8 results on '"grondwater"'
Search Results
2. Vergelijking van de abiotische en biotische modellering bij grondwaterstandsveranderingen in de voorspellingsmodellen SMART/MOVE en DEMNAT
- Author
-
Hinsberg A van and LBG
- Subjects
model ,stress ,desiccation ,multistress ,water levels ,multi stress ,waterstand ,grondwater ,groundwater ,ecologie ,ecology ,ecosystems ,verdroging ,ecosysteem - Abstract
Koninklijke Vermande BV, Rose-Marie Lucas, Postbus 20, 8200 AA Lelystad, tel 0320-237736
- Published
- 2012
3. Milieukwaliteit en nutrientenbelasting : Achtergrondrapport milieukwaliteit van de Evaluatie Meststoffenwet 2007
- Author
-
Klijne A de, Hooijboer AEJ, Bakker DJ, Schoumans OF, Ham A van den, and LVM
- Subjects
fosfaatverzadigde gronden ,phosphates ,fertilizers ,nutrient surplus ,nitrogen ,soil ,ground water ,oppervlaktewater ,meststoffen ,nutrients ,LANDBOUW ,nutrienten ,nitraat ,groundwater ,WATER ,bodembelasting ,fertilizer act ,meststoffenwet ,BODEM ,nitrates ,soil fertility ,environmental quality ,phosphate saturated soil ,surface water ,nutrientenoverschot ,milieukwaliteit ,stikstof ,grondwater ,bodemvruchtbaarheid ,soil load ,fosfor - Abstract
Door het mestbeleid zijn de stikstof- en fosfaatoverschotten op landbouwbedrijven in Nederland tot 2001 afgenomen. Vanaf 2001 stabiliseren de overschotten. De kwaliteit van de bodem is gelijk gebleven of verslechterd. De kwaliteit van het grondwater is tot 2002 verbeterd, daarna globaal gelijk gebleven. De kwaliteit van oppervlaktewater is verbeterd, al is het voor de periode na 2001 niet duidelijk wat hiervan de reden is. Doordat meer meststoffen (stikstof en fosfaat) worden toegediend dan voor gewasgroei nodig is, ontstaan overschotten. Hierdoor wordt het milieu belast. Het RIVM heeft de invloed van deze overschotten op de kwaliteit van bodem, grond- en oppervlaktewater nabij landbouwbedrijven onderzocht. In het mestbeleid is tot op heden sprake van een fosfaatoverschot op de bodem. Hierdoor is de fosfaatverzadingsgraad van landbouwgronden de afgelopen jaren verder toegenomen. Inmiddels is meer dan 56 procent van de landbouwgronden verzadigd met fosfaat. De Europese norm voor nitraat in het grondwater op landbouwbedrijven wordt nog niet overal gehaald. In klei- en veengebieden is de gemiddelde nitraatconcentratie lager dan de Europese norm. In zand- en lossgebieden wordt deze norm gemiddeld nog overschreden. De concentraties stikstof en fosfaat in het oppervlaktewater blijven dalen, al neemt de daling ten opzichte van eerdere jaren wel af. Meer dan de helft van de locaties (57 procent) in regionale wateren voldoet aan de norm (Maximaal Toelaatbaar Risico) voor fosfaat. Circa 34 procent van de locaties voldoet aan deze norm voor stikstof.
- Published
- 2012
4. Milieukwaliteit en nutrientenbelasting : Achtergrondrapport milieukwaliteit van de Evaluatie Meststoffenwet 2007
- Author
-
LVM, Klijne A de, Hooijboer AEJ, Bakker DJ, Schoumans OF, Ham A van den, LVM, Klijne A de, Hooijboer AEJ, Bakker DJ, Schoumans OF, and Ham A van den
- Abstract
RIVM rapport:Door het mestbeleid zijn de stikstof- en fosfaatoverschotten op landbouwbedrijven in Nederland tot 2001 afgenomen. Vanaf 2001 stabiliseren de overschotten. De kwaliteit van de bodem is gelijk gebleven of verslechterd. De kwaliteit van het grondwater is tot 2002 verbeterd, daarna globaal gelijk gebleven. De kwaliteit van oppervlaktewater is verbeterd, al is het voor de periode na 2001 niet duidelijk wat hiervan de reden is. Doordat meer meststoffen (stikstof en fosfaat) worden toegediend dan voor gewasgroei nodig is, ontstaan overschotten. Hierdoor wordt het milieu belast. Het RIVM heeft de invloed van deze overschotten op de kwaliteit van bodem, grond- en oppervlaktewater nabij landbouwbedrijven onderzocht. In het mestbeleid is tot op heden sprake van een fosfaatoverschot op de bodem. Hierdoor is de fosfaatverzadingsgraad van landbouwgronden de afgelopen jaren verder toegenomen. Inmiddels is meer dan 56 procent van de landbouwgronden verzadigd met fosfaat. De Europese norm voor nitraat in het grondwater op landbouwbedrijven wordt nog niet overal gehaald. In klei- en veengebieden is de gemiddelde nitraatconcentratie lager dan de Europese norm. In zand- en lossgebieden wordt deze norm gemiddeld nog overschreden. De concentraties stikstof en fosfaat in het oppervlaktewater blijven dalen, al neemt de daling ten opzichte van eerdere jaren wel af. Meer dan de helft van de locaties (57 procent) in regionale wateren voldoet aan de norm (Maximaal Toelaatbaar Risico) voor fosfaat. Circa 34 procent van de locaties voldoet aan deze norm voor stikstof., The manure policy has led to a reduction in the surplus amounts of nitrogen and phosphate on farms in the Netherlands occurring up to 2001. Surplus amounts have stabilised since 2001. The quality of the soil has either remained the same or has deteriorated. The quality of groundwater improved up to 2002 and has remained roughly the same since then. The quality of surface water has improved although it is not clear what has caused this improvement to occur after 2001. A surplus arises when more nitrogen and phosphate based fertilizers are used than is necessary for crop cultivation. This puts a strain on the environment. The National Institute for Public Health and the Environment (RIVM) has investigated the effects of these surpluses on the quality of the soil, ground and surface water on and in the direct vicinity of farms. The current manure policy still results in surplus levels of phosphate in the soil. This has led to further increases in the phosphate saturation rate on farmland. Currently, more than 56 percent of farmland areas are saturated with phosphate. The European standard for nitrate levels in groundwater on farms is not always achieved. In clay and peat areas, the average nitrate concentration is lower than the European standard. In sandy and loessy soil areas, the average concentration exceeds this standard. The concentrations of nitrogen and phosphate in surface water remain on the decrease, although this decrease is less than it has been in previous years. More than half of the locations (57 percent) in regional waters do meet the standard (maximum permissible risk) for phosphate levels. For nitrogen levels, approximately 34 percent of the locations meet this standard.
- Published
- 2007
5. Agricultural practice and water quality in the Netherlands in the 1992-2002 period. Background information for the third EU Nitrate Directive Member States report
- Author
-
LDL, Fraters B, Hotsma PH, Langenberg VT, van Leeuwen TC, Mol APA, Olsthoorn CSM, Schotten CGJ, Willems WJ, LDL, Fraters B, Hotsma PH, Langenberg VT, van Leeuwen TC, Mol APA, Olsthoorn CSM, Schotten CGJ, and Willems WJ
- Abstract
RIVM rapport:Dit rapport levert de informatie die nodig is voor de derde landenrapportage die Nederland medio 2004 in het kader van de EU-Nitraatrichtlijn aan de Europese Commissie dient toe te zenden. Het rapport geeft een overzicht van de huidige landbouwpraktijk en kwaliteit van grond- en oppervlaktewater in Nederland, en laat tevens de ontwikkeling hiervan zien in met name de periode 1992-2002. Dit betreft een overzicht van de implementatie van de maatregelen uit de eerdere Actieprogramma's en gevolgen hiervan op de waterkwaliteitsontwikkeling tot nu toe. Verder geeft het een verwachting van de termijn waarop effecten van het derde Actieprogramma op de waterkwaliteit zichtbaar worden. Nederland is er in 1987 in geslaagd de stijgende tendens van nutrientenoverschotten in de landbouw om te buigen in een dalende tendens. Na de invoering van MINAS in 1998 vertoont het stikstofoverschot opnieuw een dalende tendens, na deze voor een periode van ongeveer zeven jaar stabiel waren geweest. In de rapportageperiode (1992-2002) is de waterkwaliteit verbeterd, zowel met betrekking tot de nitraatconcentraties als eutrofiering. Dit is het gevolg van de maatregelen die genomen zijn sinds 1987. Nitraatconcentraties in het diepe grondwater (> 30 m beneden maaiveld) nemen nog steeds toe als gevolg van de toename in het stikstofoverschot in de periode voor 1987. De verwachting is dat de waterkwaliteit zal in de volgende periode (2003-2006) verder zal verbeteren als gevolg van de maatregelen genomen in het tweede Actie Programma (1999-2003). Wat betreft de nitraatconcentraties in het diepe grondwater wordt verwacht dat de omkering van de stijgende tendens nog enig decennia kan duren., This overview provides the background information for the Netherlands Member State report, 'Nitrate Directive, status and trends of aquatic environment and agricultural practice' to be submitted to the European Commission mid-2004. It documents current agricultural practice, and groundwater and surface-water quality, in the Netherlands, outlines the trends in these waters (especially the 1992-2002 period) and assesses the time scale for change in water quality as a consequence of changes in farm practice. The report deals with the evaluation of the implementation and impact of the measures in the Action Programmes on water body quality. The Netherlands has, since 1987, reversed the increase of nitrogen and phosphorus surpluses in Dutch agriculture to a decrease. After the implementation of a mineral accounting system (MINAS) in 1998, the nitrogen surplus, which had been stable for about seven years, decreased again. In the reporting period (1992-2002) water quality, both with respect to nitrate concentration and eutrophication, improved due to measures taken since 1987. Nitrate concentrations in deep groundwater (> 30 m depth) still increase as a consequence of increasing nitrogen loads in the period before 1987. Water quality is expected to continue to improve in the next reporting period (2003-2006) as a result of measures taken during the second Action Programme (1999-2003). With respect to nitrate concentration in deep groundwater, reversal of the increasing trend is estimated to take several decades.
- Published
- 2004
6. Toets van STONE versie 2.0. Samenvatting en belangrijkste resultaten
- Author
-
LDL, IMP, Alterra, RIZA, Tiktak A, Beusen AHW, Boumans LJM, Groenedijk P, de Haan BJ, Portielje R, Schotten CGJ, Wolf J, LDL, IMP, Alterra, RIZA, Tiktak A, Beusen AHW, Boumans LJM, Groenedijk P, de Haan BJ, Portielje R, Schotten CGJ, and Wolf J
- Abstract
RIVM rapport:STONE is het landsdekkende nutrientenemissiemodel dat ontwikkeld is voor het evalueren van effecten van milieu- en landbouwbeleid op de belasting met stikstof en fosfaat van het grond- en oppervlaktewater. De commissie Spiertz vroeg in 2000 om validatie van dit model. Om deze reden werd de STONE toets opgezet, waarvan in dit rapport een samenvatting gegeven wordt. Doel van het project was het vergelijken van STONE resultaten met monitoring gegevens op verschillende schaalniveaus. Op de veldschaal werden conclusies getrokken over processen en temporele dynamiek. Op de nationale schaal werden ruimtelijke patronen en frequentiediagrammen beoordeeld. Het bleek dat STONE de mediane nitraatconcentratie in het grondwater onderschatte. De correlatie tussen de metingen en de modelresultaten bleken op de nationale schaal echter goed te zijn. Op de regionale schaal waren er wel grote verschillen, waardoor de inzetbaar van STONE voor regionale vraagstukken beperkt is. Het gebrek aan overeenstemming tussen de gemeten en gesimuleerde nitraatconcentraties op regionale schaal dient onderzocht te worden in een aanvullend toetsingstraject. STONE berekende hogere concentraties in het drainwater dan gemeten in het oppervlaktewater. Dit wordt vermoedelijk veroorzaakt door retentie en verliezen in het oppervlaktewater. Deze hypothese kan getoetst worden door STONE te koppelen aan een oppervlaktewater model., The STONE model for nitrogen and phosphorus emission to the groundwater and surface waters has been developed to evaluate the environmental consequences of policies regarding manure and agriculture. In 2000, an advisory body ('The Spiertz Commission') explicitly asked for validation of the Dutch eutrophication models. This report summarises the most important findings of the so-called 'STONE test'. STONE results were compared with monitoring data at different spatial scales from the field scale up to the national scale. At the field scale, conclusions were drawn on process descriptions and temporal dynamics. At the national scale, spatial patterns and frequency distributions were investigated. Here, STONE slightly underestimated the median nitrate concentrations in the upper groundwater. Also, the correlation between measured and simulated concentrations of nitrogen in the groundwater was good. Large differences were, however, found at the regional scale. These differences might be attributed to errors in the manure transport and application module. This suggests that STONE is not yet suitable for applications at the regional scale. The predicted concentration of nitrate and phosphorus in drain water was higher than the actual concentration of these compounds in surface waters. This was expected, because riparian retention and loss processes in surface waters were not modelled. Future research should be directed towards (i) improving the model performance at the regional scale, and (ii) further validation of the surface water component of STONE by combining the model with a surface water model.
- Published
- 2003
7. Plausibiliteitsdocument STONE 2.0.Globale verkenning van de plausibiliteit van het model STONE versie 2.0 voor de modellering van uit -en afspoeling van N en P
- Author
-
LBG, CIM, LAE, LWD, Overbeek GBJ, Beusen AHW, Boers PCM, Born GJ van den, Groenendijk P, Grinsven JJM, Kroon T, Meer HG van der, Oosterom HP, Puijenbroek PJTM van, Roelsma J, Roest CJW, Rotter R, Tiktak A, Tol S van, LBG, CIM, LAE, LWD, Overbeek GBJ, Beusen AHW, Boers PCM, Born GJ van den, Groenendijk P, Grinsven JJM, Kroon T, Meer HG van der, Oosterom HP, Puijenbroek PJTM van, Roelsma J, Roest CJW, Rotter R, Tiktak A, and Tol S van
- Abstract
RIVM rapport:STONE is ontwikkeld om landsdekkend voor Nederland de effecten van bemesting en mestbeleid op de emissies van stikstof en fosfaat uit de landbouw naar grond- en oppervlaktewater te verkennen. De nadruk in de hier gerapporteerde plausibiliteitsstudie ligt op vaststelling van de geloofwaardigheid, het realiteitsgehalte, van getalswaarden en ruimtelijke verdeling van data in STONE versie 2.0. Hiervoor zijn resultaten van STONE 2.0 globaal vergeleken met meetgegevens en met eerdere modelresultaten. Conclusie is dat STONE 2.0 meer plausibel is dan STONE 1.3, de versie gebruikt voor Milieuverkenning 5. De resultaten van deze studie vormen een belangrijk input voor het rapport "De status van het rekeninstrumentarium STONE versie 2.0". In het rapport wordt het toepassingsbereik van STONE 2.0 beschreven voor potentiele gebruikers en afnemers., The STONE model for N and P emission to groundwater and surface waters has been developed to evaluate the environmental benefits of eutrophication abatement plans. Due to possible severe socio-economic consequences of these abatement plans, it is of importance that the model is well documented, calibrated and tested. This report describes the first phase of the STONE test. STONE results were compared with previously published results and with monitoring data. About 13,000 recent point source observations of nitrate in the upper groundwater were available, along with several hundred of observations showing N and P in local surface water systems. During this phase of the STONE test, the observations were lumped to statistical summaries, such as frequency distributions, means, etc. It was concluded that the STONE results compared quite well with these observed values. These results, however, present only limited information about underlying processes, spatial patterns and temporal dynamics. These issues will be addressed during the second phase of the STONE test. Results from the second phase of the STONE test will be reported in 2002.
- Published
- 2002
8. Vergelijking van de abiotische en biotische modellering bij grondwaterstandsveranderingen in de voorspellingsmodellen SMART/MOVE en DEMNAT
- Author
-
LBG, Hinsberg A van, LBG, and Hinsberg A van
- Abstract
RIVM rapport:In het kader van het Nationaal Onderzoeksprogramma Verdroging is een vergelijkende studie verricht naar de verschillen en overeenkomsten tussen de ecologische voorspellingsmodellen SMART/MOVE en DEMNAT op het gebied van de abiotische en biotische modellering bij effectberekening van grondwaterstandsveranderingen. Vergelijking heeft plaats gevonden op het vlak van de toegepaste modelconcepten en modeluitkomsten. Uitgangspunt bij de gemaakte modelvergelijkingen was dat modelonderdelen in principe dezelfde (deel)uitkomsten zouden moeten genereren, wanneer deze uitspraken doen over dezelfde set van ingrepen, schaal, situatie en effectparameters. SMART/MOVE en DEMNAT zijn beide ecologische voorspellingsmodellen die geschikt zijn voor het maken van effectberekeningen voor deels dezelfde (hydrologische) ingrepen. Beide modellen gebruiken hiervoor in grote lijnen dezelfde geografische en hydrologische invoergegevens en beschouwen daarbij vergelijkbare procesketens. Ongeacht deze overlap zijn er in verschillende modelleringsstappen aanzienlijke verschillen tussen de gebruikte modelconcepten en verkregen (deel)uitkomsten geconstateerd. Daarbij zijn knelpunten van de toegepaste modelconcepten beschreven naast de oorzaken van de geconstateerde verschillen in de modeluitkomsten. Veel van de geconstateerde modelverschillen blijken veroorzaakt te zijn door hetzij minder realistische (soms leidend tot interne inconsistentie) ofwel minder goed onderbouwde modelaannamen. Acties ten behoeve van verbetering van de onderbouwing van deze modelaannamen zullen resulteren in verbetering van zowel de interne modelconsistentie als de onderlinge consistentie tussen de modellijnen., In a study of the National Research Program Desiccation, biotic and abiotic modelling were compared with respect to changes in the groundwater level in the ecological prediction models, SMART/MOVE and DEMNAT. Both of the ecological models can be used to predict the impact of hydrological scenarios that are partly identical. Both models are based on similar relationships between habitat and vegetation, and require similar geographical and hydrological input. Despite this overlap, the model concepts and predictions were found to differ considerably, even when the models were used to describe the impact of the same hydrological doses on the same ecosystem. The constraints of the model concepts and the underlying causes of the model differences were described. Most differences between the model predictions were due to uncertain or unsound relationships. Attempts to validate and improve these relationships will result in a more reliable and consistent model output.
- Published
- 1997
Catalog
Discovery Service for Jio Institute Digital Library
For full access to our library's resources, please sign in.