In this study, possible effects on sensitive seabirds are considered. Bird species most likely to be vulnerable to underwater sound are those that forage by diving after fish of shellfish. Diving birds that may occur in relatively high densities at the OWEZ location include auks, and possibly divers and seaduck. Terns, that feed by shallow dives are considered less vulnerable and mostly occur closer to the mainland coast. Several gull species may occur in the area in high densities, but they feed at the surface only, and are considered the least vulnerable. Pile driving took place from 17 April to 28 July 2007. The potentially vulnerable divers, seaduck and auks had largely left the area by the time the pile driving started. Migration commenced early in 2006 and any birds still left in the area by mid-April would have been scared away by the shipping activities long before actual pile driving started. Further mitigation of possible effects on sensitive seabirds included a ramp-up procedure that ensured that full hamming power was only administered after a period of low-energy blows that were unlikely to cause lethal effects on any birds still present. Furthermore, an underwater pinger, aimed at scaring off marine mammals, was put into operation 3-4 hours before pile driving started. Visual observations before and during three pile driving sessions failed to detect any of the seabirds deemed sensitive to pile driving noise in the vicinity of the construction work. Birds that did fly by the construction site (mainly gulls and terns) did not show a noticeable reaction to the activities. It is therefore concluded that effects of underwater noise on seabirds, though potentially detrimental, were negligible during construction of OWEZ. This was due to fortunate timing of the work and to appropriate mitigation measures. In deze studie worden de effecten van het geluid van het heien op de zeevogels die ter plaatse (kunnen) voorkomen onderzocht. De zeevogels die het meest kwetsbaar lijken zijn de alk en de zeekoet, die diep duikend foerageren en -in de winter- in hoge dichtheden in het werkgebied kunnen voorkomen. Zeeduikers en zee-eenden lijken ook kwetsbaar, maar komen in de regel dichter onder de kust voor. Meeuwen, die vooral aan het wateroppervlak hun voedsel zoeken lijken minder kwetsbaar, terwijl ondiep duikende soorten als sterns een tussenpositie zullen innemen. Meeuwen kunnen in hoge dichtheden in het gebied voorkomen maar sterns verblijven in de regel dichter onder de kust, wat hun kwetsbaarheid vermindert. Het heiwerk werd uitgevoerd tussen 17 april en 28 juli 2007. In 2006 kwam de voorjaarstrek vroeg op gang en de meeste zeeduikers, zee-eenden, alken en zeekoeten hadden half april het gebied al verlaten, waardoor er geen schadelijke effecten van het geproduceerde onderwatergeluid meer konden optreden. Daar kwam bij, dat de aanwezigheid van het -zeer grote- heischip en andere werkschepen in het gebied al bij voorbaat verstoringsgevoelige zeevogels op afstand gehouden zullen hebben. Er werd bovendien actieve mitigatie toegepast. Het heien startte bij iedere sessie steeds met een aantal "voorzichtige" klappen en het volle vermogen werd pas later toegepast, waardoor gevoelige dieren de gelegenheid hadden naar een veilige afstand uit te wijken voordat zeer hoge geluidsniveaus bereikt werden. Tenslotte werd een onderwater pinger ingezet die al 3-4 uur voor aanvang van het heien een eigen, afschrikkend bedoeld onderwatergeluid produceerde. Een drietal heisessies werd gevolgd vanaf een klein bootje in de nabijheid van het heischip. Er werden geen kwetsbaar geachte zeevogels nabij het werk gezien en de vogels die wel in de buurt kwamen (meeuwen, sterns) vertoonden geen reactie op het (bovenwater)geluid. De conclusie is daarom, dat er geen significante effecten van het onderwatergeluid van het heien zijn opgetreden, ten opzichte van zeevogels. Een gunstige timing ten opzichte van de winter- en trekseizoenen, en geslaagde mitigatiemaatregelen waren hier debet aan.