222 results on '"Houweling H"'
Search Results
2. Optimalisation of the schedule of the National Immunisation Programme. Background information for the advice of the Health Council of The Netherlands on the vaccination schedule of the National Immunisation Programme
- Author
-
Houweling, H, de Melker, H, Houweling, H, and de Melker, H
- Abstract
RIVM rapport:The National Immunisation Programme (NIP) protects against twelve diseases. In order to make a vaccination as effective as possible, it is important to vaccinate children at the ideal ages and frequencies. The Minister of Health asked the Health Council of the Netherlands for advice on the schedule of the NIP. He wants to know which improvements can be made. RIVM was asked to supply a background document with relevant information. The RIVM has examined the NIP and determined the optimal vaccination schedule for each of the twelve diseases. The current schedule meets most requirements. There is room for improvement for a few diseases. Now it’s the Health Council’s turn to assess the various possibilities and advise the Minister of Health, who will thereupon take a decision. According to RIVM, a schedule with one jab less for tetanus and polio will still confer adequate protection. The jabs against diphtheria, pertussis, tetanus, polio, hepatitis B and Hib should be spread out more over a longer period of time. For preschool children the jab against pertussis, now at four years of age, is better off being administered at the age of five or six years old. The jab will likely be more effective and have fewer side effects at that age. On the other hand, the jab against measles at nine years of age should be moved forward to 2-4 years old. However, a combination vaccine is used for vaccination against measles and mumps, and the jab against mumps is best postponed. Several of the NIP vaccines are combination vaccines, which have the advantage of necessitating fewer injections. They can, however, also make it more difficult to decide to administer a component vaccine at another age. One ideal vaccination schedule may therefore not be possible., Het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) beschermt tegen twaalf ziekten. Om een vaccin zo goed mogelijk te laten werken, is het belangrijk om kinderen op de gewenste leeftijden en niet te vaak of te weinig te vaccineren. De minister van VWS heeft de Gezondheidsraad advies gevraagd over het vaccinatieschema van het Rijksvaccinatieprogramma. De minister wil weten of er verbeteringen in het vaccinatieschema mogelijk zijn. Het RIVM is gevraagd om de relevante informatie op een rij te zetten. Het RIVM heeft daarom het vaccinatieschema tegen het licht gehouden en het optimale schema bepaald voor de twaalf ziekten. Het vaccinatieschema blijkt voor een groot deel op orde te zijn. Voor enkele ziekten zijn er verbeteringen mogelijk. Het is nu aan de Gezondheidsraad om de verschillende mogelijkheden te overwegen en de minister te adviseren. Op grond daarvan neemt de minister een besluit. Een prik minder tegen tetanus en polio geeft volgens het RIVM nog steeds goede bescherming tegen deze ziekten. Daarnaast kunnen de prikken tegen difterie, kinkhoest, tetanus, polio, hepatitis B en Hib beter over een langere periode worden verspreid dan nu het geval is. Verder is het beter dat de prik van kleuters tegen kinkhoest op wat latere leeftijd wordt gegeven. Deze prik werkt hierdoor waarschijnlijk beter en heeft dan minder bijwerkingen. De prik op 9-jarige leeftijd tegen mazelen kan juist beter op jongere leeftijd worden gegeven. Alleen zitten de vaccins tegen mazelen en bof in één prik en kan de vaccinatie tegen bof juist beter later worden gegeven. De vaccinaties tegen negen van de twaalf ziekten worden gecombineerd. Dit heeft als voordeel dat kinderen minder vaak hoeven te worden geprikt. Het maakt het wel lastiger om te besluiten om een onderdeel van een gecombineerde prik op een ander moment te geven. Eén ideaal vaccinatieschema bestaat daardoor niet.
- Published
- 2022
3. Universal HIV Screening of Pregnant Women in England: Cost Effectiveness Analysis
- Author
-
Postma, M. J., Beck, E. J., Mandalia, S., Sherr, L., Walters, M. D. S., Houweling, H., and Jager, J. C.
- Published
- 1999
4. Do Outbreaks of War Follow a Poisson-Process?
- Author
-
Houweling, H. W. and Kuné, J. B.
- Published
- 1984
5. HIV transmission in the provision of health care
- Author
-
Houweling, H.
- Published
- 1993
- Full Text
- View/download PDF
6. AN INQUIRY INTO THE WAR PRONENESS OF NATIONS, 1821-1980
- Author
-
Houweling, H. W. and Kuné, J. B.
- Published
- 1985
7. Kwaliteit van modellen voor wettelijke onderzoekstaken
- Author
-
Houweling, H., van Voorn, G.A.K., van der Giessen, A., and Wiertz, J.
- Subjects
agricultural sciences ,evaluation ,milieu ,natuur ,nature ,landschap ,landscape ,models ,Biometris ,kwaliteitsnormen ,landbouwwetenschappen ,WOT Natuur & Milieu ,recht ,evaluatie ,law ,environment ,quality standards ,modellen - Abstract
De unit Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu van Wageningen UR (WOT N&M) zet modellen, (ruimtelijke) gegevensbestanden en graadmeters in bij het beleidsgericht onderzoek voor het Planbureau voor de Leefomgeving en het Ministerie van Economische Zaken. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om onderzoek voor de Natuurverkenningen, de Herijking van de Ecologische Hoofdstructuur of de Evaluatie van het Mest- en Gewasbeschermingsmiddelenbeleid. Om de kwaliteit van deze modellen en (ruimtelijke) gegevensbestanden te verbeteren en te borgen maakt de WOT N&M gebruik van een kwaliteitssysteem. In deze WOtpaper wordt dit kwaliteitssysteem toegelicht.
- Published
- 2015
8. Quality of models for policy support
- Author
-
Houweling, H., van Voorn, G.A.K., van der Giessen, A., and Wiertz, J.
- Subjects
models ,Biometris ,kwaliteitsnormen ,beleid ,WOT Natuur & Milieu ,kwaliteitszorg ,quality standards ,modellen ,policy ,quality management - Abstract
The Statutory Research Tasks Unit for Nature & the Environment (WOT N&M) at Wageningen UR uses models, geodatabases and indicators in its policyoriented research for PBL Netherlands Environmental Assessment Agency (see Bouwma et al., 2014) and the Dutch Ministry of Economic Affairs. This research is undertaken for a variety of purposes, for example for the Nature Outlook reports, the review of the National Ecological Network and the evaluation of the policy on fertilisers and crop protection products. WOT N&M operates a quality system to improve and maintain the quality of these models and databases. This WOt-Paper describes this quality system.
- Published
- 2015
9. Is Europe cashing in?
- Author
-
Houweling, H., Houweling, H., Houweling, H., and Houweling, H.
- Published
- 2011
10. Surveillance van HIV-infectie onder injecterende druggebruikers in nederland:meting Arnhem 1997
- Author
-
Berns MPH, Snijders BM, Rozendaal CM van, Schat Y, Houweling H, Laar MJW van de, CIE, and GGD Arnhem
- Subjects
druggebruik ,epidemiologie ,hiv ,aids - Abstract
In deze studie wordt de prevalentie van infectie met HIV vastgesteld en inzicht gekregen in het risicogedrag van injecterende druggebruikers(IDs) in Arnhem. Er wordt nagegaan of er belangrijke verschillen zijn ten opzichte van eerdere metingen in 1995 en 1991/1992. Er worden subgroepen IDs onderscheiden met een verhoogd risico op HIV-infectie. Het risico wordt ingeschat op verdere verspreiding van HIV naar andere IDs, niet-injecterende druggebruikers en de rest van de algemene bevolking. Tussen 6 oktober en 22 november 1997 werd bij 130 IDs uit Arnhem een speekselmonster en een vragenlijst naar risicogedrag afgenomen. De deelnemers werden geworven via de methadonverstrekking (84%), een laagdrempelig dagcentrum voor druggebruikers (12%), een voorziening voor prostituees (2%) en via straatwerving (2%). Van de 127 IDs was een deelnemer HIV-positief (prevalentie 0.8%,95% betrouwbaarheidsinterval [BI] 0,0 - 4,3%). Deze prevalentie was niet significant verschillend van de metingen in 1995 (2,2%, 95% BI 0,6 - 5,5%) en 1991/1992 (2,2%, 95% BI 0,4-6,3%). Van de 81 actuele spuiters had 15% in de laatste zes maanden een gebruikte spuit of naald van een ander geleend, een forse daling in vergelijking met de 39% en 42% in de metingen van 1995, respectievelijk 1991/1992. Zestien procent had een spuit of naald uitgeleend, eveneens een daling in vergelijking met 1995 (30%) en 1991/1992 (36%). Spuitattributen (gebruikt watje, lepel, filter of spoelwater) werd door 51% gedeeld. Deelnemers zonder een vast adres waren een risicogroep voor het lenen van spuiten van anderen. Zesendertig procent van de IDs had in de laatste zes maanden een vaste seksuele partner gehad. Bij 57% hiervan was dat geen druggebruiker, bij 17% een niet- injecterende druggebruiker. In 96% van de vaste relaties werd niet altijd een condoom gebruikt (1995: 89%, 1991/1992 92%). Met losse partners en met klanten worden condooms meer gebruikt maar niet meer dan in 1995 en 1991/1992. Concluderend is de prevalentie van HIV onder IDs in Arnhem 1%, vergelijkbaar met het niveau in de metingen van 1995 en 1991/1992. Het lenen en uitlenen van gebruikte spuiten/naalden is in vergelijking met de vorige metingen aanzienlijk gedaald. Het niveau van seksueel gerelateerd risicogedrag is daarentegen gelijk gebleven. Door de lage prevalentie is het risico op verspreiding van HIV naar niet-IDs of de rest van de algemene bevolking laag.
- Published
- 2012
11. EU Concerted Action. Multinational Scenario Analysis Concerning Epidemiological Social and Economic Impacts of HIV/AIDS on Society. Towards a Reference Scenario for Europe. Report on Yearly Plenary Meeting 5-7 July 1995, Bilthoven, the Netherlands
- Author
-
Jager JC, Heisterkamp SH, Houweling H, Postma MJ, Reinking DP, and VTV
- Subjects
reference scenario ,hiv ,impact analysis ,aids - Abstract
Beschrijving van de werkwijze die bij de constructie van een 'reference scenario' voor de epidemiologische, economische en sociale impact van de HIV/AIDS epidemie in Europa zal worden gevolgd.
- Published
- 2012
12. Surveillance van HIV-infectie onder injecterende druggebruikers in Nederland: meting Rotterdam 1997
- Author
-
Berns MPH, Rozendaal CM van, Toet J, Snijders BM, Houweling H, CIE, and GGD Rotterdam en omstreken
- Subjects
druggebruik ,epidemiologie ,hiv ,aids - Abstract
In deze studie werd de prevalentie van infectie met HIV en het niveau van risicogedrag onder injecterende druggebruikers (IDs) in Rotterdam vergeleken met de meting van twee jaar geleden. Het risico werd ingeschat van verdere verspreiding van HIV naar andere IDs, niet-injecterende druggebruikers en de rest van de algemene bevolking. Tussen 4 maart en 15 mei 1997 werd bij 470 IDs uit Rotterdam een speekselmonster en een vragenlijst naar risicogedrag afgenomen. Van de 468 IDs waren 44 HIV-positief. Deze prevalentie was niet significant verschillend van de meting in 1994. Onafhankelijke risicofactoren voor HIV-infectie waren gevangenisstraf, lenen van gebruikte spuiten/naalden, condoomgebruik met vaste partner en getest zijn op HIV in het verleden. De prevalentie van HIV onder IDs in Rotterdam bleek 9%, vergelijkbaar met het niveau in de meting van 1994. Het lenen en uitlenen van gebruikte spuiten/naalden is in vergelijking met 1994 gedaald. Het seksueel gerelateerd risicogedrag is licht gedaald. Nieuwe HIV-infecties komen nog steeds voor als gevolg van het lenen van gebruikte spuiten en naalden en mogelijk ook via seksuele transmissie. Vooral vaste partners kunnen door een zeer laag niveau van condoomgebruik een risico lopen. Via deze weg is verspreiding naar niet-IDs mogelijk.
- Published
- 2012
13. Long-term changes of chemistry and biota in moorland pools in relation to changes in atmospheric deposition
- Author
-
Dam H van, Houweling H, Wortelboer FG, Erisman JW, Smeulders SM, LWD, LLO, IBN-DLO, and AquaSense TEC
- Abstract
verkrijgbaar bij AquaSense TEC, Martine van Nugteren Postbus 95125, 1090 HC Amsterdam fax 020 - 592 2249
- Published
- 2012
14. Results of the questionnaire on country-specific HIV/AIDS surveillance data to be used in back-calculation
- Author
-
Roosmalen M van, Hamers F, Downs AM, Houweling H, CIE, European Centre for the Epidemiological Monitoring of AIDS, Hopital National de Saint-Maurice, Sint Maurice, and France
- Abstract
niet beschikbaar
- Published
- 2012
15. HIV-infectie en riskant gedrag onder travestieten en transseksuelen in de Rotterdamse straatprostitutie
- Author
-
Roosmalen MS van, Wiessing LG, Meer J van der, Koedijk P, Houweling H, CIE, Intraval, and GGD
- Subjects
prostitution ,risk behavior ,rotterdam ,prevalence ,travestites ,netherlands ,transsexuals ,hiv infections ,aids - Abstract
Doel van de studie was het vaststellen van de HIV-prevalentie en de mate van spuitgerelateerd en seksueel risicogedrag, en het verkrijgen van inzicht in de bekendheid met en het gebruik van preventie-activiteiten. Dit onderzoek maakte deel uit van een onderzoek naar de HIV-prevalentie onder druggebruikers in Rotterdam (eind 1994). Daarin werden ook travestieten en transseksuelen in de straatprostitutie die hormonen of siliconen gebruikten opgenomen. Toen bleek dat dit om een behoorlijk grote groep ging is de vragenlijst met enkele voor deze groep specifieke vragen uitgebreid. Bij alle deelnemers zijn speekselmonsters afgenomen en getest op anti-HIV 1/2. Deelname aan het onderzoek was vrijwillig en anoniem. Alle deelnemers waren biologisch van het mannelijk geslacht. De HIV-prevalentie in deze groep bleek laag (8%) vergeleken met studies uit andere landen. Intraveneus druggebruik speelt geen rol in deze groep. Ook bij het spuiten van hormonen/siliconen lijkt riskant gedrag weinig voor te komen. Mogelijk loopt deze groep travestieten en transseksuelen risico door commerciele- en privecontacten met homo/biseksuele mannen. Onbeschermde seks vindt vooral plaats met de vaste partners. De bekendheid met en het gebruik van preventieve maatregelen tegen AIDS zijn hoog.
- Published
- 2012
16. Laboratoriumsurveillance van HIV-infecties, Regio Arnhem, 1989-1998
- Author
-
Beuker RJ, Snijders BM, Bosboom RW, Houweling H, Laar MJW van de, and CIE
- Subjects
epidemiologie ,hiv test ,hiv ,aids - Abstract
Van april 1989 tot en met december 1998 zijn 33.003 HIV-testen verricht bij 31.682 personen in het verzorgingsgebied van het Streeklaboratorium te onder de aanvragende artsen zijn gegevens verzameld over de indicatie voor de testaanvraag. Het jaarlijks aantal nieuw-positieven is in de periode 1990-1998 continu laag (0,6% - 1%). Het jaarlijks aantal aangevraagde testen is gestegen (1990: 2761, 1998: 3923). Deze stijging betreft met name testen bij mensen met heteroseksueel risicogedrag. Bij homo-/biseksuele mannen is het percentage nieuw-positieven het hoogst (6,9%), gevolgd door druggebruikers (4,2%). Het percentage nieuw-positieven onder personen die heteroseksueel risico liepen blijft laag: 0,2%. Deze cijfers wijzen erop dat de verspreiding van HIV nog steeds beperkt is tot de bekende risicogroepen; er waren geen aanwijzingen voor verspreiding naar de algemene populatie. Het testgedrag van personen in bepaalde (risico)groepen loopt niet parallel met het risico dat zij lopen. Een groot deel van de HIV-testen wordt aangevraagd door mensen die heteroseksueel risico hebben gelopen, met name mensen met veel wisselende partners. Het voorkomen van HIV-infecties onder deze groep is echter laag. De groep homo-/biseksuele mannen en druggebruikers laten zich juist relatief weinig testen, terwijl onder hen nog steeds de meeste HIV-seropositieven voorkomen. Al met al mogen we concluderen dat de laboratorium-surveillance in de regio Arnhem een waardevolle aanvulling op de HIV-surveillance in Nederland vormt en dat moet worden nagegaan of implementatie van deze surveillance ook in andere regio's te realiseren is.
- Published
- 2012
17. Surveillance van HIV-infecties onder druggebruikers; een haalbaarheidsstudie in Deventer
- Author
-
Wiessing LG, Vondewinkel B, Houweling H, Spruit IP, and Goor LAM van de
- Subjects
haalbaarheidsstudie ,hiv infecties ,drug addiction ,92-4 ,feasibility study ,population surveillance ,druggebruikers ,hiv infections ,aids - Abstract
niet beschikbaar
- Published
- 2012
18. Mogelijke Uitbreiding van het Garantiefonds voor HIV-Geinfecteerde Personen ; financiele consequenties van verwachte epidemiologische ontwikkelingen
- Author
-
Postma MJ, Houweling H, Heisterkamp SH, Jager JC, VTV, and CIE
- Subjects
financial compensation ,hemophilia ,hemofilie ,garantiefonds ,hiv-infecties ,patienten ,financiele bijdrage ,patients ,hiv infections - Abstract
Doel: Op basis van epidemiologische analyse, vaststellen van de financiele consequenties van de mogelijke uitbreiding van het Garantiefonds voor HIV-geinfecteerde hemofilie patienten naar alle HIV-geinfecteerde personen. Data & Methode: Drie typen data worden gebruikt: (1) de Aids-registratie bij de Geneeskundige Hoofdinspectie naar jaar van rapportage en diagnose, leeftijd bij diagnose en patientgroep ; (2) informatie over de inkomenspositie van homoseksuele mannen uit een onderzoek onder de lezers van de Gay Krant ; (3) informatie over de behoefte aan een aantal typen levensverzekeringen. Ziekteprogressie (HIV-infectie, asymptomatisch en symptomatisch dragerschap, Aids) wordt gemodelleerd met een multi-stadia model. (Sub)stadia van het model corresponderen met klinische classificaties voor HIV/Aids enerzijds en met de relevante fases voor de behoefte aan levensverzekeringen anderzijds. Aan de hand van twee scenario's wordt een tentatieve analyse uitgevoerd naar de financiele consequenties van verwachte epidemiologische ontwikkelingen voor het uitgebreide Garantiefonds. Resultaten: De scenario's geven aan dat uitbreiding van het Garantiefonds een gemiddelde extra jaarlijkse vraag naar levensverzekeringen veroorzaakt in de periode 1995-1997, varierend van f 20,5 tot 31,5 miljoen. Dit betreft de vraag uitgedrukt in termen van verzekerde bedragen voor drie typen verzekeringen met overlijdensrisico (spaarhypotheek, tijdelijke risicoverzekering en pensioen). De spaarhypotheek is verantwoordelijk voor bijna 80% van de vraag. Homo/biseksuele mannen zijn verantwoordelijk voor 67-74% van de vraag. Discussie & conclusies: De vraag in de periode 1995-1997 betreft een "inhaalvraag". De projectie voor de jaren na 1997 is een aanmerkelijk lagere jaarlijkse vraag van maximaal f 15 miljoen. Een indicatie voor de extra omvang van het uitgebreide Garantiefonds bedraagt f 125 miljoen ter dekking van de uitkeringen samenhangend met de vraag in de periode 1995-2005 (contante waarde berekening). De omvang van het huidige Garantiefonds bedraagt 5 miljoen.
- Published
- 2012
19. Surveillance van HIV-infectie onder injecterende druggebruikers in Nederland: meting Groningen 1997/1998
- Author
-
Berns MPH, Snijders BM, Rozendaal CM van, Have J van der, Houweling H, Laar MJW van de, and CIE
- Subjects
druggebruik ,epidemiologie ,hiv ,aids - Abstract
Tussen 24 november 1997 en 30 januari 1998 werd bij 196 IDs uit Groningen een speekselmonster en een vragenlijst naar risicogedrag afgenomen. De deelnemers werden geworven via de methadonverstrekking (91%), twee laagdrempelige dagcentra voor druggebruikers (5%), een dagbestedingsproject voor druggebruikers (2%) en via straatwerving (2%). Van de 196 IDs was een deelnemer HIV-positief (prevalentie 0,5%; 95% betrouwbaarheidsinterval 0,0 - 1.5%). Van de 126 actuele spuiters had 11% in de laatste zes maanden een gebruikte spuit of naald van een ander geleend, relatief weinig vergeleken met de metingen in andere steden. Twaalf procent had een spuit of naald uitgeleend. Spuitattributen (gebruikt watje, lepel, filter of spoelwater) werd door 38% gedeeld. 43% van de IDs had in de laatste zes maanden een vaste seksuele partner gehad. Bij 48% hiervan was dat geen druggebruiker, bij 14% een niet-injecterende druggebruikers. Met de vaste seksuele partner werd in 89% van de contacten niet altijd een condoom gebruikt. Met losse partners en met klanten werden vaker condooms gebruikt (niet altijd condooms gebruikt: 58%, resp. 24%). De prevalentie van HIV onder IDs in Groningen is 0.5%. Het lenen en uitlenen van gebruikte spuiten/naalden is minder dan in de metingen in de andere steden. Het condoomgebruik in vaste seksuele contacten is laag en vergelijkbaar met dat in de metingen in de andere steden.Door de lage HIV-prevalentie wordt het risico op verspreiding van HIV naar niet-IDs of de rest van de algemene bevolking laag ingeschat.
- Published
- 2012
20. Het AIDS-beleid geactualiseerd. Eindadvies van de Nationale Commissie AIDS-Bestrijding
- Author
-
Houweling H and CIE
- Subjects
hiv ,population surveillance ,aids ,policy recommendations - Abstract
Dit rapport is een uitgave van de Nationale Commissie AIDS-bestrijding. p/a Stichting Aids Fonds, Keizersgracht 390-392, 1016 GB Amsterdam
- Published
- 2012
21. EU Concerted Action Multinational Scenario Analysis Conderning Epidemiological Social and Economic Impacts of HIV/AIDS on Society. Report on Planning Meeting 25th-26th August 1994 Bilthoven, the Netherlands
- Author
-
Jager JC, Boom FMLG van den, Heisterkamp SH, Houweling H, Postma JM, Reinking DP, and VTV
- Subjects
reference scenario ,impact analysis ,aids - Abstract
Beschrijving van de aanpak die bij de constructie van een 'reference scenario' voor de epidemiologische, economische en sociale impact van de HIV/AIDS epidemie in Europa zal worden gevolgd.
- Published
- 2012
22. Prevalentie en risicofactoren van HIV-infectie onder druggebruikers in Rotterdam
- Author
-
Wiessing LG, Toet J, Houweling H, Koedijk PM, Akker R van den, Sprenger MJW, CIE, GGD Rotterdam, and VIR
- Subjects
intravenous substance abuse ,prevalence ,substance abuse ,risk factors ,netherlands ,hiv infections ,aids - Abstract
DOEL Het vaststellen van de prevalentie van HIV-infectie en risicogedrag onder intraveneuze- (IVDs) en niet-intraveneuze-druggebruikers in Rotterdam. Het onderscheiden van subgroepen IVDs met een verhoogd risico op HIV-infectie. Het inschatten van het risico op verdere verspreiding van HIV. Het vaststellen van de bekendheid en het gebruik van preventie-activiteiten. METHODEN Tussen 6 september en 18 december 1994 is bij 701 druggebruikers (494 IVDs) in Rotterdam een speekselmonster en een vragenlijst naar risicogedrag afgenomen. Deelnemers werden geworven via de methadonverstrekking (67%) en via werving 'op straat' (33%). In de methadonwerving werd ook een bloedmonster verzameld. Deelname was vrijwillig en anoniem. RESULTATEN Van de 492 geteste IVDs waren 57 seropositief (prevalentie 12%, 95%-betrouwbaarheidsinterval [BI] 9-14%), onder de 207 niet-IVDs werden drie infecties gevonden (1.5%, 95%BI 0-4%). Onafhankelijke risicofactoren voor een positieve serostatus onder IVDs waren een jongere leeftijd (34 OR=1), geboorteland (Nederland OR=1, Turkije, Marokko, Suriname, Antillen OR=0.12 [0.02-0.94], overig buitenland OR=1.54 [0.72-3.32]), gevangenisstraf (nooit OR=1, 1 keer OR=1.96 [0.61-6.28], >1 keer OR=3.40 [1.36-8.52]) en een langere spuitcarriere (0-2 jr OR=2.17 [0.65-7.27], 3-10 OR=1, >10 OR=3.05 [1.39-6.71]). Het aantal druggebruikers in Rotterdam wordt geschat op tenminste 3500 op jaarbasis, waarvan 2500 IVDs en 200 tot 300 geinfecteerden. Op basis van zelfgerapporteerde testuitslagen sinds 1991 blijken recent infecties te zijn voorgekomen. Een op de vijf actuele spuiters had in de laatste 6 maanden gebruikte spuiten of naalden van anderen geleend. Van alle IVDs had 9% een vaste seksuele relatie met een niet-intraveneuze druggebruiker en 14% met een niet-druggebruiker. Binnen de meeste vaste seksuele relaties (79%) werden nooit condooms gebruikt. Van de 325 actuele spuiters was 97% bekend met een of meer spuitomruillocaties, 95% had er ooit gebruik van gemaakt. Van alle deelnemers kende 94% een of meer condoomverstrekkingsplaatsen en had 58% daar ooit gebruik van gemaakt. CONCLUSIES De prevalentie van HIV-infecties in Rotterdam wordt geschat op 12% onder intraveneuze-druggebruikers en 1.5% onder niet-intraveneuze druggebruikers. Dit komt naar schatting overeen met 200 tot 300 seropositieve druggebruikers. Risicofactoren voor HIV-infectie onder IVDs zijn een jongere leeftijd, gevangenisstraf en een lange spuitcarriere. IVDs die in Turkijke, Marokko, Suriname of de Antillen zijn geboren zijn minder vaak seropositief. Nieuwe infecties komen onder IVDs nog steeds voor. Verspreiding naar niet-druggebruikers, met name vaste seksuele partners van IVDs, is aannemelijk. De bekendheid met en gebruik van spuitomruil en condoomverstrekking zijn hoog.
- Published
- 2012
23. Surveillance van HIV-infectie onder injecterende druggebruikers in Nederland: meting Amsterdam 1998
- Author
-
Beuker RJ, Berns MPH, Rozendaal CM van, Snijders BM, Ameijden EJC van, Houweling H, Laar MJW van de, and CIE
- Subjects
druggebruik ,epidemiologie ,hiv ,aids - Abstract
Tussen 2 juni en 18 augustus 1998 werd bij 202 IDs uit Amsterdam een speekselmonster en een vragenlijst naar risicogedrag afgenomen. De IDs werden geworven via straatwerving (76%) en via een laagdrempelige instellingen voor druggebruikers (24%). Van de 197 IDs waren 51 deelnemers HIV-positief (prevalentie 25,9%; 95% betrouwbaarheidsinterval [BI] 19.9 - 32.6%). Van de 197 IDs had 12% in de laatste zes maanden een gebruikte spuit of naald van een ander geleend. Van hen was 4% HIV-positief. Elf procent had een spuit of naald uitgeleend (1996: 8,5%, niet significant). Spuitattributen (gebruikt watje, lepel, filter of spoelwater) werden door 28% gedeeld. Zevenenvijftig procent van de IDs had in de laatste zes maanden een vaste seksuele partner gehad. Bij 31% hiervan was dat geen druggebruiker, bij 13% een niet-injecterende druggebruiker. In beide groepen was 1 ID HIV-positief. Met de vaste seksuele partner werd in 85% van de contacten niet altijd een condoom gebruikt (1996: 76%). Met losse partners en klanten worden condooms vaker gebruikt (niet altijd condoom gebruikt: losse partners 42%, klanten 29%). De prevalentie van HIV onder IDs in Amsterdam is 26% en vergelijkbaar met de meting van 1996. Het lenen van gebruikte spuiten/naalden is in vergelijking met de vorige meting niet significant gedaald. Het condoomgebruik in vaste, losse en commerciele seksuele contacten is laag en niet veranderd sinds de laatste meting. Er zijn aanwijzingen voor een beperkte maar continue HIV-transmissie in deze groep.
- Published
- 2012
24. UVB and infectious diseases: exposure assessment by means of a retrospective questionnaire for epidemiological study. Presentation of first results
- Author
-
Termorshuizen F, Garssen J, Maas JJ, Goettsch WG, Matthijsen J, Houweling H, Loveren H van, CIE, LPI, and LSO
- Subjects
straling ,blootstelling aan uvb ,uvb vragenlijst ,uv - Abstract
Met het doel om een effect vast te stellen van alledaagse niet-experimentele blootstelling aan UVB op het immuunsysteem is een twee jaar retrospectieve vragenlijst betreffende blootstelling aan zonlicht en gebruik van zonnebank afgenomen bij de HIV-genfecteerde deelnemers van de cohortstudie onder homoseksuele mannen van de GG&GD in Amsterdam. De zelf-gerapporteerde gegevens (aantal uur, kleding, activiteit, land en seizoen) gedurende vakanties, beroep en vrije tijd maken een schatting van de individuele blootstelling mogelijk. In dit rapport worden de resultaten van de vragenlijst gepresenteerd. In een toekomstig artikel/ rapport worden de resultaten gepresenteerd van het onderzoek naar het verband tussen expositie aan UVB en het ziektebeloop van HIV naar AIDS. Dit zal dan een van de eerste epidemiologische studies zijn naar het effect van alledaagse blootstelling aan UVB op het immuunsysteem. In totaal hebben 73 deelnemers de vragenlijst ingevuld. Zij rapporteerden 191 vakantieperiodes, waarvan 89 in zonnige landen tussen 400 Noorder- and 250 Zuiderbreedte. Alhoewel het grootste aantal van de gerapporteerde uren blootgesteld (70%) blootstelling in de vrije tijd betrof, nam dit aandeel af ten gunste van blootstelling in de vakantieperiodes na weging van deze uren voor het effect van breedtegraad & seizoen en kleding & activiteit op de dosis UVB. Verder werd in de vakantieperiodes de hoogste gemiddelde blootstelling per dag gezien. Het betrekken van het effect van breedtegraad & seizoen in de schatting van de individuele blootstelling had nauwelijks invloed op de classificatie van deelnemers met betrekking tot hun blootstelling. Dit was in tegenstelling tot het betrekken van het effect van kleding & activiteit. Een duidelijke correlatie tussen de blootstelling aan UVB en de rapportage van zonverbranding kon worden vastgesteld. Deze correlatie was zwakker binnen de groep deelnemers die rapporteerden vaak zonnebrand-creme te gebruiken. Geen correlatie tussen blootstelling en de rapportage van een episode van labiale herpes simplex (koortsblaasjes) kon worden vastgesteld. Uit vergelijking van antwoorden gegeven op vergelijkbare vragen bleek dat deelnemers dikwijls niet in staat zijn consistente informatie betreffende hun blootstelling aan zonlicht en gebruik van zonnebank te verschaffen. Wij concluderen dat deze twee jaar retrospectieve vragenlijst niet toereikend is om tot een valide en precieze schatting van de individuele blootstelling te komen. Echter, we mogen aannemen dat herinnering van vakantieperiodes zowel met betrekking tot het seizoen als het land van bestemming redelijk goed mogelijk is. Deze kortdurende periodes met een hoge blootstelling zijn waarschijnlijk zeer belangrijk voor de vaststelling van het effect van UVB op het immuunsysteem. De duidelijke verandering van de classificatie van de deelnemers met betrekking tot hun expositie door het effect van kleding & activiteit in de individuele expositie-schatting te betrekken kan erop wijzen dat het betrekken van deze gedragskarakteristieken van groot belang is voor een valide meting van de expositie. Echter, het afzwakken van de correlatie tussen blootstelling en het rapporteren van zonverbranding suggereert dat een zekere mate van onzekerheid en misclassificatie werd gentroduceerd door het betrekken van dit effect. Dit kan ook geleid hebben tot een vermindering van de validiteit van de expositie-schatting. We kunnen ervan uitgaan dat een prospectieve studie, in welke deelnemers gevolgd worden onder intensieve begeleiding, een betere schatting van de individuele blootstelling mogelijk maakt
- Published
- 2012
25. Surveillance van HIV-infecties in de regio Arnhem ; deel 1: Automatisering van een gegevensbank voor routinematige laboratoriumdiagnostiek
- Author
-
Lierop GS van, Houweling H, Katchaki JN, and Lumey LH
- Subjects
automatisering ,indicatiestelling ,surveillance ,hiv ,aids - Abstract
niet beschikbaar
- Published
- 2012
26. Eén plus één is drie : integratie van bestuurskundige kennis in verkenningen
- Author
-
Verburg, R.W., Houweling, H., and de Wit, A.J.F.
- Subjects
LEI NAT HULPB - Milieu, Natuur en Landschap ,WOT Natuur & Milieu ,scientific research ,simulation models ,bestuurskunde ,natuurwetenschappen ,wetenschappelijk onderzoek ,natural sciences ,public administration ,simulatiemodellen - Abstract
Verkenningen maken veelvuldig gebruik van modellen om toekomstige ontwikkelingen in de groene ruimte te illustreren. Als invoer voor deze modellen worden meestal scenario’s ontworpen. Ook worden handelingsopties beschreven die zogenaamde beleidstekorten, die bij de modeluitkomsten naar voren komen, zouden moeten oplossen. Om effectieve verkenningen te maken, is zowel aan de invoer- als de uitvoerkant van de modellen bestuurskundige kennis nodig. Echter van oudsher domineert natuurwetenschappelijk onderzoek de verkenningen. In WOt-paper 18 wordt ingegaan op de integratie van natuurwetenschappelijk onderzoek met bestuurskundige kennis. Hiervoor moeten zowel inhoudelijke als procesmatige stappen worden gezet om toekomstige geformuleerde handelingsopties beter te ‘laten landen’ in het beleid.
- Published
- 2012
27. Een beoordelingslijst voor de complexiteit van modellen en bestanden
- Author
-
van Voorn, G.A.K., Walvoort, D.J.J., Knotters, M., Bogaart, P.W., Houweling, H., and Janssen, P.H.M.
- Subjects
evaluation ,CB - Bodemgeografie ,biometry ,prediction ,biometrie ,CWK - Integraal Waterbeheer ,PE&RC ,onzekerheid ,models ,voorspelling ,Biometris ,quality ,WOT Natuur & Milieu ,SS - Soil Geography ,Wageningen Environmental Research ,CWC - Integrated Water Resources Management ,kwaliteit ,evaluatie ,uncertainty ,modellen - Abstract
Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) maakt bij beleidsevaluaties en verkenningen gebruik van numerieke rekenmodellen die - voor een deel – samen worden ontwikkeld met Wageningen UR. De complexiteit van deze rekenmodellen neemt in het algemeen steeds verder toe. Het idee daarbij is dat het toevoegen van meer processen en variabelen aan een model leidt tot een groter toepassingsgebied, nauwkeuriger uitkomsten en dus tot betere voorspellingen. WOT-paper 11 geeft een beschrijving van een methode om de balans tussen (de complexiteit van) een rekenmodel, de toepassing en de beschikbare data te verbeteren.
- Published
- 2011
28. Laboratoriumsurveillance van HIV-infecties, regio Arnhem, 1989-1995
- Author
-
Esveld MI, Pelt W van, Duynhoven YTHP van, Nohlmans MKE, Houweling H, and CIE
- Subjects
population surveillance ,hiv infections ,laboratory diagnosis ,aids - Abstract
As from April 1989, surveillance-activities of HIV infections are carried out in the Arnhem area. These programmes are executed in collaboration of the National Institute of Public Health and the Environment (RIVM) with the Regional Public Health Laboratory Arnhem (RPHL)/Rijnstate hospital. This report presents results up to the end of 1995 of monitoring laboratory diagnostics of HIV infections, in addition to a continuous questionnaire on the indication for testing sent to the requesting physicians. Between April 1989 and December 1995 21,825 HIV tests were performed in 19,216 individuals living in the service area. The percentage of positive tests (1.8%, n=386) was almost twice the percentage of positive persons (1.0%, n=186). No increase in number of new infections was observed over time, although the number of requested tests increased up until 1994. Most test requests concerned tests for 'changing heterosexual contacts'. In men, most infections occurred among homo/bisexuals. This was 8-9% up until 1994 but decreased to 3.4% in 1995. 4.4% of the tested female drug users was seropositive ; among males it increased from 3.9% in 1991 to 12% in 1995. No trend in heterosexually acquired infections could be seen over the observed six years. It appears that the spread of HIV is still restricted to the known risk groups: signs for considerable spread in the general population could not be found. Remarkably the percentage of new seropositives seems to decrease in the urban areas whilst it still increases in the rural areas. Furthermore requests for tests of persons originating from Africa and Latin-America increased as does the percentage seropositive tests. Laboratory-based surveillance is thought to be very useful as an indicator of the extent of the problem and monitoring of trends. The methodology used in this surveillance will be used for other regions and infectious diseases.
- Published
- 2007
29. Milieu- en Natuurplanbureau en WOT Natuur & Milieu houden kennismarkt
- Author
-
Houweling, H.
- Subjects
Life Science - Published
- 2007
30. WOT Natuur & Milieu houdt kennismarkt
- Author
-
Houweling, H.
- Subjects
WOT Natuur & Milieu - Published
- 2006
31. Krijgt het landschap de ruimte? Over ontwikkelen en identiteit
- Author
-
van Duinhoven, G., Houweling, H., and ten Cate, B.
- Subjects
Life Science - Published
- 2005
32. Meer synergie in het ondersteunend onderzoek Natuurplanbureaufunctie
- Author
-
Houweling, H.
- Subjects
Life Science - Published
- 2005
33. Kwaliteitsborging databestanden en modellen : balanceren tussen chaotische dynamiek en geordende stilstand
- Author
-
Jansen, J.M.L., Halbertsma, J.M., Heesterbeek, J.A.P., Houweling, H., and Jansen, M.J.W.
- Subjects
databases ,Alterra - Centrum Geo-informatie ,nature management ,milieubeheer ,Alterra - Business Support Unit ,Centre Geo-information ,natuurbeheer ,PRI Biometris ,environmental management ,models ,kwaliteitsnormen ,Wageningen Environmental Research ,databanken ,quality standards ,modellen - Abstract
In het project zijn audits uitgevoerd voor 31 modellen en databestanden die binnen DLO worden gebruikt bij de uitvoering van taken voor het Milieu- en Natuurplanbureau. Daartoe is een gemeenschappelijke methodiek ontwikkeld die uitgaat van 5 kwaliteitsaspecten: wetenschappelijke inhoud, wiskundige vertaling en resolutie, statistische aspecten, kwaliteitsborging en communicatieve aspecten. Per aspect zijn criteria uitgewerkt, waarop de modellen en databestanden zijn getoetst. De uitkomsten van de individuele audits zijn vertaald in een algemene aanpak waarmee de kwaliteitsborging structureel kan worden verbeterd. Deze aanpak heeft betrekking op: de organisatie van het proces van kwaliteitsborging; de relatie met ISO-9001; de formulering van twee algemene kwaliteitsniveau’s A en AA en de daarbij behorende criteria en op de wijze waarop de keuze voor een gewenst kwaliteitsniveau kan worden afgestemd op de toepassing en de daarmee samenhangende risico’s. Ook wordt aangegeven hoe de ontwikkelde aanpak binnen DLO kan worden geïmplementeerd.
- Published
- 2004
34. Onderbouwend onderzoek voor de Natuurplanbureau-functie van het MNP : vraagarticulatie 2005
- Author
-
Houweling, H., Dirkx, G.H.P., de Koeijer, T.J., Ligthart, S.S.H., and Wiertz, J.
- Subjects
natuurbescherming ,research ,beleid ,WOT Natuur & Milieu ,nature conservation ,netherlands ,onderzoek ,policy ,nederland - Published
- 2004
35. Visie onderbouwend ecologisch onderzoek Milieu- en Natuurplanbureau : graadmeters, scenario's, modellen, meetnetten en data
- Author
-
Wiertz, J., van Egmond, P.M., Farjon, J.M.J., Houweling, H., Kooistra, L., and van Veen, M.P.
- Subjects
Alterra - Centrum Geo-informatie ,nature conservation ,methodology ,netherlands ,Centre Geo-information ,nederland ,monitoring ,milieubescherming ,natuurbescherming ,beleid ,WOT Natuur & Milieu ,Wageningen Environmental Research ,methodologie ,environmental protection ,policy - Abstract
Voor het waarborgen van de kwaliteit van (ruimtelijke) gegevens en indicatoren is centrale ontsluiting en gestandaardiseerde beschrijving van megadata noodzakelijk. Recent is een inventarisatie gemaakt van bestanden, die betrekking hebben op de beleidsdomeinen natuur, groene ruimte, recreatie en landbouw (beschikbaar via de website van Natuurplanbureau). Voor de beleidssectoren milieu en water zal een aanvullende inventarisatie nodig zijn
- Published
- 2004
36. Voorstel voor verbetering van de habitatmodellering in het kennissysteem LARCH; van een vaste begroeiingstypenkaart naar een kaartlagensysteem
- Author
-
Pouwels, R., Reijnen, R., Sierdsema, H., van Swaay, C., and Houweling, H.
- Subjects
vlinders ,begroeiing ,expertsystemen ,data analysis ,vegetation types ,expert systems ,Ecologie en Ruimte ,gegevensanalyse ,plant communities ,kennissysteem ,models ,vegetatietypen ,birds ,habitats ,vogels ,Wageningen Environmental Research ,lepidoptera ,landschapsecologie ,fauna ,simulatiemodel ,modellen ,geo-informatie ,plantengemeenschappen - Abstract
LARCH is een kennissysteem dat de overlevingskans van diersoorten bepaalt op basis van de ruimtelijke configuratie van de leefgebieden en de kwaliteit daarvan. Het wordt vooral toegepast bij het ontwerp en de toetsing van de ruimtelijke inrichting vanbestaande en toekomstige landschappen. De analyse bestaat uit twee stappen: habitatmodellering en ruimtelijke modellering. In dit rapport is een voorstel uitgewerkt voor het verbeteren van de habitatmodellering met behulp van ruimtelijke basisbestanden.
- Published
- 2002
37. Wanneer is een model goed?
- Author
-
Houweling, H. and Jansen, M.J.W.
- Subjects
planbureau ,Plant Research International ,kwaliteitsborging ,Ecologie en Ruimte ,simulatiemodellen - Published
- 2001
38. EHS 2000 : technische achtergronden bij de bestanden van de ecologische hoofdstructuur
- Author
-
Keuren, A., Houweling, H., and Nienhuis, J.G.
- Subjects
ecologische hoofdstructuur ,databases ,nature conservation ,netherlands ,inventarisaties ,nederland ,geographical information systems ,natuurbescherming ,inventories ,Wageningen Environmental Research ,ecological network ,databanken ,geografische informatiesystemen - Published
- 2001
39. EHS 2001 : technische achtergronden bij de bestanden van de ecologische hoofdstructuur
- Author
-
Veldkamp, B., Keuren, A., Nienhuis, J.G., and Houweling, H.
- Subjects
ecologische hoofdstructuur ,databases ,nature conservation ,netherlands ,inventarisaties ,nederland ,geographical information systems ,natuurbescherming ,inventories ,Wageningen Environmental Research ,ecological network ,databanken ,geografische informatiesystemen - Published
- 2001
40. Uncertainty propagation in model chains: a case study in nature conservancy
- Author
-
Schouwenberg, E.P.A.G., Houweling, H., Jansen, M.J.W., Kros, J., and Mol-Dijkstra, J.P.
- Subjects
waarden ,analysis ,analyse ,nature conservation ,forecasting ,onzekerheid ,models ,natuurbescherming ,voorspellen ,Plant Research International ,values ,Wageningen Environmental Research ,uncertainty ,modellen - Abstract
The availability of high-quality models is considered a critical success factor for Alterra. To answer the complex questions of policy makers it is often necessary to link models that have been developed initially to study more limited questions. Whenmodels are linked, error propagation may enlarge the uncertainty of the model results. However, the quantification of uncertainty propagation may become more complex. This problem of uncertainty propagation in model chains is explored using a chain of the models SMART2/SUMO, P2E and NTM that predicts the potential nature conservation value of natural areas. Two methods have been explored to study the uncertainty propagation in the model chain: a regression-free method that estimates the uncertainty contributions of groups of sources of uncertainty, and an analysis by means of linear regression approximations of the sub-models of the model chain. The final analysis was done with a regression-free method. The results are presented as the contributions ofthe various sources of uncertainty to the uncertainty of the potential conservation value. From the results of this study, lessons are learned for the analyses of error propagation in model chains.
- Published
- 2000
41. Sexual risk of HIV infection among expatriates posted in AIDS endemic areas
- Author
-
Ligthelm Rj, van den Akker R, Houweling H, van Zessen G, and de Graaf R
- Subjects
Adult ,Male ,Asia ,Casual ,Expatriate ,Sexual Behavior ,Immunology ,Developing country ,HIV Infections ,law.invention ,Condoms ,Acquired immunodeficiency syndrome (AIDS) ,Condom ,law ,medicine ,Immunology and Allergy ,Humans ,Syphilis ,Africa South of the Sahara ,Asia, Southeastern ,Netherlands ,Travel ,business.industry ,virus diseases ,Middle Aged ,medicine.disease ,Virology ,Sexual intercourse ,Infectious Diseases ,Latin America ,Sexual Partners ,Family planning ,Female ,business ,Developed country ,Sexuality ,Demography - Abstract
To assess the prevalence of HIV infection and related risk factors among Dutch expatriates returning from assignment in sub-Saharan Africa, Latin America, and South and South-east Asia.From July 1994 to January 1996, a questionnaire on the risks of sexual exposure was completed by 864 respondents, and blood samples were taken.Of the 634 men, 41% reported having sex with casual or steady local partners and 11% with casual or steady expatriate partners, during an average stay of 26 months in the previous 3 years. Of the 230 women, these figures were 31 and 24%, respectively. Of the men with local casual partners (29%), 59% paid for sex at least once. For men as well as women, having sexual contacts abroad was associated with younger age, positive intention prior to departure to have sex abroad, being single at departure, and, only for the men, working for a commercial organization, and feelings of loneliness and boredom. Among men, consistent condom use with casual local partners was 69%, and with casual expatriate partners 63%. Among women, these figures were 64 and 48%, respectively. Consistent condom use with steady local or expatriate partners was much lower. Among men, non-consistent condom use with casual partners was more prevalent if they had been abroad for a longer time, condoms were not taken along from The Netherlands, the country where they were posted was Asian, and the estimated HIV prevalence among the local population was lower. Among the women, non-consistent condom use was more prevalent if condoms were not taken along, and if they did not have the intention before departure to have sex abroad. Of the persons from whom blood could be obtained, one man was HIV-positive. Another man who refused to participate in the study indicated that he was HIV-positive.Although 23% of the expatriates had unprotected sex with partners from endemic areas, very few HIV infections were found. In comparison with a previous study among this population carried out in 1987-1989, which found five out of 1968 expatriates to be HIV-infected, consistent condom use with casual local partners did increase considerably (from 21 to 67%). However, health education is needed to reduce the risk of HIV infection, which should emphasize the sociocultural differences in sexual practices.A survey conducted among 864 Dutch expatriates returning home from assignment in AIDS-endemic areas in sub-Saharan Africa, Latin America, and South and South East Asia revealed a low rate of HIV infection, despite widespread high-risk sexual practices. During an average stay out of the country of 26 months in 1991-96, 41% of the 634 male respondents reported sex with casual or steady local partners and 11% with casual or steady expatriate partners. Among the 230 female expatriates, these rates were 31% and 24%, respectively. 58% of men with casual local partners paid for sex at least once. Among men, consistent condom use was practiced in 69% of encounters with casual local partners and 63% of the time with casual expatriate partners. Among women, these rates were 64% and 48%, respectively. The prevalence of consistent condom use with casual local partners in this study was three times greater than that identified in a study conducted among Dutch expatriates in 1987-89. Condom use with regular local or expatriate partners was substantially lower (16.1-27.8%), however. Inconsistent condom use with casual partners was significantly associated, among men, with being abroad for a longer period of time, failure to bring condoms with them from the Netherlands, posting in an Asian country, and a relatively low estimated HIV prevalence in the local population. Among women, these risk factors were failure to take condoms to their destination and lack of intention at departure to have sex abroad. Only one case of HIV infection was detected in the 847 respondents who underwent serologic testing. Since expatriates function as a bridge between areas with high and low HIV prevalence, educational campaigns that prepare departing workers for differences between the sexual culture at home and abroad and encourage them to take a supply of condoms are recommended.
- Published
- 1997
42. Aids-epidemie in Nederland: recente ontwikkelingen naar transmissieroute
- Author
-
Termorshuizen, F., Houweling, H., Bindels, P.J.E., van Wijngaarden, J.K., and Faculteit der Geneeskunde
- Published
- 1997
43. Long-term changes of chemistry and biota in moorland pools in relation to changes in atmospheric deposition
- Author
-
van Dam, H., Houweling, H., Wortelboer, F.G., Erisman, J.W., and Smeulders, S.M.
- Subjects
zwampen ,water ,meren ,Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek ,reservoirs ,precipitation ,water quality ,wetlands ,swamps ,Institute for Forestry and Nature Research ,lakes ,acidity ,water pollution ,plassen ,marshes ,zuurgraad ,chemische eigenschappen ,waterkwaliteit ,acid rain ,moerassen ,neerslag ,eutrophication ,waterverontreiniging ,ponds ,zure regen ,chemical properties ,eutrofiëring - Published
- 1996
44. Krijgt het landschap de ruimte? Over ontwikkelen en identiteit
- Author
-
ten Cate, B., Houweling, H., Tersteeg, J.L., Versteegen, I.G., ten Cate, B., Houweling, H., Tersteeg, J.L., and Versteegen, I.G.
- Abstract
Dit rapport is een integraal verslag van het symposium "Krijgt het landschap de ruimte?", dat op 21 juni 2005 is gehouden. Doel was om meer te weten te komen over de betekenis van het landschap voor mensen en over de mogelijkheden om de kwaliteit van onze leefomgeving te ontwikkelen en te versterken. Ruimte-, natuur- en landschapsdeskundigen zijn ingegaan op de vraag welke kansen het ingezette kabinetsbeleid biedt voor het Nederlandse landschap. Duidelijk werd dat meer ontwikkelingsmogelijkheden niet per definitie meer kwaliteit oplevert. Ons landschap en onze cultuur zijn met elkaar verbonden, het verhaal en de identiteit van het landschap moeten de basis vormen om de ruimtelijke kwaliteit van onze leefomgeving te versterken. Trefwoorden: landschap, leefomgeving, identiteit, ruimtelijke kwaliteit
- Published
- 2005
45. Technische documentatie modellen raamwerk ecologie; herstructurering van het modelinstrumentarium voor integrale analyse van de ecologische effecten van milileumaatregelen, veranderend landgebruik en waterbeheer
- Author
-
van Dobben, H.F., van Elswijk, M., Grobben, M.S., Groenendijk, P., Houweling, H., Jansen, M.J.W., Mol-Dijkstra, J.P., Otjens, A.J., te Roller, J.A., Schouwenberg, E.P.A.G., Wamelink, G.W.W., van Dobben, H.F., van Elswijk, M., Grobben, M.S., Groenendijk, P., Houweling, H., Jansen, M.J.W., Mol-Dijkstra, J.P., Otjens, A.J., te Roller, J.A., Schouwenberg, E.P.A.G., and Wamelink, G.W.W.
- Abstract
In het modellenraamwerk ecologie zijn vier afzonderlijk ontwikkelde modellen (SWAP, SMART, SUMO, NTM) gekoppeld en van een centrale aansturing voorzien. Voor de uitwisseling en opslag van gegevens maken de modellen gebruik van een gemeenschappelijke database. Er is een module ontwikkeld voor gevoeligheids- en onzekerheidsanalyse. De in- en uitvoer kan worden geregeld door middel van een grafische gebruikersinterface. De huidige versie maakt uitvoer mogelijk als tijdverloop van elke gewenste variabeleper ruimtelijke eenheid. In een vervolgproject zal gewerkt worden aan geografisch expliciete in- en uitvoer.
- Published
- 2002
46. Impact of acid atmospheric deposition on the biogeochemistry of moorland pools and surrounding terrestrial environment
- Author
-
van Dobben, H.F., Mulder, J., van Dam, H., and Houweling, H.
- Subjects
milieu ,air pollution ,stilstaand water ,bomen ,precipitation ,environmental impact ,wetlands ,pollution ,ecologie ,trofische graden ,acidity ,forests ,trophic levels ,Laboratorium voor Bodemkunde en geologie ,milieueffect ,zuurgraad ,forestry ,chemische eigenschappen ,Laboratory of Soil Science and Geology ,trees ,schade ,standing water ,bosbouw ,acid rain ,neerslag ,heathlands ,zure regen ,ecology ,bossen ,verontreiniging ,heidegebieden ,luchtverontreiniging ,damage ,environment ,chemical properties - Published
- 1992
47. Surveillance van HIV-infectie onder injecterende druggebruikers in Nederland: meting Amsterdam 1998
- Author
-
GG&GD Amsterdam, CIE, Beuker RJ, Berns MPH, Rozendaal CM van, Snijders BM, Ameijden EJC van, Houweling H, Laar MJW van de, GG&GD Amsterdam, CIE, Beuker RJ, Berns MPH, Rozendaal CM van, Snijders BM, Ameijden EJC van, Houweling H, and Laar MJW van de
- Abstract
RIVM rapport:To determine the prevalence of HIV and the level of injecting and sexual risk behaviour among injecting drug users (IDU) in Amsterdam (The Netherlands). To compare the results with a previous survey in Amsterdam carried out in 1996. To evaluate the risk of further spread of HIV from IDU in Amsterdam to non-IDU and to the general population. Between June 2 and August 18 1998, a saliva specimen and a questionnaire on risk behaviour were obtained from 202 IDU in Amsterdam. Participation was on a voluntary basis and anonymous. Participants were recruited in the street (76%) and at the premises of a low-threshold daytime care project (24%). Of the 197 IDU, 51 persons were found to be infected with HIV (prevalence 25.9%, 95% confidence interval [CI] 19.8 - 32.0). The seroprevalence was not significantly different from the previous survey in 1996 (25.5%, 95% CI 19.7-32.3). 24 (12%) out of 197 IDU shared syringes or needles in the last 6 months (1996: 18%). These percentages seem to be similar in the other cities in our surveillance studies. Of HIV-positive IDU one (2%) borrowed used syringes or needles in the last 6 months. Condom use was very low during sexual contact between steady partners; this was found consistently for the total group and HIV-positive IDU. 31% of the IDU have a non-drug user as a steady sexual partner. There are indications for limited but ongoing HIV transmission in this group. In spite of several prevention programmes, residual injecting and sexual risk behaviour continues. Specific research is needed on how to further improve effectiveness of prevention programmes., Tussen 2 juni en 18 augustus 1998 werd bij 202 IDs uit Amsterdam een speekselmonster en een vragenlijst naar risicogedrag afgenomen. De IDs werden geworven via straatwerving (76%) en via een laagdrempelige instellingen voor druggebruikers (24%). Van de 197 IDs waren 51 deelnemers HIV-positief (prevalentie 25,9%; 95% betrouwbaarheidsinterval [BI] 19.9 - 32.6%). Van de 197 IDs had 12% in de laatste zes maanden een gebruikte spuit of naald van een ander geleend. Van hen was 4% HIV-positief. Elf procent had een spuit of naald uitgeleend (1996: 8,5%, niet significant). Spuitattributen (gebruikt watje, lepel, filter of spoelwater) werden door 28% gedeeld. Zevenenvijftig procent van de IDs had in de laatste zes maanden een vaste seksuele partner gehad. Bij 31% hiervan was dat geen druggebruiker, bij 13% een niet-injecterende druggebruiker. In beide groepen was 1 ID HIV-positief. Met de vaste seksuele partner werd in 85% van de contacten niet altijd een condoom gebruikt (1996: 76%). Met losse partners en klanten worden condooms vaker gebruikt (niet altijd condoom gebruikt: losse partners 42%, klanten 29%). De prevalentie van HIV onder IDs in Amsterdam is 26% en vergelijkbaar met de meting van 1996. Het lenen van gebruikte spuiten/naalden is in vergelijking met de vorige meting niet significant gedaald. Het condoomgebruik in vaste, losse en commerciele seksuele contacten is laag en niet veranderd sinds de laatste meting. Er zijn aanwijzingen voor een beperkte maar continue HIV-transmissie in deze groep.
- Published
- 2000
48. Surveillance van HIV-infectie onder injecterende druggebruikers in Nederland: meting Amsterdam 1998
- Author
-
CIE, Beuker RJ, Berns MPH, Rozendaal CM van, Snijders BM, Ameijden EJC van, Houweling H, Laar MJW van de, CIE, Beuker RJ, Berns MPH, Rozendaal CM van, Snijders BM, Ameijden EJC van, Houweling H, and Laar MJW van de
- Abstract
RIVM rapport:Tussen 2 juni en 18 augustus 1998 werd bij 202 IDs uit Amsterdam een speekselmonster en een vragenlijst naar risicogedrag afgenomen. De IDs werden geworven via straatwerving (76%) en via een laagdrempelige instellingen voor druggebruikers (24%). Van de 197 IDs waren 51 deelnemers HIV-positief (prevalentie 25,9%; 95% betrouwbaarheidsinterval [BI] 19.9 - 32.6%). Van de 197 IDs had 12% in de laatste zes maanden een gebruikte spuit of naald van een ander geleend. Van hen was 4% HIV-positief. Elf procent had een spuit of naald uitgeleend (1996: 8,5%, niet significant). Spuitattributen (gebruikt watje, lepel, filter of spoelwater) werden door 28% gedeeld. Zevenenvijftig procent van de IDs had in de laatste zes maanden een vaste seksuele partner gehad. Bij 31% hiervan was dat geen druggebruiker, bij 13% een niet-injecterende druggebruiker. In beide groepen was 1 ID HIV-positief. Met de vaste seksuele partner werd in 85% van de contacten niet altijd een condoom gebruikt (1996: 76%). Met losse partners en klanten worden condooms vaker gebruikt (niet altijd condoom gebruikt: losse partners 42%, klanten 29%). De prevalentie van HIV onder IDs in Amsterdam is 26% en vergelijkbaar met de meting van 1996. Het lenen van gebruikte spuiten/naalden is in vergelijking met de vorige meting niet significant gedaald. Het condoomgebruik in vaste, losse en commerciele seksuele contacten is laag en niet veranderd sinds de laatste meting. Er zijn aanwijzingen voor een beperkte maar continue HIV-transmissie in deze groep., To determine the prevalence of HIV and the level of injecting and sexual risk behaviour among injecting drug users (IDU) in Amsterdam (The Netherlands). To compare the results with a previous survey in Amsterdam carried out in 1996. To evaluate the risk of further spread of HIV from IDU in Amsterdam to non-IDU and to the general population. Between June 2 and August 18 1998, a saliva specimen and a questionnaire on risk behaviour were obtained from 202 IDU in Amsterdam. Participation was on a voluntary basis and anonymous. Participants were recruited in the street (76%) and at the premises of a low-threshold daytime care project (24%). Of the 197 IDU, 51 persons were found to be infected with HIV (prevalence 25.9%, 95% confidence interval [CI] 19.8 - 32.0). The seroprevalence was not significantly different from the previous survey in 1996 (25.5%, 95% CI 19.7-32.3). 24 (12%) out of 197 IDU shared syringes or needles in the last 6 months (1996: 18%). These percentages seem to be similar in the other cities in our surveillance studies. Of HIV-positive IDU one (2%) borrowed used syringes or needles in the last 6 months. Condom use was very low during sexual contact between steady partners; this was found consistently for the total group and HIV-positive IDU. 31% of the IDU have a non-drug user as a steady sexual partner. There are indications for limited but ongoing HIV transmission in this group. In spite of several prevention programmes, residual injecting and sexual risk behaviour continues. Specific research is needed on how to further improve effectiveness of prevention programmes.
- Published
- 2000
49. UVB and infectious diseases: exposure assessment by means of a retrospective questionnaire for epidemiological study. Presentation of first results
- Author
-
CIE, LPI, LSO, Termorshuizen F, Garssen J, Maas JJ, Goettsch WG, Matthijsen J, Houweling H, Loveren H van, CIE, LPI, LSO, Termorshuizen F, Garssen J, Maas JJ, Goettsch WG, Matthijsen J, Houweling H, and Loveren H van
- Abstract
RIVM rapport:Met het doel om een effect vast te stellen van alledaagse niet-experimentele blootstelling aan UVB op het immuunsysteem is een twee jaar retrospectieve vragenlijst betreffende blootstelling aan zonlicht en gebruik van zonnebank afgenomen bij de HIV-genfecteerde deelnemers van de cohortstudie onder homoseksuele mannen van de GG&GD in Amsterdam. De zelf-gerapporteerde gegevens (aantal uur, kleding, activiteit, land en seizoen) gedurende vakanties, beroep en vrije tijd maken een schatting van de individuele blootstelling mogelijk. In dit rapport worden de resultaten van de vragenlijst gepresenteerd. In een toekomstig artikel/ rapport worden de resultaten gepresenteerd van het onderzoek naar het verband tussen expositie aan UVB en het ziektebeloop van HIV naar AIDS. Dit zal dan een van de eerste epidemiologische studies zijn naar het effect van alledaagse blootstelling aan UVB op het immuunsysteem. In totaal hebben 73 deelnemers de vragenlijst ingevuld. Zij rapporteerden 191 vakantieperiodes, waarvan 89 in zonnige landen tussen 400 Noorder- and 250 Zuiderbreedte. Alhoewel het grootste aantal van de gerapporteerde uren blootgesteld (70%) blootstelling in de vrije tijd betrof, nam dit aandeel af ten gunste van blootstelling in de vakantieperiodes na weging van deze uren voor het effect van breedtegraad & seizoen en kleding & activiteit op de dosis UVB. Verder werd in de vakantieperiodes de hoogste gemiddelde blootstelling per dag gezien. Het betrekken van het effect van breedtegraad & seizoen in de schatting van de individuele blootstelling had nauwelijks invloed op de classificatie van deelnemers met betrekking tot hun blootstelling. Dit was in tegenstelling tot het betrekken van het effect van kleding & activiteit. Een duidelijke correlatie tussen de blootstelling aan UVB en de rapportage van zonverbranding kon worden vastgesteld. Deze correlatie was zwakker binnen de groep deelnemers die rapporteerden vaak zonnebrand-creme te gebruiken. Geen correlatie tussen blootstel, To assess the effect of environmental and day-to-day exposure to UVB on the human immune system a two-year retrospective questionnaire on exposure to sunlight and artificial UV sources was held among the HIV-infected participants of the cohort study for homosexual men of the Municipal Health Service in Amsterdam. The selfreported data on exposure (the number of hours, dress, activity, country, season) during holidays, occupation and leisure time were used to estimate the individual exposure. This report presents the results of the questionnaire. In a future study we will examine whether a higher exposure to UVB is associated with a less favourable disease progression from HIV to AIDS. In total, 73 participants filled out the questionnaire and reported 191 holiday periods in the two preceding years, of which 89 in sunny countries between 400N and 250S. Although the greatest number (70%) of hours exposed concerned exposure during leisure activities, the percentage decreased in favour of the exposure during holidays, after weighting the hours exposed for the effect of latitude, and season and dress, and activity on the UVB dose. Furthermore, during holiday periods the highest mean number of hours exposed per day was observed. Including the effect of latitude and season in the estimation of the individual UVB exposure hardly modified the classification of participants with respect to their exposure. This was in contrast to the inclusion of the effect of dress and activity. A clear correlation between exposure to UVB as assessed on the basis of this questionnaire and the reporting of sunburn was also shown. Sunscreen use was shown to modify this correlation. No relationship between exposure to UVB and the recurrence of labial herpes simplex could be established. By checking the answers given to comparable questions it was revealed that participants were often not able to give consistent information on their exposure. We conclude that this two-year retrospective questionn
- Published
- 1999
50. Surveillance van HIV-infectie onder injecterende druggebruikers in Nederland: meting Groningen 1997/1998
- Author
-
CIE, Berns MPH, Snijders BM, Rozendaal CM van, Have J van der, Houweling H, Laar MJW van de, CIE, Berns MPH, Snijders BM, Rozendaal CM van, Have J van der, Houweling H, and Laar MJW van de
- Abstract
RIVM rapport:Tussen 24 november 1997 en 30 januari 1998 werd bij 196 IDs uit Groningen een speekselmonster en een vragenlijst naar risicogedrag afgenomen. De deelnemers werden geworven via de methadonverstrekking (91%), twee laagdrempelige dagcentra voor druggebruikers (5%), een dagbestedingsproject voor druggebruikers (2%) en via straatwerving (2%). Van de 196 IDs was een deelnemer HIV-positief (prevalentie 0,5%; 95% betrouwbaarheidsinterval 0,0 - 1.5%). Van de 126 actuele spuiters had 11% in de laatste zes maanden een gebruikte spuit of naald van een ander geleend, relatief weinig vergeleken met de metingen in andere steden. Twaalf procent had een spuit of naald uitgeleend. Spuitattributen (gebruikt watje, lepel, filter of spoelwater) werd door 38% gedeeld. 43% van de IDs had in de laatste zes maanden een vaste seksuele partner gehad. Bij 48% hiervan was dat geen druggebruiker, bij 14% een niet-injecterende druggebruikers. Met de vaste seksuele partner werd in 89% van de contacten niet altijd een condoom gebruikt. Met losse partners en met klanten werden vaker condooms gebruikt (niet altijd condooms gebruikt: 58%, resp. 24%). De prevalentie van HIV onder IDs in Groningen is 0.5%. Het lenen en uitlenen van gebruikte spuiten/naalden is minder dan in de metingen in de andere steden. Het condoomgebruik in vaste seksuele contacten is laag en vergelijkbaar met dat in de metingen in de andere steden.Door de lage HIV-prevalentie wordt het risico op verspreiding van HIV naar niet-IDs of de rest van de algemene bevolking laag ingeschat., To assess the prevalence of HIV among injecting drug users (IDU) in Groningen (the Netherlands). To evaluate the risk of further spread of HIV among IDU to non-IDU and to the general population. Between November 24 1997 and January 30 1998 a saliva specimen and a questionnaire on risk behaviour were obtained from 196 IDU in Groningen. Participation was on a voluntary basis and anonymous. Participants were recruited through methadone care (91%), low-threshold daytime care projects (7%) and from the street (2%). Of the 196 IDU, only one person was infected (prevalence 0.5%, 95% confidence interval [CI] 0.0-1.5%). Eleven per cent of the current injectors had borrowed used syringes or needles in the last six months; this level is lower than in most of the other cities studied in the Netherlands. Condom use was very low during sexual contact between steady partners; 20% of the IDU have a non-drug user as a steady sexual partner. The prevalence of HIV among IDU in Groningen in the Netherlands is approximately 0.5%. Injecting risk behaviour occurs at a low level, compared to other cities studied in the Netherlands. Sexual risk behaviour occurs regularly. The risk of further spread of HIV among IDU is low. Also, at this low level of HIV prevalence, the risk of spread to non-IDU or the general population is low.
- Published
- 1999
Catalog
Discovery Service for Jio Institute Digital Library
For full access to our library's resources, please sign in.