransities in de tropen: van ontbossing naar bosuitbreiding
- Author
-
Wiersum, K.F. and de Pater, C.
- Subjects
forests ,oppervlakte (areaal) ,acreage ,afforestation ,tropen ,land use ,Bos- en Natuurbeleid ,WASS ,bebossing ,bossen ,landgebruik ,Forest and Nature Conservation Policy ,tropics - Abstract
Jaarlijks neemt het totale areaal tropisch bos af, maar in sommige tropische landen (Costa Rica, India, Vietnam) neemt het bosareaal juist toe. Dit duidt erop dat tropische ontbossing gestopt kan worden en geen automatisch gevolg is van bevolkingsgroei en toenemende bosgebruik. Het begrip bossentransitie verwijst naar de omslag van ontbossing naar bosuitbreiding. Hoewel de omslag zeker geen algemene trend is, is er toch verandering in zicht. Dit artikel geeft voornaamste drijvende krachten achter bosuitbreiding
- Published
- 2010
14. Carbon budgets and carbon sequestration potential of Indian forests
- Author
-
Kaul, M., Wageningen University, Frits Mohren, and V.K. Dadhwal
- Subjects
forests ,cycling ,biomass ,biomassa ,carbon ,india ,land use ,bioenergy ,PE&RC ,carbon sequestration ,bio-energie ,landgebruik ,Forest Ecology and Forest Management ,koolstofvastlegging ,ontbossing ,afforestation ,koolstof ,deforestation ,Bosecologie en Bosbeheer ,bebossing ,bossen ,kringlopen - Abstract
Keywords: Carbon uptake, Forest biomass, Bioenergy, Land use change, Indian forests, Deforestation, Afforestation, Rotation length, Trees outside forests. Global climate change is a widespread and growing concern that has led to extensive international discussions and negotiations. Responses to this concern have focused on reducing emissions of greenhouse gases, especially carbon dioxide, and on measuring carbon absorbed by and stored in forests and soils. Forests are a significant part of the global carbon cycle. The amount of carbon stored, however, changes over time as forests grow and mature. Land use changes, especially afforestation and deforestation may have major impacts on carbon storage. An option for mitigating the accumulation of CO2 in the atmosphere is the enhanced sequestration of carbon by the biosphere through massive reforestation or sustainable afforestation programs. Reducing the rate of deforestation reduces carbon losses from the biosphere. Establishing plantations on former agricultural land may have less of an impact on increasing carbon sequestration than restoring natural forests. The focus of this study was to estimate the carbon budgets and carbon sequestration potential of Indian forests, assessing the possible impacts of land-use changes and climate change on carbon stocks of Indian forests, and the mitigation potential of using forest-based bioenergy for fossil fuel substitution. The results from this study show that over a 10-year period from 1992-2002, Indian forests have acted as a small carbon sink. Thus, India with high population density, low forest cover per capita, high dependence of a large part of human population on forests, and a predominantly agrarian economy, has been able to reduce deforestation rate and increase its forest cover and associated carbon sink in the terrestrial biosphere. Due to fast growth rate and adaptability to a range of environments, short rotation plantations, in addition to carbon storage, rapidly produce biomass for energy and contribute to reduced greenhouse gas emissions. India has the potential to create additional carbon sinks using marginal lands, while at the same time balancing economic development and environmental concerns.
- Published
- 2010
15. Carbon budgets and carbon sequestration potential of Indian forests
- Subjects
forests ,cycling ,biomass ,biomassa ,carbon ,india ,land use ,bioenergy ,PE&RC ,carbon sequestration ,bio-energie ,landgebruik ,Forest Ecology and Forest Management ,koolstofvastlegging ,ontbossing ,afforestation ,koolstof ,deforestation ,Bosecologie en Bosbeheer ,bebossing ,bossen ,kringlopen - Abstract
Keywords: Carbon uptake, Forest biomass, Bioenergy, Land use change, Indian forests, Deforestation, Afforestation, Rotation length, Trees outside forests. Global climate change is a widespread and growing concern that has led to extensive international discussions and negotiations. Responses to this concern have focused on reducing emissions of greenhouse gases, especially carbon dioxide, and on measuring carbon absorbed by and stored in forests and soils. Forests are a significant part of the global carbon cycle. The amount of carbon stored, however, changes over time as forests grow and mature. Land use changes, especially afforestation and deforestation may have major impacts on carbon storage. An option for mitigating the accumulation of CO2 in the atmosphere is the enhanced sequestration of carbon by the biosphere through massive reforestation or sustainable afforestation programs. Reducing the rate of deforestation reduces carbon losses from the biosphere. Establishing plantations on former agricultural land may have less of an impact on increasing carbon sequestration than restoring natural forests. The focus of this study was to estimate the carbon budgets and carbon sequestration potential of Indian forests, assessing the possible impacts of land-use changes and climate change on carbon stocks of Indian forests, and the mitigation potential of using forest-based bioenergy for fossil fuel substitution. The results from this study show that over a 10-year period from 1992-2002, Indian forests have acted as a small carbon sink. Thus, India with high population density, low forest cover per capita, high dependence of a large part of human population on forests, and a predominantly agrarian economy, has been able to reduce deforestation rate and increase its forest cover and associated carbon sink in the terrestrial biosphere. Due to fast growth rate and adaptability to a range of environments, short rotation plantations, in addition to carbon storage, rapidly produce biomass for energy and contribute to reduced greenhouse gas emissions. India has the potential to create additional carbon sinks using marginal lands, while at the same time balancing economic development and environmental concerns.
- Published
- 2010
16. Deforestation trends in the Atlantic Zone of Costa Rica: a case study
- Subjects
forests ,fotointerpretatie ,Laboratorium voor Bodemkunde en geologie ,forestry ,land use ,Laboratory of Soil Science and Geology ,costa rica ,waste land ,bosbouw ,landgebruik ,aerial photography ,relaties ,Laboratory of Geo-information Science and Remote Sensing ,ontbossing ,afforestation ,luchtfotografie ,deforestation ,Laboratorium voor Geo-informatiekunde en Remote Sensing ,relationships ,bebossing ,bossen ,woeste grond ,photointerpretation - Published
- 1992
17. CO2FIX V 3.1 A modelling framework for quantifying carbon sequestration in forest ecosystems
- Subjects
koolstofcyclus ,accounting ,forest management ,simulation models ,voorraden ,bioenergy ,stocks ,bio-energie ,agroforestry ,afforestation ,biomass production ,carbon cycle ,biomassa productie ,Bosecologie en Bosbeheer ,Wageningen Environmental Research ,bebossing ,boekhouding ,bosbedrijfsvoering ,forests ,carbon ,biobased economy ,PE&RC ,simulatiemodellen ,Forest Ecology and Forest Management ,Centrum Ecosystemen ,Centre for Ecosystem Studies ,Wildlife Ecology and Conservation ,koolstof ,bossen - Abstract
This report describes the conceptual approach of the CO2FIX V 3.1 model, as well as its implementation and numerous examples. This stand level simulation model is a tool which quantifies the C stocks and fluxes in the forest biomass, the soil organic matter and the wood products chain. Included are also a bioenergy module, a financial module and a carbon accounting module. The model is applicable to many different situations: afforestation projects, agroforestry systems, and selective logging systems. The model is freely available from the web, together with numerous examples. The model has many users. The two earlier versions of the model have been downloaded already almost 2000 times
- Published
- 2004
18. CO2FIX V 3.1 A modelling framework for quantifying carbon sequestration in forest ecosystems
- Author
-
Schelhaas, M.J., van Esch, P.W., Groen, T.A., de Jong, B.H.J., Kanninen, M., Liski, J., Masera, O., Mohren, G.M.J., Nabuurs, G.J., Palosuo, T., Pedroni, L., Vallejo, A., and Vilén, T.
- Subjects
koolstofcyclus ,accounting ,forest management ,simulation models ,voorraden ,bioenergy ,stocks ,bio-energie ,agroforestry ,afforestation ,biomass production ,carbon cycle ,biomassa productie ,Bosecologie en Bosbeheer ,Wageningen Environmental Research ,bebossing ,boekhouding ,bosbedrijfsvoering ,forests ,carbon ,biobased economy ,PE&RC ,simulatiemodellen ,Forest Ecology and Forest Management ,Centrum Ecosystemen ,Centre for Ecosystem Studies ,Wildlife Ecology and Conservation ,koolstof ,bossen - Abstract
This report describes the conceptual approach of the CO2FIX V 3.1 model, as well as its implementation and numerous examples. This stand level simulation model is a tool which quantifies the C stocks and fluxes in the forest biomass, the soil organic matter and the wood products chain. Included are also a bioenergy module, a financial module and a carbon accounting module. The model is applicable to many different situations: afforestation projects, agroforestry systems, and selective logging systems. The model is freely available from the web, together with numerous examples. The model has many users. The two earlier versions of the model have been downloaded already almost 2000 times
- Published
- 2004
19. Criteria, potentials and costs of forestry activities to sequester carbon within the framework of the clean development mechanism
- Author
-
Waterloo, M.J., Spiertz, P.H., Diemont, W.H., Emmer, I., Aalders, E., Wichink Kruit, R.J., Kabat, P., and Hydrology and Geo-environmental sciences
- Subjects
Meteorologie en Luchtkwaliteit ,Meteorology and Air Quality ,forest management ,opslag ,storage ,koolstofvastlegging ,socioeconomics ,duurzaamheid (sustainability) ,ontbossing ,cost analysis ,kostenanalyse ,afforestation ,emission ,Alterra - Centre for Water and Climate ,deforestation ,Wageningen Environmental Research ,bebossing ,bosbedrijfsvoering ,forests ,climatic change ,fixation ,carbon ,carbon dioxide ,sociale economie ,klimaatverandering ,sustainability ,carbon sequestration ,Centrum Ecosystemen ,Centre for Ecosystem Studies ,emissie ,kooldioxide ,koolstof ,fixatie ,bossen ,Alterra - Centrum Water en Klimaat - Abstract
Forest activities in developing countries can be used to sequester carbon for gaining emission reductions within the Clean Development Mechanism of the Kyoto Protocol. This study has assessed the potentials and costs for carbon sequestration through afforestation, reforestation and deforestation activities and how these are affected when certain criteria for eligibility are applied. The criteria address issues of additionality, permanence, socio-economic and environmental sustainability, compliance and verification, which are of major importance for the successful implementation of forestry projects in the Clean Development Mechanism. Application of the criteria results in a substantial decrease in the carbon sequestration potential and an increase in the project costs.
- Published
- 2003
20. Criteria, potentials and costs of forestry activities to sequester carbon within the framework of the clean development mechanism
- Subjects
Meteorologie en Luchtkwaliteit ,Meteorology and Air Quality ,forest management ,opslag ,storage ,koolstofvastlegging ,socioeconomics ,duurzaamheid (sustainability) ,ontbossing ,cost analysis ,kostenanalyse ,afforestation ,emission ,Alterra - Centre for Water and Climate ,deforestation ,Wageningen Environmental Research ,bebossing ,bosbedrijfsvoering ,forests ,climatic change ,fixation ,carbon ,carbon dioxide ,sociale economie ,klimaatverandering ,sustainability ,carbon sequestration ,Centrum Ecosystemen ,Centre for Ecosystem Studies ,emissie ,kooldioxide ,koolstof ,fixatie ,bossen ,Alterra - Centrum Water en Klimaat - Abstract
Forest activities in developing countries can be used to sequester carbon for gaining emission reductions within the Clean Development Mechanism of the Kyoto Protocol. This study has assessed the potentials and costs for carbon sequestration through afforestation, reforestation and deforestation activities and how these are affected when certain criteria for eligibility are applied. The criteria address issues of additionality, permanence, socio-economic and environmental sustainability, compliance and verification, which are of major importance for the successful implementation of forestry projects in the Clean Development Mechanism. Application of the criteria results in a substantial decrease in the carbon sequestration potential and an increase in the project costs.
- Published
- 2003
21. The changing role of forestry in Europe: perspectives for rural development
- Subjects
bosbeleid ,rural communities ,Forest and Nature Conservation Policy ,landeigenaren ,bosbezit ,landowners ,afforestation ,Bos- en Natuurbeleid ,plattelandsgemeenschappen ,bebossing ,forests ,attitudes ,taxatie ,plattelandsontwikkeling ,forestry ,forest policy ,bosbouw ,meervoudig gebruik ,europa ,forest ownership ,local population ,plaatselijke bevolking ,MGS ,multiple use ,bossen ,europe ,valuation ,rural development - Published
- 2002
22. De waterhuishouding van een loofbosaanplant in de droogmakerij De Purmer; resultaten van onderzoek gedurende de periode 1990-2000
- Subjects
bosbeleid ,ditches ,forest management ,hydrology ,netherlands ,runoff ,sloten ,hydrologie ,oppervlakkige afvoer ,nederland ,waterhuishouding ,afforestation ,water management ,Purmer ,Wageningen Environmental Research ,bebossing ,bosbedrijfsvoering ,forests ,waterbeheer ,boshydrologie ,forest policy ,recreation ,noord-holland ,bosbeheer ,bossen ,recreatie - Published
- 2002
23. Koolstofvastlegging in bossen: een kans voor de boseigenaar?
- Author
-
Schelhaas, M.J., van Wijk, M.N., and Nabuurs, G.J.
- Subjects
certification ,koolstofcyclus ,bosbeleid ,forest administration ,opslag ,klimaatbeleid ,storage ,koolstofvastlegging ,milieubescherming ,afforestation ,environmental policy ,carbon cycle ,bosbouwontwikkeling ,Wageningen Environmental Research ,bebossing ,environmental protection ,forests ,subsidie ,fixation ,Ecologie en Milieu ,carbon ,carbon dioxide ,forest policy ,carbon sequestration ,forestry development ,kooldioxide ,milieubeleid ,koolstof ,koolstofkringloop ,fixatie ,bosbeheer ,certificering ,bossen - Abstract
Uitleg over de koolstofvastlegging in bossen, d.w.z. in de biomassa, de bosbodem en houtproducten, de toekomstige ontwikkeling van de koolstofvastlegging in relatie met het huidige bosbeheer en de andere functies van bossen (recreatie, natuur), de mogelijkheden van het Kyoto-protocol om de koolstofvastlegging te benutten voor het compenseren van CO2-uitstoot (nieuwe bossen; bestaande bossen; bio-energie), en de praktische gevolgen voor de Nederlandse bosbeheerder. Op dit moment is alleen de koolstofopslag in nieuw aan te leggen bossen te vermarkten via CO2-certificaten; voor koolstofvastlegging in bestaande bossen bestaat nog geen regeling, en biomassaproductie levert te weinig op
- Published
- 2002
24. Koolstofvastlegging in bossen: een kans voor de boseigenaar?
- Author
-
Schelhaas, M.J., van Wijk, M.N., and Nabuurs, G.J.
- Subjects
certification ,koolstofcyclus ,bosbeleid ,forest administration ,opslag ,klimaatbeleid ,storage ,koolstofvastlegging ,milieubescherming ,afforestation ,environmental policy ,carbon cycle ,bosbouwontwikkeling ,bebossing ,environmental protection ,forests ,subsidie ,fixation ,carbon ,carbon dioxide ,forest policy ,carbon sequestration ,forestry development ,kooldioxide ,milieubeleid ,koolstof ,koolstofkringloop ,fixatie ,bosbeheer ,certificering ,bossen - Abstract
Uitleg over de koolstofvastlegging in bossen, d.w.z. in de biomassa, de bosbodem en houtproducten, de toekomstige ontwikkeling van de koolstofvastlegging in relatie met het huidige bosbeheer en de andere functies van bossen (recreatie, natuur), de mogelijkheden van het Kyoto-protocol om de koolstofvastlegging te benutten voor het compenseren van CO2-uitstoot (nieuwe bossen; bestaande bossen; bio-energie), en de praktische gevolgen voor de Nederlandse bosbeheerder. Op dit moment is alleen de koolstofopslag in nieuw aan te leggen bossen te vermarkten via CO2-certificaten; voor koolstofvastlegging in bestaande bossen bestaat nog geen regeling, en biomassaproductie levert te weinig op
- Published
- 2002
25. The changing role of forestry in Europe: perspectives for rural development
- Author
-
Wiersum, K.F. and Elands, B.H.M.
- Subjects
bosbeleid ,rural communities ,Forest and Nature Conservation Policy ,landeigenaren ,bosbezit ,landowners ,afforestation ,Bos- en Natuurbeleid ,plattelandsgemeenschappen ,bebossing ,forests ,attitudes ,taxatie ,plattelandsontwikkeling ,forestry ,forest policy ,bosbouw ,meervoudig gebruik ,europa ,forest ownership ,local population ,plaatselijke bevolking ,MGS ,multiple use ,bossen ,europe ,valuation ,rural development - Published
- 2002
26. De waterhuishouding van een loofbosaanplant in de droogmakerij De Purmer; resultaten van onderzoek gedurende de periode 1990-2000
- Author
-
Hamaker, P., Beets, C.P., Moors, E.J., and Dolman, A.J.
- Subjects
bosbeleid ,ditches ,forest management ,hydrology ,netherlands ,runoff ,sloten ,hydrologie ,oppervlakkige afvoer ,nederland ,waterhuishouding ,afforestation ,water management ,Purmer ,Wageningen Environmental Research ,bebossing ,bosbedrijfsvoering ,forests ,waterbeheer ,boshydrologie ,forest policy ,recreation ,noord-holland ,bosbeheer ,bossen ,recreatie - Published
- 2002
27. Bosbouw en plattelandsontwikkeling in Europa
- Author
-
Elands, B. and Wiersum, F.
- Subjects
platteland ,rural areas ,bosbeleid ,afforestation ,bosbouwontwikkeling ,bebossing ,development ,european union ,agriculture ,forests ,research ,plattelandsontwikkeling ,forestry ,forest policy ,bosbouw ,onderzoek ,forestry development ,europese unie ,europa ,relaties ,landbouw ,relationships ,bossen ,europe ,rural development ,ontwikkeling - Abstract
Typologie van plattelandsontwikkeling en plattelandsvernieuwing, de verschillende visies op de gewenste richting van plattelandsvernieuwing (agri-ruraal; utilitair; hedonistisch), en de rol die bosbouw en vergroting van het bosareaal in Europees verband hierbij kan spelen
- Published
- 1999
28. Bosbouw en plattelandsontwikkeling in Europa
- Author
-
Elands, B. and Wiersum, F.
- Subjects
platteland ,rural areas ,bosbeleid ,afforestation ,bosbouwontwikkeling ,bebossing ,development ,european union ,agriculture ,forests ,research ,plattelandsontwikkeling ,forestry ,forest policy ,bosbouw ,onderzoek ,forestry development ,europese unie ,europa ,relaties ,landbouw ,relationships ,bossen ,europe ,rural development ,ontwikkeling - Abstract
Typologie van plattelandsontwikkeling en plattelandsvernieuwing, de verschillende visies op de gewenste richting van plattelandsvernieuwing (agri-ruraal; utilitair; hedonistisch), en de rol die bosbouw en vergroting van het bosareaal in Europees verband hierbij kan spelen
- Published
- 1999
29. Conservation and utilization of natural resources in the East Usambara forest reserves: conventional views and local perspectives
- Author
-
Kessy, J.F., Wageningen University, Paul Richards, and M. Wessel
- Subjects
natuurlijke hulpbronnen ,forestry practices ,national wealth ,nature conservation ,tanzania ,natuurreservaten ,CERES ,landgebruik ,Forest and Nature Conservation Policy ,tenure systems ,socioeconomics ,afforestation ,bosbouwkundige handelingen ,Bos- en Natuurbeleid ,bosproducten anders dan hout ,bebossing ,natural resources ,non-wood forest products ,forests ,forestry ,land use ,sociale economie ,nature reserves ,bosbouw ,Leerstoelgroep Technologie en agrarische ontwikkeling ,natuurbescherming ,pachtstelsel ,Technology and Agrarian Development ,bossen ,nationaal vermogen - Abstract
The importance of conserving biological resources and the need for managing these resources for present and future generations has been given much attention internationally in the past three decades. These ideas have been emphasized in key documents such as the Brundtland report as well as in international conventions such as the global convention on biodiversity which followed the Rio meeting in 1992. The challenge in implementing these ideas lies in finding the proper trade-offs between current and future utilization of natural resources. Their success depends very much on the kind of policy reforms undertaken by nations to accommodate both local and international interests. Relevant policy adjustments are rarely observed in developing countries. For example, in Tanzania forest policies of the 1950s and early 1960s are still in use despite the recent developments in thinking about forest conservation issues. Conventional conservation approaches still dominate despite current emphasis on the need to involve all relevant stakeholder groups in preparing forest conservation plans. This approach often neglects the interests and value systems of the different groups of stakeholders with ultimate deleterious impact on forest resources.This study was conducted to examine the values, perceptions and actions with respect to forest resources of various stakeholders in the East Usambaras in Tanzania. This forest area has a high degree of species diversity and endemism that is threatened by increasing human pressure on resources. Conceptually the research was based on the appreciation of the existence of varying value systems between different stakeholders in relation to forest resources in the East Usambarasas, e.g. conservationists, estate holders and local villagers. The research focused on the collection of empirical evidence to substantiate the disparity of value systems amongst different stakeholders, and on the analysis of the impact of this disparity and possible modalities for reconsiliation reconciliation he objective of the study study was to investigate the potentials and limitations of involving local communities and other stakeholders in conserving the East Usambara forests, and to propose appropriate development strategies for harnessing such potentials. In order to reach this objective, the nature of various stakeholders' activities in relation to the forests was studied and the impact of such actions on long-term biodiversity conservation prospects in the area was assessed.An extensive literature search indicated a variety of arguments concerning the nature and extent of problems in natural resource management and the range of recommended approaches in solving such conservation problems. Different perceptions on fundamental concepts in biodiversity conservation exist; these reflect the diversity of values that individuals and social organizations attach to natural resources. For effective management of conservation areas these perceptions should be reconciled, and global and local interests should be balanced. This indicates the need to assess the significance of indigenous forest management systems and to augment the conventional approach to managing nature reserves with community management of forest resources. These ideas were used to formulate the key concepts and analytical framework for this study.The research consisted of the collection of information on both technical and sociological aspects of forestry. Because of this, a variety of research methods were deployed such as participatory rural appraisal, a general questionnaire survey and several more specialized surveys. The specialized surveys consisted of (a) several assessments of the different types forest products collected by local people, (b) a forest survey to ascertain the impact of human activities on the natural forests, and (c) a survey to assess the nature and extent of domestication of forest plants by local people. Additional information was collected through in-depth interviews with key informants, field observations and study of secondary data.The research started with a reconnaissance of twenty villages out of the total of fifty-four villages in the East Usambaras. These rapid village appraisals entailed both formal and informal discussions. The investigation aimed to expose the general characteristics of different villages and to provide the basis for selection of case study villages. Six villages were subsequently selected as case study villages representing the various ecological conditions in the area. These included Kisiwani, Mikwinini, Kwamzindawa, Potwe-Ndondondo, Hemsambia and Vuga.In all case study villages an open ended questionnaire was administered to solicit data on socio- economic conditions, forest products utilization trends, and local people's perceptions on a variety of conservation and development aspects. In each village a random selection of 20% of the households was made; in total 292 households were surveyed. Also several surveys on the use of forest products were carried out. An investigation of the different building materials of forest origin commonly used by villagers was done in five out of the six case study villages. The species used for building purposes and their quantities were estimated by surveying 41 houses which were under construction. In five villages a study was made of items of forest origin used at household level. In a sample of 10% of the households (135 households) all utensils derived from materials of forest origin were recorded. Also a market survey was carried out to collect information on the nature and amounts of both wood and non-wood forest products which are commercialized. On three markets 16 merchants were interviewed and their supply of products measured. A study was also made about the extent of human disturbance to the forest reserves as a result of forest products collection. The extent of the disturbance resulting was assessed in 150 sample plots of 0. 1 ha in size established at 100 to 200m, 500m and 1000m from the forest edge. In these plots forest characteristics such as species composition, signs of human impact and forest regeneration were recorded. Finally, in three villages a farm survey took place to record the presence and use of plants of forest origin on farmer fields.Data analysis was both quantitative and qualitative. The findings from the reconnaissance survey and rural appraisals were analyzed to provide insight for the more detailed surveys which were to follow. Information collected through the questionnaire survey was coded and analyzed with the SPSS statistical program for social sciences. The coding involved structuring the responses from the open- ended questionnaire and assigning them nominal values for analytical purposes. Considering the nature of the study mainly descriptive statistics were used. Data collected from the building materials survey, survey of household used items, market survey, forest sampling and domestication survey were analyzed using the Q&A4 database and Harvard Graphics 3.0 programs. Species names and synonyms were cross-checked using Kewensis database. Content analysis was used to analyze qualitative information from indepth interviews, and participant observations.The research findings presented in this book focus on the socio-economic conditions in the area, the values of the forests for local people, the effects of forest utilization, and the need to search for alternatives in managing the forest reserves and conserving their biodiversity.In the East Usambara basically three types of (agro)forestry systems are present: natural forests, forest plantations and on-farm tree growing systems. These forests are under the management responsibility of either the state, district or village institutions, estates or private persons. The natural forests are surrounded by a countryside occupied by very heterogenous human population, which is increasing rapidly because of both natural growth and immigration. Both subsistence and commercial agriculture is taking place. Commercial agriculture is dominated by tea and sisal estates, while subsistence agriculture consists of mixed cropping systems on farms of about three hectares in size. Farmers practice shifting cultivation using short fallow periods and local farming techniques. In some cases when shade trees are required such as for the cultivation of cardamom, or when locally- valued trees are present. not all trees are removed. But in general, due to poor soils the agricultural practices are often detrimental to the environment. In addition farmers also cultivate permanent homestead plots. A range of formal and informal institutions governing land use practices were discerned in the area. However, these institutions are not harmoniously organized to pursue conservation initiatives.Forests are very valuable to local communities in terms of both cultural and utilitarian benefits. Many different tree products are collected either for household use or sale. Forest plants provide fuelwood (33 species). poles (35 species), withies (32 species), ropes (11 species), foods (28 species), medicines (185 species) and household utensils (83 species). The annual per capita consumption of fuelwood was estimated at 1.7 cubic meters while the annual consumption of forest vegetables was estimated to be about 12 kg per household. The different products are collected either from the forest reserves, estate plantations or privately grown trees; collection in the forest reserves still predominates. Besides these utilitarian functions the local people also value forests for religious (e.g. traditional rainmaking ceremonies) and environmental values. The role of forests for regulating hydrological and micro-climate conditions and its significance for agricultural production are well recognized.The management of the forest reserves is still dominated by a conventional conservation approach that tends to alienate communities from conservation areas. Despite conservation regulations, human activities in the forest still continue. Illegal collection of forest products has affected the composition and structure of the forests adversely. The destruction of trees is most intensive near the forest edge, while animal trapping becomes more intensive with increasing distance from the forest edge. The harvesting of forest products by local people has resulted in the reduction of stocking level of trees from the estimated normal tree density of 650 stems/hectare to about 500 stems per hectare. The diameter distribution of trees has also been affected: trees with small diameters dominate close to the forest edge (up to 200m from the forest edge), whereas trees have a larger diameter deeper in the forest. Near the forest edge also many coppiced trees are present: respectively 49% and 42% of all coppiced trees were found in the 100-200m and 200-500m range from the forest edge, against about 9% deeper into the forest. Also the number of dead stumps decreases as the distance from the forest edge increases, but the reverse is the case for debarked trees. Illegal collection of forest products affected both endemic and non-endemic species.The local villagers are not just using the forest resources, they have also developed various management practices for the forest resources valued by them. For instance, villagers from Vuga and Hemsambia communally manage about 30 hectares of natural forest in the public lands. This forest was traditionally used for ritual purposes, but had been mismanaged by irresponsible village leaders. To prevent further depletion of this forest, the villagers agreed on a set of rules and regulations governing the utilization of resources in this forest and appointed a forest management committee. These initiatives were complementary to the conservation efforts by the Forest Division in other forest reserves in the area. Another example of local management efforts is the on-farm cultivation of tree species of forest origin for both consumptive and non-consumptive use. Such domestication concerns trees providing food, medicine, construction, lumber and local tools, or providing ecological services such as water conservation, shade and support to crops. About 10% of the domesticated species are endemic or near endemic.Although the needs and perceptions of the local farmers and conservationists are not always contradictory, in practice substantial gaps between the values and perceptions of various stakeholders interests in forests exist. Different interest groups have different perceptions of what biodiversity entails and how it should be conserved. Most professionals, donor agents and the educated elite understand and appreciate the importance of biological diversity from ecosystem down to genetic level. Their evaluation of the need for biodiversity conservation tends to focus specifically at ecosystem and species level. But the local people view the importance of the biodiversity of rests in terms the products and services that they can derive from the forests. Both professionals and local people consider the need for intergenerational flow of benefits from forests. However, professional conservationists are predominantly occupied with endangered species, centers of endemism, future prospects of new commercial, e.g. pharmaceutical, products and future use of genetic resources. Whereas local people are considering the livelihood of their descendants in terms of availability of rainfall, traditional medicines, fuelwood and building materials. This contrast in perception on the relevance of biodiversity is illustrated by the fact that conservationists pay more attention to the fact that 25% (about 710 species) of all vascular plant species and 18% (48 species) of all tree species are (near) endemic in the East Usambara, than to the fact that about 350 tree species (of which less than 6% of the endemic species) are used by the local population. Nor do they appreciate the fact that local people have taken conscious efforts to conserve around 100 tree species (of which about 20 endemic species) by cultivating them.A third interest group with specific perceptions on -the conservation of the natural resources in the Usambaras consists of the private commercial estates, particularly the tea estates. This interest group focuses specifically on two important forest benefits- rainfall and fuelwood. While rainfall boosts production, fuelwood supplies energy to company boilers. Future management of the forests in the area, as far as this, interest group is concerned, should pay attention to the catchment potential and supply of fuelwood from various sources, including plantations outside the forest reserves.Obviously, all three interest groups value the forests, be it for different reasons. Thus, they have at least in common that no group is in favor of forest depletion. The central challenge to the management of the forests is to build cooperative alliances between these groups, taking full account of the different value frameworks they bring to forest conservation. It is only when the specific interests of each group of forest user is considered, that these groups will develop interest in cooperation with the Forest Division in managing the forests. The main weakness of the current forest management is that it provides neither the forum nor the opportunity for different stakeholders to express their interests in relation to the forests. It is only when such a framework for expressing, debating, contesting and resolving differences of interest is in place that each interest group will respect the interest of other groups and develop cooperative norms. The study ends therefore with the outlining of a Stakeholder Reconciliation Model (SRM), which serves to address key issues such as policy formulation, land- use planning, communication and reconciliation of competing stakeholder claims. It is suggested, that this is an essential institutional prerequisite for achieving sustainable conservation of the forest resources in the East Usambaras.
- Published
- 1998
30. Conservation and utilization of natural resources in the East Usambara forest reserves: conventional views and local perspectives
- Author
-
Kessy, J.F.
- Subjects
natuurlijke hulpbronnen ,forestry practices ,national wealth ,nature conservation ,tanzania ,natuurreservaten ,CERES ,landgebruik ,tenure systems ,socioeconomics ,afforestation ,bosbouwkundige handelingen ,bosproducten anders dan hout ,bebossing ,natural resources ,non-wood forest products ,forests ,forestry ,land use ,sociale economie ,nature reserves ,bosbouw ,natuurbescherming ,pachtstelsel ,bossen ,nationaal vermogen - Published
- 1998
31. Conservation and utilization of natural resources in the East Usambara forest reserves: conventional views and local perspectives
- Subjects
natuurlijke hulpbronnen ,forestry practices ,national wealth ,nature conservation ,tanzania ,natuurreservaten ,CERES ,landgebruik ,tenure systems ,socioeconomics ,afforestation ,bosbouwkundige handelingen ,bosproducten anders dan hout ,bebossing ,natural resources ,non-wood forest products ,forests ,forestry ,land use ,sociale economie ,nature reserves ,bosbouw ,natuurbescherming ,pachtstelsel ,bossen ,nationaal vermogen - Published
- 1998
32. Essays in economics of renewable resources
- Author
-
Bulte, E.H., Agricultural University, H. Folmer, W.J.M. Heijman, Folmer, H., Heijman, W.J.M., and Tilburg School of Economics and Management
- Subjects
natuurlijke hulpbronnen ,visserij ,milieu ,herstel ,national wealth ,rehabilitation ,tropics ,environmental management ,pollution control ,verontreinigingsbeheersing ,duurzaamheid (sustainability) ,ontbossing ,afforestation ,tropen ,controle ,deforestation ,bebossing ,kwaliteit ,natural resources ,fishing ,landbouwgrond ,forests ,hulpbronnengebruik ,milieubeheer ,forestry ,bescherming ,economics ,vis vangen ,General Economics ,protection ,sustainability ,Algemene economie ,bosbouw ,pastures ,resource utilization ,agricultural land ,relaties ,weiden ,MGS ,quality ,fisheries ,relationships ,bossen ,economie ,control ,environment ,nationaal vermogen - Abstract
In dit proefschrift neem ik een aantal onderwerpen die betrekking hebben op de economische theorie van beheer van natuurlijke hulpbronnen onder de loep. Voorbeelden van natuurlijke hulpbronnen zijn visvoorraden, bossen en olie. Het onderzoeksveld is breed en biedt keuze uit een scala aan onderwerpen, ieder met zijn eigen problemen, eigenaardigheden en interessante aspecten. Aangezien de afzonderlijke hoofdstukken van dit proefschrift afgesloten worden met een concluderende en samenvattende sectie, zal ik deze samenvatting kort houden.De hoofdstukken 1 en 2 betreffen een inleidend literatuuronderzoek. In hoofdstuk 1 wordt het onderzoeksveld afgebakend en worden enkele basisbegrippen besproken. Twee centrale thema's zijn "duurzaamheid" en "efficientie". Duurzaamheid heeft betrekking op gelijke toegang tot natuurlijke hulpbronnen door verschillende generaties. Efficiëntie betekent het (intertemporeel) maximaliseren van een doelfunctie. Het maximaliseren van "de winst of "het nut voor de samenleving" zijn veel gebruikte voorbeelden van dergelijke functies. Na de Earth summit in Rio de Janeiro in 1992 zou "duurzaamheid" wellicht het belangrijkste thema van de twee dienen te zijn, maar er bestaat in de literatuur veel verschil van inzicht over de exacte interpretatie van dit begrip. De interpretatie is subjectief en onder andere afhankelijk van de inschatting van de toekomstige substitutie-mogelijkheden tussen de verschillende productiefactoren (bijvoorbeeld tussen natuurlijk en fysiek kapitaal), en van de mogelijkheden die in de toekomst door technologische vooruitgang geboden zullen worden.De interpretatie van efficiëntie is helder, en de mainstream van de neoklassieke economen is traditioneel gericht op dit thema. (Van meer recente aard zijn modellen waarin de beide thema's gecombineerd worden.) De meeste hoofdstukken in dit proefschrift gaan in de eerste plaats over het efficiënt gebruik van (vernieuwbare) natuurlijke hulpbronnen.Het exploiteren van een natuurlijke hulpbron heeft invloed op de mogelijkheden voor toekomstig gebruik van deze voorraad. In geval van mijnbouw, bijvoorbeeld, gaat de huidige extractie van ertsen ten koste van grondstofwinning in de toekomst. Dit impliceert dat bij het delven van een eenheid erts, in aanvulling op de pure extractiekosten, rekening moet worden gehouden met de zogenaamde opportunity costs . In dit verband wordt met opportunity costs bedoeld de mogelijke baten die de eenheid erts in de toe komst had kunnen opleveren. Deze "extra" kosten verlagen de optimale hoeveelheid die geëxploiteerd dient te worden. Een belangrijke regel voor efficiënt gebruik van een niet-vernieuwbare hulpbron, zoals olie of steenkool, is dat onder bepaalde voorwaarden de groeivoet van de zogenaamde rent van de hulpbron (gedefinieerd als het verschil tussen de prijs en de marginale exploitatiekosten) gelijk moet zijn aan de interestvoet. Als deze regel opgaat zijn eigenaren van een hulpbron indifferent tussen huidige en toekomstige extractie: het rendement van het aanhouden van een voorraad van een bepaalde hulpbron is even hoog als het rendement van exploiteren en het verdiende geld vervolgens elders investeren of op de bank zetten. Dit is de bekende Hotelling regel.Voor efficiënt gebruik van hulpbronnen die zichzelf binnen een redelijke termijn kunnen vernieuwen, zoals een voorraad vis of een bos, moet de Hotelling regel aangepast worden. In de economie van dit soort hulpbronnen worden economische principes gecombineerd met biologische groeimodellen. Met behulp van bosbouwmodellen kan dan bijvoorbeeld de optimale omlooptijd van een gelijkjarig bos berekend worden. Met behulp van visserijmodellen wordt de optimale visstand in een bepaald gebied berekend. Het afzien van oogsten, bijvoorbeeld door een hoeveelheid bomen nog een jaar te laten groeien of door de jaarlijkse vangst van een bepaalde vissoort te verlagen, kan geïnterpreteerd worden als "investeren" in de hulpbron. Omgekeerd geldt dat oogsten gelijk staat aan desinvesteren. In hoofdstuk 2 van dit proefschrift wordt door middel van een literatuurstudie ingegaan op deze materie en op verwante zaken als eigendomsrechten (immers, wie wil investeren in een hulpbron als niet duidelijk is of de toekomstige baten toevallen aan hemzelf?) en de rol van overheidsbeleid.Hoofdstuk 3 en 4 zijn gewijd aan tropische ontbossing. Het directe verband tussen de commerciële kap van tropisch hardhout en ontbossing is uiterst zwak. Een veel belangrijkere factor is het "omzetten" van bossen in landbouwgrond (ongeveer 80% van alle ontbossing wordt veroorzaakt omdat ruimte voor landbouw, inclusief veehouderij, gemaakt moet worden). Zoals veel bosbouwers en milieubeschermers benadrukken bestaat er echter wel een sterk indirect verband tussen commerciële, selectieve houtkap en oprukkende landbouw. De bosbouwsector zorg namelijk voor het aanleggen van een infrastructuur in gebieden waar (selectief) gekapt is. Dit maakt het bedrijven van landbouw in deze gebieden aantrekkelijker.Een veel gehoorde beleidsaanbeveling is dat boeren uit de bossen geweerd moeten worden, bij voorkeur door een algemeen ontwikkelingsbeleid gericht op het tegengaan van te snelle bevolkingsgroei, het bevorderen van alfabetisering en het hervormen van de landbouwsector. Ongetwijfeld wordt hiervoor met de beste bedoelingen gepleit. Dit proefschrift toont echter aan dat dit beleid niet altijd bevorderlijk is voor natuurbehoud.In hoofdstuk 3 wordt de relatie tussen de (dreiging van) oprukkende boeren en het kaptempo van bosbouwers onderzocht. Omdat, zoals vermeld, conversie van bossen in landbouwgrond met name voorkomt in selectief gekapt bos, kunnen bosbouwers met kapconcessies voor meerdere jaren de schade door oprukkende landbouwers beïnvloeden door hun kapbeslissingen ("in welk tempo zet ik mijn ongestoorde, primaire bos om in makkelijk toegankelijk, secundair bos?") te veranderen. Het verminderen van schade zal overwogen worden indien het bosbouwers is toegestaan na verloop van tijd terug te keren naar het opengelegde gebied voor aanvullende kap. Met een model waar schade aan het bosbestand van een houtbedrijf positief gerelateerd is aan de omvang van het secundaire bos laten we zien dat de dreiging van oprukkende boeren twee effecten heeft. Aan de ene kant zullen bosbouwers de kap in toegankelijke bossen intensiveren om de brandende boeren vóór te zijn. Een andere reactie is het vertragen van de omzetting van ongestoorde (en ontoegankelijke) primaire bossen in secundaire bossen. We concluderen dat de dreiging van landbouwers leidt tot minder secundair en meer primair bos. Afhankelijk van de maatschappelijke waardering voor deze verschillende bossystemen kan dit uit oogpunt van natuurbehoud een verbetering of een verslechtering inhouden.Het huidige tempo van ontbossing is volgens velen te hoog. Een mogelijke verklaring is dat kapbedrijven een te hoge rentevoet hanteren bij het beslissen over de spreiding van kapactiviteiten over de tijd. Immers, veelal wordt verondersteld dat hogere discontovoeten (implicerend dat relatief meer belang wordt gehecht aan huidige consumptie dan aan toekomstige consumptie) ondubbelzinnig negatief uitpakken voor natuurbescherming. Een tweede doelstelling van hoofdstuk 3 is te onderzoeken of dit correct is in de context van een model waarin onderscheid gemaakt wordt tussen primaire en secundaire bossen en waarin een winstmaximaliserend bedrijf geconfronteerd wordt met een overheid die bepaalde eisen stelt. We laten zien dat hoge rentevoeten niet noodzakelijkerwijs versnelde kap uitlokken. Het selectief kappen van primair bos betekent namelijk automatisch dat secundair bos gecreëerd wordt. Bij optimaal bosbeheer wordt de winst door kap in beide typen bos in de afweging betrokken. We laten zien dat hoge discontovoeten de baten van het omzetten van primair bos in secundair bos verlagen. Daarmee wordt het tempo vertraagd waarin deze primaire bossen dienen te worden gekapt om de winst te maximaliseren.In hoofdstuk 4 onderzoeken we of het verschaffen van ontwikkelingsgeld aan ontwikkelingslanden een efficiënt instrument is om tropische ontbossing af te remmen. Op basis van een model waar de overheid van een Derde Wereldland de baten van bosbeheer maximaliseert, in dit geval opbrengsten uit verkoopbaar hout en niet-gebruikswaarden gekoppeld aan bosbescherming, is in het verleden geconcludeerd dat ontwikkelingshulp leidt tot extra bosbescherming. De redenering luidt als volgt: extra geld door middel van internationale transfers leidt tot meer consumptie in het Derde Wereldland, zodat de marginale baten van consumptie zullen dalen. Om het evenwicht te herstellen moeten de marginale baten van bosbescherming ook dalen, hetgeen alleen bereikt kan worden door het bosareaal uit te breiden. We hebben dit model uitgebreid en realistischer gemaakt door een risico-mijdende overheid en onzekerheid met betrekking tot toekomstige houtprijzen te veronderstellen. Uiteraard leidt deze uitbreiding normaliter tot afremmen van de kapinspanning. In aanvulling op dit effect hebben internationale donaties in het uitgebreide model een tweede effect: de overheid wordt door het extra geld minder risico-mijdend en laat zich in mindere mate door de onzekere prijzen afremmen om bos te kappen. De conclusie is dat de effectiviteit van internationale transfers als instrument om bij te dragen tot bosbescherming in het verleden is overschat.In hoofdstuk 5 en 6 behandelen we enkele economische achtergronden van het beschermen van bepaalde diersoorten. In hoofdstuk 5 staat het verbod op de handel in ivoor centraal. Met de bedoeling om olifanten te beschermen is hiertoe, na enkele decennia van grootschalige olifantenslacht, besloten aan het einde van de jaren '80. Tot op heden heeft dit beleid bijgedragen aan herstel van olifantenpopulaties. Met een eenvoudig economisch model hebben we onderzocht of een handelsverbod altijd dit effect zal blijven hebben. Dit is waarschijnlijk niet het geval. Voor een overheid levert het beheren van een populatie levende olifanten verschillende baten op: het trekt toeristen aan en, na eventuele opheffing van het verbod, zijn olifanten een bron van ivoor en andere nuttige producten. Aan de andere kant leveren olifanten schade op aan landbouwgewassen en mogelijkerwijs ook aan natuurparken. Zolang het handelsverbod gehandhaafd blijft zal een overheid proberen de baten van de bescherming van een extra olifant (in dit geval dus inkomsten uit toerisme) gelijk te stellen aan de kosten die deze olifant met zich meebrengt. Dit wordt bereikt door regelmatig olifantenpopulaties uit te dunnen, ook al mag het aldus verkregen ivoor niet verkocht worden. Dergelijke operaties zijn in enkele landen al aan de gang. Indien het handelsverbod wordt opgeheven zal de overheid olifanten ook beschouwen als een vernieuwbare bron van ivoor. Het bejagen van olifanten voor ivoor levert dan directe baten op en het laten leven van een olifant wordt een soort van investering. Met behulp van data voor Afrika in het algemeen en Kenia in het bijzonder laten we zien dat de optimale populatie olifanten zoals die met een handelsverbod door een overheid wordt nagestreefd niet noodzakelijkerwijs groter is dan de optimale populatie met handel in ivoor. Een belangrijke factor die de optimale hoeveelheid olifanten in de situatie met handel bepaald is de hoogte van de discontovoet die de overheid gebruikt. Een hoge discontovoet leidt tot lage olifantenpopulaties wanneer handel in ivoor is toegestaan, en omgekeerd. De discontovoet waarbij de hoeveelheid olifanten met handel in ivoor de optimale populatie met een handelsverbod overtreft is in de nabijheid van de "sociale discontovoet". Als de discontovoet zoals gehanteerd door Afrikaanse overheden lager wordt dan deze break even discount rate, dan zijn olifanten gebaat bij handel in ivoor. Aangezien de discontovoet waarschijnlijk niet constant is (veelal wordt verondersteld dat de discontovoet een afnemende functie van het inkomen is), concluderen we dat olifantenbeschermers in de toekomst wellicht zullen moeten pleiten voor opheffing van het handelsverbod. In het model hebben we geen rekening gehouden met stroperij. Dit beschouwen we een van de noodzakelijke uitbreidingen voor de toekomst.In hoofdstuk 6 bekijken we de economische achtergrond van het verbod op de commerciële walvisvaart. We berekenen de optimale hoeveelheid dwergvinvissen in het Noordoostelijk deel van de Atlantische oceaan met behulp van een model waarin we rekening houden met de niet-gebruikswaarden van levende walvissen (de populariteit van organisaties als Greenpeace geeft aan dat veel mensen "nut" ontlenen aan levende walvissen). In tegenstelling tot ander onderzoek concluderen we dat de huidige populatie dwergvinvissen te laag is. Bovendien blijkt dat het optimaal is om volledig van walvisvangst af te zien tot de populatie gegroeid is tot de optimale omvang. Het moratorium is dus economisch te verdedigen. In het hoofdstuk demonstreren we tot slot dat een simpel statisch model, dat door sommige onderzoekers wordt gebruikt om dit soort problematiek te benaderen, ongeschikt is. Het model leidt tot beleidsaanbevelingen die diametraal tegenover de beleidsimplicaties van een dynamische specificatie staan.De hoofdstukken 7, 8 en 9 betreffen visserijeconomie. Zoals besproken in hoofdstuk 2 heeft exploitatie van de zee gedurende een lange tijd plaatsgevonden onder condities van open access. Dit betekent dat het niet mogelijk was om geïnteresseerde vissers te weren van bepaalde visgronden. Omdat niemand geweerd kon worden, voelde niemand zich verantwoordelijk voor een duurzaam beheer. Iedereen zal proberen op zo kort mogelijk termijn zo veel mogelijk geld te verdienen door vis te vangen voordat een andere visser daar aan toe komt. Onder open access verdwijnt de rent volledig: er wordt zoveel gevist dat de prijs uiteindelijk gelijk is aan de marginale vangstkosten. Aan het eind van de jaren '70 is aan deze toestand een einde gekomen door het instellen van exclusieve zones waarbinnen overheden het recht krijgen om buitenstaanders te weren en eigen beleid te voeren. We hebben in hoofdstuk 7 onderzocht of de overgang van open access naar een situatie waar overheidsbeleid gevoerd kan worden heeft geleid tot een beter beheer van visbestanden. Op basis van de economische theorie kan voorspeld worden dat overheden (net als bedrijven met gegarandeerde eigendomsrechten) rekening houden met levende vissen als investering. Dit betekent dat de rent van de hulpbron positief moet worden. Empirisch onderzoek met behulp van Duitse data wijst uit dat de rent inderdaad positief geworden is na instellen van Europees visserijbeleid.De conclusie uit hoofdstuk 7 is zeker niet dat het huidige beleid optimaal is. Er werd slechts geconcludeerd dat vergeleken met vroeger de hulpbron nu efficiënter geëxploiteerd wordt. Ander onderzoek heeft aangetoond dat het huidige beleid verre van optimaal is. Een verklaring voor suboptimaal visserijbeheer (die verrassend vaak over het hoofd wordt gezien) is dat de standaard-veronderstelling dat overheden proberen "de welvaart voor de samenleving te maximaliseren", niet opgaat. De overheid wordt beïnvloedt door belangengroepen met bepaalde doelstellingen, die kunnen afwijken van wat sociaal wenselijk is. In hoofdstuk 8 laten we zien dat een belangengroepen- benadering, waarin we vissers, arbeiders en consumenten onderscheiden, leidt tot beheer dat afwijkt van hetgeen standaardmodellen voorschrijven. De observatie dat er onvoldoende vis rondzwemt in de Noordzee hoeft niet noodzakelijkerwijs te impliceren dat de overheid haar doelstellingen niet haalt door het verkeerd inzetten van bepaalde instrumenten. Het kan even goed wijzen op afwijkende doelstellingen als gevolg van lobbyende belangengroepen.In hoofdstuk 8 wordt expliciet rekening gehouden met de "macht" van de visserijsector. Het is niet realistisch om te veronderstellen dat een overheid simpelweg een bepaald beleid kan voeren dat rechtstreeks tegen de belangen van bepaalde groepen ingaat. In hoofdstuk 9 laten we zien hoe, in het geval van de visserij, een overheid beperkende maatregelen (zoals het verkleinen van quota) kan doorvoeren zonder de belangen van de vissers al te zeer te schaden. Het instellen van een termijnmarkt voor verhandelbare visquota neemt het prijsrisico dat vissers lopen voor deze quota weg. Dit betekent dat een risico-mijdende visser beter af is dan voorheen. Dit biedt het perspectief om op hetzelfde moment het quotum te verlagen, zodat per saldo de visser niet beter of slechter af is. Financiële instrumenten kunnen dus (in theorie) leiden tot bescherming van natuurlijke hulpbronnen.Het proefschrift bevat tot slot twee hoofdstukken over bosbouw waarin onzekerheid een belangrijke rol speelt. In hoofdstuk 10 laten we zien hoe een bepaald soort onzekerheid met betrekking tot de (veelal strijdige) voorkeuren van beleidmakers (bijvoorbeeld: "werkgelegenheid is heel belangrijk, maar de hoeveelheid natuur mag niet veel kleiner worden") geïncorporeerd kan worden in een landgebruiksmodel. Daarnaast behandelen we onzekerheid die samenhangt met gebrekkige kennis omtrent technische coëfficiënten in bosbouwmodellen. We gebruiken fuzzy set theorie, gebaseerd op membership functions, om onzekerheid te modelleren. Een cruciaal aspect van fuzzy logic is dat elementen gedeeltelijk tot een bepaalde set kunnen behoren. We vinden dat de resulterende landallocatie te verkiezen valt boven de uitkomsten van een rechttoe-recht-aan model.In hoofdstuk 11 behandelen we een heel ander soort onzekerheid. Zoals boven vermeld fluctueren houtprijzen in de praktijk. In tegenstelling tot .fuzzy set theorie (waarbij niet het plaatsvinden van een gebeurtenis onzeker is, maar de gebeurtenis zelf) is de kansverdeling van de stochastische prijs bekend. In de literatuur is een zoekmodel met reserveringsprijzen ontwikkeld om de baten van een strategisch, flexibel kapbeleid (kappen wanneer de prijs hoger is dan de reserveringsprijs, afzien van kappen indien de prijs lager is) te kunnen vergelijken met de opbrengsten van het meer rigide Faustmann model (zie ook hoofdstuk 2). Uit studies blijkt dat de winsten van Boseigenaren met ongeveer 30% stijgen wanneer een reserveringsprijs-benadering gekozen wordt. In hoofdstuk 11 hebben we dit model uitgebreid door in aanvulling op strategische eindkap ook strategisch uitdunnen in ogenschouw te nemen. We vinden dat de reserveringsprijs voor uitdunnen altijd lager is dan de reserveringsprijs voor kappen en dat een strategisch kapbeleid ten aanzien van uitdunnen de winst van een boseigenaar substantieel verhoogd. De extra baten van flexibel uitdunnen zijn, in overeenstemming met de verwachtingen, minder groot dan de extra baten van het volgen van een strategisch eindkapbeleid.
- Published
- 1997
33. Bosuitbreiding in Nederland ligt niet op schema
- Author
-
Edelenbosch, N.H.
- Subjects
forests ,forestry ,netherlands ,bosbouw ,pastures ,nederland ,agricultural land ,relaties ,ontbossing ,weiden ,oppervlakte (areaal) ,acreage ,afforestation ,landbouwstatistieken ,deforestation ,relationships ,bebossing ,bossen ,landbouwgrond ,agricultural statistics - Published
- 1997
34. Essays in economics of renewable resources
- Subjects
natuurlijke hulpbronnen ,visserij ,milieu ,herstel ,national wealth ,rehabilitation ,tropics ,environmental management ,pollution control ,verontreinigingsbeheersing ,duurzaamheid (sustainability) ,ontbossing ,afforestation ,tropen ,controle ,deforestation ,bebossing ,kwaliteit ,natural resources ,fishing ,landbouwgrond ,forests ,hulpbronnengebruik ,milieubeheer ,forestry ,bescherming ,economics ,vis vangen ,General Economics ,protection ,sustainability ,Algemene economie ,bosbouw ,pastures ,resource utilization ,agricultural land ,relaties ,weiden ,MGS ,quality ,fisheries ,relationships ,bossen ,economie ,control ,environment ,nationaal vermogen - Abstract
In dit proefschrift neem ik een aantal onderwerpen die betrekking hebben op de economische theorie van beheer van natuurlijke hulpbronnen onder de loep. Voorbeelden van natuurlijke hulpbronnen zijn visvoorraden, bossen en olie. Het onderzoeksveld is breed en biedt keuze uit een scala aan onderwerpen, ieder met zijn eigen problemen, eigenaardigheden en interessante aspecten. Aangezien de afzonderlijke hoofdstukken van dit proefschrift afgesloten worden met een concluderende en samenvattende sectie, zal ik deze samenvatting kort houden.De hoofdstukken 1 en 2 betreffen een inleidend literatuuronderzoek. In hoofdstuk 1 wordt het onderzoeksveld afgebakend en worden enkele basisbegrippen besproken. Twee centrale thema's zijn "duurzaamheid" en "efficientie". Duurzaamheid heeft betrekking op gelijke toegang tot natuurlijke hulpbronnen door verschillende generaties. Efficiëntie betekent het (intertemporeel) maximaliseren van een doelfunctie. Het maximaliseren van "de winst of "het nut voor de samenleving" zijn veel gebruikte voorbeelden van dergelijke functies. Na de Earth summit in Rio de Janeiro in 1992 zou "duurzaamheid" wellicht het belangrijkste thema van de twee dienen te zijn, maar er bestaat in de literatuur veel verschil van inzicht over de exacte interpretatie van dit begrip. De interpretatie is subjectief en onder andere afhankelijk van de inschatting van de toekomstige substitutie-mogelijkheden tussen de verschillende productiefactoren (bijvoorbeeld tussen natuurlijk en fysiek kapitaal), en van de mogelijkheden die in de toekomst door technologische vooruitgang geboden zullen worden.De interpretatie van efficiëntie is helder, en de mainstream van de neoklassieke economen is traditioneel gericht op dit thema. (Van meer recente aard zijn modellen waarin de beide thema's gecombineerd worden.) De meeste hoofdstukken in dit proefschrift gaan in de eerste plaats over het efficiënt gebruik van (vernieuwbare) natuurlijke hulpbronnen.Het exploiteren van een natuurlijke hulpbron heeft invloed op de mogelijkheden voor toekomstig gebruik van deze voorraad. In geval van mijnbouw, bijvoorbeeld, gaat de huidige extractie van ertsen ten koste van grondstofwinning in de toekomst. Dit impliceert dat bij het delven van een eenheid erts, in aanvulling op de pure extractiekosten, rekening moet worden gehouden met de zogenaamde opportunity costs . In dit verband wordt met opportunity costs bedoeld de mogelijke baten die de eenheid erts in de toe komst had kunnen opleveren. Deze "extra" kosten verlagen de optimale hoeveelheid die geëxploiteerd dient te worden. Een belangrijke regel voor efficiënt gebruik van een niet-vernieuwbare hulpbron, zoals olie of steenkool, is dat onder bepaalde voorwaarden de groeivoet van de zogenaamde rent van de hulpbron (gedefinieerd als het verschil tussen de prijs en de marginale exploitatiekosten) gelijk moet zijn aan de interestvoet. Als deze regel opgaat zijn eigenaren van een hulpbron indifferent tussen huidige en toekomstige extractie: het rendement van het aanhouden van een voorraad van een bepaalde hulpbron is even hoog als het rendement van exploiteren en het verdiende geld vervolgens elders investeren of op de bank zetten. Dit is de bekende Hotelling regel.Voor efficiënt gebruik van hulpbronnen die zichzelf binnen een redelijke termijn kunnen vernieuwen, zoals een voorraad vis of een bos, moet de Hotelling regel aangepast worden. In de economie van dit soort hulpbronnen worden economische principes gecombineerd met biologische groeimodellen. Met behulp van bosbouwmodellen kan dan bijvoorbeeld de optimale omlooptijd van een gelijkjarig bos berekend worden. Met behulp van visserijmodellen wordt de optimale visstand in een bepaald gebied berekend. Het afzien van oogsten, bijvoorbeeld door een hoeveelheid bomen nog een jaar te laten groeien of door de jaarlijkse vangst van een bepaalde vissoort te verlagen, kan geïnterpreteerd worden als "investeren" in de hulpbron. Omgekeerd geldt dat oogsten gelijk staat aan desinvesteren. In hoofdstuk 2 van dit proefschrift wordt door middel van een literatuurstudie ingegaan op deze materie en op verwante zaken als eigendomsrechten (immers, wie wil investeren in een hulpbron als niet duidelijk is of de toekomstige baten toevallen aan hemzelf?) en de rol van overheidsbeleid.Hoofdstuk 3 en 4 zijn gewijd aan tropische ontbossing. Het directe verband tussen de commerciële kap van tropisch hardhout en ontbossing is uiterst zwak. Een veel belangrijkere factor is het "omzetten" van bossen in landbouwgrond (ongeveer 80% van alle ontbossing wordt veroorzaakt omdat ruimte voor landbouw, inclusief veehouderij, gemaakt moet worden). Zoals veel bosbouwers en milieubeschermers benadrukken bestaat er echter wel een sterk indirect verband tussen commerciële, selectieve houtkap en oprukkende landbouw. De bosbouwsector zorg namelijk voor het aanleggen van een infrastructuur in gebieden waar (selectief) gekapt is. Dit maakt het bedrijven van landbouw in deze gebieden aantrekkelijker.Een veel gehoorde beleidsaanbeveling is dat boeren uit de bossen geweerd moeten worden, bij voorkeur door een algemeen ontwikkelingsbeleid gericht op het tegengaan van te snelle bevolkingsgroei, het bevorderen van alfabetisering en het hervormen van de landbouwsector. Ongetwijfeld wordt hiervoor met de beste bedoelingen gepleit. Dit proefschrift toont echter aan dat dit beleid niet altijd bevorderlijk is voor natuurbehoud.In hoofdstuk 3 wordt de relatie tussen de (dreiging van) oprukkende boeren en het kaptempo van bosbouwers onderzocht. Omdat, zoals vermeld, conversie van bossen in landbouwgrond met name voorkomt in selectief gekapt bos, kunnen bosbouwers met kapconcessies voor meerdere jaren de schade door oprukkende landbouwers beïnvloeden door hun kapbeslissingen ("in welk tempo zet ik mijn ongestoorde, primaire bos om in makkelijk toegankelijk, secundair bos?") te veranderen. Het verminderen van schade zal overwogen worden indien het bosbouwers is toegestaan na verloop van tijd terug te keren naar het opengelegde gebied voor aanvullende kap. Met een model waar schade aan het bosbestand van een houtbedrijf positief gerelateerd is aan de omvang van het secundaire bos laten we zien dat de dreiging van oprukkende boeren twee effecten heeft. Aan de ene kant zullen bosbouwers de kap in toegankelijke bossen intensiveren om de brandende boeren vóór te zijn. Een andere reactie is het vertragen van de omzetting van ongestoorde (en ontoegankelijke) primaire bossen in secundaire bossen. We concluderen dat de dreiging van landbouwers leidt tot minder secundair en meer primair bos. Afhankelijk van de maatschappelijke waardering voor deze verschillende bossystemen kan dit uit oogpunt van natuurbehoud een verbetering of een verslechtering inhouden.Het huidige tempo van ontbossing is volgens velen te hoog. Een mogelijke verklaring is dat kapbedrijven een te hoge rentevoet hanteren bij het beslissen over de spreiding van kapactiviteiten over de tijd. Immers, veelal wordt verondersteld dat hogere discontovoeten (implicerend dat relatief meer belang wordt gehecht aan huidige consumptie dan aan toekomstige consumptie) ondubbelzinnig negatief uitpakken voor natuurbescherming. Een tweede doelstelling van hoofdstuk 3 is te onderzoeken of dit correct is in de context van een model waarin onderscheid gemaakt wordt tussen primaire en secundaire bossen en waarin een winstmaximaliserend bedrijf geconfronteerd wordt met een overheid die bepaalde eisen stelt. We laten zien dat hoge rentevoeten niet noodzakelijkerwijs versnelde kap uitlokken. Het selectief kappen van primair bos betekent namelijk automatisch dat secundair bos gecreëerd wordt. Bij optimaal bosbeheer wordt de winst door kap in beide typen bos in de afweging betrokken. We laten zien dat hoge discontovoeten de baten van het omzetten van primair bos in secundair bos verlagen. Daarmee wordt het tempo vertraagd waarin deze primaire bossen dienen te worden gekapt om de winst te maximaliseren.In hoofdstuk 4 onderzoeken we of het verschaffen van ontwikkelingsgeld aan ontwikkelingslanden een efficiënt instrument is om tropische ontbossing af te remmen. Op basis van een model waar de overheid van een Derde Wereldland de baten van bosbeheer maximaliseert, in dit geval opbrengsten uit verkoopbaar hout en niet-gebruikswaarden gekoppeld aan bosbescherming, is in het verleden geconcludeerd dat ontwikkelingshulp leidt tot extra bosbescherming. De redenering luidt als volgt: extra geld door middel van internationale transfers leidt tot meer consumptie in het Derde Wereldland, zodat de marginale baten van consumptie zullen dalen. Om het evenwicht te herstellen moeten de marginale baten van bosbescherming ook dalen, hetgeen alleen bereikt kan worden door het bosareaal uit te breiden. We hebben dit model uitgebreid en realistischer gemaakt door een risico-mijdende overheid en onzekerheid met betrekking tot toekomstige houtprijzen te veronderstellen. Uiteraard leidt deze uitbreiding normaliter tot afremmen van de kapinspanning. In aanvulling op dit effect hebben internationale donaties in het uitgebreide model een tweede effect: de overheid wordt door het extra geld minder risico-mijdend en laat zich in mindere mate door de onzekere prijzen afremmen om bos te kappen. De conclusie is dat de effectiviteit van internationale transfers als instrument om bij te dragen tot bosbescherming in het verleden is overschat.In hoofdstuk 5 en 6 behandelen we enkele economische achtergronden van het beschermen van bepaalde diersoorten. In hoofdstuk 5 staat het verbod op de handel in ivoor centraal. Met de bedoeling om olifanten te beschermen is hiertoe, na enkele decennia van grootschalige olifantenslacht, besloten aan het einde van de jaren '80. Tot op heden heeft dit beleid bijgedragen aan herstel van olifantenpopulaties. Met een eenvoudig economisch model hebben we onderzocht of een handelsverbod altijd dit effect zal blijven hebben. Dit is waarschijnlijk niet het geval. Voor een overheid levert het beheren van een populatie levende olifanten verschillende baten op: het trekt toeristen aan en, na eventuele opheffing van het verbod, zijn olifanten een bron van ivoor en andere nuttige producten. Aan de andere kant leveren olifanten schade op aan landbouwgewassen en mogelijkerwijs ook aan natuurparken. Zolang het handelsverbod gehandhaafd blijft zal een overheid proberen de baten van de bescherming van een extra olifant (in dit geval dus inkomsten uit toerisme) gelijk te stellen aan de kosten die deze olifant met zich meebrengt. Dit wordt bereikt door regelmatig olifantenpopulaties uit te dunnen, ook al mag het aldus verkregen ivoor niet verkocht worden. Dergelijke operaties zijn in enkele landen al aan de gang. Indien het handelsverbod wordt opgeheven zal de overheid olifanten ook beschouwen als een vernieuwbare bron van ivoor. Het bejagen van olifanten voor ivoor levert dan directe baten op en het laten leven van een olifant wordt een soort van investering. Met behulp van data voor Afrika in het algemeen en Kenia in het bijzonder laten we zien dat de optimale populatie olifanten zoals die met een handelsverbod door een overheid wordt nagestreefd niet noodzakelijkerwijs groter is dan de optimale populatie met handel in ivoor. Een belangrijke factor die de optimale hoeveelheid olifanten in de situatie met handel bepaald is de hoogte van de discontovoet die de overheid gebruikt. Een hoge discontovoet leidt tot lage olifantenpopulaties wanneer handel in ivoor is toegestaan, en omgekeerd. De discontovoet waarbij de hoeveelheid olifanten met handel in ivoor de optimale populatie met een handelsverbod overtreft is in de nabijheid van de "sociale discontovoet". Als de discontovoet zoals gehanteerd door Afrikaanse overheden lager wordt dan deze break even discount rate, dan zijn olifanten gebaat bij handel in ivoor. Aangezien de discontovoet waarschijnlijk niet constant is (veelal wordt verondersteld dat de discontovoet een afnemende functie van het inkomen is), concluderen we dat olifantenbeschermers in de toekomst wellicht zullen moeten pleiten voor opheffing van het handelsverbod. In het model hebben we geen rekening gehouden met stroperij. Dit beschouwen we een van de noodzakelijke uitbreidingen voor de toekomst.In hoofdstuk 6 bekijken we de economische achtergrond van het verbod op de commerciële walvisvaart. We berekenen de optimale hoeveelheid dwergvinvissen in het Noordoostelijk deel van de Atlantische oceaan met behulp van een model waarin we rekening houden met de niet-gebruikswaarden van levende walvissen (de populariteit van organisaties als Greenpeace geeft aan dat veel mensen "nut" ontlenen aan levende walvissen). In tegenstelling tot ander onderzoek concluderen we dat de huidige populatie dwergvinvissen te laag is. Bovendien blijkt dat het optimaal is om volledig van walvisvangst af te zien tot de populatie gegroeid is tot de optimale omvang. Het moratorium is dus economisch te verdedigen. In het hoofdstuk demonstreren we tot slot dat een simpel statisch model, dat door sommige onderzoekers wordt gebruikt om dit soort problematiek te benaderen, ongeschikt is. Het model leidt tot beleidsaanbevelingen die diametraal tegenover de beleidsimplicaties van een dynamische specificatie staan.De hoofdstukken 7, 8 en 9 betreffen visserijeconomie. Zoals besproken in hoofdstuk 2 heeft exploitatie van de zee gedurende een lange tijd plaatsgevonden onder condities van open access. Dit betekent dat het niet mogelijk was om geïnteresseerde vissers te weren van bepaalde visgronden. Omdat niemand geweerd kon worden, voelde niemand zich verantwoordelijk voor een duurzaam beheer. Iedereen zal proberen op zo kort mogelijk termijn zo veel mogelijk geld te verdienen door vis te vangen voordat een andere visser daar aan toe komt. Onder open access verdwijnt de rent volledig: er wordt zoveel gevist dat de prijs uiteindelijk gelijk is aan de marginale vangstkosten. Aan het eind van de jaren '70 is aan deze toestand een einde gekomen door het instellen van exclusieve zones waarbinnen overheden het recht krijgen om buitenstaanders te weren en eigen beleid te voeren. We hebben in hoofdstuk 7 onderzocht of de overgang van open access naar een situatie waar overheidsbeleid gevoerd kan worden heeft geleid tot een beter beheer van visbestanden. Op basis van de economische theorie kan voorspeld worden dat overheden (net als bedrijven met gegarandeerde eigendomsrechten) rekening houden met levende vissen als investering. Dit betekent dat de rent van de hulpbron positief moet worden. Empirisch onderzoek met behulp van Duitse data wijst uit dat de rent inderdaad positief geworden is na instellen van Europees visserijbeleid.De conclusie uit hoofdstuk 7 is zeker niet dat het huidige beleid optimaal is. Er werd slechts geconcludeerd dat vergeleken met vroeger de hulpbron nu efficiënter geëxploiteerd wordt. Ander onderzoek heeft aangetoond dat het huidige beleid verre van optimaal is. Een verklaring voor suboptimaal visserijbeheer (die verrassend vaak over het hoofd wordt gezien) is dat de standaard-veronderstelling dat overheden proberen "de welvaart voor de samenleving te maximaliseren", niet opgaat. De overheid wordt beïnvloedt door belangengroepen met bepaalde doelstellingen, die kunnen afwijken van wat sociaal wenselijk is. In hoofdstuk 8 laten we zien dat een belangengroepen- benadering, waarin we vissers, arbeiders en consumenten onderscheiden, leidt tot beheer dat afwijkt van hetgeen standaardmodellen voorschrijven. De observatie dat er onvoldoende vis rondzwemt in de Noordzee hoeft niet noodzakelijkerwijs te impliceren dat de overheid haar doelstellingen niet haalt door het verkeerd inzetten van bepaalde instrumenten. Het kan even goed wijzen op afwijkende doelstellingen als gevolg van lobbyende belangengroepen.In hoofdstuk 8 wordt expliciet rekening gehouden met de "macht" van de visserijsector. Het is niet realistisch om te veronderstellen dat een overheid simpelweg een bepaald beleid kan voeren dat rechtstreeks tegen de belangen van bepaalde groepen ingaat. In hoofdstuk 9 laten we zien hoe, in het geval van de visserij, een overheid beperkende maatregelen (zoals het verkleinen van quota) kan doorvoeren zonder de belangen van de vissers al te zeer te schaden. Het instellen van een termijnmarkt voor verhandelbare visquota neemt het prijsrisico dat vissers lopen voor deze quota weg. Dit betekent dat een risico-mijdende visser beter af is dan voorheen. Dit biedt het perspectief om op hetzelfde moment het quotum te verlagen, zodat per saldo de visser niet beter of slechter af is. Financiële instrumenten kunnen dus (in theorie) leiden tot bescherming van natuurlijke hulpbronnen.Het proefschrift bevat tot slot twee hoofdstukken over bosbouw waarin onzekerheid een belangrijke rol speelt. In hoofdstuk 10 laten we zien hoe een bepaald soort onzekerheid met betrekking tot de (veelal strijdige) voorkeuren van beleidmakers (bijvoorbeeld: "werkgelegenheid is heel belangrijk, maar de hoeveelheid natuur mag niet veel kleiner worden") geïncorporeerd kan worden in een landgebruiksmodel. Daarnaast behandelen we onzekerheid die samenhangt met gebrekkige kennis omtrent technische coëfficiënten in bosbouwmodellen. We gebruiken fuzzy set theorie, gebaseerd op membership functions, om onzekerheid te modelleren. Een cruciaal aspect van fuzzy logic is dat elementen gedeeltelijk tot een bepaalde set kunnen behoren. We vinden dat de resulterende landallocatie te verkiezen valt boven de uitkomsten van een rechttoe-recht-aan model.In hoofdstuk 11 behandelen we een heel ander soort onzekerheid. Zoals boven vermeld fluctueren houtprijzen in de praktijk. In tegenstelling tot .fuzzy set theorie (waarbij niet het plaatsvinden van een gebeurtenis onzeker is, maar de gebeurtenis zelf) is de kansverdeling van de stochastische prijs bekend. In de literatuur is een zoekmodel met reserveringsprijzen ontwikkeld om de baten van een strategisch, flexibel kapbeleid (kappen wanneer de prijs hoger is dan de reserveringsprijs, afzien van kappen indien de prijs lager is) te kunnen vergelijken met de opbrengsten van het meer rigide Faustmann model (zie ook hoofdstuk 2). Uit studies blijkt dat de winsten van Boseigenaren met ongeveer 30% stijgen wanneer een reserveringsprijs-benadering gekozen wordt. In hoofdstuk 11 hebben we dit model uitgebreid door in aanvulling op strategische eindkap ook strategisch uitdunnen in ogenschouw te nemen. We vinden dat de reserveringsprijs voor uitdunnen altijd lager is dan de reserveringsprijs voor kappen en dat een strategisch kapbeleid ten aanzien van uitdunnen de winst van een boseigenaar substantieel verhoogd. De extra baten van flexibel uitdunnen zijn, in overeenstemming met de verwachtingen, minder groot dan de extra baten van het volgen van een strategisch eindkapbeleid.
- Published
- 1997
35. Bosuitbreiding in Nederland ligt niet op schema
- Author
-
Edelenbosch, N.H.
- Subjects
forests ,forestry ,Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek ,netherlands ,bosbouw ,pastures ,nederland ,agricultural land ,relaties ,ontbossing ,weiden ,Institute for Forestry and Nature Research ,oppervlakte (areaal) ,acreage ,afforestation ,landbouwstatistieken ,deforestation ,relationships ,bebossing ,bossen ,landbouwgrond ,agricultural statistics - Published
- 1997
36. Particuliere bosbouw in Nederland: een nieuwe toekomst?
- Author
-
Wiersum, K.F.
- Subjects
investering ,finance ,forest management ,costs ,bestedingen ,netherlands ,inkomen ,rendement ,bosbezit ,nederland ,returns ,ontbossing ,particulier eigendom ,afforestation ,deforestation ,bebossing ,bosbedrijfsvoering ,financiën ,landbouwgrond ,forests ,private forestry ,expenditure ,profits ,forestry ,investment ,particuliere bosbouw ,bosbouw ,pastures ,agricultural land ,forest ownership ,relaties ,income ,weiden ,winsten ,kosten ,relationships ,bossen ,private ownership - Published
- 1996
37. Inzet van een tendersysteem bij de SBL-regeling
- Subjects
services ,overheidsbestedingen ,Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek ,bestedingen ,netherlands ,nederland ,subsidies ,premies ,ontbossing ,Institute for Forestry and Nature Research ,afforestation ,deforestation ,bebossing ,bedrijfsvoering ,landbouwgrond ,regering ,forests ,expenditure ,forestry ,government ,voorzieningen ,dienstensector ,bosbouw ,grants ,pastures ,agricultural land ,relaties ,facilities ,weiden ,relationships ,bossen ,management ,public expenditure - Published
- 1996
38. Boerenbosbouw is zo gek nog niet; Noordelijke agrariërs stappen over op bosbouw
- Author
-
Konijnendijk, C.C. and van Laar, J.N.
- Subjects
forests ,agricultural land ,veenkolonien ,relaties ,weiden ,afforestation ,forestry ,relationships ,bebossing ,bossen ,bosbouw ,pastures ,landbouwgrond - Published
- 1996
39. Particuliere bosbouw in Nederland: een nieuwe toekomst?
- Author
-
Wiersum, K.F.
- Subjects
investering ,finance ,forest management ,costs ,bestedingen ,netherlands ,inkomen ,rendement ,bosbezit ,nederland ,returns ,ontbossing ,particulier eigendom ,afforestation ,deforestation ,bebossing ,bosbedrijfsvoering ,financiën ,landbouwgrond ,forests ,private forestry ,expenditure ,profits ,forestry ,investment ,particuliere bosbouw ,bosbouw ,pastures ,agricultural land ,forest ownership ,relaties ,income ,weiden ,winsten ,kosten ,relationships ,bossen ,private ownership - Published
- 1996
40. Economics of timber plantations on CO2 emissions in The Netherlands
- Author
-
Slangen, L.H.G., van Kooten, G.C., and van Rie, J.P.P.F.
- Subjects
agrarisch recht ,netherlands ,global warming ,government policy ,nederland ,landbouwbeleid ,ontbossing ,afforestation ,Agricultural Economics and Rural Policy ,agricultural policy ,deforestation ,Life Science ,bebossing ,overheidsbeleid ,landbouwgrond ,forests ,opwarming van de aarde ,broeikaseffect ,forestry ,Agrarische Economie en Plattelandsbeleid ,greenhouse effect ,bosbouw ,pastures ,agricultural land ,relaties ,weiden ,MGS ,agricultural law ,relationships ,bossen - Abstract
Met een kosten-batenanalyse wordt nagegaan in welke mate bebossing van landbouwgronden in Nederland een kostenefficiente methode kan zijn om de CO2-concentratie te verlagen
- Published
- 1996
41. Inzet van een tendersysteem bij de SBL-regeling
- Author
-
van den Ham, A. and Kolkman, G.
- Subjects
services ,overheidsbestedingen ,Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek ,bestedingen ,netherlands ,nederland ,subsidies ,premies ,ontbossing ,Institute for Forestry and Nature Research ,afforestation ,deforestation ,bebossing ,bedrijfsvoering ,landbouwgrond ,regering ,forests ,expenditure ,forestry ,government ,voorzieningen ,dienstensector ,bosbouw ,grants ,pastures ,agricultural land ,relaties ,facilities ,weiden ,relationships ,bossen ,management ,public expenditure - Published
- 1996
42. Boerenbosbouw is zo gek nog niet; Noordelijke agrariërs stappen over op bosbouw
- Author
-
Konijnendijk, C.C. and van Laar, J.N.
- Subjects
forests ,agricultural land ,veenkolonien ,relaties ,weiden ,afforestation ,forestry ,relationships ,bebossing ,bossen ,bosbouw ,landbouwgrond ,pastures - Published
- 1996
43. Nederlandse ervaringen met de biomassaproduktie van populier en wilg in zeer korte omlopen
- Author
-
van den Burg, J. and Dik, E.J.
- Subjects
forests ,snelgroeiende stammen ,biomass ,biomassa ,forestry ,netherlands ,forest plantations ,bosbouw ,pastures ,bosplantages ,nederland ,agricultural land ,relaties ,rapidly growing strains ,intensive silviculture ,ontbossing ,weiden ,intensieve houtteelt ,afforestation ,deforestation ,relationships ,bebossing ,bossen ,landbouwgrond - Published
- 1995
44. La regeneration de l'espace sylvo-pastoral au Sahel : une etude de l'effet de mesures de conservation des eaux et des sols au Burkina Faso
- Author
-
Hien, F.G., Agricultural University, and L. Stroosnijder
- Subjects
natuurlijke hulpbronnen ,herstel ,waterbescherming ,rehabilitation ,duurzaamheid (sustainability) ,ontbossing ,afforestation ,Irrigation and Soil and Water Conservation ,deforestation ,burkina faso ,bebossing ,natural resources ,landbouwgrond ,forests ,hulpbronnengebruik ,erosion control ,forestry ,bescherming ,woodland grasslands ,soil conservation ,bosweiden ,water conservation ,silvopastoral systems ,PE&RC ,protection ,sustainability ,bosbouw ,pastures ,resource utilization ,agricultural land ,relaties ,silvopastorale systemen ,Tropische cultuurtechniek ,erosiebestrijding ,weiden ,relationships ,bodembescherming ,bossen - Abstract
Sahelian rangelands are subject to degradation caused by physical and human factors. This report presents the results of recent research in Burkina Faso on methods for regenerating such rangelands. It begins with an overview of existing regeneration methods. Quantitative ecological field work conducted at two representative sites to understand the regeneration processes, to determine the sustainability of these processes and to understand reasons for success or failure of regeneration technology is described. Water and nutrient (N,P and K) balances as well as vegetation dynamics were studied for different soil and water conservation technologies. A major conclusion is that degraded and crusted soils can only be regenerated by modifying the water balance. Under improved infiltration, subsequent biological processes appear to be able to transform degraded soils into productive soils. However, an improved availability of water often triggers an immediate shortage of nitrogen. Deep infiltration of water stimulates the growth of trees and shrubs which have a stabilizing effect on the overall regeneration process of Sahelian rangelands.
- Published
- 1995
45. The effects of changing land use on the behavior of copper in the soil
- Subjects
forests ,Research Institute for Agrobiology and Soil Fertility ,forestry ,Instituut voor Agrobiologisch en Bodemvruchtbaarheidsonderzoek ,bosbouw ,pastures ,soil ,agricultural land ,bodem ,relaties ,ontbossing ,weiden ,afforestation ,copper ,koper ,deforestation ,relationships ,bebossing ,bossen ,landbouwgrond - Published
- 1995
46. Nederlandse ervaringen met de biomassaproduktie van populier en wilg in zeer korte omlopen
- Author
-
van den Burg, J. and Dik, E.J.
- Subjects
biomassa ,Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek ,netherlands ,nederland ,intensive silviculture ,ontbossing ,Institute for Forestry and Nature Research ,afforestation ,deforestation ,bebossing ,landbouwgrond ,forests ,snelgroeiende stammen ,biomass ,forestry ,forest plantations ,bosbouw ,pastures ,bosplantages ,agricultural land ,relaties ,rapidly growing strains ,weiden ,intensieve houtteelt ,relationships ,bossen - Published
- 1995
47. The effects of changing land use on the behavior of copper in the soil
- Author
-
Koopmans, G.F.
- Subjects
forests ,Research Institute for Agrobiology and Soil Fertility ,forestry ,Instituut voor Agrobiologisch en Bodemvruchtbaarheidsonderzoek ,bosbouw ,pastures ,soil ,agricultural land ,bodem ,relaties ,ontbossing ,weiden ,afforestation ,copper ,koper ,deforestation ,relationships ,bebossing ,bossen ,landbouwgrond - Published
- 1995
48. La regeneration de l'espace sylvo-pastoral au Sahel : une etude de l'effet de mesures de conservation des eaux et des sols au Burkina Faso
- Subjects
natuurlijke hulpbronnen ,herstel ,waterbescherming ,rehabilitation ,duurzaamheid (sustainability) ,ontbossing ,afforestation ,Irrigation and Soil and Water Conservation ,deforestation ,burkina faso ,bebossing ,natural resources ,landbouwgrond ,forests ,hulpbronnengebruik ,erosion control ,forestry ,bescherming ,woodland grasslands ,soil conservation ,bosweiden ,water conservation ,silvopastoral systems ,PE&RC ,protection ,sustainability ,bosbouw ,pastures ,resource utilization ,agricultural land ,relaties ,silvopastorale systemen ,Tropische cultuurtechniek ,erosiebestrijding ,weiden ,relationships ,bodembescherming ,bossen - Abstract
Sahelian rangelands are subject to degradation caused by physical and human factors. This report presents the results of recent research in Burkina Faso on methods for regenerating such rangelands. It begins with an overview of existing regeneration methods. Quantitative ecological field work conducted at two representative sites to understand the regeneration processes, to determine the sustainability of these processes and to understand reasons for success or failure of regeneration technology is described. Water and nutrient (N,P and K) balances as well as vegetation dynamics were studied for different soil and water conservation technologies. A major conclusion is that degraded and crusted soils can only be regenerated by modifying the water balance. Under improved infiltration, subsequent biological processes appear to be able to transform degraded soils into productive soils. However, an improved availability of water often triggers an immediate shortage of nitrogen. Deep infiltration of water stimulates the growth of trees and shrubs which have a stabilizing effect on the overall regeneration process of Sahelian rangelands.
- Published
- 1995
49. Verslag van het landelijk bemestingsonderzoek in bossen 1986 t/m 1991: De effecten van fosfor-, kalium- en magnesiumbemesting en van bekalking op vitaliteitskenmerken en groei van twaalf herbebossingscultures
- Subjects
fertilizers ,growth ,kunstmeststoffen ,kaliummeststoffen ,Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek ,netherlands ,effecten ,nederland ,groei ,phosphorus fertilizers ,Institute for Forestry and Nature Research ,afforestation ,calciummeststoffen ,lime ,bebossing ,kalk ,effects ,forests ,potassium fertilizers ,viability ,forestry ,magnesiummeststoffen ,levensvatbaarheid ,bosbouw ,magnesium fertilizers ,fosformeststoffen ,bossen ,calcium fertilizers - Published
- 1994
50. Organic carbon turnover in three tropical soils under pasture after deforestation
- Author
-
Edzo Veldkamp
- Subjects
Soil Science ,costa rica ,Pasture ,landgebruik ,carbon-nitrogen ratio ,soil ,ontbossing ,Deforestation ,afforestation ,deforestation ,bebossing ,woeste grond ,Total organic carbon ,Hydrology ,forests ,geography ,geography.geographical_feature_category ,Land use ,Laboratorium voor Bodemkunde en geologie ,forestry ,carbon dioxide ,land use ,Soil classification ,Soil carbon ,Laboratory of Soil Science and Geology ,waste land ,Bulk density ,bosbouw ,bodem ,relaties ,kooldioxide ,Agronomy ,koolstof-stikstofverhouding ,Soil water ,Environmental science ,relationships ,bossen - Abstract
Deforestation is one of the main reasons for the global net release of CO2 from soil to atmosphere. Estimates of CO2 emission from soils are highly variable, mainly due to limited data of C dynamics in soils after forest clearing. The objective of this study was to calculate the changes in soil organic carbon (SOC) storage after deforestation in three soil types in the Atlantic Zone of Costa Rica with help of the d13C method. Changes in bulk density, which normally accompany land use changes, had a profound influence on the results of the calculations. Deforestation, followed by 25 yr of pasture, caused a net loss of 21.8 Mg ham1 in SOC for an Eutric Hapludand and 1.5 Mg ham1 for an Oxic Humitropept. The SOC changes in time were studied on a deforestation sequence on an Andic Humitropept. In the first years after forest clearing, decomposition of tree roots caused an extra input of SOC, which influenced the d13C signal. Decomposition of forest C and increase of pasture C were mathematically described for several depths. A considerable influence of depth on decomposition rates was found. The strong stabilization of organic C by Al-organic matter complexes probably caused the relatively small net C loss from SOC since forest clearing.
- Published
- 1994
Catalog
Discovery Service for Jio Institute Digital Library
For full access to our library's resources, please sign in.